Verordening 1976/1859 - Regeling welke van toepassing is op het personeel van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31976R1859

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31976R1859

Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1859/76 van de Raad van 29 juni 1976 houdende vaststelling van de regeling welke van toepassing is op het personeel van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

Publicatieblad Nr. L 214 van 06/08/1976 blz. 0001 - 0023

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 2 blz. 0047

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 01 Deel 2 blz. 0013

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 2 blz. 0047

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 05 Deel 2 blz. 0095

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 05 Deel 2 blz. 0095

++++

VERORDENING ( EGKS , EEG , EURATOM ) Nr . 1859/76 VAN DE RAAD

van 29 juni 1976

houdende vaststelling van de regeling welke van toepassing is op het personeel van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 337/75 van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding ( 1 ) , inzonderheid op artikel 13 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Overwegende dat de Raad op voorstel van de Commissie de bepalingen betreffende het personeel van dit Centrum dient vast te stellen ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

1 . Deze regeling is van toepassing op :

  • de Directeur en de Adjunct-Directeur van het Centrum ,
  • de beambten van het Centrum ,
  • de plaatselijke functionarissen van het Centrum .

2 . Als beambte van het Centrum in de zin van deze regeling wordt aangemerkt het personeelslid dat is aangesteld om een ambt te vervullen dat is opgenomen in de bij de begroting van het Centrum gevoegde lijst van het aantal ambten .

3 . Als plaatselijk functionaris in de zin van deze regeling wordt aangemerkt het personeelslid dat overeenkomstig de plaatselijke gebruiken is aangesteld om handenarbeid of hulpdiensten te verrichten in een ambt dat niet is opgenomen in de bij de begroting van het Centrum gevoegde lijst van het aantal ambten en dat wordt bezoldigd uit de algemene hiertoe in de begroting uitgetrokken kredieten .

4 . De Directeur , die wordt benoemd door de Commissie van de Europese Gemeenschappen , wordt aangesteld in een ambt dat is opgenomen in de bij de begroting van het Centrum gevoegde lijst van het aantal ambten , ten einde de functie uit te oefenen als bedoeld in artikel 7 van Verordening ( EEG ) nr . 337/75 .

De Adjunct-Directeur , die wordt benoemd door de Commissie van de Europese Gemeenschappen , wordt aangesteld in een ambt dat is opgenomen in de bij de begroting van het Centrum gevoegde lijst van het aantal ambten , ten einde de Directeur bij de staan en hem in geval van afwezigheid of verhindering te vervangen .

5 . De Directeur is bevoegd tot het sluiten van de arbeidsovereenkomsten met de in leden 2 en 3 hierboven bedoelde personeelsleden .

De Voorzitter van de Raad van Bestuur van het Centrum is bevoegd tot het ondertekenen van de arbeidsovereenkomsten van de Directeur en de Adjunct-Directeur .

TITEL II

BEAMBTEN VAN HET CENTRUM

HOOFDSTUK 1

Artikel 2

Een beambte kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden aangesteld .

De looptijd van overeenkomsten die voor een bepaalde tijd worden gesloten , kan niet meer dan vijf jaar bedragen ; deze overeenkomsten kunnen worden verlengd .

Artikel 3

De aanstelling van een beambte kan alleen strekken tot het voorzien , overeenkomstig de bepalingen van deze titel , in de vacature van een ambt dat is opgenomen in de bij de begroting van het Centrum gevoegde lijst van het aantal ambten . Elke vacature waarin besloten is te voorzien , wordt op passende wijze bekendgemaakt . De wijze van bekendmaking wordt vastgesteld door de Raad van Bestuur .

Artikel 4

De beambten zijn ingedeeld in vier categorieën , onderverdeeld in rangen die overeenkomen met de te verrichten werkzaamheden .

Bij de indeling van de beambten wordt rekening gehouden met hun kwalificaties en hun beroepservaring .

Het verband tussen de standaardfuncties en de rangen wordt aangegeven in de volgende tabel :

Categorie * Rang * Standaardfunctie *

A * A 5 * Hoofdadministrateur *

  • A 6 * Administrateur *
  • A 7 * Administrateur *
  • A 8 * Adjunct-administrateur *

B * B 1 * Hoofdassistent *

  • B 3 * Assistent *
  • B 5 * Adjunct-assistent *

Categorie * Rang * Standaardfunctie *

C * C 1 * Hoofdsecretaresse *

  • * Hoofdbeambte *
  • C 2 * Secretaresse-stenotypiste *
  • * Beambte *
  • C 3 * Secretaresse-stenotypiste *
  • * Beambte *
  • C 5 * Typist *
  • * Hulpbeambte *

D * D 2 * Geschoold bediende *

  • D 4 * Ongeschoold bediende *

Op basis van deze tabel stelt de Raad van Bestuur , in overleg met de Commissie van de Europese Gemeenschappen , de omschrijving vast van de werkzaamheden en bevoegdheden die aan iedere standaardfunctie zijn verbonden .

Artikel 5

In de overeenkomst met de beambte moeten de rang en de salaristrap waarin hij wordt aangesteld worden vermeld .

De aangestelde beambte wordt ingedeeld in de laagste salaristrap van zijn rang . De Directeur kan echter , ten einde rekening te houden met de opleiding en de bijzondere beroepservaring van de betrokkene , hem een salarisanciënniteit in deze rang toekennen ; deze mag 48 maanden niet te boven gaan .

Tewerkstelling van een beambte in een ambt dat overeenkomt met een hogere rang dan die waarin hij is aangesteld , vereist een aanvullende overeenkomst .

Artikel 6

1 . Er wordt een personeelscomité opgericht dat de taken vervult welke in deze regeling zijn omschreven .

2 . Samenstelling en werkwijze van dit orgaan worden door de Raad van Bestuur vastgesteld overeenkomstig bijlage I .

3 . Het personeelscomité behartigt de belangen van het personeel bij het Centrum en zorgt voor een voortdurend contact tussen het Centrum en het personeel . Het draagt bij tot de goede werking van de dienst door de mening van het personeel aan de dag te doen treden en deze naar voren te brengen .

Het comité brengt moeilijkheden van algemene aard aangaande de interpretatie en de toepassing van deze regeling ter kennis van de Directeur . Het comité kan inzake deze moeilijkheden worden geraadpleegd .

Het comité legt alle denkbeelden betreffende de organisatie en de werking van de dienst , alsmede alle voorstellen tot verbetering van de arbeidsvoorwaarden of in het algemeen van de levensomstandigheden van het personeel aan de Directeur voor .

4 . De beambte die een overeenkomst voor langer dan één jaar of voor onbepaalde tijd heeft aangegaan , heeft actief en passief kiesrecht voor het personeelscomité .

De beambte die een overeenkomst voor minder dan een jaar heeft , maar die sedert ten minste zes maanden in dienst is , heeft eveneens actief kiesrecht .

HOOFDSTUK 2

Rechten en verplichtingen

Artikel 7

De beambte dient bij het uitoefenen van zijn werkzaamheden en bij het bepalen van zijn gedrag uitsluitend de belangen van het Centrum voor ogen te houden , zonder aanwijzingen te vragen of te aanvaarden van enige regering of van enig gezag , enige organisatie of persoon buiten het Centrum .

De beambte mag , zonder machtiging van de Directeur , van een regering of wie dan ook buiten het Centrum , geen eerbewijzen , onderscheidingen , gunsten , giften of beloningen van welke aard ook aanvaarden , behalve wegens voor zijn aanstelling bewezen diensten of wegens diensten welke gedurende een verlof ter zake van militaire dienst of andere nationale dienst uit hoofde van zodanige dienst zijn bewezen .

Artikel 8

De beambte dient zich te onthouden van iedere handeling en in het bijzonder van iedere meningsuiting in het openbaar , welke aan de waardigheid van zijn ambt afbreuk zou kunnen doen .

De beambte mag geen enkele betaalde of onbetaalde nevenactiviteit uitoefenen .

Artikel 9

Indien door de echtgenoot van de beambte een winstgevende bezigheid als beroep wordt uitgeoefend , dient de beambte hiervan mededeling te doen aan de Directeur .

Indien mocht blijken dat deze bezigheid onverenigbaar is met die van de beambte en indien laatstgenoemde er niet voor kan instaan dat aan deze bezigheid binnen een bepaalde termijn een einde wordt gemaakt , beslist de Directeur of de beambte in zijn functie wordt gehandhaafd .

Artikel 10

De beambte die in de uitoefening van zijn functie een oordeel moet uitspreken over een aangelegenheid bij welker behandeling of oplossing hij een persoonlijk belang heeft van zodanige aard dat zulks aan zijn onafhankelijkheid afbreuk zou kunnen doen , dient daarvan de Directeur op de hoogte te stellen .

Artikel 11

De beambte die kandidaat is voor een parlementszetel , dient onbezoldigd verlof aan te vragen , en wel voor ten hoogste drie maanden .

De Directeur beoordeelt de positie van de beambte die verkozen is . Naar gelang van het gewicht van dat ambt en van de verplichtingen welke daaruit voor de ambtsdrager voortvloeien , beslist de Directeur of de betrokkene in dienst wordt gehandhaafd dan wel of hij onbezoldigd verlof moet aanvragen . Het verlof duurt in dat geval even lang als het mandaat van de beambte .

Artikel 12

De beambte is gehouden na beëindiging van de dienst betamelijkheid en kiesheid te betrachten bij het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen .

Artikel 13

De beambte is verplicht tot de meest strikte geheimhouding met betrekking tot alle feitelijke gegevens en inlichtingen welke in de uitoefening van zijn functie of ter gelegenheid daarvan te zijner kennis komen ; het is hem verboden aan enigerlei persoon die niet bevoegd is daarvan kennis te dragen , enig document of gegeven dat niet eerder aan de openbaarheid is prijsgegeven , in welke vorm dan ook te verstrekken . Ook na beëindiging van de dienst blijft de beambte hiertoe verplicht .

Zonder machtiging van de Directeur is het de beambte verboden , alleen of in samenwerking met anderen , enig geschrift waarvan het onderwerp betrekking heeft op de activiteit van het Centrum openbaar te maken of openbaar te doen maken . Deze machtiging kan alleen worden geweigerd indien de beoogde publikatie de belangen van het Centrum zou kunnen schaden .

Artikel 14

Alle rechten die verband houden met hetgeen door de beambte in de uitoefening van zijn functie is verricht , vallen toe aan het Centrum .

Artikel 15

De beambte mag onder geen beding in rechte gewag maken van hetgeen hij in verband met zijn ambtsbezigheden heeft bevonden zonder machtiging van de Directeur . Deze machtiging kan slechts worden geweigerd , indien de belangen van het Centrum zulks vorderen en indien weigering niet kan leiden tot strafrechtelijke gevolgen voor de betrokken beambte . Ook na beëindiging van de dienst blijft de beambte hiertoe verplicht .

De voorgaande alinea is niet van toepassing op de beambte of gewezen beambte die als getuige optreedt voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voor een aangelegenheid die een beambte of gewezen beambte van het Centrum betreft .

Artikel 16

De beambte is verplicht in zijn standplaats te wonen of op zodanige afstand daarvan dat hij niet gehinderd wordt in de uitoefening van zijn werkzaamheden .

Artikel 17

Ongeacht de rang welke hij in het ambtelijk bestel bekleedt , is iedere beambte verplicht zijn meerderen bij te staan en van raad te dienen ; hij is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken welke hem zijn toevertrouwd .

De beambte , belast met de zorg voor de gang van zaken in een tak van dienst , is verantwoordelijk tegenover zijn chefs voor de uitoefening van het gezag dat hem is toegekend , alsmede voor de uitvoering der door hem verstrekte opdrachten . De eigen verantwoordelijkheid zijner ondergeschikten ontheft hem in genen dele van de verantwoordelijkheid welke hij zelf draagt .

Mocht hem een bepaalde opdracht onregelmatig voorkomen , of mocht hij menen dat de uitvoering daarvan nadelige gevolgen van ernstige aard kan meebrengen , dan dient de beambte , zo nodig schriftelijk , zijn chef van zijn zienswijze op de hoogte te stellen . Indien deze de opdracht schriftelijk bevestigt , moet de beambte haar uitvoeren , tenzij de opdracht strijdig is met de strafwetten .

Artikel 18

De beambte kan worden verplicht de schade die het Centrum door grove schuld zijnerzijds in de uitoefening van zijn functie of ter gelegenheid daarvan heeft geleden , geheel of gedeeltelijk te vergoeden .

De Directeur neemt daartoe , met inachtneming van de tuchtrechtelijke procedure , een met redenen omkleed besluit .

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft volledige rechtsmacht om uitspraak te doen in geschillen die door toepassing van deze bepalingen mochten ontstaan .

Artikel 19

De voorrechten en immuniteiten welke de beambten genieten zijn uitsluitend in het belang van het Centrum toegekend . Behoudens het bepaalde in het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen zijn de betrokkenen niet ontheven van het vervullen van hun particuliere verplichtingen en van het naleven van de geldende wetten en de voorschriften betreffende de openbare orde en veiligheid .

Artikel 20

Het Centrum verleent bijstand aan de beambte , inzonderheid bij rechtsvervolgingen van hen die zich hebben schuldig gemaakt aan bedreigingen , grove beledigingen , beschimpingen , smaad of vergrijpen tegen persoon of goed , waaraan hijzelf of de leden van zijn gezin uit hoofde van zijn hoedanigheid en zijn functie blootstaan .

Voor zover de schade die de beambte door deze feiten heeft geleden , niet uit diens opzet of grove nalatigheid is voortgevloeid en hij geen vergoeding heeft kunnen krijgen van degenen die de schade hebben veroorzaakt , wordt zij door het Centrum vergoed .

Het Centrum vergemakkelijkt de bij - en nascholing van de beambte , voor zover dit verenigbaar is met de eisen van een goede werking der diensten en in overeenstemming met de eigen belangen van het Centrum .

Artikel 21

De beambten hebben het recht van vereniging ; zij kunnen met name lid zijn van vak - of beroepsorganisaties .

Artikel 22

De beambte kan verzoeken richten tot de Directeur .

Elk besluit dat overeenkomstig deze regeling ten aanzien van een beambte wordt genomen , dient onverwijld schriftelijk te zijner kennis te worden gebracht . Iedere voor hem nadelige beslissing dient met redenen te zijn omkleed .

Individuele besluiten betreffende de ambtelijke stand van de beambte worden onmiddellijk in de gebouwen van het Centrum aangeplakt .

HOOFDSTUK 3

Aanstelling

Artikel 23

1 . De aanstelling van beambten dient erop gericht te zijn , het Centrum de medewerking te verzekeren van personen die uit een oogpunt van bekwaamheid , prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de Lid-Staten der Europese Gemeenschappen zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke aardrijkskundige spreiding .

Bij de keuze der beambten wordt geen onderscheid gemaakt ten aanzien van ras , geloof of geslacht .

Geen enkel ambt mag uitsluitend worden bestemd voor onderdanen van een bepaalde Lid-Staat .

2 . Als beambte kan slechts worden aangesteld hij :

a ) die onderdaan is van een der Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen , behoudens bij uitzondering genomen andersluidend besluit van de Raad van Bestuur en die zijn rechten als staatsburger bezit ;

b ) die heeft voldaan aan de verplichtingen welke voor hem voortvloeien uit de wettelijke voorschriften inzake de militaire dienstplicht ;

c ) die in zedelijk opzicht de waarborgen biedt , welke voor de uitoefening van zijn functie vereist zijn ;

d ) die voldoet aan de voor de uitoefening van zijn functie gestelde eisen van lichamelijke geschiktheid ;

e ) die blijk geeft van een grondige kennis van een van de talen der Europese Gemeenschappen en van een voldoende kennis van een andere taal van die Gemeenschappen , voor zover dit voor de door hem te verrichten werkzaamheden noodzakelijk is .

Artikel 24

Alvorens er wordt overgegaan tot zijn aanstelling dient de beambte zich te onderwerpen aan een medisch onderzoek door een door het Centrum aangewezen arts , opdat door het Centrum kan worden vastgesteld of hij aan de in artikel 23 , lid 2 , onder d ) , gestelde voorwaarden voldoet .

Artikel 25

De beambte kan worden verplicht een proeftijd van ten hoogste zes maanden te volbrengen .

Na het verstrijken van deze proeftijd wordt de beambte die geen blijk van voldoende vakbekwaamheid heeft gegeven , ontslagen . Hij ontvangt dan een vergoeding gelijk aan een derde van zijn basissalaris voor elke maand van zijn proeftijd .

HOOFDSTUK 4

Arbeidsvoorwaarden

Artikel 26

De beambten in actieve dienst staan op ieder ogenblik ter beschikking van het Centrum .

De normale arbeidsduur kan evenwel niet meer dan 42 uur per week bedragen , overeenkomstig een door de Directeur vastgesteld rooster .

Artikel 27

De beambte kan slechts in dringende gevallen bij buitengewone toevloed van werk worden verplicht tot het verrichten van overwerk ; machtiging tot het doen verrichten van arbeid gedurende de nacht of op zon - en feestdagen kan slechts worden verleend volgens de door de Directeur vastgestelde procedure . Het totale aantal aan een beambte opgedragen overuren mag in geen geval meer dan 150 per periode van zes maanden bedragen .

Overuren welke door beambten van de categorieën A en B worden verricht , geven geen recht op compensatie of beloning .

De door beambten van de categorieën C en D verrichte overuren geven , overeenkomstig de bepalingen van bijlage II , recht op compensatie in vrije tijd of , indien het belang van de dienst niet toestaat compensatie te verlenen in de maand volgende op die waarin de overuren werden verricht , op beloning .

Artikel 28

De beambte heeft per kalenderjaar recht op een vakantieverlof van ten minste vierentwintig werkdagen en ten hoogste dertig werkdagen , volgens een regeling die door de Raad van Bestuur in overleg met de Commissie van de Europese Gemeenschappen na raadpleging van het personeelscomité wordt vastgesteld .

Behalve dit verlof kan hem op zijn verzoek bij wijze van uitzondering een buitengewoon verlof worden verleend . Het verlenen van deze verloven geschiedt overeenkomstig de bepalingen van bijlage III .

Artikel 29

Ongeacht het recht op de in artikel 28 vermelde verloven , hebben zwangere vrouwen , na overlegging van een medisch attest , recht op een verlof , ingaande zes weken voor de datum die op het attest als vermoedelijke dag van de bevalling is aangegeven , en eindigende acht weken na de datum van de bevalling , met dien verstande dat dit verlof niet minder dan veertien weken kan bedragen .

Artikel 30

1 . De beambte die aantoont ten gevolge van ziekte of ongeval verhinderd te zijn zijn werkzaamheden te verrichten , komt van rechtswege in aanmerking voor ziekteverlof met behoud van bezoldiging .

De betrokkene moet het Centrum zo spoedig mogelijk mededelen dat hij niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten en hierbij de plaats aangeven waar hij zich bevindt . Van de vierde dag van zijn afwezigheid af dient hij een medisch attest over te leggen . Hij kan door het Centrum aan iedere medische controle worden onderworpen .

Wanneer deze afwezigheid wegens ziekte van telkens ten hoogste drie dagen over een tijdvak van twaalf maanden een totaal van twaalf dagen overschrijdt , neemt de Directeur op advies van een door het Centrum aangewezen arts een besluit na kennis te hebben genomen van het advies van een door de betrokkene aangewezen arts .

Het ziekteverlof met behoud van bezoldiging is echter beperkt tot de duur van de reeds door de beambte volbrachte diensttijd , met een minimum van één maand . Dit verlof kan niet na het einde van de overeenkomst worden voortgezet .

Na het verstrijken van bovenstaande termijnen ontvangt de beambte wiens dienst niet wordt beëindigd , ondanks het feit dat hij zijn werkzaamheden nog niet kan hervatten , onbezoldigd ziekteverlof .

De beambte die een beroepsziekte heeft opgedaan of aan wie ter gelegenheid van de uitoefening van zijn functie een ongeval is overkomen , blijft echter gedurende de gehele periode van zijn arbeidsongeschiktheid zijn volledige bezoldiging ontvangen zolang hij niet de rechten kan doen gelden waarin hiertoe is voorzien bij de krachtens artikel 38 geldende nationale wetgeving .

2 . De beambte dient zich ieder jaar te onderwerpen aan een preventief medisch onderzoek , hetzij bij een door het Centrum aangewezen arts hetzij bij een door hem gekozen arts .

In laatstgenoemd geval komen de honoraria van de arts ten laste van het Centrum tot een maximumbedrag , dat jaarlijks door de Raad van Bestuur wordt vastgesteld .

Artikel 31

Behoudens bij ziekte of ongeval mag de beambte , zonder hiertoe tevoren door zijn chef te zijn gemachtigd , niet afwezig zijn . Onverminderd de eventuele toepassing van tuchtrechtelijke bepalingen , wordt iedere onregelmatige afwezigheid die naar behoren is vastgesteld , op het vakantieverlof in mindering gebracht . Indien de beambte geen recht meer op zodanig verlof heeft , ontvangt hij over het desbetreffende tijdvak geen bezoldiging .

Wanneer een beambte zijn ziekteverlof in een andere plaats wenst door te brengen dan waar hij is tewerkgesteld , dient hij daartoe vooraf door de Directeur te worden gemachtigd .

Artikel 32

De lijst van feestdagen wordt door de Raad van Bestuur in overleg met de Commissie van de Europese Gemeenschappen en na raadpleging van het personeelscomité vastgesteld .

Artikel 33

Bij wijze van uitzondering kan aan de beambte op diens verzoek onbezoldigd verlof om dwingende redenen van persoonlijke aard worden verleend . De Directeur bepaalt de duur van dit verlof , dat een vierde van de duur van de reeds volbrachte diensttijd niet mag overschrijden en dat niet langer dan drie maanden mag duren .

De duur van het in de eerste alinea bedoelde verlof wordt niet in aanmerking genomen bij de toepassing van artikel 35 , tweede alinea .

Artikel 34

Aan de beambte die anders dan voor herhalingsoefeningen weer onder de wapenen wordt geroepen , wordt verlof verleend met behoud van zijn volledige bezoldiging voor een periode gelijk aan de reeds door hem volbrachte diensttijd , met een maximum van drie maanden . Na afloop van deze periode geniet hij voor de tijd dat hij onder de wapenen is doch ten hoogste gedurende de helft van de door hem reeds volbrachte diensttijd , een tegemoetkoming gelijk aan een derde van zijn basissalaris . Na afloop van deze tweede termijn wordt hem onbezoldigd verlof verleend .

De in de eerste alinea bedoelde uitkeringen worden echter verminderd met de soldij van de beambte over de desbetreffende periode .

HOOFDSTUK 5

Bezoldiging en vergoeding van kosten

Artikel 35

Met inachtneming van het bepaalde in bijlage IV heeft de beambte recht op de bezoldiging die aan zijn rang en zijn salaristrap is verbonden .

De beambte die een anciënniteit van twee dienstjaren in een salaristrap van zijn rang heeft , gaat automatisch over naar de volgende salaristrap van die rang .

Artikel 36

Bij overlijden van een beambte ontvangen de overlevende echtgenoot of de kinderen te zijnen laste de totale bezoldiging van de overledene tot en met de derde maand na de maand van overlijden .

Artikel 37

Overeenkomstig het bepaalde in bijlage IV heeft de beambte recht op vergoeding van de kosten door hem gemaakt bij de indiensttreding of beëindiging van de dienst , alsmede van de kosten welke hij in of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn functie heeft gemaakt .

HOOFDSTUK 6

Sociale zekerheid

Artikel 38

1 . Ter zake van ziekte , ongeval , invaliditeit en overlijden , alsook om de vorming van een ouderdomsrente mogelijk te maken , valt de beambte onder de wettelijke voorschriften inzake sociale zekerheid van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij is tewerkgesteld .

Hij kan evenwel kiezen tussen toepassing van de wettelijke voorschriften van genoemde Lid-Staat , toepassing van de wettelijke voorschriften van de Lid-Staat waaraan hij laatstelijk onderworpen was , of toepassing van de wettelijke voorschriften van de Lid-Staat waarvan hij onderdaan is , wat de andere bepalingen betreft dan die inzake de gezinstoelagen waarvan de toekenning is geregeld in bijlage IV . Deze keuzemogelijkheid , die maar eenmaal kan worden benut binnen een termijn van zes maanden volgende op de datum van sluiting van de arbeidsovereenkomst of van inwerkingtreding van deze verordening , wordt van kracht op de datum van indiensttreding .

De werkgeversbijdragen , vastgesteld in de geldende wettelijke voorschriften , komen ten laste van het Centrum wanneer de beambte is aangesloten bij een verplicht stelsel van sociale zekerheid ; wanneer hij vrijwillig aangesloten blijft bij het nationale stelsel van sociale zekerheid waarbij hij aangesloten was voor zijn indiensttreding bij het Centrum , of wanneer hij zich vrijwillig aansluit bij een nationaal stelsel van sociale zekerheid , komt twee derde van de door de beambte te storten bijdragen ten laste van het Centrum .

2 . Voor zover lid 1 niet kan worden toegepast , wordt die beambte op kosten van het Centrum en ten belope van het in lid 1 vermelde aandeel van twee derde der bijdragen , verzekerd tegen ziekte , ongeval , invaliditeit en overlijden , als ook om hem de vorming van een ouderdomsrente mogelijk te maken . De wijze van toepassing van deze bepalingen wordt door de Raad van Bestuur na advies van het personeelscomité vastgesteld .

Artikel 39

1 . Bij geboorte van een kind ontvangt de beambte een toelage van 7 000 Bfr .

2 . De in lid 1 bedoelde uitkering vindt ook plaats bij het einde van een zwangerschap van ten minste zeven maanden .

3 . De beambte die een geboortetoelage ontvangt , is verplicht opgave te doen van soortgelijke toelagen die hijzelf of zijn echtgenote uit andere bron voor hetzelfde kind mocht ontvangen ; deze komen in mindering op de hiervoor vermelde toelage . Zijn zowel de vader als de moeder personeelsleden van het Centrum , dan wordt de toelage slechts aan de moeder uitbetaald .

Artikel 40

Bij overlijden van een beambte komen de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot naar de plaats van herkomst voor rekening van het Centrum .

Artikel 41

Aan een beambte die , inzonderheid ten gevolge van een ernstige of langdurige ziekte of door familieomstandigheden , in zeer benarde omstandigheden verkeert , kan een schenking , een lening of een voorschot worden toegekend .

Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de gewezen beambte na het verstrijken van zijn overeenkomst , wanneer de beambte als gevolg van een ernstige of langdurige ziekte , opgedaan tijdens zijn dienst , of van een ongeval , hem in die tijd overkomen , niet in staat is arbeid te verrichten en hij aantoont niet onder een ander stelsel van sociale zekerheid te vallen .

HOOFDSTUK 7

Terugvordering van hetgeen o verschuldigd is betaald

Artikel 42

Een onverschuldigd betaald bedrag wordt teruggevorderd , indien de bevoordeelde kennis droeg van de onregelmatigheid van de betaling of indien deze onregelmatigheid zo voor de hand lag dat de bevoordeelde daarvan kennis had moeten dragen .

HOOFDSTUK 8

Verzoeken en beroep

Artikel 43

1 . Iedere in deze regeling bedoelde persoon kan bij de Directeur een verzoek indienen om jegens hem een besluit te nemen . De Directeur brengt zijn met redenen omklede besluit binnen vier maanden , te rekenen vanaf de dag van indiening van dit verzoek , ter kennis van de betrokkene . Is bij het verstrijken van deze termijn een antwoord op het verzoek uitgebleven , dan geldt dit als een stilzwijgend besluit tot afwijzing , waartegen een klacht in de zin van lid 2 kan worden ingediend .

2 . Iedere in deze regeling bedoelde persoon kan bij de Raad van Bestuur een klacht indienen tegen een besluit waardoor hij zich bezwaard acht , hetzij omdat de Directeur een besluit heeft genomen , dan wel omdat hij geen bij deze regeling verplichte maatregel heeft genomen . De klacht moet binnen een termijn van drie maanden worden ingediend . Deze termijn gaat in :

  • op de dag waarop het besluit ter kennis wordt gebracht van degene tot wie het gericht is en in elk geval uiterlijk op de dag waarop betrokkene ervan kennis krijgt indien het een maatregel van individuele aard betreft ; indien evenwel door een besluit van individuele aard een andere persoon dan degene tot wie het gericht is , zich bezwaard kan gevoelen , gaat de termijn voor deze persoon in op de dag waarop hij van dit besluit kennis krijgt en in elk geval uiterlijk op de dag van bekendmaking ervan ;
  • op de dag waarop de antwoordtermijn verstrijkt , indien de klacht betrekking heeft op een stilzwijgend besluit tot afwijzing van een krachtens lid 1 ingediend verzoek .

De Raad van Bestuur brengt zijn met redenen omklede besluit binnen vier maanden , te rekenen vanaf de dag van indiening van de klacht , ter kennis van de betrokkene . Is bij het verstrijken van deze termijn een antwoord op de klacht uitgebleven , dan geldt dit als een stilzwijgend besluit tot afwijzing , waartegen beroep in de zin van artikel 44 kan worden ingesteld .

3 . Indien het beambten betreft moeten het verzoek en de klacht langs de hiërarchieke weg worden ingediend , behalve wanneer zij de directe chef van de beambte betreffen ; in dat geval kunnen zij rechtstreeks bij de onmiddellijke meerdere van deze chef worden ingediend .

Artikel 44

1 . Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen het Centrum en een van de in deze regeling bedoelde personen , dat betrekking heeft op de wettigheid van een besluit waardoor deze persoon zich bezwaard acht in de zin van artikel 43 , lid 2 . Bij geschillen van geldelijke aard heeft het Hof van Justitie volledige rechtsmacht .

2 . Een beroep op het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is slechts ontvankelijk :

  • indien men zich van tevoren tot de Raad van Bestuur heeft gewend met een klacht in de zin van artikel 43 , lid 2 , en binnen de aldaar gestelde termijn , en
  • indien op deze klacht een uitdrukkelijk of stilzwijgend besluit tot afwijzing is genomen .

3 . Het in lid 2 bedoelde beroep moet binnen een termijn van drie maanden worden ingesteld . Deze termijn gaat in :

  • op de dag van kennisgeving van het naar aanleiding van de klacht genomen besluit ;
  • op de dag waarop de antwoordtermijn verstrijkt , indien het beroep betrekking heeft op een stilzwijgend besluit tot afwijzing van een krachtens artikel 43 , lid 2 , ingediende klacht ; wanneer echter een uitdrukkelijk besluit tot afwijzing van een klacht is afgekomen na het stilzwijgende besluit tot afwijzing , doch binnen de termijn voor het instellen van beroep , dan gaat laatstgenoemde termijn hierdoor opnieuw in .

4 . In afwijking van lid 2 kan de betrokkene zich echter , na bij de Raad van Bestuur een klacht als bedoeld in artikel 43 , lid 2 , te hebben ingediend , onmiddellijk wenden tot het Hof van Justitie , mits bij dit beroep een verzoek wordt gevoegd tot opschorting van de tenuitvoerlegging van het betwiste besluit of tot het nemen van voorlopige maatregelen . In dit geval wordt de procedure ten principale voor het Hof van Justitie opgeschort totdat een uitdrukkelijk of stilzwijgend besluit tot afwijzing van de klacht wordt genomen .

5 . Het in dit artikel bedoelde beroep wordt onderzocht en beoordeeld volgens de bepalingen van het door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen opgestelde reglement voor de procesvoering .

HOOFDSTUK 9

Beëindiging van de dienst

Artikel 45

Behalve door overlijden eindigt de dienst van de beambte :

1 . Bij overeenkomsten voor bepaalde tijd :

a ) op het tijdstip , in de overeenkomst bepaald ;

b ) na afloop van de in de overeenkomst vastgestelde opzeggingstermijn , indien zij een beding bevat dat aan de beambte of aan het Centrum de bevoegdheid geeft de overeenkomst op te zeggen voordat de geldigheidsduur is verstreken . Deze opzeggingstermijn mag niet meer dan drie maanden bedragen ;

c ) aan het einde van de maand waarin de beambte de 65-jarige leeftijd bereikt .

Bij opzegging van de overeenkomst door het Centrum heeft de beambte recht op een vergoeding gelijk aan een derde van zijn basissalaris over het tijdvak tussen de datum waarop zijn dienst eindigt en die waarop de geldigheidsduur van zijn overeenkomst verstrijkt .

2 . Bij overeenkomsten voor onbepaalde tijd :

a ) na afloop van de in de overeenkomst vastgestelde opzeggingstermijn ; deze mag niet minder bedragen dan twee dagen per volbrachte dienstmaand , met een minimum van vijftien dagen en een maximum van drie maanden . De opzeggingstermijn mag evenwel niet ingaan tijdens een moederschapsverlof , of tijdens een ziekteverlof voor zover dit niet langer dan drie maanden duurt . Voorts wordt gedurende deze verloven die termijn binnen bovengenoemde grens geschorst ;

b ) aan het einde van de maand waarin de beambte de 65-jarige leeftijd bereikt .

Artikel 46

De overeenkomst voor bepaalde zowel als voor onbepaalde tijd :

1 . moet door het Centrum zonder opzeggingstermijn worden beëindigd wanneer de beambte voor eerste oefening onder de wapenen wordt geroepen ;

2 . kan door het Centrum zonder opzeggingstermijn worden beëindigd :

a ) na het verstrijken van de proeftijd , overeenkomstig artikel 25 , tweede alinea ;

b ) onverminderd artikel 11 , bij verkiezing van een beambte tot een openbaar ambt , indien de Directeur van oordeel is dat dit ambt onverenigbaar is met de normale uitoefening van zijn functie bij het Centrum ;

c ) wanneer de beambte ophoudt te voldoen aan de in artikel 23 , lid 2 , onder a ) en d ) , gestelde voorwaarden ;

d ) indien de beambte zijn functie niet kan hervatten na afloop van het in artikel 30 bedoelde bezoldigde ziekteverlof . Hij ontvangt dan een vergoeding gelijk aan twee dagen basissalaris , verhoogd met de gezinstoelagen , per volbrachte dienstmaand .

Artikel 47

1 . De overeenkomst kan zonder opzeggingstermijn worden beëindigd om redenen van tuchtrechtelijke aard indien de beambte opzettelijk of uit nalatigheid ernstig te kort schiet in zijn verplichtingen . Het met redenen omklede besluit wordt genomen door de Directeur , nadat de beambte in staat is gesteld zich te verdedigen .

2 . In dat geval kan de Directeur besluiten aan de beambte het recht op de in bijlage IV vermelde inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst geheel of gedeeltelijk te ontnemen .

Artikel 48

1 . De overeenkomst van een beambte moet door het Centrum zonder opzeggingstermijn worden beëindigd , zodra de Directeur vaststelt :

a ) dat de beambte bij zijn aanstelling met opzet onjuiste inlichtingen heeft verstrekt omtrent zijn beroepsbekwaamheden of de in artikel 23 , lid 2 , gestelde voorwaarden en

b ) dat deze onjuiste inlichtingen doorslaggevend zijn geweest voor zijn aanstelling .

2 . In dit geval wordt de overeenkomst door de Directeur beëindigd nadat de beambte gehoord is . Deze dient zijn werkzaamheden onmiddellijk te staken . Artikel 47 , lid 2 , is van toepassing .

TITEL III

PLAATSELIJKE FUNCTIONARISSEN

Artikel 49

Onverminderd de bepalingen van deze titel , worden de arbeidsvoorwaarden van plaatselijke functionarissen , inzonderheid ter zake van :

a ) aanstelling en ontslag ,

b ) verloven ,

c ) bezoldiging ,

door de Raad van Bestuur in overleg met de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld aan de hand van de voorschriften en gebruiken ter plaatse waar de functionaris zijn werkzaamheden moet verrichten .

Artikel 50

Inzake de sociale zekerheid neemt het Centrum de lasten op zich die op de werkgever drukken ingevolge de voorschriften ter plaatse waar de functionaris zijn werkzaamheden moet verrichten .

Artikel 51

Geschillen tussen het Centrum en de plaatselijke functionaris worden onderworpen aan het gerecht dat bevoegd is ingevolge de wetten ter plaatse waar de plaatselijke functionaris zijn werkzaamheden verricht .

Artikel 52

De plaatselijke functionaris die een overeenkomst voor langer dan één jaar of voor onbepaalde tijd heeft aangegaan , heeft actief en passief kiesrecht voor het personeelscomité . De plaatselijke functionaris die een overeenkomst voor korter dan één jaar heeft , maar die sedert ten minste zes maanden in dienst is , heeft actief kiesrecht .

TITEL IV

DIRECTEUR EN ADJUNCT-DIRECTEUR

Artikel 53

1 . Onverminderd artikel 54 worden de bepalingen die van toepassing zijn op de Directeur en de Adjunct-Directeur vastgesteld door de Raad van Bestuur .

2 . De Adjunct-Directeur staat de Directeur bij en vervangt hem bij afwezigheid of verhindering .

Artikel 54

De bepalingen van de artikelen 3 , 7 , 8 , 10 , 12 , 13 , 15 , 16 , 18 , 19 , 20 en 21 betreffende de rechten en verplichtingen , alsmede de bepalingen van de artikelen 43 en 44 betreffende verzoeken en beroep zijn van overeenkomstige toepassing op de Directeur en de Adjunct-Directeur .

TITEL V

VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN

Artikel 55

De artikelen 12 tot en met 16 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen zijn van toepassing op de beambten van het Centrum , alsmede op de Directeur en de Adjunct-Directeur .

Artikel 12 , alinea a ) , van dit Protocol is van toepassing op de plaatselijke functionarissen .

TITEL VI

BELASTINGREGELING

Artikel 56

Verordening ( EEG , Euratom , EGKS ) nr . 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen ( 2 ) is van overeenkomstige toepassing op de beambten van het Centrum , alsmede op de Directeur en de Adjunct-Directeur .

De belasting wordt door het Centrum geheven door inhouding bij de bron . De opbrengst van de belasting wordt in de begroting van de Europese Gemeenschappen onder de ontvangsten opgenomen .

TITEL VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 57

De algemene uitvoeringsbepalingen van deze regeling worden door de Raad van Bestuur , op voorstel van de Directeur en na raadpleging van het personeelscomité , in overleg met de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Luxemburg , 29 juni 1976 .

Voor de Raad

De Voorzitter

G . THORN

( 1 ) PB nr . L 39 van 13 . 2 . 1975 , blz . 1 .

( 2 ) PB nr . L 56 van 4 . 3 . 1968 , blz . 8 .

BIJLAGE I

SAMENSTELLING EN WERKWIJZE VAN HET PERSONEELSCOMITE

Enig artikel

Het personeelscomité bestaat uit leden en eventueel plaatsvervangende leden , wier ambtstermijn twee jaar duurt . Het Centrum kan evenwel besluiten , een kortere ambtstermijn vast te stellen ; deze mag echter niet korter zijn dan één jaar .

De regels omtrent de verkiezing voor het personeelscomité worden vastgesteld door de algemene vergadering van de personeelsleden , die op de overeenkomstige standplaats in dienst zijn . De verkiezingen zijn geheim .

Het personeelscomité dient zodanig te zijn samengesteld dat alle categorieën personeelsleden daarin zijn vertegenwoordigd .

De verkiezing voor het personeelscomité is slechts geldig indien ten minste twee derde van de stemgerechtigden daaraan heeft deelgenomen . Indien het quorum evenwel niet wordt bereikt , is de verkiezing bij de tweede stemming geldig wanneer de meerderheid der stemgerechtigden daaraan heeft deelgenomen .

De functies der leden van het personeelscomité en van de personeelsleden die zitting hebben in een door het Centrum ingesteld orgaan , worden beschouwd als een onderdeel van de taken die zij moeten verrichten . De betrokkene mag door de uitoefening van zijn functie geen enkel nadeel ondervinden .

BIJLAGE II

NADERE BEPALINGEN BETREFFENDE COMPENSATIE EN BELONING VAN OVERWERK

Artikel 1

Binnen de in artikel 27 van deze regeling gestelde grenzen geeft overwerk , verricht door beamten van de categorieën C en D , recht op compensatie of beloning volgens onderstaande regels :

a ) ieder uur overwerk geeft recht op compensatie in de vorm van een uur vrij ; een overuur , verricht tussen 22 en 7 uur of op een zon - of feestdag , wordt echter met anderhalf uur vrij gecompenseerd ; bij de toekenning van vrije tijd wordt rekening gehouden met het belang van de dienst en met de wensen van de betrokkene ;

b ) indien het belang van de dienst deze compensatie niet mogelijk maakt voor het einde van de maand volgende op die waarin het overwerk is verricht , verleent de Directeur machtiging tot beloning van de niet gecompenseerde overuren ten bedrage van 0,72 % van het maandelijkse basissalaris voor elk overuur , met inachtneming van het sub a ) gestelde ;

c ) slechts overwerk gedurende meer dan 30 minuten wordt als overuur gecompenseerd of beloond .

Artikel 2

De reistijd naar en van de plaats van bestemming van een dienstreis wordt niet beschouwd als overwerk in de zin van deze bijlage . Arbeidsuren verricht op de plaats van bestemming boven het normale aantal , kunnen bij besluit van de Directeur worden gecompenseerd of eventueel beloond .

Artikel 3

In afwijking van de artikelen 1 en 2 kan overwerk , verricht door bepaalde groepen beambten van de categorieën C en D , die onder bijzondere omstandigheden werkzaam zijn , worden beloond met een vaste toelage ; de Raad van Bestuur bepaalt , na advies van het personeelscomité , het bedrag van deze toelage en de omstandigheden waaronder zij wordt toegekend .

BIJLAGE III

NADERE BEPALINGEN BETREFFENDE VERLOF

Afdeling 1

VAKANTIEVERLOF

Artikel 1

In het jaar van indiensttreding en in dat van de beëindiging van de dienst heeft de beambte recht op een verlof van twee werkdagen per volle dienstmaand ; voor een deel van een maand heeft hij recht op een verlof van twee werkdagen indien dat deel langer is dan vijftien dagen en op één werkdag indien het vijftien dagen of minder bedraagt .

Artikel 2

Het vakantieverlof kan in zijn geheel of in delen worden opgenomen , al naar de wens van de beambte en met inachtneming van het belang van de dienst . Het moet echter ten minste een tijdvak van twee achtereenvolgende weken bevatten . Aan beambten die in dienst treden , kan eerst verlof worden verleend nadat zij ten minste drie maanden in dienst zijn ; in bijzondere gevallen die deugdelijk gemotiveerd zijn , kan het verlof reeds voor het verstrijken van deze termijn worden verleend .

Artikel 3

Indien een beambte tijdens zijn vakantieverlof ziek wordt en deze ziekte hem zou hebben belet zijn ambtsbezigheden te verrichten zo hij niet met verlof was geweest , wordt het vakantieverlof verlengd met de periode van zijn arbeidsongeschiktheid , die door een doktersattest deugdelijk moet worden aangetoond .

Artikel 4

Indien de beambte zijn vakantieverlof anders dan om redenen van dienstbelang voor het einde van het kalenderjaar niet volledig heeft opgenomen , kan hij ten hoogste twaalf verlofdagen naar det volgende jaar doen overboeken .

Indien de beambte zijn vakantieverlof bij beëindiging van de dienst niet volledig heeft opgenomen , wordt hem als compensatie voor elke niet genoten verlofdag een bedrag uitbetaald , gelijk aan 1/30 van zijn maandelijkse bezoldiging op het ogenblik van beëindiging van de dienst .

Indien de beambte bij beëindiging van de dienst meer vakantieverlof heeft genoten dan waarop hij op dat tijdstip recht had , wordt op zijn bezoldiging een bedrag ingehouden dat op dezelfde wijze wordt berekend als bij de voorgaande alinea bepaald .

Artikel 5

Wordt om redenen van dienstbelang de beambte van vakantieverlof teruggeroepen of een verleend verlof ingetrokken , dan ontvangt hij na overlegging van deugdelijke bewijsstukken vergoeding van de hierdoor ontstane kosten en worden hem opnieuw reisdagen toegekend .

Afdeling 2

BUITENGEWOON VERLOF

Artikel 6

Behalve vakantieverlof kan aan de beambte , op zijn verzoek , buitengewoon verlof worden verleend . Onderstaande gevallen geven in het bijzonder recht op dit verlof binnen de daarbij aangegeven grenzen :

  • huwelijk van de beambte : vier dagen
  • verhuizing van de beambte : ten hoogste twee dagen
  • ernstige ziekte van de echtgenoot : ten hoogste drie dagen
  • overlijden van de echtgenoot : vier dagen
  • ernstige ziekte van een bloedverwant in opgaande lijn : ten hoogste twee dagen
  • overlijden van een bloedverwant in opgaande lijn : twee dagen
  • geboorte of huwelijk van een kind : twee dagen
  • ernstige ziekte van een kind : ten hoogste twee dagen
  • overlijden van een kind : vier dagen .

Afdeling 3

REISDAGEN

Artikel 7

Het in afdeling 1 bedoelde vakantieverlof wordt verlengd met een aantal reisdagen , berekend naar gelang van de afstand per spoorweg tussen de plaats van bestemming en de standplaats , volgens onderstaande regels :

  • van 50 tot 250 km : één dag voor de reis heen en terug ,
  • van 251 tot 600 km : twee dagen voor de reis heen en terug ,
  • van 601 tot 900 km : drie dagen voor de reis heen en terug ,
  • van 901 tot 1 400 km : vier dagen voor de reis heen en terug ,
  • van 1 401 tot 2 000 km : vijf dagen voor de reis heen en terug ,
  • boven de 2 000 km : zes dagen voor de reis heen en terug .

Indien de reis heen en terug niet binnen deze termijnen kan worden volbracht , kunnen bij wijze van uitzondering op verzoek van de beambte en tegen het overleggen van bewijsstukken afwijkingen worden toegestaan .

Voor het vakantieverlof wordt als plaats van bestemming in de zin van dit artikel de plaats van herkomst beschouwd .

Bovenstaande bepalingen zijn van toepassing op de beambte wiens standplaats en plaats van herkomst in Europa zijn gelegen . Indien de standplaats en/of plaats van herkomst buiten Europa zijn gelegen , worden naar gelang van de behoeften , de reisdagen bij bijzonder besluit vastgesteld .

In geval van buitengewoon verlof als bedoeld in afdeling 2 worden , naar gelang van de behoeften , de eventuele reisdagen bij bijzonder besluit vastgesteld .

BIJLAGE IV

NADERE BEPALINGEN BETREFFENDE BEZOLDING EN VERGOEDING VAN KOSTEN

Afdeling 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

De bezoldiging omvat een basissalaris , gezinstoelagen en toelagen van andere aard .

Artikel 2

De bezoldiging van de beambte wordt uitgedrukt in Belgische franken .

Zij wordt uitbetaald in de valuta van het land waar het personeelslid zijn functie uitoefent .

De bezoldiging , uitbetaald in een andere valuta dan de Belgische frank , wordt berekend op basis van de pariteiten zoals door het Internationale Monetaire Fonds aanvaard , die op 1 januari 1965 van kracht waren .

Artikel 3

Op de bezoldiging van de beambte , uitgedrukt in Belgische franken , wordt , na aftrek van de verplichte inhoudingen , genoemd in deze regeling of in de ter toepassing daarvan vastgestelde verordeningen , een aanpassingscoëfficiënt van meer dan , minder dan of gelijk aan 100 % toegepast , naar gelang van de levensomstandigheden in de verschillende plaatsen van tewerkstelling .

Deze coëfficiënten zijn gelijk aan die , welke door de Raad van de Europese Gemeenschappen worden vastgesteld op basis van het bepaalde in de artikelen 64 en 65 , lid 2 , van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen .

Artikel 4

Voor iedere rang en salaristrap wordt het maandelijkse basissalaris overeenkomstig de volgende tabel vastgesteld :

Rang * Salaristrap *

  • 1 * 2 * 3 * 4 * 5 * 6 * 7 * 8 *

A 5 * 52 068 * 55 348 * 58 628 * 61 908 * 65 188 * 68 468 * 71 748 * 75 028 *

A 6 * 44 538 * 47 120 * 49 702 * 52 284 * 54 866 * 57 448 * 60 030 * 62 612 *

A 7 * 37 926 * 39 969 * 42 012 * 44 055 * 46 098 * 48 141 * 50 184 * 52 227 *

A 8 * 33 193 * 34 644 * 36 095 * 37 546 * 38 997 * 40 448 * 41 899 * 43 350 *

B 1 * 44 538 * 47 120 * 49 702 * 52 284 * 54 866 * 57 448 * 60 030 * 62 612 *

B 3 * 31 528 * 33 141 * 34 754 * 36 367 * 37 980 * 39 593 * 41 206 * 42 819 *

B 5 * 23 675 * 24 805 * 25 935 * 27 065 * 28 195 * 29 325 * 30 455 * 31 585 *

C 1 * 27 443 * 28 679 * 29 915 * 31 151 * 32 387 * 33 623 * 34 859 * 36 095 *

C 2 * 23 460 * 24 590 * 25 720 * 26 850 * 27 980 * 29 110 * 30 240 * 31 370 *

C 3 * 21 687 * 22 655 * 23 623 * 24 591 * 25 559 * 26 527 * 27 495 * 28 463 *

C 5 * 17 492 * 18 353 * 19 214 * 20 075 * 20 936 * 21 797 * 22 658 * 23 519 *

D 2 * 18 140 * 19 054 * 19 968 * 20 882 * 21 796 * 22 710 * 23 624 * 24 538 *

D 4 * 15 558 * 16 310 * 17 062 * 17 814 * 18 566 * 19 318 * 20 070 * 20 822 *

Artikel 5

De bezoldigingen ondergaan dezelfde aanpassingen als die waartoe de Raad van de Europese Gemeenschappen heeft , besloten voor de bezoldigingen van de ambtenaren van deze Gemeenschappen . De Commissie van de Europese Gemeenschappen is gemachtigd om deze aanpassingen toe te passen op de tabel van de basissalarissen alsmede op de bedragen van de gezinstoelagen en toelagen van andere aard .

Afdeling 2

GEZINSTOELAGEN

Artikel 6

1 . De kostwinnerstoelage wordt vastgesteld op 5 % van het basissalaris van de beambte , met dien verstande dat deze toelage niet minder dan 1 276 Bfr . mag bedragen .

2 . De volgende beambten hebben recht op de kostwinnerstoelage :

a ) de gehuwde beambte ,

b ) de beambte die weduwnaar , van echt gescheiden , wettelijk gescheiden of ongehuwd is , en die een of meer te zijnen laste komende kinderen in de zin van artikel 7 , leden 2 en 3 , heeft ,

c ) krachtens een bijzonder en gemotiveerd besluit van de Directeur , genomen op grond van bewijsstukken , de beambte die , hoewel hij niet voldoet aan de sub a ) en b ) gestelde voorwaarden , in feite gezinslasten draagt .

3 . De beambte die recht heeft op de kostwinnerstoelage en wiens echtgenoot een winstgevende bezigheid als beroep uitoefent die een beroepsinkomen oplevert van meer dan 250 000 Bfr . per jaar voor belasting , geniet deze toelage niet , behoudens bijzonder besluit van de Directeur . Het genot van de toelage wordt evenwel in elk geval gehandhaafd indien de echtgenoten een of meer te hunnen laste komende kinderen hebben .

4 . Indien krachtens de leden 1 tot en met 3 echtgenoten die in dienst van het Centrum zijn beiden recht hebben op de kostwinnerstoelage , wordt deze slechts uitgekeerd aan de echtgenoot met het hoogste basissalaris .

Artikel 7

1 . De beambte geniet onder de in lid 2 en lid 3 vermelde voorwaarden voor ieder kind te zijnen laste een maandelijkse toelage van 1 983 Bfr .

2 . Als te zijnen laste komend kind wordt aangemerkt : een wettig , onwettig of geadopteerd kind van de beambte of van diens echtgenoot , dat daadwerkelijk door hem wordt onderhouden .

Dit geldt ook voor een kind waarvoor een adoptie-aanvraag is ingediend en waarvoor de adoptieprocedure aanhangig is gemaakt .

3 . De toelage wordt toegekend :

a ) ambtshalve , voor een kind dat de 18-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt ;

b ) op een met redenen omkleed verzoek van de beambte , voor een kind tussen de 18 en de 26 jaar , dat een school - of beroepsopleiding ontvangt .

4 . In uitzonderlijke gevallen kan een persoon ten aanzien van wie de beambte een wettelijke onderhoudsplicht heeft welke hem zware lasten oplegt , bij bijzonder , met redenen omkleed besluit van de Directeur , genomen op grond van bewijsstukken , met een te zijnen laste komend kind worden gelijkgesteld .

5 . De toelage wordt doorbetaald zonder inachtneming van enige leeftijdsgrens , indien het kind gebrekkig is of aan een ernstige ziekte lijdt waardoor het niet in zijn behoeften kan voorzien , en wel zolang die ziekte of dat gebrek duurt .

6 . Voor een ten laste komend kind in de zin van dit artikel kan slechts een enkele kindertoelage worden genoten , ook indien de echtgenoot van het personeelslid tot een Instelling van de Europese Gemeenschappen behoort .

Artikel 8

De beambte geniet , ten behoeve van ieder in de zin van artikel 7 , lid 2 , te zijnen laste komend kind dat regelmatig volledig dagonderwijs volgt bij een onderwijsinstelling , een schooltoelage ten bedrage van de werkelijk door hem gedragen schoolkosten , tot ten hoogste 1 772 Bfr . per maand .

Het recht op de toelage gaat in op de eerste dag van de maand waarin het kind voor het eerst een instelling voor lager onderwijs gaat bezoeken , en eindigt aan het einde van de maand waarin het de 26-jarige leeftijd bereikt .

Het in de eerste alinea genoemde maximum wordt verdubbeld voor :

  • de beambte wiens standplaats ten minste 50 km verwijderd is van een Europese School of een onderwijsinstelling waar onderricht in zijn taal wordt gegeven op voorwaarde dat het kind metterdaad een onderwijsinstelling op ten minste 50 km afstand van de standplaats bezoekt ;
  • de beambte wiens standplaats ten minste 50 km verwijderd is van een instelling voor tertiair onderwijs van het land waarvan hij de nationaliteit bezit en aan welke instelling onderricht in zijn taal wordt gegeven , op voorwaarde dat het kind metterdaad een instelling voor tertiair onderwijs bezoekt op ten minste 50 km afstand van de standplaats en dat de beambte in aanmerking komt voor de ontheemdingstoelage ; aan deze laatste voorwaarde behoeft niet te worden voldaan indien in het land waarvan de beambte de nationaliteit bezit , een dergelijke instelling niet aanwezig is .

Artikel 9

1 . De beambte die de in deze afdeling bedoelde gezinstoelagen geniet , is verplicht opgave te doen van soortgelijke toelagen die hij uit een andere bron mocht ontvangen ; deze komen in mindering op die , welke uit hoofde van de artikelen 6 , 7 en 8 worden uitbetaald .

2 . De kindertoelage kan bij een bijzonder met redenen omkleed besluit van de Directeur worden verdubbeld op grond van medische bewijsstukken waaruit blijkt dat het desbetreffende kind voor de beambte zware lasten met zich brengt , omdat het geestelijk of lichamelijk is gehandicapt .

Afdeling 3

ONTHEEMDINGSTOELACF

Artikel 10

Een ontheemdingstoelage van 16 % van de som van het basissalaris , de kostwinnerstoelage en de kindertoelage waarop de beambte recht heeft , wordt toegekend aan :

a ) de beambte :

  • die niet de nationaliteit bezit van de Staat op welks grondgebied in Europa zijn standplaats is gelegen , en die deze ook nooit heeft bezeten , en ,
  • die gedurende een periode van vijf jaar , eindigende zes maanden voor zijn indiensttreding , niet regelmatig woonachtig is geweest of zijn voornaamste beroepsbezigheden heeft uitgeoefend op het grondgebied in Europa van bedoelde Staat . Buiten beschouwing blijven hierbij omstandigheden die voortvloeien uit diensten , verricht voor een andere Staat of een internationale organisatie ;

b ) de beambte die de nationaliteit van de Staat op welks grondgebied zijn standplaats is gelegen , bezit of heeft bezeten , maar die gedurende een periode van tien jaar , eindigende op het ogenblik van zijn indiensttreding , regelmatig woonachtig is geweest buiten het grondgebied in Europa van die Staat en wel om een andere reden dan het uitoefenen van een functie in dienst van een Staat of van een internationale organisatie .

De ontheemdingstoelage bedraagt ten minste 3 543 Bfr . per maand .

Afdeling 4

VERGOEDING VAN KOSTEN

A . Inrichtingsvergoeding

Artikel 11

1 . De beambte die voor een bepaalde tijd van ten minste één jaar is aangesteld , of die een overeenkomst voor onbepaalde tijd heeft aangegaan doch naar de mening van de Directeur gedurende een zodanige periode in dienst zal zijn , ontvangt onder de in lid 2 bepaalde voorwaarden een inrichtingsvergoeding , die voor een vermoedelijke diensttijd :

  • van één jaar of langer , maar korter dan twee jaar op 1/3 van het in lid 2 , sub a ) , vastgestelde bedrag wordt bepaald .
  • van twee jaar of langer , maar korter dan drie jaar op 2/3 van het in lid 2 , sub a ) , vastgestelde bedrag wordt bepaald .
  • van drie jaar of langer op 3/3 van het in lid 2 , sub a ) , vastgestelde bedrag wordt bepaald .

2 . a ) De beambte die voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van de ontheemdingstoelage , of die aantoont verplicht te zijn geweest van woonplaats te veranderen ten einde de in artikel 16 van de regeling vermelde verplichting na te komen , heeft recht op een inrichtingsvergoeding ten bedrage van twee maanden basissalaris indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage en van één maand basissalaris indien dit niet het geval is .

Indien echtgenoten die beambte van het Centrum zijn , beiden recht hebben op de inrichtingsvergoeding , wordt deze slechts uitgekeerd aan de echtgenoot met het hoogste basissalaris .

Op de inrichtingsvergoeding is de voor de standplaats van de beambte vastgestelde aanpassingscoëfficiënt van toepassing .

b ) Deze inrichtingsvergoeding wordt eveneens uitbetaald aan de beambte die in een andere standplaats wordt tewerkgesteld en daardoor genoodzaakt is van woonplaats te veranderen ten einde de in artikel 16 van de regeling vermelde verplichting na te komen .

c ) De inrichtingsvergoeding wordt berekend volgens de burgerlijke staat en het salaris van de beambte op het tijdstip van aanstelling of , bij een proeftijd , aan het einde daarvan of op het tijdstip van tewerkstelling in de nieuwe standplaats .

De inrichtingsvergoeding wordt uitbetaald na overlegging van bewijsstukken waaruit blijkt dat de beambte zich , met zijn gezin indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage , in zijn standplaats heeft gevestigd .

d ) De beambte die recht heeft op de kostwinnerstoelage en zich zonder zijn gezin in zijn standplaats vestigt , ontvangt slechts de helft van de vergoeding waarop hij anders recht zou hebben gehad ; de andere helft wordt hem uitbetaald bij vestiging van zijn gezin in zijn standplaats indien deze vestiging geschiedt binnen de in artikel 16 , lid 4 , gestelde termijnen . Heeft deze vestiging niet plaatsgevonden en wordt de beambte tewerkgesteld in de plaats waar zijn gezin verblijft , dan heeft hij uit dien hoofde geen recht op een inrichtingsvergoeding .

e ) De beambte die de inrichtingsvergoeding heeft ontvangen en die eigener beweging binnen twee jaar na zijn indiensttreding de dienst van het Centrum verlaat , is verplicht bij zijn vertrek een gedeelte van de vergoeding terug te betalen , en wel naar rato van het resterende deel van dat tijdvak .

f ) De beambte die recht heeft op een inrichtingsvergoeding , is verplicht opgave te doen van soortgelijke vergoedingen die hij uit een andere bron mocht ontvangen ; deze vergoedingen komen in mindering op die welke in dit artikel zijn vermeld .

Artikel 12

1 . Bij beëindiging van de dienst heeft de beambte die voldoet aan de in artikel 11 , lid 1 , bedoelde voorwaarden , opnieuw recht op een inrichtingsvergoeding ten bedrage van twee maanden basissalaris indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage en van één maand indien dit niet het geval is , mits hij vier dienstjaren heeft volbracht en in zijn nieuwe betrekking geen soortgelijke vergoeding geniet .

Indien echtgenoten die beambte van het Centrum zijn , beiden recht hebben op een inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst , wordt deze slechts uitgekeerd aan de echtgenoot met het hoogste basissalaris .

De beambte die meer dan één en minder dan vier dienstjaren heeft volbracht , ontvangt een deel van deze inrichtingsvergoeding in de verhouding van de volbrachte diensttijd , waarbij gedeelten van een jaar buiten beschouwing blijven .

Voor de berekening van dit tijdvak worden de perioden van onbezoldigd verlof buiten beschouwing gelaten .

Op de inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst is de voor de laatste standplaats van de beambte vastgestelde aanpassingscoëfficiënt van toepassing .

2 . Indien een beambte komt te overlijden , wordt vorengenoemde inrichtingsvergoeding uitbetaald aan zijn overlevende echtgenoot , of , bij gebreke van deze , aan de personen die in de zin van artikel 7 te zijnen laste waren , zonder dat het tijdsbeding van lid 1 geldt .

3 . Deze inrichtingsvergoeding wordt berekend volgens de burgerlijke staat en het salaris van de beambte op het ogenblik van beëindiging van de dienst .

4 . De inrichtingsvergoeding wordt uitbetaald na overlegging van bewijsstukken waaruit blijkt dat de beambte met zijn gezin , of , indien hij is overleden , zijn gezin , zich elders heeft gevestigd in een plaats die ten minste 70 kilometer van zijn standplaats is verwijderd .

De vestiging elders van de beambte , of , indien hij is overleden , van zijn gezin , moet uiterlijk drie jaar na beëindiging van de dienst hebben plaatsgevonden .

Het verstrijken van deze termijn kan de rechtverkrijgende van de beambte echter niet worden tegengeworpen , indien hij kan aantonen dat hij geen kennis droeg van bovenstaande bepalingen .

Artikel 13

De in artikel 11 en artikel 1 bedoelde inrichtingsvergoedingen kunnen echter niet minder bedragen dan :

  • 5 000 Bfr . voor de beambte die recht heeft op de kostwinnerstoelage ;
  • 3 000 Bfr . voor de beambte die geen recht heeft op de kostwinnerstoelage .

B . Reiskosten

Artikel 14

1 . De beambte heeft recht op vergoeding van zijn reiskosten , voor zichzelf , zijn echtgenoot en de personen te zijnen laste , die daadwerkelijk met hem samenwonen :

a ) bij zijn indiensttreding en wel van de plaats van aanwerving naar de standplaats ;

b ) bij beëindiging van de dienst , van de standplaats naar de plaats van herkomst zoals deze in lid 3 wordt omschreven .

Bij overlijden van de beambte hebben zijn weduwe en de personen te zijnen laste naar dezelfde maatstaven recht op vergoeding der reiskosten .

De reiskosten omvatten tevens de kosten van plaatsbespreking , van vervoer van bagage en eventueel van noodzakelijke hotelkosten .

2 . De reiskosten worden op de navolgende grondslagen vergoed :

  • de kortste en goedkoopste gebruikelijke reisroute per spoor , tussen de standplaats en de plaats van aanwerving of de plaats van herkomst ;
  • tarief eerste klasse voor beambten van de categorieën A en B , tarief tweede klasse voor de overige beambten ;
  • indien de reis een nachttraject omvat van ten minste zes uren , tussen 22 en 7 uur , slaaprijtuig tot een bedrag gelijk aan het tarief toeristenklasse of ligrijtuig , na overlegging van het biljet .

Indien gebruik wordt gemaakt van een ander vervoermiddel dan hierboven vermeld , worden de reiskosten vergoed op grondslag van het spoorwegtarief in de klasse waarin mag worden gereisd , met uitzondering van kosten voor slaaprijtuig . Indien de berekening niet op deze grondslag kan geschieden , wordt de vergoeding bij bijzonder besluit van de Directeur vastgesteld .

3 . De plaats van herkomst van de beambte wordt bij zijn indiensttreding vastgesteld ; hierbij wordt rekening gehouden met de plaats van aanwerving of met de plaats die het centrum van zijn belangen vormt . Deze vaststelling kan later , gedurende de tijd waarin de beambte in dienst is , en ter gelegenheid van zijn vertrek , bij bijzonder besluit van de Directeur worden herzien . Zolang de beambte in dienst is , kan dit besluit echter slechts bij uitzondering worden genomen na overlegging van bewijsstukken die zijn verzoek deugdelijk staven .

Deze herziening mag echter niet leiden tot verplaatsing van het centrum van de belangen van de beambte van een plaats binnen naar een plaats buiten het grondgebied van de Lid-Staten der Europese Gemeenschappen en van de landen en gebieden , genoemd in bijlage IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap .

Artikel 15

1 . De beambte heeft voor zichzelf en , indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage , voor zijn echtgenoot en de personen te zijnen laste in de zin van artikel 7 , recht op een bedrag gelijk aan de reiskosten van zijn standplaats naar de plaats van herkomst in de zin van artikel 14 , volgens onderstaande regels :

  • eenmaal per kalenderjaar , indien de afstand per spoorweg tussen de standplaats en de plaats van herkomst meer dan 50 kilometer en minder dan 725 kilometer bedraagt ;
  • tweemaal per kalenderjaar , indien de afstand per spoorweg tussen de standplaats en de plaats van herkomst 725 kilometer of meer bedraagt ;

deze afstanden worden berekend volgens de regels neergelegd in artikel 14 , lid 2 .

Wanneer beide echtgenoten beambte van het Centrum zijn , heeft elk van hen volgens bovenstaande bepalingen recht op reiskostenvergoeding voor zichzelf en voor de personen die te zijnen laste komen ; voor elk ten laste komende persoon wordt slechts éénmaal betaald . Voor de te hunnen laste komende kinderen wordt de vergoeding overeenkomstig het verzoek van de echtgenoten vastgesteld op basis van de plaats van herkomst van een van beide echtgenoten .

Bij huwelijk gedurende het lopende jaar waardoor de beambte het recht op de kostwinnerstoelage verkrijgt , worden de voor de echtgenoot verschuldigde reiskosten berekend naar rato van de tijd tussen de huwelijksdag en het einde van het jaar .

Eventuele wijziging van de berekeningsbasis , voortvloeiende uit verandering in de samenstelling van het gezin na uitbetaling van de desbetreffende bedragen , verplicht de betrokkene niet tot terugbetaling .

De reiskosten van kinderen van vier tot tien jaar worden berekend op basis van het halve tarief ; voor deze berekening worden de kinderen geacht het vierde of het tiende levensjaar te hebben bereikt op 1 januari van het lopende jaar .

2 . De uitkering geschiedt op de grondslag van het spoorwegtarief voor een retourbiljet eerste klasse voor beambten van de categorieën A en B en van een retourbiljet tweede klasse voor de overige beambten . Indien de berekening niet op deze grondslag kan geschieden , wordt de uitkering bij bijzonder besluit van de Directeur vastgesteld .

3 . De beambte wiens dienst tijdens een kalenderjaar anders dan door overlijden eindigt of aan wie onbezoldigd verlof wordt verleend , heeft , indien hij in dat jaar minder dan negen maanden in actieve dienst van het Centrum is geweest , slechts recht op een deel van de in lid 1 bedoelde uitkering , berekend naar rato van de in actieve dienst doorgebrachte tijd .

4 . Bovenstaande bepalingen zijn van toepassing op de beambte wiens standplaats en plaats van herkomst in Europa gelegen zijn . De beambte wiens plaats van herkomst en/of standplaats buiten Europa zijn gelegen , heeft , eenmaal per kalenderjaar en na het overleggen van bewijsstukken , recht op vergoeding der reiskosten naar zijn plaats van herkomst of , tot het bedrag van deze kosten , op vergoeding van de reiskosten naar een andere plaats .

5 . Het in dit artikel bepaalde is slechts van toepassing op de beambte die ten minste negen maanden in dienst is .

C . Verhuiskosten

Artikel 16

1 . De beambte die voor een bepaalde tijd van ten minste een jaar is aangesteld , of die een overeenkomst voor onbepaalde tijd heeft aangegaan doch naar de mening van de Directeur gedurende een zodanige periode in dienst zal zijn , heeft recht op vergoeding van zijn verhuiskosten volgens onderstaande regels .

2 . Aan de beambte die verplicht is van woonplaats te veranderen ten einde artikel 16 van de regeling na te komen , en die geen vergoeding van dezelfde kosten uit andere bron mocht genieten , worden de kosten van verhuizing van zijn persoonlijke inboedel , met inbegrip van verzekeringskosten ter dekking van eenvoudig risico ( breuk , diefstal , brand ) vergoed . Deze vergoeding wordt verleend tot het bedrag van een tevoren goedgekeurde prijsopgave . Ten minste twee prijsopgaven moeten aan de bevoegde dienst van het Centrum worden voorgelegd . Indien deze dienst van mening is dat de voorgelegde prijsopga en een redelijk bedrag te boven gaan , kan hij een andere verhuisonderneming aanwijzen . De vergoeding waarop de beambte recht heeft kan alsdan worden beperkt tot het bedrag der prijsopgave van deze laatste verhuisonderneming .

3 . Bij beëindiging van de dienst of bij overlijden worden de verhuiskosten van de standplaats naar de plaats van herkomst vergoed .

Indien de overleden beambte ongehuwd was , worden deze kosten aan zijn rechtverkrijgenden vergoed .

4 . De beambte moet binnen één jaar na het verstrijken van de proeftijd verhuizen .

Bij beëindiging van de dienst moet de verhuizing plaatsvinden binnen de termijn van drie jaar , genoemd in artikel 12 , lid 4 , tweede alinea .

Na het verstrijken van deze termijnen gemaakte verhuiskosten kunnen slechts in uitzonderingsgevallen en krachtens bijzonder besluit van de Directeur worden vergoed .

D . Dagvergoeding

Artikel 17

1 . De beambte die aantoont dat hij genoodzaakt is van woonplaats te veranderen om te voldoen aan de verplichtingen van artikel 16 van de regeling , heeft gedurende een in lid 2 bepaalde periode recht op een dagvergoeding van :

  • Voor de beambte die recht heeft op de kostwinnerstoelage * Voor de beambte die geen recht heeft op de kostwinnerstoelage *
  • Bfr . per kalenderdag *
  • Van de 1e t/m de 15e dag * Vanaf de 16e dag * Van de 1e t/m de 15e dag * Vanaf de 16e dag *

Categorie A en B * 775 * 350 * 525 * 275 *

Categorie C en D * 700 * 325 * 450 * 225 *

Wanneer echtgenoten die beambte van het Centrum zijn , beiden recht hebben op de dagvergoeding , zijn de bedragen van de eerste twee kolommen slechts van toepassing op de echtgenoot met het hoogste basissalaris . De bedragen van de twee andere kolommen zijn van toepassing op de andere echtgenoot .

De bovenstaande schaal is gelijk aan die welke door de Raad van de Europese Gemeenschappen wordt vastgesteld bij elk onderzoek naar het bezoldigingspeil krachtens artikel 65 van het Statuut van de ambtenaren van deze Gemeenschappen .

2 . De periode gedurende welke de dagvergoeding wordt toegekend , wordt als volgt bepaald :

a ) voor de beambte die geen recht heeft op de kostwinnerstoelage : op 120 dagen ;

b ) voor de beambte die recht heeft op de kostwinnerstoelage : op 180 dagen of - indien de betrokken beambte een proeftijd van zes maanden dient te volbrengen - de proeftijd plus één maand .

Wanneer echtgenoten die beambte van het Centrum zijn , beiden recht hebben op de dagvergoeding , geldt de sub b ) bepaalde periode gedurende welke deze wordt toegekend , ten aanzien van de echtgenoot met het hoogste salaris . De in sub a ) bepaalde periode geldt ten aanzien van de andere echtgenoot .

In geen geval wordt de dagvergoeding toegekend na de datum waarop de beambte zijn verhuizing heeft volbracht ten einde te voldoen aan de verplichtingen van artikel 16 van de regeling .

3 . De in lid 1 genoemde dagvergoeding wordt met de helft verminderd gedurende de perioden waarin de beambte de in artikel 18 genoemde da vergoeding voor dienstreizen geniet .

E . Kosten van dienstreizen

Artikel 18

1 . De beambte die krachtens een reisopdracht op dienstreis is , heeft overeenkomstig onderstaande bepalingen recht op vergoeding van vervoerkosten en op dagvergoeding .

2 . Bij de reisopdracht wordt onder meer de vermoedelijke duur van de dienstreis bepaald , op grond waarvan het voorschot op de dagvergoeding , dat de beambte kan opnemen , wordt berekend . Behoudens bijzonder besluit wordt geen voorschot gegeven indien de vermoedelijke duur der dienstreis niet meer dan 24 uur bedraagt en deze reis plaatsvindt in een land waar de valuta van de standplaats van de beambte als betaalmiddel wordt aanvaard .

Artikel 19

1 . De vervoerkosten voor beambten op dienstreis omvatten de prijs van het spoorbiljet , langs de kortste route , eerste klasse voor beambten van de categorieën A en B en tweede klasse voor de overige beambten .

Indien de reisafstand heen en terug 800 km of meer is , worden ook aan beambten van de categorieën C en D de kosten vergoed op de grondslag van het spoortarief eerste klasse .

Krachtens besluit van de Directeur kunnen aan beambten van de categorieën C en D voor een dienstreis die , heen en terug , zich uitstrekt over minder dan 800 km , de kosten worden vergoed op de grondslag van het spoortarief eerste klasse , indien zij een lid van de Raad van Bestuur , de Directeur of een beambte die eerste klasse reist , vergezellen .

De vervoerkosten omvatten voorts :

  • kosten van plaatsbespreking en van vervoer der noodzakelijke bagage ;
  • toeslagen voor sneltreinen ( worden vergoed na overlegging van het eventuele toeslagbewijs ) ;
  • toeslagen voor het gebruik van een slaaprijtuig ( worden vergoed na overlegging van het toeslagbewijs ) indien de reis een nachttraject omvat van ten minste zes uren , tussen 22 en 7 uur ;
  • in de afdeling " double " ;
  • indien de te nemen trein die slaaprijtuigafdeling niet bevat wordt met toestemming van de Directeur het tarief vergoed van de naasthogere afdeling , of van de afdeling " single " indien de trein slechts deze afdeling bevat .

2 . De beambten kunnen worden gemachtigd per vliegtuig te reizen . In dat geval kan vergoeding plaatsvinden , na overlegging van de plaatsbewijzen , voor de klasse die onmiddellijk op de eerste klasse volgt .

Krachtens besluit van de Directeur kunnen aan beambten die een lid van de Raad van Bestuur of de Directeur op een bepaalde dienstreis vergezellen , voor deze dienstreis en op vertoon van de plaatsbewijzen de reiskosten worden vergoed in de klasse waarin door het lid van de Raad van Bestuur of door de Directeur is gereisd .

Onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de regeling , bedoeld in artikel 12 , lid 2 , tweede alinea , van bijlage VII van het Statuut van de ambtenaren der Europese Gemeenschappen , kunnen aan beambten die onder bijzonder vermoeiende omtandigheden moeten reizen , bij besluit van de Directeur , op vertoon van de plaatsbewijzen , de reiskosten voor de klasse waarin zij hebben gereisd , worden vergoed .

Bij bijzonder besluit van de Directeur kan aan beambten worden toegestaan bagage te vervoeren boven de overeenkomstig de vervoervoorwaarden toegestane vrije bagage .

3 . Bij bootreizen wordt de klasse voor ieder afzonderlijk geval door de Directeur bepaald . Beambten die per boot reizen , genieten voor de duur van de bootreis in plaats van de reisvergoeding ingevolge artikel 20 , een dagvergoeding van 225 Bfr . per etmaal .

4 . Aan beambten kan worden toegestaan voor een bepaalde dienstreis van hun particuliere auto gebruik te maken , mits hierdoor de duur van de dienstreis niet wordt verlengd .

De vervoerkosten worden dan vergoed op de grondslag van lid 1 .

De Directeur kan evenwel besluiten , aan de beambte die geregeld onder bijzondere omstandigheden dienstreizen maakt , in plaats van vergoeding van treinkosten een kilometervergoeding toe te kennen , indien het gebruikmaken van openbare vervoermiddelen en vergoeding van vervoerkosten op de gewone grondslag op onmiskenbare bezwaren stuit .

De beambte die toestemming heeft ontvangen , van zijn particuliere auto gebruik te maken , blijft ten volle aansprakelijk voor schade ten gevolge van ongevallen toegebracht aan zijn auto , of door deze aan derden veroorzaakt ; hij dient in het bezit te zijn van een verzekeringspolis , op grond waarvan zijn wettelijke aansprakelijkheid is gedekt tot een bedrag dat door de Directeur als toereikend wordt beschouwd .

Artikel 20

1 . a ) De dagvergoeding voor dienstreizen wordt volgens onderstaande tabel berekend :

I categorie A en B * II categorie C en D *

1 320 Bfr . * 1 220 Bfr . *

b ) Wanneer de plaats van bestemming van de dienstreis buiten het Europese grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen ligt , kan de Directeur besluiten andere bedragen toe te passen .

2 . Op de dagvergoedingen der kolommen I en II worden respectievelijk 330 Bfr . en 315 Bfr . in mindering gebracht voor elke dag van de dienstreis , berekend volgens het in lid 4 bepaalde , gedurende welke de beambte kosten voor slaaprijtuig heeft gemaakt , die door het Centrum moeten worden vergoed .

3 . Dezelfde bedragen worden in mindering gebracht , indien de beambte de nacht niet buiten zijn standplaats heeft behoeven door te brengen .

4 . Behoudens het in leden 2 en 3 bepaalde , wordt de dagvergoeding voor dienstreizen volgens onderstaande regels berekend :

a ) dienstreizen van 24 uur of minder :

  • 6 uur of minder : vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten tot een vierde van de dagvergoeding ;
  • 12 uur of minder , doch meer dan 6 uur : de helft van de dagvergoeding ;
  • 24 uur of minder , doch meer dan 12 uur : volledige dagvergoeding ;

b ) dienstreizen van meer dan 24 uur :

  • voor ieder etmaal : volledige dagvergoeding ;
  • voor de resterende tijd tot een maximum van 6 uur : nihil ;
  • voor de resterende tijd boven 6 uur en tot 12 uur : de helft van de dagvergoeding ;
  • voor de resterende tijd boven de 12 uur : volledige dagvergoeding .

5 . De dagvergoeding voor dienstreizen vormt een vast bedrag ter dekking van alle uitgaven van de beambte op dienstreis , met inbegrip van zijn vervoerkosten op de plaats van bestemming van de dienstreis , doch met uitzondering van onderstaande kosten , die na overlegging van bewijsstukken afzonderlijk worden vergoed :

a ) telegramkosten en kosten van interlokale of internationale telefoongesprekken om redenen van dienstbelang ;

b ) representatiekosten in de gevallen genoemd in artikel 21 ;

c ) bijzondere uitgaven die de beambte bij de uitvoering van zijn taak heeft moeten doen , hetzij krachtens bijzondere instructies , hetzij in geval van overmacht in het belang van het Centrum , doch slechts indien de normale vergoedingen daartoe volstrekt ontoereikend zijn .

6 . Voor een dienstreis met een vermoedelijke duur van ten minste vier weken naar één plaats van bestemming , kan de dagvergoeding met een vierde worden verlaagd , indien de beambte daarvan voor zijn vertrek op de hoogte is gesteld .

Tot deze verlaging kan ook tijdens de dienstreis worden besloten ; in dit geval treedt zij niet eerden in werking dan acht dagen na kennisgeving ervan aan de beambte en zulks alleen indien op het ogenblik van de kennisgeving de dienstreis nog ten minste vier weken zal duren .

7 . Wanneer de beambte op dienstreis deelneemt aan een maaltijd of gebruik maakt van huisvesting aangeboden of vergoed door een van de Instellingen van de Europese Gemeenschappen , een overheidsinstantie of een nationale of internationale organisatie , is hij verplicht dit op te geven .

De dagvergoeding wordt verminderd met 200 Bfr . per aangeboden maaltijd ; de in kolommen I en II bedoelde vergoedingen worden verminderd met respectievelijk 450 Bfr . en 420 Bfr . per dag aangeboden huisvesting . Wanneer aan de beambte op dienstreis de maaltijden en de huisvesting geheel worden aangeboden of vergoed door een van de Instellingen van de Europese Gemeenschappen , een overheidsinstantie of een nationale of internationale organisatie , ontvangt hij in plaats van de hierboven bedoelde vergoeding voor dienstreizen een vergoeding van 225 Bfr . per etmaal .

8 . De bedragen in de leden 1 , 2 en 7 worden met 10 % verhoogd wanneer de plaats van bestemming van de dienstreis Parijs is , met 5 % wanneer dit Brussel , Luxemburg of Straatsburg is , doch met 10 % voor de personeelsleden van de categorieën C en D wanneer Straatsburg de plaats van bestemming van de dienstreis is .

F . Vaste kostenvergoeding

Artikel 21

Voor beambten die op grond van bijzondere opdrachten incidenteel genoodzaakt zijn tot uitgaven voor representatiedoeleinden in het belang van de dienst , wordt de representatievergoeding voor ieder geval afzonderlijk aan de hand van bewijsstukken bepaald volgens regels , vastgesteld door de Directeur .

Artikel 22

Aan de beambte die tewerkgesteld is in een plaats waar de huisvestingsomstandigheden bijzonder moeilijk worden geacht , kan een huisvestingsvergoeding worden toegekend .

De lijst van de plaatsen waarvoor deze vergoeding kan worden toegekend , het maximumbedrag van deze vergoeding en de wijze van toekenning zijn gelijk aan die , welke door de Raad van de Europese Gemeenschappen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 65 , lid 3 , van het Statuut van de ambtenaren van deze Gemeenschappen .

Artikel 23

De beambte die is tewerkgesteld in een plaats , waar het vervoer wegens de afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling als bijzonder moeilijk en duur wordt beschouwd , kan een vervoervergoeding ontvangen .

De lijst van plaatsen waarvoor deze vergoeding kan worden toegekend , het maximumbedrag en de wijze van toekenning zijn gelijk aan die , welke door de Raad van de Europese Gemeenschappen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 65 , lid 3 , van het Statuut van de ambtenaren van deze Gemeenschappen .

Afdeling 5

Artikel 24

De in de afdelingen 2 tot en met 4 vermelde bedragen worden automatisch aangepast , telkens wanneer de overeenkomstige bedragen in het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen worden gewijzigd .

Afdeling 6

UITBETALING VAN DE VERSCHULDIGDE BEDRAGEN

Artikel 25

1 . Op de 15e van elke maand wordt de bezoldiging voor de lopende maand aan de beambte uitbetaald . Het bedrag van deze bezoldiging wordt naar boven afgerond in gehele Belgische franken .

2 . Indien niet de gehele maandbezoldiging verschuldigd is , wordt deze in dertigsten verdeeld :

a ) indien het werkelijke aantal te betalen dagen vijftien of minder bedraagt , is het aantal verschuldigde dertigsten gelijk aan het werkelijk aantal te betalen dagen ;

b ) indien het werkelijk aantal te betalen dagen meer dan vijftien bedraagt , is het aantal verschuldigde dertigsten gelijk aan het verschil tussen 30 en het werkelijke aantal niet te betalen dagen .

3 . Wanneer het recht op gezinstoelagen en op de ontheemdingstoelage ontstaat na de datum van indiensttreding van de beambte , geniet hij deze vanaf de eerste dag van de maand waarin het recht is ontstaan . Wanneer het recht op deze toelagen eindigt , blijft bij in het genot ervan tot het einde van de maand waarin dit recht eindigt .

Artikel 26

De aan de beambte verschuldigde bedragen worden uitbetaald op de plaats en in de valuta van het land waar de beambte zijn functie uitoefent .

De bepalingen van artikel 17 , leden 2 , 3 en 4 , van bijlage VII van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen zijn op overeenkomstige wijze van toepassing .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.