Verordening 1979/2632 - Opening, de verdeling en de wijze van beheer van het gemeenschappelijke tariefcontingent voor courantenpapier van post 48.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief (1980) en betreffende de uitbreiding van hetzelfde contingent tot bepaalde andere papiersoorten

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31979R2632

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31979R2632

Verordening (EEG) nr. 2632/79 van de Raad van 20 november 1979 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van het communautaire tariefcontingent voor courantenpapier van post 48.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief (1980) en betreffende de uitbreiding van hetzelfde contingent tot bepaalde andere papiersoorten

Publicatieblad Nr. L 306 van 03/12/1979 blz. 0001 - 0003

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 2632/79 VAN DE RAAD

van 20 november 1979

betreffende de opening , de verdeling en de wijze van beheer van het communautaire tariefcontingent voor courantenpapier van post 48.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief ( 1980 ) en betreffende de uitbreiding van hetzelfde contingent tot bepaalde andere papiersoorten

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 28 en 113 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Overwegende dat de Gemeenschap zich ertoe verbonden heeft om voor courantenpapier van post 48.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief een jaarlijks communautair tariefcontingent van 1 500 000 ton met vrijdom van recht te openen ;

Overwegende dat dit contingent , gezien de huidige produktiemogelijkheden in de Gemeenschap , ontoereikend is om te voorzien in de vermoedelijke invoerbehoeften ; dat derhalve moet worden voorzien in een autonome extra hoeveelheid , die op grond van de medegedeelde ramingen momenteel op 1 300 000 ton kan worden vastgesteld ; dat de vaststelling van de autonome extra hoeveelheid op dit peil overigens een aanpassing in de loop van de contingentsperiode niet uitsluit ; dat derhalve voor 1980 voor bedoeld produkt een communautair tariefcontingent moet worden geopend met een totale omvang van 2 800 000 ton ;

Overwegende dat het wenselijk is het betrokken tariefcontingent uit te breiden tot bepaalde papiersoorten die voldoen aan alle voorwaarden van de Aanvullende Aantekening bij Hoofdstuk 48 , behalve aan die met betrekking tot de waterlijnen ;

Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs te allen tijde en in gelijke mate toegang hebben tot het bedoelde contingent , en dat het aan dat contingent verbonden recht zonder onderbreking wordt toegepast op alle invoer van het betrokken produkt , totdat het contingent volledig is opgebruikt ; dat een regeling voor het beheer van het communautaire tariefcontingent , gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten , in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dat contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen ; dat die verdeling , om zo goed mogelijk bij de werkelijke ontwikkeling op de markt van het betrokken produkt aan te sluiten , moet geschieden naar verhouding van de behoeften van de Lid-Staten , berekend aan de hand van de statistische gegevens betreffende de invoer uit derde landen gedurende een representatieve referentieperiode enerzijds , en op grond van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode anderzijds ;

Overwegende dat , gedurende de laatste drie jaren waarover volledige statistische gegevens beschikbaar zijn , de invoer van elke Lid-Staat ten opzichte van de totale invoer van het betrokken produkt de volgende percentages opleverde :

  • 1976 * 1977 * 1978 *

Benelux * 12,55 * 14,41 * 14,78 *

Denemarken * 5,92 * 5,43 * 6,55 *

Duitsland * 26,90 * 27,85 * 25,28 *

Frankrijk * 11,50 * 11,82 * 11,12 *

Ierland * 2,03 * 1,85 * 1,94 *

Italië * 0,50 * 0,49 * 0,89 *

Verenigd Koninkrijk * 40,60 * 38,15 * 39,44 ; *

Overwegende dat , rekening houdende daarmee en gezien de te verwachten ontwikkeling gedurende 1980 van de markt van courantenpapier in het algemeen en van de produktie ervan in het bijzonder , de percentages voor de aanvankelijke verdeling van het contingent ongeveer als volgt kunnen worden vastgesteld :

Benelux : 14,45 ,

Denemarken : 7,71 ,

Duitsland : 28,51 ,

Frankrijk : 11,17 ,

Ierland : 1,95 ,

Italië : 1,15 ,

Verenigd Koninkrijk : 35,06 ;

Overwegende dat , ten einde rekening te houden met de eventuele ontwikkeling van de invoer van het betrokken produkt , het gehele contingent in twee delen dient te worden gesplitst , waarbij het eerste gedeelte over de Lid-Staten wordt verdeeld en het tweede gedeelte een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van de Lid-Staten wanneer zij hun aanvankelijke quotum hebben opgebruikt ; dat het , ten einde de importeurs enige zekerheid te verschaffen en een voldoende afzet van de communautaire produktie mogelijk te maken , dienstig is het eerste gedeelte van het communautaire tariefcontingent vast te stellen op een niveau dat circa 93 % van het contingent zou kunnen bedragen ;

Overwegende dat de aanvankelijke quota meer of minder spoedig kunnen zijn opgebruikt ; dat het , ten einde hiermede rekening te houden en iedere onderbreking te voorkomen , van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijke quotum nagenoeg geheel heeft opgebruikt een extra quotum uit de reserve opneemt ; dat deze opneming door iedere Lid-Staat dient te worden verricht , wanneer elk van zijn extra quota nagenoeg geheel is opgebruikt , en wel zo vaak als de reserve het toelaat ; dat de aanvankelijke en de extra quota moeten gelden tot aan het einde van de contingentsperiode ; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie , die met name de benuttingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten ;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat een Lid-Staat , die op een bepaald tijdstip tijdens de contingentsperiode een aanzienlijk overschot van zijn aanvankelijke quotum heeft , daarvan een aanmerkelijk percentage in de reserve terugstort , om te voorkomen dat een gedeelte van het communautaire tariefcontingent in een Lid-Staat ongebruikt blijft , terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken ;

Overwegende dat , aangezien het Koninkrijk België , het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie , elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door een van haar leden ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 1980 wordt een communautair tariefcontingent van 2 800 000 ton geopend voor courantenpapier van post 48.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief ( 1 ) .

2 . De Lid-Staten mogen andere papiersoorten die , afgezien van het criterium van de waterlijnen , voldoen aan de in de Aanvullende Aantekening bij hoofdstuk 48 gegeven omschrijving van courantenpapier , op genoemd contingent afboeken .

3 . De invoer van courantenpapier , waarvoor reeds vrijdom van recht geldt krachtens een andere preferentiële tariefregeling , mag niet op dit tariefcontingent worden afgeboekt . Bovendien mag de invoer van de in lid 2 bedoelde papiersoorten waarvoor krachtens het betrokken tariefcontingent vrijdom van recht geldt , niet worden afgeboekt op de in het kader van bepaalde vrijhandelsovereenkomsten vastgestelde indicatieve plafonds .

4 . Binnen de grenzen van dit tariefcontingent wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief volledig geschorst .

Artikel 2

1 . Het in artikel 1 bedoelde communautaire tariefcontingent wordt in twee gedeelten verdeeld .

2 . Een eerste gedeelte van 2 595 500 ton wordt over de Lid-Staten verdeeld ; de quota die , behoudens het bepaalde in artikel 5 , gelden van 1 januari tot en met 31 december 1980 , bedragen voor de Lid-Staten de volgende hoeveelheden :

  • ( in ton ) *

Benelux * 375 000 , *

Denemarken * 200 000 , *

Duitsland * 740 000 , *

Frankrijk * 290 000 , *

Ierland * 50 500 , *

Italië * 30 000 , *

Verenigd Koninkrijk * 910 000 . *

3 . Het tweede gedeelte , ter grootte van 204 500 ton , vormt de reserve .

Artikel 3

1 . Indien het aanvankelijke quotum van een Lid-Staat - zoals vastgesteld in artikel 2 , lid 2 - dan wel datzelfde quotum verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte , voor 90 % of meer is gebruikt , gaat deze Lid-Staat , door middel van een kennisgeving aan de Commissie , onverwijld over tot opneming , voor zover in de reserve nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is , van een tweede quotum ter grootte van 15 % van zijn aanvankelijke quotum , eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond .

2 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn aanvankelijke quotum , het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft opgebruikt , gaat hij op de in lid 1 omschreven wijze over tot opneming van een derde quotum , dat gelijk is aan 7,5 % van zijn aanvankelijke quotum .

3 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn tweede quotum , het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft opgebruikt , gaat hij op de in lid 1 omschreven wijze over tot opneming van een vierde quotum , dat gelijk is aan het derde quotum .

Deze procedure wordt verder toegepast totdat de reserve is opgebruikt .

4 . In afwijking van het bepaalde in de leden 1 , 2 en 3 kan een Lid-Staat overgaan tot opneming van geringere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota , wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut . De betrokken Lid-Staat deelt aan de Commissie de redenen mede die tot toepassing van dit lid hebben geleid .

Artikel 4

De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 31 december 1980 .

Artikel 5

De Lid-Staten storten uiterlijk op 1 oktober 1980 van het niet-gebruikte gedeelte van hun aanvankelijke quotum het deel in de reserve terug , dat op 15 september 1980 20 % van het aanvankelijke quotum te boven gaat . Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten indien er gronden zijn om aan te nemen dat deze anders wellicht ongebruikt zal blijven .

De Lid-Staten geven uiterlijk op 1 oktober 1980 aan de Commissie kennis van de totale invoer van de betrokken produkten , die tot en met 15 september 1980 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt , alsmede eventueel van het gedeelte van hun aanvankelijke quotum dat zij in de reserve terugstorten .

Artikel 6

De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota en brengt , zodra de opgaven haar bereiken , de Lid-Staten op de hoogte van de in de reserve nog aanwezige hoeveelheden .

Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 oktober 1980 in kennis van de stand van de reserve , na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen .

Zij ziet erop toe dat de opneming , waardoor de reserve volledig wordt opgebruikt , tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft , en deelt te dien einde aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht mede hoeveel het saldo bedraagt .

Artikel 7

1 . De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen , opdat bij opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerd aandeel in het communautaire tariefcontingent .

2 . De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de in artikel 1 , lid 2 , bedoelde papiersoorten die onder onderhavig tariefcontingent vallen , wel degelijk bestemd zijn voor het drukken van kranten , weekbladen of andere periodieke uitgaven van post 49.02 welke ten minste tien maal per jaar uitkomen .

3 . De Lid-Staten waarborgen de op hun grondgebied gevestigde importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de hun toegekende quota .

4 . De benuttingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld aan de hand van de ingevoerde hoeveelheden van de betrokken produkten , die bij de douane ten invoer in het vrije verkeer worden aangegeven .

Artikel 8

Op verzoek van de Commissie brengen de Lid-Staten haar op de hoogte van de invoer die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt .

Artikel 9

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nagekomen .

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1980 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 20 november 1979 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . O'KENNEDY

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.