Verordening 1983/3130 - Opening, de verdeling en de wijze van beheer van een gemeenschappelijk tariefcontingent voor wijn van verse druiven van post ex 22.05 C van het gemeenschappelijk douanetarief, uit Cyprus (1984)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31983R3130

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31983R3130

Verordening (EEG) nr. 3130/83 van de Raad van 24 oktober 1983 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor wijn van verse druiven van post ex 22.05 C van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Cyprus (1984)

Publicatieblad Nr. L 312 van 12/11/1983 blz. 0019 - 0022

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 3130/83 VAN DE RAAD

van 24 oktober 1983

betreffende de opening , de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor wijn van verse druiven van post ex 22.05 C van het gemeenschappelijk douanetarief , van oorsprong uit Cyprus ( 1984 )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 113 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Overwegende dat de geldigheidsduur van het Complementair Protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Cyprus ( 1 ) op 31 december 1980 is verstreken ; dat de Gemeenschap om haar handelsbetrekkingen met dit land niet te onderbreken voor het jaar 1983 de bepalingen van voornoemd Protocol bij Verordening ( EEG ) nr . 1922/83 van de Raad van 11 juli 1983 tot vaststelling van de handelsregeling van toepassing op Cyprus ( 2 ) van toepassing heeft verklaard ;

Overwegende dat in afwachting van de vaststelling van een regeling die na 31 december 1983 van toepassing zal zijn , de regeling die de Gemeenschap op dit ogenblik op het handelsverkeer met Cyprus op basis van voornoemd Complementair Protocol toepast voorlopig voor 1984 dient te worden verlengd ;

Overwegende dat het bovengenoemde Complementair Protocol voorziet in de opening van een jaarlijks communautair tariefcontingent van 10 000 hl voor bepaalde wijnen van verse druiven , in verpakkingen inhoudende twee liter of minder , van oorsprong uit Cyprus , van post ex 22.05 C van het gemeenschappelijk douanetarief , tegen een invoerrecht dat gelijk is aan 25 % van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief ; dat het dienstig is dit tariefcontingent te openen voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 1984 ;

Overwegende dat voor de betrokken wijnen de referentieprijzen franco grens in acht genomen moeten worden ; dat deze wijnen alleen voor dit tariefcontingent in aanmerking kunnen komen onder de voorwaarde dat artikel 18 van Verordening ( EEG ) nr . 337/79 ( 3 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 1595/83 ( 4 ) , wordt nageleefd ;

Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs van de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van de door het bedoelde contingent geboden mogelijkheden en dat de aan dat contingent verbonden rechten in alle Lid-Staten zonder onderbreking worden toegepast op alle invoer van de betrokken produkten tot op het tijdstip waarop het contingent geheel is uitgeput ; dat een regeling voor het beheer van het communautaire tariefcontingent , gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten , in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dat contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen ; dat die verdeling , om zo goed mogelijk de werkelijke ontwikkeling op de markt van de bedoelde produkten weer te geven , moet geschieden naar verhouding van de behoeften van de Lid-Staten , berekend enerzijds op grond van de statistische gegevens betreffende de invoer van de betrokken produkten uit Cyprus over een representatieve referentieperiode , en anderzijds op grond van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode ;

Overwegende dat echter zowel communautaire als nationale statistische gegevens inzake de betrokken wijnen ontbreken en dat er geen enkele deugdelijke prognose betreffende de invoer kan worden gemaakt ; dat het onder deze omstandigheden wenselijk lijkt de contingenten zodanig in aanvankelijke quota te verdelen dat rekening wordt gehouden met de afnamemogelijkheden voor de genoemde wijnen op de markten van de verschillende Lid-Staten ;

Overwegende dat het , ten einde rekening te houden met de ontwikkeling van de invoer van de betrokken produkten in de verschillende Lid-Staten , dienstig is dit contingent in twee gedeelten te splitsen , waarvan het eerste gedeelte over de Lid-Staten wordt verdeeld , terwijl het tweede gedeelte een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van de Lid-Staten die hun aanvankelijke quotum hebben opgebruikt ; dat het , ten einde aan de importeurs van elke Lid-Staat enige zekerheid te verschaffen , dienstig is het eerste gedeelte van het communautaire contingent vast te stellen op een niveau dat in het onderhavige geval 80 % van het volume van het contingent zou kunnen bedragen ;

Overwegende dat de aanvankelijke quota van de Lid-Staten meer of minder spoedig kunnen zijn opgebruikt ; dat het , ten einde daarmee rekening te houden en elke onderbreking te voorkomen , van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijke quotum nagenoeg geheel heeft opgebruikt , overgaat tot opneming van een extra quotum uit de reserve ; dat dergelijke opnemingen door elke Lid-Staat moeten worden verricht wanneer elk van zijn extra quota vrijwel geheel is aangewend , en wel zo vaak als de reserve dit toelaat ; dat de aanvankelijke en de extra quota moeten gelden tot aan het einde van de contingentsperiode ; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie , die met name de benuttingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten ;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat een Lid-Staat die op een bepaald tijdstip van de geldigheidsduur van het contingent een aanzienlijk overschot heeft , daarvan een aanmerkelijk percentage terugstort in de reserve , ten einde te voorkomen dat in een Lid-Staat een gedeelte van het communautaire tariefcontingent onbenut blijft , terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken ;

Overwegende dat , aangezien het Koninkrijk België , het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie , elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Van 1 januari tot en met 31 december 1984 worden de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor de onderstaande produkten , van oorsprong uit Cyprus , in het kader van een communautair tariefcontingent van een totale grootte van 10 000 hl , geschorst tot de niveaus , die voor elk van deze produkten hieronder zijn vermeld :

Nr . van het gemeenschappelijk douanetarief * Omschrijving * Rechten *

22.05 * Wijn van verse druiven ; druivemost waarvan de gisting door toevoegen van alcohol is gestuit ( mistella daaronder begrepen ) : * *

  • C . andere : * *
  • I . met een effectief alcohol-volumegehalte van 13 % vol of minder , in verpakkingen inhoudende : * *
  • ex a ) twee liter of minder : * *
  • - Wijn van verse druiven * 3,6 Ecu/hl *
  • II . met een effectief alcohol-volumegehalte van meer dan 13 % vol doch niet meer dan 15 % vol , in verpakkingen inhoudende : * *
  • ex a ) twee liter of minder : * *
  • - Wijn van verse druiven , andere dan likeurwijn , met een effectief alcohol-volumegehalte van 15 % vol * 4,2 Ecu/hl *

Binnen de grenzen van dit tariefcontingent past Griekenland invoerrechten toe die berekend worden overeenkomstig de bepalingen ter zake in de Toetredingsakte van 1979 en het Aanpassingsprotocol .

2 . Voor de betrokken wijnen moeten de referentieprijzen franco grens in acht worden genomen . Deze wijnen kunnen alleen voor dit tariefcontingent in aanmerking komen onder de voorwaarde dat artikel 18 van Verordening ( EEG ) nr . 337/79 wordt nageleefd .

Artikel 2

1 . Het in artikel 1 bedoelde tariefcontingent wordt in twee gedeelten gesplitst .

2 . Een eerste gedeelte van 8 000 hl wordt over de Lid-Staten verdeeld ; de quota die , behoudens artikel 5 , tot en met 31 december 1984 gelden , bedragen de volgende hoeveelheden :

  • ( in hl ) *

Benelux * 30 *

Denemarken * 200 *

Duitsland * 600 *

Griekenland * 30 *

Frankrijk * 40 *

Ierland * 540 *

Italië * 60 *

Verenigd Koninkrijk * 6 500 . *

3 . Het tweede gedeelte , dat 2 000 hl beloopt , vormt de reserve .

Artikel 3

1 . Indien het aanvankelijke quotum van een Lid-Staat , zoals vastgesteld in artikel 2 , lid 2 , dan wel dat zelfde quotum verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte , voor 90 % of meer is benut , gaat deze Lid-Staat , door middel van een kennisgeving aan de Commissie , onverwijld over tot opneming , voor zover in de reserve nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is , van een tweede quotum , gelijk aan 15 % van zijn aanvankelijke quotum , eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond .

2 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn aanvankelijke quotum , het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft aangewend , gaat hij , op de wijze als bepaald in lid 1 , over tot opneming van een derde quotum , gelijk aan 7,5 % van zijn aanvankelijke quotum , eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond .

3 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn tweede quotum , het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft aangewend , gaat hij op dezelfde wijze over tot opneming van een vierde quotum , dat gelijk is aan het derde .

Deze procedure wordt toegepast totdat de reserve is uitgeput .

4 . In afwijking van het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 kunnen de Lid-Staten overgaan tot opneming van geringere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota , wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut . Zij delen aan de Commissie de redenen mee die tot toepassing van het onderhavige lid hebben geleid .

Artikel 4

De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 31 december 1984 .

Artikel 5

De Lid-Staten storten uiterlijk op 1 oktober 1984 van het niet-benutte gedeelte van hun aanvankelijke quotum in de reserve terug , het deel dat op 15 september 1984 20 % van het aanvankelijke quotum te boven gaat . Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten , wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat deze wellicht onbenut zal blijven .

De Lid-Staten geven uiterlijk op 1 oktober 1984 aan de Commissie kennis van de totale invoer van de betrokken produkten die tot 15 september 1984 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt , alsmede eventueel van het gedeelte van hun aanvankelijke quotum dat zij in de reserve terugstorten .

Artikel 6

De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota en brengt , zodra de opgaven haar bereiken , elke Lid-Staat op de hoogte van de in de reserve nog aanwezige hoeveelheden .

Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 oktober 1984 in kennis van de stand der reserve na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen .

Zij ziet erop toe dat de opneming waardoor de reserve volledig wordt uitgeput tot de nog beschikbare hoeveelheden beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht mede , hoeveel het saldo bedraagt .

Artikel 7

1 . De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat bij opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota , de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerde aandeel in het communautaire contingent .

2 . De Lid-Staten waarborgen de importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de hun toegewezen quota .

3 . De uitputtingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden van de betrokken produkten die bij de douane ten invoer in het vrije verkeer worden aangegeven .

Artikel 8

Op verzoek van de Commissie stellen de Lid-Staten de Commissie op de hoogte van de invoer van de betrokken produkten , die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt .

Artikel 9

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nagekomen .

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1984 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Luxemburg , 24 oktober 1983 .

Voor de Raad

De Voorzitter

G . ARSENIS

( 1 ) PB nr . L 172 van 28 . 6 . 1978 , blz . 2 .

( 2 ) PB nr . L 191 van 15 . 7 . 1983 , blz . 1 .

( 3 ) PB nr . L 54 van 5 . 3 . 1979 , blz . 1 .

( 4 ) PB nr . L 163 van 22 . 6 . 1983 , blz . 48 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.