Verordening 1979/2635 - Opening en de wijze van beheer van een gemeenschappelijk tariefcontingent voor hazelnoten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld, van post ex 08.05 G van het gemeenschappelijk douanetarief, uit Turkije (1980)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31979R2635

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31979R2635

Verordening (EEG) nr. 2635/79 van de Raad van 20 november 1979 betreffende de opening en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor hazelnoten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld, van post ex 08.05 G van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Turkije (1980)

Publicatieblad Nr. L 306 van 03/12/1979 blz. 0010 - 0012

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 2635/79 VAN DE RAAD

van 20 november 1979

betreffende de opening , de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor hazelnoten , vers of gedroogd , ook zonder dop of schaal , al dan niet gepeld , van post ex 08.05 G van het gemeenschappelijk douanetarief , van oorsprong uit Turkije ( 1980 )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 113 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Overwegende dat krachtens artikel 5 , lid 1 , van Verordening ( EEG ) nr . 1180/77 van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de invoer in de Gemeenschap van bepaalde landbouwprodukten van oorsprong uit Turkije ( 1 ) , hazelnoten , vers of gedroogd , ook zonder dop of schaal , al dan niet gepeld , van post ex 08.05 G van het gemeenschappelijk douanetarief , van oorsprong uit Turkije , bij de invoer in de Gemeenschap worden toegelaten tegen een recht van 2,5 % in het kader van een communautair tariefcontingent van 25 000 ton ; dat er derhalve aanleiding is om voor het jaar 1980 het bedoelde communautaire tariefcontingent te openen ;

Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs van de Lid-Staten te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van de door dit contingent geboden mogelijkheden en dat het aan dit contingent verbonden recht zonder onderbreking wordt toegepast op alle invoer van de betrokken produkten in die Lid-Staten , totdat het contingent geheel is uitgeput ; dat een regeling voor de aanwending van dit contingent , gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten , in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dit contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen ; dat die verdeling , om zo goed mogelijk de werkelijke ontwikkeling op de markt van de betrokken produkten weer te geven , dient te geschieden naar verhouding van de behoeften van de onderscheiden Lid-Staten , berekend enerzijds aan de hand van de statistische gegevens betreffende de invoer uit Turkije gedurende een representatieve referentieperiode , en anderzijds op grond van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode ;

Overwegende dat op basis van de thans beschikbare statistische gegevens , de invoer van het bedoelde produkt uit Turkije in de Lid-Staten zich in de loop van de jaren 1976 , 1977 en 1978 als volgt ontwikkeld heeft en zich tot de totale invoer in de Gemeenschap van dit produkt verhoudt volgens de hierna vermelde percentages :

Lid-Staten * 1976 * 1977 * 1978 *

  • in ton * in % * in ton * in % * in ton * in % *

Duitsland * 43 936 * 64,15 * 54 568 * 63,97 * 50 096,2 * 66,66 *

Benelux * 5 662 * 8,27 * 6 618 * 7,76 * 6 102 * 8,12 *

Frankrijk * 9 543 * 13,93 * 10 903 * 12,78 * 9 706 * 12,91 *

Italië * 2 065 * 3,02 * 5 470 * 6,41 * 2 436,1 * 3,24 *

Denemarken * 1 161 * 1,70 * 1 274 * 1,49 * 1 277 * 1,70 *

Ierland * 140 * 0,20 * 147 * 0,17 * 132,25 * 0,18 *

Verenigd Koninkrijk * 5 978 * 8,73 * 6 320 * 7,42 * 5 405 * 7,19 *

Totaal * 68 485 * * 85 300 * * 75 154,55 * *

Overwegende dat , met inachtneming van die gegevens en met de voor 1980 te verwachten ontwikkeling van de markt voor het betrokken produkt en met name van de ramingen van sommige Lid-Staten , de percentages van de aanvankelijke deelname in het contingent bij benadering als volgt liggen :

Duitsland : 65,93 ,

Benelux : 10,14 ,

Frankrijk : 8,20 ,

Italië : 0,25 ,

Denemarken : 2,67 ,

Ierland : 1,66 ,

Verenigd Koninkrijk : 11,15 ;

Overwegende dat het , ten einde rekening te houden met de eventuele ontwikkeling van de invoer van het genoemd produkt in de Lid-Staten , dienstig is het volume van het contingent in twee gedeelten te splitsen , waarbij het eerste gedeelte over de Lid-Staten wordt verdeeld en het tweede gedeelte een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van de Lid-Staten die hun aanvankelijke quotum hebben opgebruikt ; dat het , ten einde aan de importeurs van iedere Lid-Staat enige zekerheid te verschaffen , aanbeveling verdient het eerste gedeelte van het communautaire tariefcontingent vast te stellen op een betrekkelijk hoog niveau , dat in het onderhavige geval ongeveer 80 % van de totale hoeveelheid van het contingent zou kunnen bedragen ;

Overwegende dat de aanvankelijke quota meer of minder spoedig kunnen worden opgebruikt ; dat het , ten einde daarmede rekening te houden en iedere onderbreking te voorkomen , van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijke quotum vrijwel geheel heeft opgebruikt , overgaat tot de opneming van een extra quotum uit de reserve ; dat dergelijke opnemingen dienen te worden verricht wanneer elk van zijn extra quota nagenoeg geheel is benut , en wel zo vaak als de reserve dit toelaat ; dat de aanvankelijke quota en de extra quota dienen te gelden tot aan het einde van de contingentsperiode ; dat die wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie , die met name in de gelegenheid moet zijn de benuttingsgraad van het contingent te volgen en de Lid-Staten daarover in te lichten ;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat een Lid-Staat die op een bepaald tijdstip in de contingentsperiode een aanzienlijk overschot van zijn aanvankelijke quotum heeft , daarvan een bepaald percentage in de reserve terugstort , ten einde te voorkomen dat een gedeelte van het communautaire contingent in een Lid-Staat onbenut blijft , terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken ; dat het , daar deze invoer een seizoengevoelig karakter draagt , passend lijkt de drempel voor terugstorting vast te stellen op 40 % van het aanvankelijke quotum ;

Overwegende dat , aangezien het Koninkrijk België , het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie , elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 1980 wordt in de Gemeenschap een communautair tariefcontingent ter grootte van 25 000 ton geopend voor hazelnoten , vers of gedroogd , ook zonder dop of schaal , al dan niet gepeld , van post ex 08.05 G van het gemeenschappelijk douanetarief , van oorsprong uit Turkije .

2 . In het kader van dit tariefcontingent wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief geschorst tot op het niveau van 2,5 % .

3 . De invoer van de bedoelde produkten die op grond van een andere preferentiële tariefregeling reeds voor een gelijk of lager invoerrecht in aanmerking komt , wordt niet op dit tariefcontingent afgeboekt .

4 . Dit tariefcontingent wordt verdeeld en beheerd overeenkomstig de hierna volgende bepalingen .

Artikel 2

1 . Het in artikel 1 , lid 1 , bedoelde tariefcontingent wordt in twee gedeelten gesplitst .

2 . Het eerste gedeelte , ter grootte van 20 000 ton , wordt onder de Lid-Staten verdeeld ; de quota die behoudens het bepaalde in artikel 5 tot en met 31 december 1980 gelden , bedragen de volgende hoeveelheden :

  • in ton *

Duitsland * 13 186 , *

Benelux * 2 028 , *

Frankrijk * 1 640 , *

Italië * 50 , *

Denemarken * 534 , *

Ierland * 332 , *

Verenigd Koninkrijk * 2 230 . *

3 . Het tweede gedeelte , ter grootte van 5 000 ton , vormt de reserve .

Artikel 3

1 . Indien het aanvankelijke quotum van een Lid-Staat , zoals het is vastgesteld in artikel 2 , lid 2 - dan wel dat zelfde quotum verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte - voor 90 % of meer is benut , gaat deze Lid-Staat , door middel van een kennisgeving aan de Commissie , onverwijld over tot opneming , voor zover er in de reserve een voldoende hoeveelheid aanwezig is , van een tweede quotum gelijk aan 15 % van zijn aanvankelijke quotum , eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond .

2 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn aanvankelijke quotum , het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft aangewend , gaat hij op de in lid 1 omschreven wijze over tot opneming van een derde quotum , gelijk aan 7,5 % van zijn aanvankelijke quotum .

3 . Indien deze Lid-Staat , na volledige benutting van zijn tweede quotum , het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft aangewend , gaat hij op de in lid 1 omschreven wijze over tot opneming van een vierde quotum , dat gelijk is aan het derde quotum .

Deze procedure wordt toegepast totdat de reserve is uitgeput .

4 . In afwijking van het bepaalde in de leden 1 , 2 en 3 , kunnen de Lid-Staten overgaan tot opneming van geringere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota , wanneer er gronden zijn om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut . Zij delen aan de Commissie de redenen mede waarom zij besloten hebben deze bepaling toe te passen .

Artikel 4

De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 31 december 1980 .

Artikel 5

De Lid-Staten storten uiterlijk op 1 oktober 1980 van het niet-benutte gedeelte van hun aanvankelijke quotum in de reserve terug , het deel dat op 15 september 1980 40 % van het aanvankelijke quotum te boven gaat . Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten indien er gronden zijn om aan te nemen dat deze anders wellicht onbenut zou blijven .

De Lid-Staten geven uiterlijk op 1 oktober 1980 aan de Commissie kennis van de totale invoer van de betrokken produkten , die tot en met 15 september 1980 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt , alsmede eventueel van het gedeelte van het aanvankelijke quotum , dat zij in de reserve terugstorten .

Artikel 6

De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2 en 3 geopende quota en brengt , zodra de opgaven haar bereiken , ieder van hen op de hoogte van de in de reserve nog beschikbare hoeveelheden .

Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 oktober 1980 in kennis van de stand van de reserve na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen .

Zij ziet erop toe dat de opneming , waardoor de reserve volledig wordt uitgeput , tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat die de laatste opneming verricht , mede , hoeveel het saldo bedraagt .

Artikel 7

1 . De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen opdat , bij opneming van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota , de ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerd aandeel in het communautaire tariefcontingent .

2 . De Lid-Staten waarborgen aan de op hun grondgebied gevestigde importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de hun toegewezen of door hen uit de reserve opgenomen quota .

3 . De Lid-Staten boeken de ingevoerde hoeveelheden van de betrokken produkten op hun quota af naargelang deze produkten bij de douane ten invoer in het vrije verkeer worden aangegeven .

4 . De uitputtingsgraad van de quota der Lid-Staten wordt vastgesteld aan de hand van de ingevoerde hoeveelheden welke op de in lid 3 omschreven wijze zijn afgeboekt .

Artikel 8

Op verzoek van de Commissie stellen de Lid-Staten de Commissie op de hoogte van de invoer van de betrokken produkten , die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt .

Artikel 9

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat het bepaalde in deze verordening wordt nagekomen .

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1980 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 20 november 1979 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . O'KENNEDY

( 1 ) PB nr . L 142 van 9 . 6 . 1977 , blz . 10 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.