Verordening 1982/3111 - Opening, de verdeling en de wijze van beheer van een gemeenschappelijk tariefcontingent voor bepaalde tabak van post ex 24.01 B van het gemeenschappelijk douanetarief, uit Joegoslavië (1983)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31982R3111

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31982R3111

Verordening (EEG) nr. 3111/82 van de Raad van 8 november 1982 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor bepaalde tabak van post ex 24.01 B van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Joegoslavië (1983)

Publicatieblad Nr. L 333 van 27/11/1982 blz. 0045 - 0047

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 3111/82 VAN DE RAAD

van 8 november 1982

betreffende de opening , de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor bepaalde tabak van post ex 24.01 B van het gemeenschappelijk douanetarief , van oorsprong uit Joegoslavië ( 1983 )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 113 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Overwegende dat in artikel 23 van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië betreffende het handelsverkeer en de commerciële samenwerking ( 1 ) wordt bepaald dat tabak van de soort " Prilep " van post ex 24.01 B van het gemeenschappelijk douanetarief , van oorsprong en van herkomst uit Joegoslavië , zoals nader omschreven in een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling van 11 juli 1980 , in de Gemeenschap mag worden ingevoerd in het kader van een jaarlijks communautair tariefcontingent van 1 500 ton tegen een invoerrecht van 7 % , met een minimumheffing van 13 Ecu/100 kg en een maximumheffing van 45 Ecu/100 kg ; dat deze tabak vergezeld dient te zijn van een certificaat van oorsprong en van echtheid ; dat het betrokken tariefcontingent voor 1983 dient te worden geopend ;

Overwegende dat met name gewaarborgd moet worden dat alle importeurs van de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van genoemd contingent en voorts dat in de Lid-Staten de op het genoemde contingent toe te passen rechten ononderbroken worden toegepast op alle invoer van de betrokken produkten tot op het moment dat het contingent is uitgeput ; dat een systeem voor de benutting van het communautaire tariefcontingent , gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten , in overeenstemming schijnt te zijn met het communautaire karakter van het genoemde contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen ; dat deze verdeling , om zo goed mogelijk de werkelijke ontwikkeling op de markt van de betrokken produkten weer te geven , toegepast moet worden naar verhouding van de behoeften der Lid-Staten , berekend enerzijds op grond van de statistische gegevens betreffende de invoer van de genoemde produkten uit Joegoslavië over een representatieve referentieperiode en anderzijds op grond van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode ;

Overwegende dat van de invoer in de Gemeenschap van de betrokken produkten uit Joegoslavië gedurende de laatste drie jaren waarover statistieken beschikbaar zijn , de afzonderlijke Lid-Staten de hierna genoemde percentages voor hun rekening namen :

Lid-Staten * 1979 * 1980 * 1981 *

Benelux * - * - * 1 *

Denemarken * - * - * - *

Duitsland * 55 * 48 * 41 *

Griekenland * - * - * - *

Frankrijk * - * - * - *

Ierland * - * - * - *

Italië * 45 * 52 * 58 *

Verenigd Koninkrijk * - * - * - *

Overwegende dat rekening moet worden gehouden met deze percentages en met de door sommige Lid-Staten verstrekte ramingen alsmede met de noodzaak om in het onderhavige geval een billijke verdeling over alle Lid-Staten van de bij de desbetreffende overeenkomst aangegane verplichting te waarborgen ; dat derhalve de percentages voor het aanvankelijke aandeel in het totale contingent bij benadering als volgt kunnen worden bepaald :

Benelux : 0,4

Denemarken : 0,4

Duitsland : 39,2

Griekenland : 0,4

Frankrijk : 0,4

Ierland : 0,4

Italië : 58,4

Verenigd Koninkrijk : 0,4 ;

Overwegende dat , ten einde rekening te houden met de ontwikkeling van de invoer van de betrokken produkten in de verschillende Lid-Staten , het contingent in twee gedeelten moet worden gesplitst , waarbij het eerste gedeelte wordt verdeeld over de Lid-Staten en het tweede gedeelte een reserve vorm ter voorziening in de verdere behoeften van de Lid-Staten die hun aanvankelijke quotum hebben opgebruikt ; dat , ten einde de importeurs van elke Lid-Staat een zekere waarborg te geven , het eerste gedeelte van het communautaire tariefcontingent op een niveau moet worden vastgesteld dat in het onderhavige geval 80 % van het contingent zou kunnen bedragen ;

Overwegende dat de aanvankelijke quota van de Lid-Staten meer of minder spoedig kunnen zijn uitgeput ; dat het , ten einde daarmee rekening te houden en elke onderbreking te vermijden , van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijke quotum nagenoeg geheel heeft benut , een extra quotum uit de reserve opneemt ; dat deze opneming door iedere Lid-Staat moet worden verricht wanneer elk van zijn extra quota bijna geheel is benut en wel zo vaak als de reserve dat toelaat ; dat de aanvankelijke en de extra quota geldig moeten zijn tot aan het einde van de contingentsperiode ; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie , die met name op de hoogte moet worden gehouden van de uitputtingsgraad van het contingent en de Lid-Staten hierover moet kunnen inlichten ;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat een Lid-Staat , die op een bepaald tijdstip van de contingentsperiode een belangrijk overschot heeft , daarvan een aanmerkelijk percentage in de reserve terugstort , ten einde te voorkomen dat een gedeelte van het communautaire contingent in een Lid-Staat onbenut blijft , terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken ;

Overwegende dat , aangezien het Koninkrijk België , het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie , elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Van 1 januari tot en met 31 december 1983 wordt een communautair tariefcontingent van 1 500 ton geopend voor tabak van de soort Prilep van post ex 24.01 B van het gemeenschappelijk douanetarief , van oorsprong en van herkomst uit Joegoslavië .

2 . Binnen de grenzen van dit tariefcontingent wordt het voor dit produkt geldende recht van het gemeenschappelijk douanetarief geschorst tot op 7 % ad valorem , met een minimumheffing van 13 Ecu/100 kg en een maximumheffing van 45 Ecu/100 kg .

Binnen de grenzen van dit tariefcontingent past Griekenland rechten toe die worden berekend overeenkomstig de bepalingen ter zake in de Toetredingsakte van 1979 .

3 . Bij de invoer moet dit produkt vergezeld zijn van een certificaat van echtheid , conform het aan deze verordening gehechte model , afgegeven door de bevoegde Joegoslavische overheidsinstantie .

Artikel 2

1 . Van het in artikel 1 genoemde communautaire tariefcontingent wordt een eerste gedeelte van 1 200 ton over de Lid-Staten verdeeld ; de quota die , onder voorbehoud van artikel 5 , gelden tot en met 31 december 1983 , bedragen de volgende hoeveelheden :

Benelux : 5 ton

Denemarken : 5 ton

Duitsland : 470 ton

Griekenland : 5 ton

Frankrijk : 5 ton

Ierland : 5 ton

Italië : 700 ton

Verenigd Koninkrijk : 5 ton .

2 . Het tweede gedeelte , dat 300 ton beloopt , vormt de reserve .

Artikel 3

1 . Indien het aanvankelijke quotum van een Lid-Staat , zoals vastgesteld in artikel 2 , lid 1 , of wel dat zelfde quotum , verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte , voor 90 % of meer is benut , gaat deze Lid-Staat door middel van een kennisgeving aan de Commissie onverwijld over tot opneming , voor zover de reserve zulks toelaat , van een tweede quotum gelijk aan 15 % van zijn eerste quotum , eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond .

2 . Indien , na uitputting van zijn eerste quotum ook het tweede door een Lid-Staat opgenomen quotum voor 90 % of meer is benut , gaat deze Lid-Staat op de in lid 1 omschreven wijze over tot opneming van een derde quotum , gelijk aan 7,5 % van zijn eerste quotum .

3 . Indien , na uitputting van zijn tweede quotum , ook het derde door een Lid-Staat opgenomen quotum voor 90 % of meer is benut , gaat deze Lid-Staat op dezelfde wijze over tot opneming van een vierde quotum , dat gelijk is aan het derde .

Deze procedure wordt toegepast totdat de reserve is uitgeput .

4 . In afwijking van de leden 1 tot en met 3 kunnen de Lid-Staten overgaan tot opneming van kleinere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota , indien er aanleiding is om aan te nemen dat deze wellicht niet geheel zullen worden benut . De betrokken Lid-Staten delen aan de Commissie de redenen mede die tot de toepassing van het onderhavige lid hebben geleid .

Artikel 4

De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 31 december 1983 .

Artikel 5

De Lid-Staten storten uiterlijk op 1 oktober 1983 van het niet-benutte gedeelte van hun aanvankelijke quotum in de reserve terug , het deel dat op 15 september 1983 20 % van het aanvankelijke quotum te boven gaat . Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten , wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat deze wellicht niet zal worden benut .

De Lid-Staten geven de Commissie uiterlijk op 1 oktober 1983 kennis van de totale invoer van de betrokken produkten die tot en met 15 september 1983 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt , alsmede eventueel van het gedeelte van hun aanvankelijke quotum dat zij in de reserve terugstorten .

Artikel 6

De Commissie houdt boek van de hoeveelheden van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota en brengt elke Lid-Staat , zodra de opgaven haar bereiken , op de hoogte van de uitputtingsgraad van de reserve .

Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 oktober 1983 in kennis van de omvang der reserve na de met toepassing van artikel 5 verrichte terugstortingen .

Zij ziet erop toe dat de opneming waardoor de reserve wordt uitgeput tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht mede hoeveel dit saldo bedraagt .

Artikel 7

1 . De Lid-Staten treffen alle dienstige maatregelen opdat bij opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota , de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerde aandelen in het communautaire contingent .

2 . De Lid-Staten waarborgen de op hun grondgebied gevestigde importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de hun toegekende quota .

3 . De Lid-Staten boeken de ingevoerde hoeveelheden van de betrokken produkten op hun quota af naar gelang dat de produkten bij de douane ten invoer in het vrije verkeer worden aangegeven .

4 . De uitputtingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden die onder de in lid 3 bepaalde voorwaarden worden afgeboekt .

Artikel 8

Op verzoek van de Commissie stellen de Lid-Staten de Commissie op de hoogte van de invoer die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt .

Artikel 9

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nagekomen .

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1983 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 8 november 1982 .

Voor de Raad

De Voorzitter

H . CHRISTOPHERSEN

( 1 ) PB nr . L 130 van 27 . 5 . 1980 , blz . 2 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.