Richtlijn 1978/611 - Aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het loodgehalte van benzine

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31978L0611

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31978L0611

Richtlijn 78/611/EEG van de Raad van 29 juni 1978 betreffende de aanpassing van de wetgevingen der Lid- Staten inzake het loodgehalte van benzine

Publicatieblad Nr. L 197 van 22/07/1978 blz. 0019 - 0021

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0169

++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 29 juni 1978

betreffende de aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het loodgehalte van benzine

( 78/611/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat de bescherming en verbetering van de volksgezondheid en van het milieu momenteel een van de voornaamste zorgen van alle geïndustrialiseerde landen is en dat de verontreiniging door de produkten die zich in de uitlaatgassen van motorvoertuigen bevinden een verontrustend peil heeft bereikt vanwege de voortdurende stijging van de dichtheid van het autoverkeer ; dat , nadat bij Richtlijn 70/220/EEG ( 3 ) , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 77/102/EEG ( 4 ) , maatregelen zijn genomen ter beperking van de luchtverontreiniging door koolmonoxyde , onverbrande koolwaterstoffen en stikstofoxyden afkomstig van motorvoertuigen , nu een actie dient te worden gevoerd om de emissies van looddeeltjes door deze voertuigen te beperken ; dat dit lood afkomstig is van loodhoudende additieven die aan de benzine worden toegevoegd als antiklopmiddel ;

Overwegende bovendien dat de nationale wettelijke bepalingen betreffende de samenstelling van de benzine , met name de bepalingen betreffende de beperking van het loodgehalte van benzine voor motorvoertuigen van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen ; dat deze dispariteiten rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de gemeenschappelijke markt ;

Overwegende dat het wegens de belangrijke invloed van lood op de volksgezondheid en het milieu noodzakelijk is het loodgehalte van benzine op communautair niveau te verminderen ;

Overwegende dat de gevolgen van een verlaging van het loodgehalte van benzine tot een maximum gelegen tussen 0,40 g/l en 0,15 g/l op financieel , economisch , industrieel en kwalitatief gebied hebben aangetoond dat een dergelijke verlaging binnen een betrekkelijk korte tijd tot stand kan worden gebracht ;

Overwegende dat het lood slechts één van de elementen is die in de samenstelling van de benzine voorkomen en dat een verlaging van het loodgehalte niet mag leiden tot een verergering van de luchtverontreiniging door andere verontreinigende stoffen met name ten gevolge van de wijziging van deze samenstelling ;

Overwegende dat op communautair niveau nader moet worden ingegaan op de diverse aspecten van de maatregelen die kunnen leiden tot een verlaging van het loodgehalte in de lucht ; dat de Lid-Staten daartoe aan de Commissie gepaste informatie moeten verstrekken ;

Overwegende dat de verlaging van het loodgehalte van benzine voor Ierland specifieke problemen van technische en economische aard doet rijzen ; dat een in de tijd beperkte afwijking ten gunste van dat land geen ernstige negatieve gevolgen zal hebben voor de handel in benzine aangezien de Ierse raffinage-installaties vooralsnog slechts volstaan voor een gedeelte van de eigen behoeften en dat de benzine die dat land naar een andere Lid-Staat zal uitvoeren , zal moeten voldoen aan de in die Staat vigerende bepalingen van de richtlijn ; dat derhalve dient te worden voorzien in een afwijking voor de verlaging van het loodgehalte van benzine in Ierland ;

Overwegende dat een plotselinge wijziging van de bevoorrading met ruwe aardolie of met aardolieprodukten in welbepaalde omstandigheden een Lid-Staat ertoe zou kunnen brengen om een verhoging van het loodgehalte van benzine toe te staan ; dat daarom voor een dergelijk geval in een gepaste procedure dient te worden voorzien ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder " benzine " , elke brandstof bestemd voor het gebruik in inwendige verbrandingsmotoren met elektrische ontsteking , die dienen voor de aandrijving van voertuigen .

Artikel 2

1 . Vanaf 1 januari 1981 wordt het maximaal toegestane gehalte aan loodverbindingen , uitgedrukt in lood , van benzine die binnen de Gemeenschap in de handel wordt gebracht , vastgesteld op 0,40 g/l .

2 . Onverminderd lid 1 mag een Lid-Staat voorschrijven dat het maximaal toegestane loodgehalte van benzine die op zijn binnenlandse markt in de handel wordt gebracht , lager is dan 0,40 g/l . Hij mag evenwel geen maximumgehalte vaststellen dat lager is dan 0,15 g/l .

Artikel 3

De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vermindering van het loodgehalte er niet toe leidt dat de hoeveelheden andere verontreinigende stoffen aanmerkelijk kunnen toenemen of dat de kwaliteit van de benzine verslechtert .

Artikel 4

Het loodgehalte van benzine wordt bepaald overeenkomstig de in de bijlage vermelde methoden .

Artikel 5

Indien een Lid-Staat door middel van een onderzoek , verricht overeenkomstig de in artikel 4 bedoelde methoden , vaststelt dat een benzinesoort niet voldoet aan de voorschriften van de artikelen 2 en 3 , neemt hij de nodige maatregelen ter verzekering van de naleving van deze voorschriften .

Artikel 6

De Lid-Staten verstrekken aan de Commissie op haar verzoek inlichtingen over :

a ) het effect van de toepassing van deze richtlijn , met name van artikel 3 ;

b ) de ontwikkeling van de systemen voor beperking van emissies van lood en van eventuele verontreinigende vervangingsprodukten in uitlaatgassen ;

c ) de ontwikkeling ten aanzien van de concentraties van lood en van eventuele verontreinigende vervangingsprodukten in de atmosfeer in hun steden en de invloed daarvan op de volksgezondheid ;

d ) het effect op het energiebeleid van de verschillende mogelijke oplossingen ter vermindering van de verontreiniging door loodemissies in uitlaatgassen .

De Commissie brengt over de aldus verkregen inlichtingen verslag uit aan de Raad en het Europese Parlement en dient op grond van de verzamelde gegevens de nodige voorstellen in voor het in aanmerking nemen van deze gegevens bij de verdere uitwerking van het communautaire beleid inzake het loodgehalte in benzine .

Artikel 7

1 . In afwijking van artikel 2 , lid 1 , kan de Regering van Ierland bepalen dat gedurende een periode van vijf jaar die ingaat op 1 januari 1981 , in Ierland benzine in de handel kan worden gebracht , zelfs indien het loodgehalte meer dan 0,40 g/l bedraagt , zonder dat daarbij echter het huidige gehalte van 0,64 g/l wordt overschreden .

2 . Voor het einde van de in lid 1 genoemde periode neemt de Raad , op voorstel van de Commissie , met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over de duur van een tweede afwijkingsperiode van ten hoogste vijf jaar .

Artikel 8

Indien ten gevolge van een plotselinge verandering in de voorziening met ruwe aardolie of aardolieprodukten , in een Lid-Staat moeilijkheden ontstaan om de in artikel 2 , lid 1 , bedoelde grenswaarde van het loodgehalte van benzine toe te passen , mag deze Lid-Staat , na kennisgeving aan de Commissie , op zijn grondgebied , gedurende vier maanden , een hogere grenswaarde toestaan . Dit tijdvak kan , op voorstel van de Commissie , door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen worden verlengd .

Artikel 9

1 . De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen een termijn van achttien maanden , te rekenen vanaf de kennisgeving van deze richtlijn , aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

2 . De Lid-Staten delen aan de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede , die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen .

Artikel 10

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Luxemburg , 29 juni 1978 .

Voor de Raad

De Voorzitter

S . AUKEN

( 1 ) PB nr . C 280 van 8 . 12 . 1975 , blz . 9 .

( 2 ) PB nr . C 116 van 30 . 9 . 1974 , blz . 18 .

( 3 ) PB nr . L 76 van 6 . 4 . 1970 , blz . 1 .

( 4 ) PB nr . L 32 van 3 . 2 . 1977 , blz . 32 .

BIJLAGE

Referentiemethoden

Voor het meten van het loodgehalte van benzine is de referentiemethode de methode die is gedefinieerd in internationale norm ISO 3830 ( eerste uitgave van 15 februari 1977 ) " Aardolieprodukten - Benzine - Bepaling van het loodgehalte - Jodiummonochloride-methode " .

De resultaten van de verschillende metingen worden geïnterpreteerd volgens de methode beschreven in norm BS 4306 , uitgave 1968 , gepubliceerd door de British Standards Institution .

Voor de aangegeven methoden gelden als authentieke tekst de versies die respectievelijk door de ISO en de BSI zijn gepubliceerd of de door de Commissie daarmee in overeenstemming verklaarde versies in andere talen .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.