Verordening 1980/1150 - Wijziging van Verordening (EEG) nr. 679/80 tot vaststelling van bepaalde tussentijdse maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden voor de kust van West-Groenland die van toepassing zijn op vaartuigen die de vlag van Canada voeren of die zijn gecharterd door in Canada registreerde rederijen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EEG) nr. 1150/80 van de Raad van 6 mei 1980 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 679/80 tot vaststelling van bepaalde tussentijdse maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden voor de kust van West-Groenland die van toepassing zijn op vaartuigen die de vlag van Canada voeren of die zijn gecharterd door in Canada registreerde rederijen
Publicatieblad Nr. L 118 van 09/05/1980 blz. 0002
++++
VERORDENING ( EEG ) NR . 1150/80 VAN DE RAAD
VAN 6 MEI 1980
TOT WIJZIGING VAN VERORDENING ( EEG ) NR . 679/80 TOT VASTSTELLING VAN BEPAALDE TUSSENTIJDSE MAATREGELEN VOOR DE INSTANDHOUDING EN HET BEHEER VAN DE VISBESTANDEN VOOR DE KUST VAN WEST-GROENLAND DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP VAARTUIGEN DIE DE VLAG VAN CANADA VOEREN OF DIE ZIJN GECHARTERD DOOR IN CANADA GEREGISTREERDE REDERIJEN
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
GELET OP HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP , INZONDERHEID OP ARTIKEL 103 ,
GEZIEN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE ,
OVERWEGENDE DAT DE DEFINITIEVE REGELING VAN DE VISSERIJ VOOR 1980 VOOR VAARTUIGEN DIE DE VLAG VAN CANADA VOEREN OF GECHARTERD ZIJN DOOR IN CANADA GEREGISTREERDE ONDERNEMINGEN DIE HUN VISSERIJACTIVITEITEN UITOEFENEN LANGS DE WESTKUST VAN GROENLAND , NIET KON WORDEN VASTGESTELD VOOR HET VERSTRIJKEN VAN DE TUSSENTIJDSE MAATREGELEN VASTGESTELD BIJ VERORDENING ( EEG ) NR . 679/80 ( 1 ) ; DAT , TEN EINDE EEN ONDERBREKING VAN DE ACTIVITEITEN VAN DE BETROKKEN VISSERS TE VOORKOMEN , WELKE EVENEENS DE BELANGEN VAN DE VISSERS UIT DE GEMEENSCHAP ZOU KUNNEN SCHADEN , HET NOODZAKELIJK IS DE GELDIGHEIDSDUUR VAN GENOEMDE VERORDENING DIE TEN EINDE LOOPT OP 30 APRIL 1980 , TE VERLENGEN ;
OVERWEGENDE DAT DE VERLENGING VAN KRACHT MOET WORDEN VOOR GENOEMDE DATUM ; DAT DEZE VERORDENING DERHALVE ALS TUSSENTIJDSE MAATREGEL MOET WORDEN VASTGESTELD OP DE GRONDSLAG VAN ARTIKEL 103 VAN HET VERDRAG , ONDER VOORBEHOUD DAT ZIJ LATER IN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID WORDT INGEPAST ,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :
ARTIKEL 1
IN ARTIKEL 1 , LID 2 , VAN VERORDENING ( EEG ) NR . 679/80 WORDT IN DE PLAATS VAN " 30 APRIL 1980 " GELEZEN : " 30 JUNI 1980 " .
ARTIKEL 2
DEZE VERORDENING TREEDT IN WERKING OP DE DAG VAN HAAR BEKENDMAKING IN HET PUBLIKATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN .
ZIJ IS TOEPASSELIJK MET INGANG VAN 1 MEI 1980 .
DEZE VERORDENING IS VERBINDEND IN AL HAAR ONDERDELEN EN IS RECHTSTREEKS TOEPASSELIJK IN ELKE LID-STAAT .
GEDAAN TE BRUSSEL , 6 MEI 1980 .
VOOR DE RAAD
DE VOORZITTER
G . ZAMBERLETTI
( 1 ) PB NR . L 76 VAN 22 . 3 . 1980 , BLZ . 1 .
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.