Richtlijn 1973/239 - Harmonisatie van nationale wetgevingbetreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31973L0239

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31973L0239

Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan

Publicatieblad Nr. L 228 van 16/08/1973 blz. 0003 - 0019

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0146

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0157

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0146

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0143

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0143

++++

EERSTE RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 24 juli 1973

tot coordinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf , met uitzondering van de levensverzekeringsbranche , en de uitoefening daarvan

( 73/239/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 57 , lid 2 ,

Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging ( 1 ) , inzonderheid op titel IV , C ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat krachtens bovengenoemd Algemeen Programma de opheffing van de beperkingen voor de oprichting van agentschappen en bijkantoren , wat het directe verzekeringsbedrijf betreft , afhankelijk is van de coordinatie van de toegangs - en uitoefeningsvoorwaarden ; dat deze coordinatie in de eerste plaats moet worden verwezenlijkt ten aanzien van het directe verzekeringsbedrijf , met uitzondering van de levensverzekeringsbranche ;

Overwegende dat , ter vergemakkelijking van de toegang tot en de uitoefening van deze verzekeringsbranches , bepaalde verschillen die op het gebied van het toezicht bestaan tussen de nationale wetgevingen , dienen te worden afgeschaft ; dat , ter verwezenlijking van dit doel , onder waarborging van een gepaste bescherming van verzekerden en derden in alle Lid-Staten , met name de bepalingen dienen te worden gecoordineerd die betrekking hebben op de financiële garanties die van de verzekeringsmaatschappijen worden geëist ;

Overwegende dat een indeling van de risico's per branche noodzakelijk is , in het bijzonder met het oog op de vaststelling van de werkzaamheden waarvoor de verplicht gestelde vergunning alsmede het afhankelijk van de beoefende branche bepaalde bedrag van het minimumgarantiefonds zijn vereist ;

Overwegende dat van het toepassingsgebied van de richtlijn dienen te worden uitgesloten sommige onderlinge waarborgmaatschappijen c.q . onderlinge verzekeringsmaatschappijen die op grond van de regeling die rechtens op hen van toepassing is , aan specifieke voorwaarden inzake zekerheid voldoen en eigen financiële waarborgen bieden ; dat bovendien dienen te worden uitgesloten bepaalde instellingen in verscheidene Lid-Staten , wier werkzaamheden zich over een zeer beperkte sector uitstrekken en statutair tot en bepaald gebied of tot bepaalde personen zijn beperkt ;

Overwegende dat de onderscheiden wetgevingen verschillende regelingen kennen voor wat betreft het gelijktijdig beoefenen van de ziekteverzekeringsbranche , de krediet - en borgtochtverzekeringsbranche , en van de branche van de verzekering van rechtsbijstand , zowel van deze branches onderling als te zamen met andere branches ; dat , indien deze verschillen na de opheffing van de beperkingen van het recht van vestiging in de andere branches dan de levensverzekering worden gehandhaafd , hierdoor belemmeringen voor de vestiging zullen blijven bestaan en dat voor dit probleem een oplossing moet worden gevonden bij een latere coordinatie die binnen een vrij korte termijn tot stand moet worden gebracht ;

Overwegende dat het noodzakelijk is in elke Lid-Staat het toezicht uit te breiden tot alle verzekeringsbranches die door de onderhavige richtlijn worden geregeld ; dat dit toezicht slechts mogelijk is indien deze werkzaamheden worden onderworpen aan een vergunning ; dat derhalve nauwkeurig dient te worden aangegeven onder welke voorwaarden deze vergunning kan worden verleend of ingetrokken ; dat tevens de mogelijkheid van beroep bij een rechterlijke instantie tegen de besluiten tot weigering of intrekking onontbeerlijk is ;

Overwegende dat voor de branches van de zogenaamde transportverzekering , genoemd in de bijlage onder A , 4 , 5 , 6 , 7 en 12 en de branches van de kredietverzekering genoemd in de bijlage onder A , 14 en 15 , een soepeler regeling moet worden getroffen wegens de voortdurende fluctuaties van de transacties in goederen en kredieten ;

Overwegende dat er momenteel in communautair verband wordt bestudeerd op welke wijze een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de technische reserves kan worden gevonden ; dat het daarom wenselijk is de totstandkoming van de coordinatie op dit gebied , alsmede de problemen in verband met de bepaling van de categorieën van beleggingen en de waardering van de activa , vooralsnog in later vast te stellen richtlijnen te regelen ;

Overwegende dat de noodzaak bestaat dat de verzekeringsmaatschappijen , naast voldoende technische reserves om aan hun aangegane verplichtingen te kunnen voldoen , bovendien beschikken over een aanvullende reserve , solvabiliteitsmarge genaamd , gevormd door het vrije vermogen , ten einde " aan de wisselvalligheden van het bedrijf het hoofd te kunnen bieden ; dat voorgeschreven dient te worden dat deze marge in een zekere verhouding staat tot de omvang van de bedrijfsverrichtingen en bepaald wordt aan de hand van twee zekerheidsindices , waarvan de een gebaseerd is op de premies en de andere op de schaden , ten einde aldus te verzekeren dat de opgelegde verplichtingen aan de hand van objectieve maatstaven worden bepaald , waarbij aan ondernemingen van een zelfde belang gelijke mededingingsvoorwaarden worden geboden ;

Overwegende dat het noodzakelijk is een minimumgarantiefonds verplicht te stellen waarvan de hoogte in een bepaalde verhouding staat tot het gewicht van het risico van de beoefende branches , zulks om te verzekeren dat de maatschappijen reeds bij de oprichting over voldoende middelen beschikken , en te verhinderen dat tijdens de bedrijfsuitoefening de solvabiliteitsmarge beneden een minimumveiligheidsmarge daalt ;

Overwegende dat het noodzakelijk is maatregelen te treffen voor het geval dat een onderneming in een zodanige financiële situatie komt te verkeren dat het haar moeilijk wordt haar verplichtingen na te komen ;

Overwegende dat de gecoordineerde voorschriften betreffende de uitoefening van het directe verzekeringsbedrijf binnen de Gemeenschap in beginsel eveneens van toepassing moeten zijn op alle ondernemingen die op de markt optreden en dus ook op de agentschappen en bijkantoren van de maatschappijen wier hoofdkantoor buiten de Gemeenschap is gelegen ; dat ten aanzien van deze agentschappen en bijkantoren echter bijzondere bepalingen inzake de vorm van het toezicht dienen te worden vastgesteld omdat het vermogen van de ondernemingen waarvan zij afhankelijk zijn zich buiten de Gemeenschap bevindt ;

Overwegende dat evenwel de mogelijkheid van een soepeler toepassing van deze bijzondere voorwaarden moet worden geopend , zulks met eerbiediging van het beginsel dat de agentschappen en bijkantoren van deze ondernemingen geen gunstiger behandeling mogen krijgen dan de ondernemingen uit de Gemeenschap ;

Overwegende dat overgangsbepalingen nodig zijn ten einde met name de bestaande kleine en middelgrote ondernemingen in staat te stellen zich aan de krachtens deze richtlijn door de Lid-Staten te geven voorschriften aan te passen , zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 53 van het Verdrag ;

Overwegende dat gewaarborgd dient te worden dat de gecoordineerde voorschriften op uniforme wijze worden toegepast en dat derhalve moet worden gezorgd voor een nauwe samenwerking tussen de Commissie en de Lid-Staten op dit gebied ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Titel I - Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden , anders dan in loondienst , op het gebied van de directe verzekeringen welke door verzekeringsmaatschappijen die in een Lid-Staat zijn gevestigd of zich aldaar wensen te vestigen , worden verricht in de branches die in de bijlage van deze richtlijn zijn omschreven .

Artikel 2

Deze richtlijn heeft geen betrekking op :

1 . de volgende verzekeringen :

a ) de levensverzekeringsbranche , dat wil zeggen de branche die onder andere de levensverzekering , de verzekering bij overlijden , de gemengde verzekering , de levensverzekering met contra-verzekering , de tontines , de bruiloftsverzekering en de geboorteverzekering omvat ;

b ) de lijfrenteverzekering ;

c ) de aanvullende verzekeringen welke door de levensverzekeringsmaatschappijen worden gesloten , te weten de verzekering tegen lichamelijk letsel , met inbegrip van arbeidsongeschiktheid , de verzekering bij overlijden ten gevolge van een ongeval , de verzekering tegen invaliditeit ten gevolge van ongeval en ziekte , voor zover deze verschillende verzekeringen een aanvulling vormen op een levensverzekering ;

d ) de verzekeringen die zijn opgenomen in een wettelijk stelsel van sociale zekerheid ;

e ) de in Ierland en het Verenigd Koninkrijk bestaande verzekering , genaamd " Permanent Health Insurance " ( niet-opzegbare ziekteverzekering van lange duur ) ;

2 . de volgende verrichtingen :

a ) de kapitalisatieverrichtingen zoals deze door de wetgeving van elke Lid-Staat worden omschreven ;

b ) de verrichtingen van instellingen op het gebied van voorzorg en bijstand , waarvan de prestaties verschillen naar gelang van de beschikbare middelen en in het kader waarvan de bijdragen der leden forfaitair worden bepaald ;

c ) de verrichtingen van een organisatie die geen rechtspersoonlijkheid bezit , welke de onderlinge waarborg van haar leden ten doel hebben , zonder tot de betaling van premies of de vorming van technische reserves aanleiding te geven ;

d ) tot aan een latere coordinatie , die binnen vier jaar na de kennisgeving van deze richtlijn moet plaatsvinden , de verrichtingen op het gebied van de exportkredietverzekering voor rekening of met steun van de Staat .

Artikel 3

1 . Deze richtlijn heeft geen betrekking op de onderlingen waarborgmaatschappijen , c.q . onderlinge verzekeringsmaatschappijen , waarvan tegelijkertijd :

  • de statuten de mogelijkheid bieden over te gaan tot het heffen van suppletiebijdragen of tot vermindering van hun schadevergoedingsplicht ;
  • de bedrijvigheid niet de wettelijke aansprakelijkheid dekt - tenzij het een bijkomende garantie betreft in de zin van letter C van de bijlage - noch de krediet - en borgtochtrisico's ;
  • het jaarlijks bedrag der bijdragen , ontvangen uit hoofde van de door deze richtlijn bestreken bedrijvigheden niet meer dan 1 miljoen rekeneenheden beloopt , en
  • ten minste de helft van de bijdragen , ontvangen uit hoofde van de door deze richtlijn bestreken bedrijvigheden , afkomstig is van de bij de onderlinge maatschappij aangesloten personen .

2 . Evenmin heeft deze richtlijn betrekking op de onderlinge waarborgmaatschappijen , c.q . onderlinge verzekeringsmaatschappijen die met een onderneming van dezelfde aard een overeenkomst hebben gesloten welke voorziet in integrale herverzekering van de door hen gesloten verzekeringsovereenkomsten , of in de vervanging van de overdragende onderneming door de overnemende onderneming voor de nakoming van de uit deze verzekeringsovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen .

In dit geval is de overnemende onderneming onderworpen aan de richtlijn .

Artikel 4

Tenzij hun statuten wijzigingen ondergaan ten aanzien van hun bevoegdheid , vallen niet onder de richtlijn :

a ) in Duitsland

de volgende publiekrechtelijke instellingen met een monopolie ( Monopolanstalten ) :

1 . Badische Gebaeudeversicherungsanstalt , Karlsruhe ,

2 . Bayerische Landesbrandversicherungsanstalt , Muenchen ,

3 . Bayerische Landestierversicherungsanstalt , Schlachtviehversicherung , Muenchen ,

4 . Braunschweigische Landesbrandversicherungsanstalt , Braunschweig ,

5 . Hamburger Feuerkasse , Hamburg ,

6 . Hessische Brandversicherungsanstalt ( Hessische Brandversicherungskammer ) , Darmstadt ,

7 . Hessische Brandversicherungsanstalt , Kassel ,

8 . Hohenzollernsche Feuerversicherungsanstalt , Sigmaringen ,

9 . Lippische Landesbrandversicherungsanstalt , Detmold ,

10 . Nassauische Brandversicherungsanstalt , Wiesbaden ,

11 . Oldenburgische Landesbrandkasse , Oldenburg ,

12 . Ostfriesische Landschaftliche Brandkasse , Aurich ,

13 . Feuersozietaet Berlin , Berlin ,

14 . Wuerttembergische Gebaeudebrandversicherungsanstalt , Stuttgart .

De territoriale bevoegdheid wordt evenwel niet geacht gewijzigd te zijn in geval van een eventuele fusie van deze instellingen , waarbij de territoriale bevoegdheid van de gefusioneerde instellingen ten gunste van de nieuwe instelling blijft bestaan ; de bevoegdheid ter zake van de uitgeoefende branches wordt evenmin geacht gewijzigd te zijn , wanneer een van deze instellingen voor hetzelfde gebied de uitoefening van een of meer branches van een van deze instellingen voortzet .

  • de volgende semi-overheidsinstellingen :

1 . Postbeamtenkrankenkasse ,

2 . Krankenversorgung der Bundesbahnbeamten ;

b ) in Frankrijk

de volgende instellingen :

1 . Caisse départementale des incendiés des Ardennes ,

2 . Caisse départementale des incendiés de la Côte-d'Or ,

3 . Caisse départementale des incendiés de la Marne ,

4 . Caisse départementale des incendiés de la Meuse ,

5 . Caisse départementale des incendiés de la Somme ,

6 . Caisse départementale grêle du Gers ,

7 . Caisse départementale grêle de l'Hérault ;

c ) In Ierland

Voluntary Health Insurance Board ;

d ) in Italië

Cassa di Previdenza per l'assicurazione degli sportivi ( Sportass ) ;

e ) in het Verenigd Koninkrijk

Crown Agents .

Artikel 5

In de zin van deze richtlijn moet worden verstaan onder :

a ) rekeneenheid : de in artikel 4 van de statuten van de Europese Investeringsbank omschreven rekeneenheid ;

b ) congruentie : het feit dat opeisbare verplichtingen in een muntsoort staan tegenover activa die in dezelfde muntsoort zijn uitgedrukt of realiseerbaar zijn ;

c ) lokalisatie van de activa : aanwezigheid van roerende of onroerende activa binnen een Lid-Staat , zonder dat de roerende activa gedeponeerd behoeven te zijn en zonder dat ten aanzien van de onroerende activa beperkende maatregelen zoals vermelding in de openbare registers van toepassing behoeven te zijn . De activa , bestaande in schuldvoerderingen , worden geacht zich te bevinden in de Lid-Staat waar deze activa realiseerbaar zijn .

Titel II - Regels , toepasselijk op ondernemingen waarvan het hoofdkantoor gevestigd is binnen de Gemeenschap

Afdeling A : Toegangsvoorwaarden

Artikel 6

1 . Elke Lid-Staat stelt de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf op zijn grondgebied afhankelijk van een vergunning .

2 . Deze vergunning moet bij de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat worden aangevraagd door :

a ) de onderneming die haar hoofdkantoor op het grondgebied van die Staat vestigt ;

b ) de onderneming die haar hoofdkantoor in een andere Lid-Staat heeft en die een agentschap of een bijkantoor op het grondgebied van die Lid-Staat opent ;

c ) de onderneming die de sub a ) of sub b ) bedoelde vergunning heeft verkregen en die haar werkzaamheden op het grondgebied van die Staat tot andere branches uitbreidt ;

d ) de onderneming die overeenkomstig artikel 7 , lid 1 , een vergunning voor een deel van het nationale grondgebied heeft verkregen en haar werkzaamheden daarbuiten uitbreidt .

3 . De Lid-Staten stellen de afgifte van de vergunning niet afhankelijk van een depot of het storten van een waarborgsom .

Artikel 7

1 . De vergunning geldt voor het gehele nationale grondgebied , tenzij , voor zover de nationale wetgeving zulks toelaat , de aanvrager om toestemming verzoekt zijn werkzaamheden slechts op een deel van het nationale grondgebied uit te oefenen .

2 . De vergunning wordt per branche verleend . Zij heeft betrekking op de gehele branche , behalve indien de aanvrager slechts een gedeelte wenst te dekken van de in de bijlage , onder A , genoemde risico's die tot deze branche behoren .

Nochtans :

a ) mag elke Lid-Staat een vergunning verlenen voor de in de bijlage , onder B , vermelde groepen van branches , zulks onder de daarin aangegeven benaming ;

b ) geldt de voor een branche of een groep van branches verleende vergunning eveneens voor de dekking van de onder een andere branche vallende bijkomende risico's , indien wordt voldaan aan de in de bijlage onder C gestelde voorwaarden ;

c ) kan de Bondsrepubliek Duitsland tot het tijdstip van een latere coordinatie , die binnen vier jaar na de kennisgeving van deze richtlijn moet plaatsvinden , het verbod handhaven om op haar grondgebied de ziekteverzekering , de krediet - en borgtochtverzekering of de verzekering van rechtsbijstand , hetzij onderling , hetzij met andere branches , te cumuleren .

Artikel 8

1 . Elke Lid-Staat stelt de eis dat de ondernemingen die op zijn grondgebied worden opgericht en een vergunning aanvragen :

a ) een van de navolgende rechtsvormen aannemen :

  • ten aanzien van het Koninkrijk België :

naamloze vennootschap " société anonyme " , vennootschap bij wijze van geldschieting op aandelen / " société en commandite par actions " , onderlinge verzekeringsmaatschappij / " association d'assurance mutuelle " , cooperatieve vennootschap / " société cooperative " ;

  • ten aanzien van het Koninkrijk Denemarken :

" Aktieselskaber " ( vennootschappen op aandelen ) , " gensidige selskaber " ( onderlinge waarborgmaatschappijen ) ;

  • ten aanzien van de Bondsrepubliek Duitsland :

" Aktiengesellschaft " , " Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit " , " Oeffentlich-rechtliches Wettbewerbs-Versicherungsunternehmen " ;

  • ten aanzien van de Franse Republiek :

" société anonyme " , " société à forme mutuelle " , " mutuelle " , " union de mutuelles " ;

  • ten aanzien van Ierland :

" incorporated companies limited by shares or by guarantee or unlimited " ;

  • ten aanzien van de Italiaanse Republiek :

" società per azioni " , " società cooperativa " , " mutua di assicurazione " ;

  • ten aanzien van het Groothertogdom Luxemburg :

" société anonyme " , " société en commandite par actions " , " association d'assurances mutuelles , " société coopérative " ;

  • ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden :

naamloze vennootschap , onderlinge waarborgmaatschappij , cooperatieve vereniging ;

  • ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk :

" incorporated companies limited by shares or by guarantee or unlimited " , " societies registered under the Industrial and Provident Societies Acts " , " societies registered under the Friendly Societies Act " , " Lloyd's Underwriters " .

De Lid-Staten kunnen voorts in voorkomend geval ondernemingen oprichten die iedere publiekrechtelijke vorm kunnen hebben , mits deze instellingen beogen het verzekeringsbedrijf uit te oefenen onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden die voor privaatrechtelijke ondernemingen gelden ;

b ) hun doel beperken tot het verzekeringsbedrijf en tot de verrichtingen die daaruit rechtstreeks voortvloeien , met uitsluiting van elke andere handelsactiviteit ;

c ) overeenkomstig artikel 9 een programma van werkzaamheden overleggen ;

d ) het in artikel 17 , lid 2 , bedoelde minimumgarantiefonds bezitten .

2 . De onderneming die de vergunning aanvraagt voor de uitbreiding van haar werkzaamheden tot andere branches , of , in het geval bedoeld in artikel 6 , lid 2 , sub d ) , tot een ander deel van het grondgebied , moet overeenkomstig artikel 9 een programma van werkzaamheden overleggen met betrekking tot de andere branches of het bijkomend grondgebied .

Bovendien moet zij aantonen dat zij voldoet aan de voorwaarden betreffende de in artikel 16 genoemde solvabiliteitsmarge en , indien krachtens artikel 17 , lid 2 , voor deze andere branches het bezit van een hoger minimumbedrag voor het garantiefonds is vereist dan zij tot dusverre diende te bezitten , dat zij over dit minimumbedrag beschikt .

3 . De huidige coordinatie belet niet dat de Lid-Staten bepalingen toepassen die de noodzaak van een technische kennis van de bestuurders behelzen , alsmede de goedkeuring van de statuten , van de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen , van de tarieven en van elk ander document dat voor de normale uitoefening van het toezicht vereist is .

4 . Bovenstaande bepalingen mogen niet inhouden dat bij de beoordeling van de aanvrage van een vergunning de economische behoeften van de markt in aanmerking worden genomen .

Artikel 9

Het in artikel 8 , lid 1 , sub c ) , genoemde programma van werkzaamheden moet gegevens of bewijsstukken bevatten betreffende :

a ) de aard van de risico's die de onderneming voornemens is te dekken ; de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen die zij voornemens is te gebruiken ;

b ) de tarieven die de onderneming voornemens is toe te passen voor elke categorie van verrichtingen ;

c ) de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering ;

d ) de bestanddelen die het minimumgarantiefonds vormen ;

e ) de te verwachten inrichtingskosten van de administratieve diensten en van het produktienet , alsmede de financiële middelen ter dekking daarvan ;

en voor de eerste drie boekjaren voorts :

f ) een raming van de kosten van beheer met uitzondering van de inrichtingskosten , met name de algemene lopende kosten en de provisies ;

g ) een raming van de premies of bijdragen , alsmede een raming betreffende de schadegevallen ;

h ) de te verwachten kaspositie ;

i ) een raming betreffende de financiële middelen ter dekking van de verplichtingen en van de solvabiliteitsmarge .

Evenwel zijn de sub a ) en b ) bedoelde gegevens niet vereist indien het gaat om de in de bijlage onder A , 4 , 5 , 6 , 7 en 12 vermelde risico's , en evenmin de sub b ) bedoelde gegevens indien het gaat om de dekking van de in de bijlage onder A , sub 14 en 15 vermelde risico's . Van het eisen van de sub a ) en b ) bedoelde gegevens kan worden afgezien indien het gaat om de onder A , 11 vermelde risico's .

Artikel 10

1 . Elke Lid-Staat stelt aan een onderneming waarvan het hoofdkantoor op het grondgebied van een andere Lid-Staat is gevestigd en die voor de opening van een agentschap of een bijkantoor een vergunning aanvraagt , de eis dat zij

a ) haar statuten ter kennis brengt en een lijst van haar bestuurders overlegt ;

b ) een certificaat overlegt , afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waar het hoofdkantoor is gevestigd , waarin wordt verklaard ten aanzien van welke branches zij bevoegd is en dat zij beschikt over het minimumgarantiefonds of , zo dit hoger is , over het minimumbedrag van de solvabiliteitsmarge , berekend overeenkomstig artikel 16 , lid 3 , en waaruit blijkt welke risico's in feite door haar worden gedekt en welke de in artikel 11 , lid 1 , sub e ) , bedoelde financiële middelen zijn ;

c ) een programma van werkzaamheden als bedoeld in artikel 11 overlegt ;

d ) een algemeen gevolmachtigde aanwijst die zjn woon - en verblijfplaats heeft in het ontvangende landen aan wie voldoende bevoegdheden zijn verleend om de onderneming ten opzichte van derden te verbinden en om haar tegenover de autoriteiten en de rechterlijke instanties van het ontvangende land te vertegenwoordigen ; indien de gevolmachtigde een rechtspersoon is , dient deze zijn hoofdkantoor te hebben in het ontvangende land en op zijn beurt een natuurlijk persoon aan te wijzen die voldoet aan de boven gestelde voorwaarden , ten einde hem te vertegenwoordigen . De Lid-Staat mag de erkenning van de aangewezen gevolmachtigde slechts weigeren om redenen welke verband houden met de betrouwbaarheid of met de technische kennis , voor zover deze behoren tot de voorwaarden die worden gesteld aan de leiders der ondernemingen die hun hoofdkantoor op het grondgebied van de betrokken Staat hebben .

In het geval van Lloyd's mogen zich , bij eventuele geschillen in het ontvangende land welke voortvloeien uit aangegane verbintenissen , voor de verzekerden geen grotere moeilijkheden voordoen dan bij vergelijkbare geschillen met klassieke verzekeraars ; te dien einde moet onder de bevoegdheden van de algemeen gevolmachtigde in het bijzonder de bekwaamheid vallen , om in zijn hoedanigheid van algemeen gevolmachtigde op voor de betrokken " underwriters " van Lloyd's bindende wijze te worden gedaagd .

2 . Elke Lid-Staat stelt voor de uitbreiding van de werkzaamheden van het agentschap of bijkantoor tot andere branches , dan wel tot andere delen van het grondgebied in het geval als bedoeld in artikel 6 , lid 2 , sub d ) , de eis dat degene die de vergunning aanvraagt een programma van werkzaamheden overlegt overeenkomstig artikel 11 en voldoet aan de in lid 1 , sub b ) , gestelde voorwaarden .

3 . De huidige coordinatie belet niet dat de Lid-Staten de bepalingen toepassen die voor alle verzekeringsondernemingen de noodzaak behelzen van een goedkeuring van de algemene en bijzondere voorwaarden der verzekeringspolissen , van de tarieven en van elk ander document dat voor de normale uitoefening van het toezicht vereist is .

4 . Bovenstaande bepalingen mogen niet inhouden dat bij de behandeling van de aanvrage van een vergunning de behoeften van de economie in aanmerking worden genomen .

Artikel 11

1 . Het in artikel 10 , lid 1 , sub c ) , genoemde programma van werkzaamheden van het agentschap of bijkantoor moet gegevens of bewijsstukken bevatten betreffende :

a ) de aard van de risico's die de onderneming voornemens is in het ontvangende land te dekken ; de algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen die zij voornemens is aldaar te gebruiken ;

b ) de tarieven die de onderneming voornemens is toe te passen voor elke categorie van verrichtingen ;

c ) de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering ;

d ) de omvang van de in de artikelen 16 en 17 bedoelde solvabiliteitsmarge van de onderneming ;

e ) de te verwachten inrichtingskosten van de administratieve diensten en van het produktienet , alsmede de financiële middelen ter dekking daarvan ;

en voor de eerste drie boekjaren voorts :

f ) een raming van de kosten van beheer ;

g ) een raming van de premies of bijdragen alsmede een raming betreffende de schadegevallen in verband met de nieuwe werkzaamheden ;

h ) de te verwachten kaspositie van het agentschap of bijkantoor .

Evenwel zijn de sub a ) en b ) bedoelde gegevens niet vereist indien het gaar om de in de bijlage onder A , 4 , 5 , 6 , 7 en 12 , vermelde risico's , en evenmin de sub b ) bedoelde gegevens indien het gaat om de in de bijlage onder A , 14 en 15 , vermelde risico's . Van het eisen van de sub a ) en b ) bedoelde gegevens kan worden afgezien indien het gaat om de onder A , 11 , vermelde risico's .

2 . De balans en de winst - en verliesrekening van de onderneming voor elk der laatste drie boekjaren worden bij het programma gevoegd . Indien echter sedert de oprichting van de onderneming nog geen drie boekjaren zijn verstreken , behoeven deze bescheiden slechts voor de afgesloten boekjaren te worden overgelegd .

Wat Lloyd's betreft , wordt de verplichting tot overlegging van de banlans - en de winst - en verliesrekening vervangen door de verplichting om algemene jaarrekeningen betreffende de verzekeringsverrichtingen over te leggen , waarbij een verklaring is gevoegd dat voor iedere assuradeur de accountantsverklaringen zijn afgegeven waaruit blijkt dat de uit de verrichtingen ontstane aansprakelijkheid volkomen door de activa worden gedekt . Op grond van deze documenten moeten de toezichthoudende autoriteiten een vergelijkbaar inzicht kunnen krijgen in de solvabiliteit van de vereniging .

3 . Het programma wordt , met de opmerkingen van de met het verlenen van een vergunning belaste autoriteiten , overgelegd aan de bevoegde autoriteiten van het land waar het hoofdkantoor van de onderneming is gevestigd . Deze laatste stellen de eerstgenoemde autoriteiten binnen drie maanden na ontvangst van de documenten van hun advies in kennis ; indien deze kennisgeving niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt , wordt het advies van de geraadpleegde autoriteiten geacht gunstig te zijn .

Artikel 12

Een besluit tot afwijzing moet nauwkeurig met redenen zijn omkleed en aan de betrokken onderneming officieel ter kennis worden gebracht .

Elke Lid-Staat voorziet in de mogelijkheid van beroep bij een rechterlijke instantie tegen een besluit tot afwijzing .

In een zelfde mogelijkheid van beroep wordt voorzien voor het geval dat de bevoegde autoriteiten zich niet zouden hebben uitgesproken omtrent de aanvrage van een vergunning binnen een termijn van zes maanden na de datum van ontvangst van dit verzoek .

Afdeling B : Uitoefeningsvoorwaarden

Artikel 13

De Lid-Staten controleren in nauwe samenwerking de financiële toestand van de toegelaten ondernemingen .

Artikel 14

De toezichthoudende autoriteit van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het hoofdkantoor van de onderneming is gevestigd , moet de solvabiliteit van deze onderneming met betrekking tot het geheel van haar werkzaamheden controleren . De toezichthoudende autoriteiten van de overige Lid-Staten zijn gehouden , aan de eerstgenoemde autoriteit alle noodzakelijke gegevens te verstrekken ten einde haar tot deze controle in staat te stellen .

Artikel 15

1 . Elke Lid-Staat op het grondgebied waarvan een onderneming werkzaam is , verplicht haar toereikende technische reserves te vormen .

De omvang van deze reserves wordt bepaald aan de hand van de door de betrokken Staat vastgestelde regels of , bij gebreke daarvan , volgens de in deze Staat geldende gebruiken .

2 . Tegenover de technische reserves moeten gelijkwaardige , congruente en in elk land van bedrijfsuitoefening gelokaliseerde activa staan . De Lid-Staten kunnen evenwel een versoepeling toestaan van de regels inzake de congruentie en de lokalisatie der activa .

Rekening houdend met de bijzondere situatie in Luxemburg , kan dit land , totdat de wetgevingen betreffende de liquidatie van ondernemingen zijn gecoordineerd , zijn regeling inzake het stellen van waarborgen met betrekking tot de technische reserves , die bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van de richtlijn , handhaven .

De wettelijke regeling van het land van bedrijfsuitoefening bepaalt de aard van de activa en eventueel de grenzen waarbinnen deze als dekking van de technische reserves kunnen worden aanvaard , alsmede de voorschriften voor de waardering van deze activa .

3 . Indien een Lid-Staat vorderingen jegens herverzekeraars als dekking van de technische reserves aanvaardt , stelt hij het toegestane percentage daarvan vast . In afwijking van lid 2 kan hij in dit geval niet de lokalisatie van deze verordeningen eisen .

4 . De toezichthoudende autoriteit van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het hoofdkantoor van een onderneming is gevestigd , ziet erop toe dat op de balans van de onderneming voor de technische reserves activa zijn vermeld welke overeenkomen met de in alle landen waar de onderneming werkzaam is aangegane verplichtingen .

Artikel 16

1 . Iedere Lid-Staat verplicht elke onderneming waarvan het hoofdkantoor op zijn grondgebied is gevestigd , een voldoende solvabiliteitsmarge te vormen met betrekking tot het geheel van haar werkzaamheden .

De solvabiliteitsmarge komt overeen met het vermogen van de onderneming dat niet dient ter dekking van enige voorzienbare verplichtingen , na aftrek van de onlichamelijke bestanddelen . Deze marge omvat met name :

  • het gestorte maatschappelijk kapitaal of , wat betreft de onderlinge waarborgmaatschappijen , c.q . onderlinge verzekeringsmaatschappijen , het werkelijke aanvangsfonds ;
  • de helft van het niet-gestorte gedeelte van het maatschappelijk kapitaal of van het aanvangsfonds zodra het gestorte gedeelte 25 % van dit kapitaal of fonds bedraagt ;
  • de ( wettelijke en vrije ) reserves die niet tegenover verplichtingen staan ;
  • de overgebrachte winst ;
  • de suppletiebijdragen welke onderlinge waarborgmaatschappijen , c.q . onderlinge verzekeringsmaatschappijen en vennootschappen met een dienovereenkomstige rechtsvorm met variabele premies van hun leden kunnen eisen uit hoofde van het boekjaar tot een bedrag gelijk aan de helft van het verschil tussen de maximumbijdragen en de werkelijk ingevorderde bijdragen ; deze mogelijke suppletiebijdragen kunnen evenwel niet meer dan 50 % van de marge bedragen ;
  • op een met redenen omkleed verzoek van de onderneming en indien de toezichthoudende autoriteiten van de betrokken Lid-Staten waar de onderneming werkzaam is hiermede instemmen , de meerwaarden welke voortvloeien uit de onderwaardering van activa en de overwaardering van passiva , voor zover deze meerwaarden geen uitzonderlijk karakter hebben .

De overwaardering van de technische reserves wordt beoordeeld door uit te gaan van hun grootte , zoals deze door de onderneming overeenkomstig de nationale regeling wordt berekend ; totdat een coordinatie op het stuk van de technische reserves is tot stand gebracht , kan evenwel een bedrag , gelijk aan 75 % van het verschil tussen enerzijds de reserve voor lopende risico's , zoals deze door de onderneming forfaitair is berekend door toepassing van een minimumpercentage ten opzichte van de premies , en anderzijds het bedrag waarop men , indien de nationale wetgeving de keuze laat tussen beide methoden , zou zijn uitgekomen door de reserve per contract te berekenen , in de solvabiliteitsmarge worden verdisconteerd en wel tot 20 % .

2 . De solvabiliteitsmarge wordt bepaald , hetzij ten opzichte van het jaarlijks bedrag van premies of bijdragen , hetzij ten opzichte van de gemiddelde betaalde schaden ten laste van de laatste drie boekjaren . Wanneer ondernemingen evenwel in hoofdzaak slechts één of meer van de risico's van stormschade , hagelschade en vorstschade dekken , wordt voor de referentieperiode voor de gemiddelde betaalde schaden rekening gehouden met de laatste zeven boekjaren .

3 . Behoudens artikel 17 moet het bedrag van de solvabiliteitsmarge gelijk zijn aan de hoogste uitkomst van de volgende twee berekeningen :

Eerste berekening ( ten opzichte van de premies ) :

  • samengeteld worden de premies of bijdragen welke op grond van de directe zaken gedurende het laatste boekjaar zijn opgelegd uit hoofde van alle boekjaren , met inbegrip van bijkomende kosten ;
  • daaraan wordt toegevoegd het bedrag van de premies welke gedurende het laatste jaar uit hoofde van herverzekering werden ontvangen ;
  • afgetrokken worden het totaalbedrag van de gedurende het laatste boekjaar geannuleerde premies of bijdragen , alsmede het totaalbedrag van de belastingen en rechten op de samengestelde premies of bijdragen .

Nadat het aldus verkregen bedrag in twee gedeelten is gesplitst , namelijk een eerste gedeelte ten belope van maximaal 10 miljoen rekeneenheden en een tweede gedeelte dat het overige omvat , worden deze gedeelten respectievelijk vermenigvuldigd met 18 % en 16 % en vervolgens opgeteld .

De uitkomst van de eerste berekening wordt verkregen door dit nieuwe bedrag te vermenigvuldigen met het getal dat de voor het laatste boekjaar bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden welke ten laste van de onderneming blijven na overdracht uit hoofde van herverzekering en het bedrag van de brutoschaden ; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 % .

Tweede berekening ( ten opzichte van de schaden ) :

  • samengeteld worden , zonder aftrek van de ten laste van de cessionarissen en retrocessionarissen komende schaden , de bedragen van de gedurende de in lid 2 bedoelde perioden op grond van de directe zaken betaalde schaden ;
  • daaraan wordt toegevoegd het bedrag van de schaden welke gedurende dezelfde perioden zijn betaald uit hoofde van geaccepteerde herverzekeringen of retrocessies ;
  • eveneens wordt toegevoegd het bedrag van de reserves voor te betalen schaden welke aan het einde van het laatste boekjaar zijn gevormd , zowel voor directe zaken als voor geaccepteerde herverzekeringen ;
  • afgetrokken wordt het bedrag dat in de in lid 2 bedoelde perioden door het uitoefenen van verhaalsrecht werd ontvangen ;
  • eveneens wordt afgetrokken het bedrag van de reserves voor te betalen schaden welke aan het begin van het tweede boekjaar , voorafgaande aan het laatste afgesloten boekjaar , zijn gevormd , zulks zowel voor directe zaken als voor geaccepteerde herverzekeringen .

Nadat , al naar gelang van de overeenkomstig lid 2 in aanmerking genomen referentieperiode , een derde , respectievelijk een zevende van het aldus verkregen bedrag in twee gedeelten is gesplitst , namelijk een eerste gedeelte ten belope van maximaal 7 miljoen rekeneenheden , en een tweede gedeelte dat het overige omvat , worden deze gedeelten respectievelijk vermenigvuldigd met 26 % en 23 % en vervolgens opgeteld .

De uitkomst van de tweede berekening wordt verkregen door dit nieuwe bedrag te vermenigvuldigen met het getal dat de voor het laatste boekjaar bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden welke ten laste van de onderneming blijven na overdracht uit hoofde van herverzekering en het bedrag van de brutoschaden ; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 % .

4 . De breukgetallen die moeten worden toegepast op de in lid 3 bedoelde gedeelten , worden tot een derde verminderd voor de ziekteverzekering welke op analoge wijze als de levensverzekering wordt beheerd , indien

  • de geheven premies volgens de verzekeringswiskundige methoden worden berekend aan de hand van ziektetafels ;
  • een ouderdomsreserve wordt gevormd ;
  • een aanvullende premie wordt geheven om een reële veiligheidsmarge te vormen ;
  • de verzekeringsonderneming het contract alleen voor het einde van het derde verzekeringsjaar nog kan opzeggen ;
  • in het contract de mogelijkheid is vastgesteld om ook voor lopende contracten de premies te verhogen of de verstrekkingen te verminderen .

5 . In het geval van Lloyd's , waar de eerste berekening ( ten opzichte van de premies ) , als bedoeld in lid 3 , geschiedt uitgaande van de nettopremies , worden deze nettopremies vermenigvuldigd met een forfaitair percentage dat jaarlijks wordt vastgesteld en bepaald door de toezichthoudende autoriteit van het hoofdkantoor . Dit forfaitaire percentage moet worden berekend uitgaande van de meest recente statistische gegevens , met name betreffende de betaalde provisies .

Deze gegevens alsmede de verrichte berekening moeten worden medegedeeld aan de toezichthoudende autoriteiten van de landen waar Lloyd's is gevestigd .

Artikel 17

1 . Het garantiefonds bestaat uit een derde deel van de solvabiliteitsmarge .

2 . a ) Het garantiefonds mag echter niet minder bedragen dan :

  • 400 000 rekeneenheden , indien het gaat om de risico's of een gedeelte van de risico's welke behoren tot een van de in de bijlage , onder A , 10 , 11 , 12 , 13 , 14 en 15 vermelde branches ;
  • 300 000 rekeneenheden , indien het gaat om de risico's of een gedeelte van de risico's welke behoren tot een van de in de bijlage , onder A , 1 , 2 , 3 , 4 , 5 , 6 , 7 , 8 en 16 vemelde branches ;
  • 200 000 rekeneenheden , indien het gaat om de risico's of een gedeelte van de risico's welke behoren tot een van de in de bijlage , onder A , 9 en 17 , vermelde branches .

b ) Indien de werkzaamheden van de onderneming op verscheidene branches of verscheidene risico's zijn gericht , wordt alleen de branche of het risico in aanmerking genomen waarvoor het hoogste bedrag is vereist .

c ) Iedere Lid-Staat kan bepalen dat het minimum van het garantiefonds voor de onderlinge waarborgmaatschappijen c.q . onderlinge verzekeringsmaatschappijen met een vierde wordt verminderd .

Artikel 18

1 . De Lid-Staten stellen geen enkel voorschrift vast met betrekking tot de aard van de activa welke aanwezig zijn boven de activa die de in artikel 15 bedoelde technische reserves dekken .

2 . De vrije beschikking over de roerende of onroerende activa die deel uitmaken van het vermogen van de toegelaten ondernemingen wordt , overminderd artikel 15 , lid 2 , artikel 20 , lid 1 en 3 , en artikel 22 , lid 1 , laatste alinea , door de Lid-Staten niet beperkt .

De Bondsrepubliek Duitsland kan evenwel , totdat de voorwaarden betreffende de toegang tot het levensverzekeringsbedrijf en de uitoefening daarvan later zullen zijn gecoordineerd , ten aanzien van de ziekteverzekeringen in de zin van artikel 16 , lid 4 , de beperkingen handhaven die zijn opgelegd aan de vrije beschikking over de activa , voor zover de vrije beschikking over de activa die de wiskundige reserves dekken , afhankelijk wordt gesteld van de instemming van een " Treuhaender " .

Het Koninkrijk Denemarken kan evenwel , totdat de latere coordinatie zal hebben plaatsgevonden , de wettelijke bepalingen handhaven die beperkingen opleggen aan de vrije beschikking over activa die door de verzekeringsondernemingen zijn gevormd ter dekking van de renten die zij uit hoofde van de verplichte verzekering tegen arbeidsongevallen verschuldigd zijn .

3 . Deze bepalingen laten onverlet de maatregelen welke de Lid-Staten als eigenaar van of deelnemer in de betrokken ondernemingen kunnen nemen , onder naleving van de in artikel 15 , lid 2 , bedoelde wettelijke regeling van de landen van bedrijfsuitoefening , alsmede onder volledige waarborging van de belangen der verzekerden .

Artikel 19

1 . Elke Lid-Staat legt de ondernemingen die hun hoofdkantoor op zijn grondgebied hebben de verplichting op , jaarlijks , ten aanzien van al hun verrichtingen , verslag uit te brengen over de situatie waarin zij verkeren en over hun solvabiliteit .

2 . De Lid-Staten eisen van de ondernemingen die op hun grondgebied werkzaam zijn , de periodieke overlegging van de voor het uitoefenen van het toezicht vereiste bescheiden en van de statische documenten . De ter zake bevoegde toezichthoudende autoriteiten verstrekken elkaar de bescheiden en inlichtingen welke van belang zijn voor het uitoefenen van het toezicht .

Artikel 20

1 . Indien een onderneming zich niet voegt naar de bepalingen van artikel 15 , kan de toezichthoudende autoriteit van het land waar zij werkzaam is , na de toezichthoudende autoriteiten van het land waar het hoofdkantoor is gevestigd van haar voornemen op de hoogte te hebben gesteld , haar de vrije beschikking over de in dit land gelokaliseerde activa verbieden .

2 . Met het oog op het herstel van de financiële positie van een onderneming waarvan de solvabiliteitsmarge niet meer het in artikel 16 , lid 3 , voorgeschreven minimum bereikt , eist de toezichthoudende autoriteit van het land waar het hoofdkantoor is gevestigd een saneringsplan dat aan haar goedkeuring moet worden onderworpen .

3 . Indien de solvabiliteitsmarge niet meer het in artikel 17 omschreven garantiefonds bereikt , eist de toezichthoudende autoriteit van het land waar het hoofdkantoor is gevestigd een plan inzake financiering op korte termijn dat aan haar goedkeuring moet worden onderworpen .

Voorts kan zij de vrije beschikking over de activa van de onderneming beperken of verbieden . Zij stelt hiervan de autoriteiten op de hoogte van de Lid-Staten op wier grondgebied deze onderneming eveneens is toegelaten ; deze treffen op haar verzoek dezelfde maatregelen .

4 . In de in lid 1 en 3 vermelde gevallen kunnen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten voorts alle maatregelen treffen om de belangen van de verzekerden te beschermen .

5 . De toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staten op wier grondgebied de betrokken onderneming eveneens is toegelaten , werken samen bij de uitvoering van de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde maatregelen .

Artikel 21

1 . Elke Lid-Staat staat de toegelaten ondernemingen toe hun verzekeringsportefeuille geheel of gedeeltelijk over te dragen indien de cessionaris , mede gelet op de overdracht , de vereiste solvabiliteitsmarge bezit .

De betrokken toezichthoudende autoriteiten plegen onderling overleg alvorens deze overdracht goed te keuren .

2 . Zodra de bevoegde toezichthoudende autoriteit deze overdracht heeft toegestaan , kan zij rechtens aan de betrokken verzekeringsnemers worden tegengeworpen .

Afdeling C : Intrekking van de vergunning

Artikel 22

1 . De bevoegde autoriteit van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het hoofdkantoor van de onderneming is gevestigd , kan de door haar verleende vergunning intrekken wanneer de onderneming :

a ) niet meer voldoet aan de toegangsvoorwaarden ;

b ) er niet in geslaagd is om binnen de gestelde termijn de maatregelen te treffen waarin het in artikel 20 bedoelde sanerings - of financieringsplan voorziet ;

c ) ernstig in gebreke blijft te voldoen aan haar uit de nationale wettelijke regeling voortvloeiende verplichtingen .

Wanneer de vergunning wordt ingetrokken stelt de toezichthoudende autoriteit van de Lid-Staat van het hoofdkantoor de toezichthoudende autoriteiten van de andere Lid-Staten die de onderneming eveneens hebben toegelaten , daarvan in kennis ; deze gaan eveneens over tot intrekking van de door hen verleende vergunning . Zij neemt in samenwerking met deze autoriteiten alle maatregelen om de belangen van de verzekerden te beschermen en beperkt met name de vrije beschikking over de activa van de onderneming wanneer een dergelijke beperking nog niet uit hoofde van artikel 20 , lid 1 en 3 , tweede alinea , is opgelegd .

2 . De vergunning die is verleend aan agentschappen of bijkantoren van ondernemingen , wier hoofdkantoor zich in een andere Lid-Staat bevindt , kan worden ingetrokken wanneer het agentschap of het bijkantoor :

a ) niet meer voldoet aan de toegangsvoorwaarden ;

b ) ernstig in gebreke blijft te voldoen aan de verplichtingen welke voortvloeien uit de nationale wettelijke regeling van het land waar het werkzaam is , met name wat betreft de vorming van in artikel 15 omschreven technische reserves .

Alvorens de toezichthoudende autoriteiten van de landen waar de onderneming werkzaam is tot intrekking van de vergunning overgaan , raadplegen zij de toezichthoudende autoriteit van de Lid-Staat van het hoofdkantoor van de onderneming . In het geval dat zij het noodzakelijk achten , de werkzaamheid van deze agentschappen of bijkantoren te schorsen voor de afloop van deze raadpleging , stellen zij genoemde autoriteit hiervan onmiddellijk in kennis .

3 . Elk besluit tot intrekking van de vergunning of tot schorsing van de werkzaamheid moet nauwkeurig met redenen zijn omkleed en officieel ter kennis van de betrokken onderneming worden gebracht .

Iedere Lid-Staat voorziet in de mogelijkheid van beroep tegen een dergelijk besluit bij een rechterlijke instantie .

Titel III - Regels , toepasselijk op binnen de Gemeenschap gevestigde agentschappen of bijkantoren van ondernemingen waarvan het hoofdkantoor buiten de Gemeenschap is gevestigd

Artikel 23

1 . Voor iedere onderneming waarvan het hoofdkantoor buiten de Gemeenschap is gevestigd stelt elke Lid-Staat de toegang op zijn grondgebied tot de in artikel 1 van deze richtlijn bedoelde werkzaamheden afhankelijk van een vergunning .

2 . De Lid-Staat mag slechts een vergunning verlenen , indien de onderneming ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet :

a ) zij moet bevoegd zijn tot het sluiten van verzekeringen krachtens de nationale wetgeving waaronder zij ressorteert ;

b ) zij moet een agentschap of een bijkantoor op het grondgebied van deze Lid-Staat oprichten ;

c ) zij moet zich verbinden , ter zetel van het agentschap of het bijkantoor een specifieke boekhouding te voeren voor de werkzaamheden die zij aldaar uitoefent en er alle bescheiden met betrekking tot de behandelde zaken te bewaren ;

d ) zij moet een algemeen gevolmachtigde aanwijzen , die door de bevoegde autoriteit moet worden toegelaten ;

e ) zij moet in het land waar zij haar bedrijf uitoefent over activa beschikken , welke ten minste de helft van het artikel 17 , lid 2 , voor het garantiefonds aangegeven minimum dienen te bedragen , en een vierde gedeelte van dit minimum bij wijze van waarborg deponeren ;

f ) zij moet zich verbinden een solvabiliteitsmarge te handhaven overeenkomstig artikel 25 ;

g ) zij moet een programma van werkzaamheden overeenkomstig artikel 11 , lid 1 en 2 , overleggen .

Artikel 24

De Lid-Staten leggen de ondernemingen de verplichting op toereikende technische reserves te vormen welke overeenkomen met de op hun grondgebied aangegane verplichtingen ; zij zien erop toe dat het agentschap of bijkantoor tegenover deze technische reserves gelijkwaardige en , in de door hen bepaalde mate , congruente activa stelt .

Ten aanzien van het berekenen van de technische reserves , het bepalen van de categorieën van beleggingen en het waarderen van de activa is de wetgeving van de Lid-Staten van toepassing .

De betrokken Lid-Staat eist dat de activa welke tegenover de technische reserves staan , op zijn grondgebied zijn gelokaliseerd . Artikel 15 , lid 3 , is daarbij evenwel van toepassing .

Artikel 25

1 . Iedere Lid-Staat verplicht de op zijn grondgebied opgerichte agentschappen of bijkantoren , over een voldoende solvabiliteitsmarge te beschikken , gevormd door activa welke niet dienen ter dekking van enige voorzienbare verplichting , met uitzondering van de onlichamelijke bestanddelen . De solvabiliteitsmarge wordt berekend overeenkomstig artikel 16 , lid 3 .

Voor het berekenen van deze marge worden evenwel uitsluitend in aanmerking genomen de premies of bijdragen en schaden welke verband houden met de verrichtingen van het agentschap of bijkantoor .

2 . Het garantiefonds bestaat uit een derde deel van de solvabiliteitsmarge . Dit fonds mag niet kleiner zijn dan de helft van het in artikel 17 , lid 2 , bedoelde minimum . Het in artikel 23 , lid 2 , sub e ) , bedoelde aanvangsdepot wordt daaronder gerekend .

3 . De activa die de solvabiliteitsmarge vertegenwoordigen , moeten zijn gelokaliseerd binnen de Staat van bedrijfsuitoefening ten belope van het garantiefonds , en voor het resterende gedeelte binnen de Gemeenschap .

Artikel 26

1 . De ondernemingen die , nadat zij in een Lid-Staat zijn toegelaten , in een of meer andere Lid-Staten een vergunning verkrijgen om aldaar andere agentschappen of bijkantoren op te richten , kunnen om een of meer van de volgende voordelen verzoeken :

a ) dat de in artikel 25 bedoelde solvabiliteitsmarge wordt berekend op basis van het geheel van de werkzaamheden die zij binnen de Gemeenschap uitoefenen ; in dit geval worden in aanmerking genomen de premies of bijdragen en schaden welke verband houden met de verrichtingen van alle binnen de Gemeenschap gevestigde agentschappen of bijkantoren ;

b ) dat zij worden vrijgesteld van de in artikel 23 , lid 2 , sub e ) , vervatte verplichtingen om eveneens in deze Staten de vereiste waarborg te storten ;

c ) dat de activa welke tegenover het garantiefonds staan , gelokaliseerd mogen zijn in onverschillig welke van de Lid-Staten waar zij werkzaam zijn .

2 . Indien dit verzoek van ondernemingszijde door ten minste twee betrokken Lid-Staten geheel of gedeeltelijk wordt ingewilligd , oefent de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat op wiens grondgebied zich de oudste vestiging van de verzoekster bevindt , controle uit op de solvabiliteit van deze onderneming voor het geheel van haar werkzaamheden , verricht binnen de Lid-Staten die het verzoek hebben ingewilligd . Op verzoek van de onderneming en met algemene instemming van de betrokken Lid-Staten kan deze controle evenwel worden uitgeoefend door de bevoegde autoriteit van een andere Lid-Staat . De autoriteit die de controle uitoefent , ontvangt daartoe de nodige inlichtingen van de andere Lid-Staten met betrekking tot de op hun grondgebied gevestigde agentschappen of bijkantoren .

3 . De bij dit artikel verleende voordelen kunnen op initiatief van één of meer van de betrokken Lid-Staten worden ingetrokken .

Artikel 27

De artikelen 19 en 20 zijn eveneens van toepassing op de agentschappen en bijkantoren van de in deze titel bedoelde ondernemingen .

Voor de toepassing van artikel 20 wordt de autoriteit van de oudste vestiging of die welke in haar plaats de algemene solvabiliteit van deze agentschappen of bijkantoren controleert , gelijkgesteld met de autoriteit van de Staat op wiens grondgebied het hoofdkantoor van de communautaire onderneming zich bevindt .

Artikel 28

Bij intrekking van de vergunning door de in artikel 26 , lid 2 , bedoelde autoriteit , stelt deze de toezichthoudende autoriteiten van de andere Lid-Staten waar de onderneming werkzaam is , hiervan in kennis ; deze autoriteiten treffen de nodige maatregelen . Wanneer het besluit tot intrekking is gebaseerd op ontoereikendheid van de algemene solvabiliteit zoals deze is vastgesteld in de in artikel 26 bedoelde instemming , trekken ook de Lid-Staten die partij zijn bij die instemming hun vergunning in .

Artikel 29

De Gemeenschap kan , in overeenkomstig het Verdrag met één of meer derde landen gesloten overeenkomsten , besluiten tot toepassing van bepalingen welke afwijken van die van deze titel , ten einde , op basis van wederkerigheid , aan de verzekerden van de Lid-Staten een voldoende bescherming te waarborgen .

Titel IV - Overgangsbepalingen en diverse bepalingen

Artikel 30

1 . De Lid-Staten laten aan de in titel II bedoelde ondernemingen , die op het tijdstip van inwerkingtreding van de maatregelen tot uitvoering van deze richtlijn in één of meer van de in artikel 1 bedoelde branches werkzaam zijn op hun gebied , een termijn van vijf jaar , aanvangende op het tijdstip van kennisgeving van de richtlijn , om aan de voorwaarden van de artikelen 16 en 17 te voldoen .

2 . Bovendien kunnen de Lid-Staten :

a ) aan de in lid 1 bedoelde ondernemingen die na het verstrijken van de termijn van vijf jaar de solvabiliteitsmarge nog niet volledig hebben bereikt , een aanvullende termijn van ten hoogste twee jaar toestaan , mits deze ondernemingen de maatregelen welke zij zich voorstellen te nemen om de marge te bereiken , overeenkomstig artikel 20 aan de toezichthoudende autoriteit ter goedkeuring hebben voorgelegd ;

b ) de in het eerste lid genoemde ondernemingen die na het verstrijken van de termijn van vijf jaar niet een jaarlijkse premie - of bijdrage-incasso bereiken , gelijk aan het zesvoudige van het in artikel 17 , lid 2 , bedoelde minimumgarantiefonds , voor het einde van het boekjaar waarvoor de premies of bijdragen ten minste overeenkomen met het zesvoudige van het bedrag van het garantiefonds , ontheffen van de verplichting dit fonds te vormen . Aan de hand van de uitkomsten van het in artikel 33 bedoelde onderzoek zal de Raad , op voorstel van de Commissie , met eenparigheid van stemmen besluiten op welk tijdstip de Lid-Staten deze ontheffing moeten afschaffen .

3 . Ondernemingen die hun werkzaamheden willen uitbreiden , als bedoeld in artikel 8 , lid 2 , of in artikel 10 , dienen evenwel onverwijld aan de in de richtlijn vervatte voorschriften te voldoen . De in lid 2 , sub b ) , bedoelde ondernemingen die hun werkzaamheden binnen het nationale grondgebied uitbreiden tot andere branches of tot andere delen van dat grondgebied kunnen echter gedurende eer termijn van tien jaar , te rekenen vanaf de kennisgeving van deze richtlijn , worden ontheven van de verplichting , het in artikel 17 , lid 2 , bedoelde minimumgarantiefonds te vormen .

4 . De ondernemingen die een andere rechtsvorm hebben dan de in artikel 8 genoemde , mogen gedurende drie jaar na de kennisgeving van deze richtlijn hun huidige werkzaamheden in de rechtsvorm die zij op het ogenblik van deze kennisgeving bezitten , blijven uitoefenen . De ondernemingen die in het Verenigd Koninkrijk zijn opgericht bij " Royal Charter " , bij " Private Act " of " Special Public Act " mogen hun bedrijf in hun huidige vorm voor onbepaalde tijd voortzetten .

De ondernemingen die in België , overeenkomstig hun doel , hypothecaire leningen bij interventie verstrekken , of spaarbankwerkzaamheden verrichten overeenkomstig artikel 15 , 4 * , van de bepalingen betreffende de controle op de private spaarkassen , die zijn gecoordineerd bij het Koninklijk Besluit van 23 juni 1967 , kunnen hiermee gedurende drie jaar na de kennisgeving van de richtlijn voortgaan .

De betrokken Lid-Staten maken een lijst op van deze ondernemingen , welke zij ter kennis brengen van de andere Lid-Staten en van de Commissie .

5 . Op verzoek van de ondernemingen die aan de in de artikelen 15 , 16 en 17 gestelde verplichtingen voldoen , maken de Lid-Staten een einde aan de beperkende maatregelen zoals krachtens de huidige regeling gestelde hypotheken , depots of zekerheid .

Artikel 31

De Lid-Staten laten aan de in titel III bedoelde agentschappen en bijkantoren , die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de maatregelen tot uitvoering van deze richtlijn in één of meer van de in artikel 1 bedoelde branches werkzaam zijn , en hun werkzaamheden niet uitbreiden in de zin van artikel 10 , lid 2 , een termijn van ten hoogste vijf jaar , aanvangende op het tijdstip van kennisgeving van de richtlijn , om aan de voorwaarden van artikel 25 te voldoen .

Artikel 32

Gedurende een periode die afloopt bij de inwerkingtreding van een overeenkomstig artikel 29 met een derde land afgesloten overeenkomst , en uiterlijk bij het verstrijken van een termijn van vier jaar , te rekenen vanaf de kennisgeving van de richtlijn , kan elke Lid-Staat voor de ondernemingen van dit land die op zijn grondgebied zijn gevestigd , met betrekking tot de congruentie en de lokalisatie van de technische reserves , de regeling handhaven welke op 1 januari 1973 daarop van toepassing was , mits hij de andere Lid-Staten en de Commissie daarvan in kennis stelt en niet de grenzen overschrijdt van de versoepelingen die krachtens artikel 15 , lid 2 , worden toegestaan ten gunste van de ondernemingen van Lid-Staten die op zijn grondgebied zijn gevestigd .

Titel V - Slotbepalingen

Artikel 33

De Commissie en de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten werken nauw samen , ten einde het toezicht op het directe verzekeringsbedrijf binnen de Gemeenschap te vergemakkelijken en de moeilijkheden te onderzoeken welke bij de toepassing van de richtlijn mochten rijzen .

Artikel 34

1 . Binnen zes jaar na kennisgeving van de richtlijn legt de Commissie aan de Raad een verslag voor over de invloed van de door de richtlijn ingevoerde financiële vereisten op de situatie van de verzekeringsmarkten van de Lid-Staten .

2 . Zo nodig zal de Commissie , voor het einde van de overgangsperiode als bedoeld in artikel 30 , lid 1 , de Raad tussentijdse verslagen voorleggen .

Artikel 35

De Lid-Staten wijzigen hun nationale voorschriften conform de richtlijn binnen achttien maanden na kennisgeving daarvan . Zij stellen de Commissie onmiddellijk van deze wijzigingen in kennis .

De aldus gewijzigde voorschriften worden uiterlijk dertig maanden na die kennisgeving van kracht , behoudens de artikelen 30 , 31 en 32 .

Artikel 36

Na de kennisgeving van de richtlijn zien de Lid-Staten erop toe dat de tekst van alle belangrijke wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die zij aanvaarden op het gebied waarop de richtlijn van toepassing is , ter kennis van de Commissie wordt gebracht .

Artikel 37

De bijlage vormt een integrerend deel van deze richtlijn .

Artikel 38

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 24 juli 1973 .

Voor de Raad

De Voorzitter

I . NOERGAARD

( 1 ) PB nr . 2 van 15 . 1 . 1962 , blz . 36/62 .

( 2 ) PB nr . C 27 van 28 . 3 . 1968 , blz . 15 .

( 3 ) PB nr . 158 van 18 . 7 . 1967 , blz . 1 .

BIJLAGE

A . Indeling van de risico's per branche

1 . Ongevallen ( inclusief arbeidsongevallen en beroepsziekten )

  • forfaitaire uitkeringen
  • schadeloosstellingen
  • combinaties daarvan
  • vervoerde personen

2 . Ziekte

  • forfaitaire uitkeringen
  • schadeloosstellingen
  • combinaties daarvan

3 . Voertuigcasco ( met uitzondering van rollend spoorwegmaterieel )

Alle schaden toegebracht aan :

  • motorrijtuigen
  • voertuigen zonder motor

4 . Casco rollend spoorwegmaterieel

Alle schaden toegebracht aan rollend spoorwegmaterieel

5 . Luchtvaartuigcasco

Alle schaden toegebracht aan luchtvaartuigen

6 . Casco zee - en binnenschepen

Alle schaden toegebracht aan :

  • binnenschepen
  • schepen voor de vaart op meren
  • zeeschepen

7 . Vervoerde goederen ( met inbegrip van koopwaren , bagage en alle andere goederen )

Alle schaden toegebracht aan vervoerde goederen of bagage , onafkankelijk van de aard van het transportmiddel

8 . Brand en natuurevenementen

Alle schaden toegebracht aan goederen ( met uitzondering van de goederen welke onder de sub 3 , 4 , 5 , 6 en 7 genoemde branches zijn begrepen ) wanneer deze zijn veroorzaakt door :

  • brand
  • ontploffing
  • storm
  • natuurevenementen , met uitzondering van storm
  • kernenergie
  • aardverzakking

9 . Andere schaden aan goederen

Alle schaden welke zijn toegebracht aan goederen ( met uitzondering van de goederen die onder de sub 3 , 4 , 5 , 6 en 7 genoemde branches zijn begrepen ) , wanneer deze schaden zijn veroorzaakt door hagel of vorst , alsmede door alle overige niet reeds sub 8 begrepen evenementen , zoals diefstal

10 . W.A . motorrijtuigen

Elke aansprakelijkheid welke het gevolg is van het gebruik van motorrijtuigen ( de aansprakelijkheid van de vervoerder daaronder begrepen )

11 . W.A . luchtvaartuigen

Elke aansprakelijkheid welke het gevolg is van het gebruik van luchtvaartuigen ( de aansprakelijkheid van de vervoerder daaronder begrepen )

12 . W.A . zee - en binnenschepen

Elke aansprakelijkheid welke het gevolg is van het gebruik van zee - en binnenschepen ( de aansprakelijkheid van de vervoerder daaronder begrepen )

13 . Algemene W.A .

Alle overige niet reeds onder de nummers 10 , 11 en 12 vermelde vormen van aansprakelijkheid

14 . Krediet

  • algemene insolventie
  • exportkrediet
  • verkoop op afbetaling
  • hypothecair krediet
  • landbouwkrediet

15 . Borgtocht

  • directe borgtocht
  • indirecte borgtocht

16 . Diverse geldelijke verliezen

  • risico van gebrek aan werk
  • ( algemeen ) tekort aan ontvangsten
  • slecht weer
  • winstderving
  • doorlopende hoge algemene kosten
  • onvoorziene bedrijfsuitgaven
  • verlies van verkoopwaarde
  • huur - of inkomstenderving
  • andere indirecte bedrijfsverliezen dan bovengenoemde
  • niet met een bedrijf samenhangende geldelijke verliezen
  • overige geldelijke verliezen

17 . Rechtsbijstand

rechtsbijstand

De risico's die tot een branche behoren kunnen niet onder een andere branche worden gerangschikt met uitzondering van de sub C genoemde gevallen .

B . Aanduiding van de vergunning die voor verscheidene branches tegelijk wordt gegeven

Wanneer de vergunning tegelijk betrekking heeft op :

a ) de branches nrs . 1 en 2 wordt hiervoor de aanduiding " Ongevallen en Ziekte " gebruikt ;

b ) de branches nrs . 1 ( vierde streepje ) , 3 , 7 en 10 , wordt hiervoor de aanduiding " Motorrijtuigverzekering " gebruikt ;

c ) de branches nrs . 1 ( vierde streepje ) , 4 , 6 , 7 en 12 , wordt hiervoor de aanduiding " Zee - en transportverzekering " gebruikt ;

d ) de branches nrs . 1 ( vierde streepje ) , 5 , 7 en 11 , wordt hiervoor de aanduiding " Luchtvaartverzekering " gebruikt ;

e ) de branches nrs . 8 en 9 , wordt hiervoor de aanduiding " Brand en andere schade aan goederen " gebruikt ;

f ) de branches nrs . 10 , 11 , 12 en 13 , wordt hiervoor de aanduiding " Wettelijke aansprakelijkheid " gebruikt ;

g ) de branches nrs . 14 en 15 , wordt hiervoor de aanduiding " Krediet en borgtocht " gebruikt ;

h ) alle branches , wordt zij verleend onder de door de betrokken Lid-Staat gekozen benaming , welke aan de andere Lid-Staten en aan de Commissie zal worden medegedeeld .

C . Bijkomende risico's

De onderneming die een vergunning heeft verkregen voor het dekken van een hoofdrisico dat tot een branche of een aantal branches behoort mag ook risico's verzekeren die tot een andere branche behoren zonder dat voor deze risico's een vergunning is vereist , mits zij :

  • samenhangen met het hoofdrisico ,
  • betrekking hebben op het object dat verzekerd is tegen het hoofdrisico , en
  • worden verzekerd bij de overeenkomst welke het hoofdrisico dekt .

De onder de branches genoemd onder A , 14 en 15 vallende risico's mogen echter niet als bijkomende risico's van andere branches worden beschouwd .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.