Verordening 1980/176 - Tussentijdse maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, van toepassing op de Faeröer geregistreerde vaartuigen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EEG) nr. 176/80 van de Raad van 15 januari 1980 tot vaststelling van bepaalde tussentijdse maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, van toepassing op de Faeröer geregistreerde vaartuigen
Publicatieblad Nr. L 022 van 29/01/1980 blz. 0001 - 0008
++++
( 1 ) PB NR . L 151 VAN 19 . 6 . 1979 , BLZ . 9 .
( 2 ) PB NR . L 257 VAN 12 . 10 . 1979 , BLZ . 3 .
( 3 ) DE PLAATSELIJKE REGERING VAN DE FAEROER HEEFT TOEGEZEGD AAN DE COMMISSIE GEGEVENS MEDE TE DELEN INGEDEELD NAAR SOORT EN ICES-GEBIED BETREFFENDE DE VANGSTEN WELKE WORDEN AANGEVOERD DOOR OP DE FAEROER GEREGISTREERDE VAARTUIGEN DIE VISSEN OP DE BIJ DEZE VERORDENING VASTGESTELDE QUOTA .
VERORDENING ( EEG ) NR . 176/80 VAN DE RAAD
VAN 15 JANUARI 1980
TOT VASTSTELLING VAN BEPAALDE TUSSENTIJDSE MAATREGELEN VOOR DE INSTANDHOUDING EN HET BEHEER VAN DE VISBESTANDEN , VAN TOEPASSING OP OP DE FAEROER GEREGISTREERDE VAARTUIGEN
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
GELET OP HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP , INZONDERHEID OP ARTIKEL 103 ,
GEZIEN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE ,
OVERWEGENDE DAT DE RAAD OP 3 NOVEMBER 1976 EEN AANTAL RESOLUTIES INZAKE BEPAALDE EXTERNE EN INTERNE ASPECTEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK VISSERIJBELEID HEEFT AANGENOMEN ;
OVERWEGENDE DAT DE GEMEENSCHAP , DE REGERING VAN DENEMARKEN EN DE PLAATSELIJKE REGERING VAN DE FAEROER EEN KADEROVEREENKOMST INZAKE VISSERIJ HEBBEN ONDERTEKEND ;
OVERWEGENDE DAT DE COMMISSIE DE OVEREENKOMST TER GOEDKEURING AAN DE RAAD HEEFT VOORGELEGD ;
OVERWEGENDE DAT DE VISVANGST DOOR OP DE FAEROER GEREGISTREERDE VAARTUIGEN IN DE VISSERIJZONE VAN DE GEMEENSCHAP TOT EN MET 31 DECEMBER 1979 IS TOEGESTAAN KRACHTENS VERORDENING ( EEG ) NR . 1178/79 VAN DE RAAD VAN 12 JUNI 1979 TOT VASTSTELLING VAN BEPAALDE MAATREGELEN VOOR DE INSTANDHOUDING EN HET BEHEER VAN DE VISBESTANDEN , VAN TOEPASSING OP OP DE FAEROER GEREGISTREERDE VAARTUIGEN ( 1 ) , GEWIJZIGD BIJ VERORDENING ( EEG ) NR . 2227/79 ( 2 ) ;
OVERWEGENDE DAT HET OVERLEG TUSSEN DE GEMEENSCHAP EN DE FAEROER OMTRENT HUN WEDERZIJDSE VISRECHTEN VOOR 1980 , NIET V))R 31 DECEMBER 1979 IS AFGEROND ;
OVERWEGENDE DAT DE DELEGATIES VAN BEIDE PARTIJEN , TEN EINDE EEN TE LANGE ONDERBREKING VAN DE WEDERZIJDSE VISSERIJACTIVITEITEN VAN DE VAARTUIGEN VAN BEIDE PARTIJEN IN DE VISSERIJZONE VAN DE ANDERE TE VOORKOMEN , ZIJN OVEREENGEKOMEN EEN TUSSENTIJDSE REGELING TE TREFFEN DIE VANAF 11 JANUARI 1980 VAN TOEPASSING IS ;
OVERWEGENDE DAT HET , TEN EINDE DEZE REGELING ZO SNEL MOGELIJK IN WERKING TE DOEN TREDEN , NODIG IS DEZE MAATREGELEN ALS INTERIMMAATREGELEN VAST TE STELLEN OP DE GRONDSLAG VAN ARTIKEL 103 VAN HET VERDRAG ,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :
ARTIKEL 1
1 . VAARTUIGEN DIE OP DE FAEROER GEREGISTREERD ZIJN MOGEN IN DE PERIODE VAN 11 JANUARI TOT EN MET 15 MAART 1980 IN DE 200-MIJLSZONE VAN DE LID-STATEN IN DE NOORDZEE , HET SKAGERRAK , HET KATTEGAT , DE OOSTZEE , DE LABRADORZEE , DE DAVIS STRAIT , DE BAFFIN BAY EN DE ATLANTISCHE OCEAAN BENOORDEN 43 NOORDERBREEDTE OVEREENKOMSTIG HET BEPAALDE IN DEZE VERORDENING VISSEN OP DE IN BIJLAGE I VERMELDE SOORTEN BINNEN DE IN DIE BIJLAGE VASTGESTELDE GEOGRAFISCHE EN KWANTITATIEVE GRENZEN .
2 . DE BIJ LID 1 TOEGESTANE VISSERIJACTIVITEITEN MOGEN SLECHTS WORDEN UITGEOEFEND IN DE GEDEELTEN VAN DE VISSERIJZONE VAN 200 MIJL ZEEWAARTS VAN 12 ZEEMIJL VANAF DE BASISLIJNEN VANWAAR DE TERRITORIALE WATEREN VAN DE LID-STATEN WORDEN GEMETEN , EVENWEL MET DEZE UITZONDERING DAT HET VISSEN IN HET SKAGERRAK IS TOEGESTAAN ZEEWAARTS VAN 4 ZEEMIJL VANAF DE BASISLIJNEN VAN DENEMARKEN .
3 . IN AFWIJKING VAN LID 1 ZIJN ONVERMIJDELIJKE BIJVANGSTEN VAN EEN SOORT WAARVOOR IN EEN ZONE GEEN QUOTUM IS VASTGESTELD , TOEGESTAAN BINNEN DE GRENZEN VASTGESTELD IN DE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN DIE IN DE BETROKKEN ZONE GELDEN .
4 . BIJVANGSTEN IN EEN BEPAALDE ZONE VAN EEN SOORT WAARVOOR IN DIE ZONE EEN QUOTUM IS VASTGESTELD WORDEN VAN DAT QUOTUM AFGETROKKEN .
ARTIKEL 2
1 . VAARTUIGEN DIE VISSEN IN HET KADER VAN DE IN ARTIKEL 1 VASTGESTELDE QUOTAREGELING DIENEN ZICH TE HOUDEN AAN DE INSTANDHOUDINGS - EN CONTROLEMAATREGELEN EN AAN ALLE OVERIGE VOORSCHRIFTEN INZAKE DE UITOEFENING VAN DE VISSERIJ IN DE IN DAT ARTIKEL BEDOELDE ZONES .
2 . DE IN LID 1 BEDOELDE VAARTUIGEN DIENEN EEN LOGBOEK BIJ TE HOUDEN WAARIN DE GEGEVENS VERMELD IN BIJLAGE II MOETEN WORDEN OPGENOMEN .
3 . DE IN LID 1 BEDOELDE VAARTUIGEN MET UITZONDERING VAN DIE WELKE VISSEN IN ICES-ONDERAFDELING IIIA DIENEN DE COMMISSIE DE GEGEVENS MEDE TE DELEN DIE ZIJN VERMELD IN BIJLAGE III ( 3 ) . DEZE GEGEVENS DIENEN TE WORDEN MEDEGEDEELD OVEREENKOMSTIG DE VOORSCHRIFTEN VAN DEZE BIJLAGE .
4 . DE REGISTRATIELETTERS EN -NUMMERS VAN DE IN LID 1 BEDOELDE VAARTUIGEN DIENEN DUIDELIJK OP BEIDE ZIJDEN VAN DE BOEG VAN HET VAARTUIG TE ZIJN AANGEBRACHT .
ARTIKEL 3
1 . HET VISSEN IN DE ICES-AFDELINGEN IV , VI , VII EN XIV EN IN DE NAFO-SUBZONE 1 BINNEN HET KADER VAN DE IN ARTIKEL 1 VASTGESTELDE QUOTA IS ONDERWORPEN AAN HET AAN BOORD HEBBEN VAN EEN DOOR DE COMMISSIE NAMENS DE GEMEENSCHAP AFGEGEVEN VERGUNNING EN AAN HET IN ACHT NEMEN VAN DE IN DE VERGUNNING NEERGELEGDE VOORWAARDEN .
2 . DE VERGUNNINGEN VOOR DE IN LID 1 BEDOELDE VISSERIJ MOETEN ZODANIG WORDEN AFGEGEVEN DAT HET AANTAL VERGUNNINGEN OP ONGEACHT WELKE DAG NIET MEER BEDRAAGT DAN :
A ) 18 VOOR HET VISSEN OP MAKREEL , HORSMAKREEL EN SPROT IN DE ICES-AFDELINGEN IV EN VI ( BENOORDEN 56 30 ' N.B . ) ;
B ) 22 VOOR HET VISSEN OP KEVER IN DE ICES-AFDELINGEN IV EN VIA ( BENOORDEN 56 30 ' N.B . ) EN ZANDAAL IN ICES-AFDELING IV ;
C ) 10 VOOR HET VISSEN OP LENG EN LOM IN ICES-ONDERAFDELING VIB ;
D ) 10 VOOR HET VISSEN OP ZWARTE HEILBOT EN OP ROODBAARS IN NAFO-SUBZONE 1 EN IN ICES-AFDELING XIV ;
E ) 17 VOOR HET VISSEN OP BLAUWE WIJTING , IN ICES-AFDELING VII ( TEN WESTEN VAN 12 WESTERLENGTE ) EN IN ICES-ONDERAFDELINGEN VIA ( BENOORDEN 56 30 ' N.B . ) EN VIB .
3 . ELKE VERGUNNING IS SLECHTS GELDIG VOOR EEN VAARTUIG . INDIEN VERSCHILLENDE VAARTUIGEN SAMEN VISSEN , MOET IEDER VAARTUIG IN HET BEZIT ZIJN VAN EEN VERGUNNING .
4 . VERGUNNINGEN KUNNEN WORDEN GEANNULEERD MET HET OOG OP DE AFGIFTE VAN NIEUWE VERGUNNINGEN . DE ANNULERING GAAT IN OP DE DATUM WAAROP DE VERGUNNING BIJ DE COMMISSIE IS INGELEVERD .
5 . VERGUNNINGEN AFGEGEVEN KRACHTENS VERORDENING ( EEG ) NR . 1178/79 EN DIE OP 31 DECEMBER 1979 GELDIG ZIJN , BLIJVEN GELDIG UITERLIJK TOT EN MET 15 MAART 1980 INDIEN DE AUTORITEITEN VAN DE FAEROER DAAROM VERZOEKEN .
ARTIKEL 4
BIJ HET INDIENEN VAN EEN AANVRAAG VOOR EEN VERGUNNING BIJ DE COMMISSIE MOETEN DE VOLGENDE INLICHTINGEN WORDEN VERSTREKT :
A ) NAAM VAN HET VAARTUIG ;
B ) REGISTRATIENUMMER ;
C ) OP HET VAARTUIG AANGEBRACHTE IDENTIFICATIELETTERS EN -NUMMERS ;
D ) HAVEN VAN REGISTRATIE ;
E ) NAAM EN ADRES VAN DE EIGENAAR OF HUURDER ;
F ) BRUTOTONNAGE EN LENGTE OVER ALLES ;
G ) MOTORVERMOGEN ;
H ) OPROEPNUMMER EN RADIOFREQUENTIE ;
I ) VISMETHODE WAARVAN GEBRUIK ZAL WORDEN GEMAAKT ;
J ) ZONE WAARIN ZAL WORDEN GEVIST ;
K ) VISSOORTEN WAAROP ZAL WORDEN GEVIST ;
L ) PERIODE WAARVOOR DE VERGUNNING WORDT AANGEVRAAGD .
ARTIKEL 5
VISSEN OP LENG EN LOM , IN HET KADER VAN DE IN ARTIKEL 1 BEDOELDE QUOTAREGELING IS SLECHTS TOEGESTAAN MET BEUGLIJNEN .
ARTIKEL 6
DE BEVOEGDE INSTANTIES VAN DE LID-STATEN TREFFEN DE NODIGE MAATREGELEN , INCLUSIEF DE REGELMATIGE INSPECTIE VAN DE VAARTUIGEN TEN EINDE DE UITVOERING VAN DEZE VERORDENING TE VERZEKEREN .
ARTIKEL 7
INDIEN EEN OVERTREDING NAAR BEHOREN IS GECONSTATEERD , DELEN DE LID-STATEN DE COMMISSIE ONVERWIJLD DE NAAM VAN HET BETROKKEN VAARTUIG EN DE EVENTUEEL GETROFFEN MAATREGELEN MEDE .
ARTIKEL 8
DEZE VERORDENING TREEDT IN WERKING OP DE DAG VAN HAAR BEKENDMAKING IN HET PUBLIKATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN .
ZIJ IS VAN TOEPASSING VAN 11 JANUARI 1980 TOT EN MET 15 MAART 1980 .
DEZE VERORDENING IS VERBINDEND IN AL HAAR ONDERDELEN EN IS RECHTSTREEKS TOEPASSELIJK IN ELKE LID-STAAT .
GEDAAN TE BRUSSEL , 15 JANUARI 1980 .
VOOR DE RAAD
DE VOORZITTER
G . ZAMBERLETTI
BIJLAGEN : ZIE P.B .
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.