Verordening 1978/2470 - Opening, de verdeling en de wijze van beheer van een gemeenschappelijk tariefcontingent voor bepaalde soorten duplex-, triplex- en multiplexhout, van naaldbomen, van post ex 44.15 van het gemeenschappelijk douanetarief (1979) - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EEG) nr. 2470/78 van de Raad van 16 oktober 1978 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor bepaalde soorten duplex-, triplex- en multiplexhout, van naaldbomen, van post ex 44.15 van het gemeenschappelijk douanetarief (1979)
Publicatieblad Nr. L 297 van 24/10/1978 blz. 0003 - 0005
++++
VERORDENING ( EEG ) Nr . 2470/78 VAN DE RAAD
van 16 oktober 1978
betreffende de opening , de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor bepaalde soorten duplex - , triplex - en multiplexhout , van naaldbomen , van post ex 44.15 van het gemeenschappelijk douanetarief ( 1979 )
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 28 en 113 ,
Gezien het voorstel van de Commissie ,
Overwegende dat krachtens Protocol nr . 11 , gehecht aan de Toetredingsakte ( 1 ) , de Gemeenschap jaarlijks communautaire tariefcontingenten met nulrecht dient te openen voor bepaalde soorten duplex - , triplex - en multiplexhout van naaldbomen , van post ex 44.15 van het gemeenschappelijk douanetarief , waarvan de omvang jaarlijks wordt bepaald , wanneer is vastgesteld dat alle voorzieningsmogelijkheden op de interne markt van de Gemeenschap gedurende het tijdvak waarvoor de contingenten zijn geopend , volledig zijn benut ; dat , rekening houdend met de bedoelde voorzieningsmogelijkheden en op grond van de berekeningen van de behoeften van de Lid-Staten het tariefcontingent voor 1979 kan worden vastgesteld op het niveau van 700 000 m3 ; dat de opening van een tariefcontingent van voornoemde grootte ook de door de Gemeenschap in het kader van het GATT aangegane verplichting dekt , waarbij voor dezelfde produkten een jaarlijks tariefcontingent van 400 000 m3 , met vrijdom van recht werd toegezegd ; dat bij de vaststelling van de genoemde behoeften de invoer die voor een andere preferentiële tariefregeling in aanmerking komt , buiten beschouwing is gelaten ; dat het , gezien de betrekkelijk geringe in de Gemeenschap geproduceerde hoeveelheden , niet dienstig is dit contingent onder te verdelen overeenkomstig de in Protocol nr . 11 bedoelde soorten duplex - , triplex - en multiplexhout ; dat overigens de vaststelling van de omvang van het contingent op 700 000 m3 op de grondslag van voorlopige ramingen aanpassing in de loop van het contingentsjaar niet uitsluit ;
Overwegende dat , ten einde beter rekening te houden met de eventuele ontwikkeling van de invoer van de betrokken produkten , het contingent in twee gedeelten moet worden gesplitst , waarvan het eerste gedeelte over de Lid-Staten wordt verdeeld , terwijl het tweede gedeelte een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van de Lid-Staten die hun aanvankelijk quotum hebben opgebruikt ; dat , ten einde aan de importeurs van elke Lid-Staat enige zekerheid te verschaffen , het eerste gedeelte moet worden vastgesteld op een vrij aanzienlijk niveau , dat circa 96 % van het volume van het contingent zou kunnen bedragen ; dat op basis van de berekeningen van de vermoedelijke behoeften van de Lid-Staten de aanvankelijke quota kunnen worden vastgesteld als aangegeven in artikel 2 ;
Overwegende dat de aanvankelijke quota van de Lid-Staten meer of minder spoedig kunnen zijn opgebruikt ; dat het , ten einde daarmee rekening te houden en elke onderbreking te voorkomen , van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijk quotum nagenoeg geheel heeft benut , een extra quotum uit de reserve opneemt ; dat deze opneming door elke Lid-Staat moet worden verricht wanneer elk van zijn extra quota vrijwel geheel is benut , en wel zo vaak als de reserve dit toelaat ; dat de aanvankelijke en extra quota moeten gelden tot aan het einde van de contingentsperiode ; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie , die met name de benuttingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten ;
Overwegende dat het , indien in een Lid-Staat op een bepaald tijdstip van de contingentsperiode een aanzienlijk overschot van het aanvankelijke quotum bestaat , noodzakelijk is dat dat land daarvan een aanmerkelijk percentage terugstort in de reserve , ten einde te voorkomen dat in een Lid-Staat een gedeelte van het communautaire tariefcontingent onbenut blijft , terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken ;
Overwegende dat , aangezien het Koninkrijk België , het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie , elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden ,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :
Artikel 1
1 . Voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 1979 wordt een communautair tariefcontingent van 700 000 m3 geopend voor de volgende produkten , van post ex 44.15 van het gemeenschappelijk douanetarief :
a ) duplex - , triplex - en multiplexhout , van naaldbomen , waaraan geen andere stoffen zijn toegevoegd , met een dikte van meer dan 9 mm , waarvan de zijden ruw zijn van het schillen ;
b ) duplex - , triplex - en multiplexhout , van naaldbomen , waaraan geen andere stoffen zijn toegevoegd , geschuurd , met een dikte van meer dan 18,5 mm .
2 . De invoer van de bedoelde produkten die op grond van een andere , door sommige Lid-Staten toegepaste preferentiële regeling reeds voor vrijstelling van douanerechten in aanmerking komt , wordt niet op dit tariefcontingent afgeboekt .
3 . Binnen de grenzen van dit tariefcontingent wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief volledig geschorst .
Artikel 2
1 . Het in artikel 1 , lid 1 , bedoelde tariefcontingent wordt in twee gedeelten verdeeld .
2 . Een eerste gedeelte van 670 000 m3 wordt over de Lid-Staten verdeeld ; de quota die , behoudens het bepaalde in artikel 5 , gelden tot en met 31 december 1979 bedragen voor de Lid-Staten de volgende hoeveelheden :
-
*( in m3 ) *
Benelux * 147 130 *
Denemarken * 92 460 *
Duitsland * 79 870 *
Frankrijk * 15 140 *
Ierland * 15 950 *
Italië * 25 190 *
Verenigd Koninkrijk * 294 260 . *
3 . Het tweede gedeelte , 30 000 m3 groot , vormt de reserve .
Artikel 3
1 . Indien het aanvankelijke quotum van een Lid-Staat - zoals vastgesteld in artikel 2 , lid 2 , dan wel dat zelfde quotum verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte - voor 90 % of meer is benut , gaat de betrokken Lid-Staat , door middel van een kennisgeving aan de Commissie , onverwijld over tot opneming , voor zover er in de reserve nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is , van een tweede quotum ter grootte van 10 % van zijn aanvankelijk quotum , eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond .
2 . Indien een Lid-Staat na volledige benutting van zijn aanvankelijk quotum , het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft benut , gaat hij onder de in lid 1 genoemde voorwaarden over tot de opneming van een derde quotum ter grootte van 5 % van zijn aanvankelijk quotum , eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond .
3 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn tweede quotum , het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft benut , gaat hij onder de in lid 1 genoemde voorwaarden over tot de opneming van een vierde quotum , dat gelijk is aan het derde .
Deze procedure wordt verder toegepast totdat de reserve is uitgeput .
4 . In afwijking van het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 , kunnen de Lid-Staten overgaan tot de opneming van kleinere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota , wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut . Zij delen aan de Commissie de redenen mede die tot toepassing van dit lid hebben geleid .
Artikel 4
De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 31 december 1979 .
Artikel 5
De Lid-Staten storten uiterlijk op 1 oktober 1979 van het niet benutte gedeelte van hun aanvankelijk quotum dat deel terug dat op 15 september 1979 20 % van het aanvankelijke quotum te boven gaat . Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat deze anders onbenut zal blijven .
De Lid-Staten geven uiterlijk op 1 oktober 1979 aan de Commissie kennis van de totale invoer van de betrokken produkten die tot en met 15 september 1979 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt , alsmede eventueel van het gedeelte van hun aanvankelijk quotum dat zij in de reserve terugstorten .
Artikel 6
De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota en brengt , zodra de opgaven haar bereiken , iedere Lid-Staat op de hoogte van de in de reserve nog aanwezige hoeveelheid .
Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 oktober 1979 in kennis van de stand van de reserve na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen .
Zij ziet erop toe , dat de opneming waardoor de reserve wordt uitgeput , tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat , die de laatste opneming verricht , mede hoeveel het saldo bedraagt .
Artikel 7
1 . De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat bij opening van de bij toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota , de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerd aandeel in het communautaire contingent .
2 . De Lid-Staten waarborgen de op hun grondgebied gevestigde importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de hun toegekende quota .
3 . De Lid-Staten boeken de ingevoerde hoeveelheden op hun quota af , naargelang de desbetreffende produkten bij de douane ten invoer tot verbruik worden aangegeven .
4 . De benuttingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden die op de in lid 3 omschreven wijze zijn afgeboekt .
Artikel 8
De Lid-Staten stellen de Commissie op haar verzoek op de hoogte van de invoer die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt .
Artikel 9
De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat het bepaalde in deze verordening wordt nagekomen .
Artikel 10
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1979 .
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .
Gedaan te Luxemburg , 16 oktober 1978 .
Voor de Raad
De Voorzitter
K . von DOHNANYI
( 1 ) PB nr . L 73 van 27 . 3 . 1972 , blz . 170 .
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.