Besluit 1988/279 - Europees Strategisch Programma voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van informatietechnologie (Esprit)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31988D0279

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31988D0279

88/279/EEG: Beschikking van de Raad van 11 april 1988 inzake het Europees Strategisch Programma voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van informatietechnologie (Esprit)

Publicatieblad Nr. L 118 van 06/05/1988 blz. 0032 - 0041

*****

BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 11 april 1988

inzake het Europees Strategisch Programma voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van informatietechnologie (Esprit)

(88/279/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 Q, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

In samenwerking met het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de Raad op 28 februari 1984 bij Besluit 84/130/EEG (4) de eerste fase van het Europees Programma voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van informatietechnologie heeft vastgesteld;

Overwegende dat het kaderprogramma van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling (1987-1991) is vastgesteld bij Besluit 87/516/Euratom, EEG (5);

Overwegende dat de in nauw overleg met het Esprit-beheerscomité, de informatietechnologie(IT)-industrie, de industriële gebruikers en de wetenschappers, periodiek opgestelde Esprit-werkprogramma's een doeltreffend middel van programmabeheer zijn gebleken;

Overwegende dat de Raad, in zijn resolutie van 8 april 1986 (6), akte heeft genomen van de conclusies van de onafhankelijke instantie van hoog niveau, bekend als het Esprit-beoordelingscomité, dat het programma met succes is opgezet en er goede vorderingen worden gemaakt met betrekking tot de oorspronkelijke doelstellingen, dat het sneller vordert dan aanvankelijk verwacht, dat het de aanzet heeft gegeven tot trans-Europese samenwerking op alle niveaus, meer bepaald tussen kleine en middelgrote ondernemingen, dat het mogelijk heeft gemaakt om ambitieuzere onderzoekprojecten op te zetten en deze projecten in een sneller tempo uit te voeren;

Overwegende dat de Raad daarenboven akte heeft genomen van de aanbeveling van het Esprit-beoordelingscomité om bij de toekomstige ontwikkeling van Esprit de nadruk te blijven leggen op precommercieel onderzoek en ontwikkeling om de onderzoekgebieden te consolideren en te herstructureren en om bijzondere aandacht te besteden aan technologie-integrerende projecten;

Overwegende dat, in breed opgezet overleg met een groot aantal vertegenwoordigers van de industriële en de wetenschappelijke wereld, de toekomstige technische inhoud van het programma is omschreven;

Overwegende dat het zaak is, de samenhang tussen het Esprit-programma, de nationale programma's, de Eureka-projecten en andere internationale activiteiten in de sector informatietechnologie te waarborgen en tegelijk de cooerdinatie ervan in de hand te werken;

Overwegende dat dit programma beantwoordt aan de absolute noodzaak om voor de betrokken technologieën een specifiek Europees industrieel potentieel te vormen of te consolideren; dat aan het programma derhalve moet worden deelgenomen door die ondernemingen, universiteiten en onderzoekcentra in de Gemeenschap die het best zijn toegerust om deze doelstellingen te verwezenlijken;

Overwegende dat in Besluit 87/516/Euratom, EEG wordt bepaald dat het communautaire onderzoek in het bijzonder ten doel heeft de wetenschappelijke en technologische grondslag van de Europese industrie te versterken, met name in strategische sectoren van geavanceerde

technologie, en de ontwikkeling van haar internationale concurrentiepositie te bevorderen; dat in hetzelfde besluit voorts wordt bepaald dat een communautaire actie gerechtvaardigd is wanneer het onderzoek er onder andere toe bijdraagt de economische en sociale samenhang van de Gemeenschap te versterken en de harmonische ontwikkeling van de Gemeenschap in haar geheel te bevorderen, en dat in overeenstemming met het beoogde wetenschappelijke en technische gehalte; dat het de bedoeling is dat het Esprit-programma ertoe bijdraagt deze doelstellingen te bereiken;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat kleine en middelgrote bedrijven op grote schaal aan het programma deelnemen;

Overwegende dat adequate maatregelen om verspreiding van en toegang tot de resultaten van projecten van communautair belang te verzekeren essentieel zijn voor het bereiken van de doeleinden van de Gemeenschap, met name om aan de behoeften van de kleine en middelgrote bedrijven te voldoen;

Overwegende dat er een periodieke beoordeling van het programma dient plaats te vinden;

Overwegende dat de Commissie bij de uitvoering van het programma door een comité dient te worden bijgestaan;

Overwegende dat de sociale partners bij de uitvoering van het programma op passende wijze dienen te worden ingelicht;

Overwegende dat de Gemeenschap er belang bij heeft de wetenschappelijke en financiële grondslag van het Europese onderzoek te consolideren door organisaties uit de EVA-landen in sterkere mate bij sommige programma's van de Gemeenschap te betrekken, met name bij programma's inzake onderzoek en ontwikkeling op het gebied van informatietechnologie;

Overwegende dat de tenuitvoerlegging van acties op het gebied van fundamenteel onderzoek die vooruitzichten op lange termijn bieden een essentiële aanvulling op industrieel gerichte O & O-projecten vormt;

Overwegende dat gecooerdineerde acties in COST-verband eveneens een aanvulling op industrieel gerichte O & O-projecten vormen;

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 8 april 1986 opnieuw zijn betrokkenheid bij het Esprit-programma heeft benadrukt en de Commissie heeft verzocht er bij de tenuitvoerlegging van het programma voor te zorgen dat dit zowel ten aanzien van opzet als flexibiliteit een doeltreffend antwoord blijft geven op de steeds grotere uitdaging in de sector informatietechnologie;

Overwegende dat de Raad in dezelfde resolutie heeft bevestigd dat de voorbereiding van de normalisatie op het gebied van de informatietechnologie een hoofddoel van het Esprit-programma dient te zijn;

Overwegende dat het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek (CREST) advies heeft uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING

VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De tweede fase van het Esprit-programma inzake onderzoek en ontwikkeling voor de Europese Economische Gemeenschap op het gebied van informatietechnologie, hierna »het programma" genoemd, wordt aangenomen voor een periode van vijf jaar, ingaande op 1 december 1987.
  • 2. 
    Het programma beoogt:
  • de Europese IT-industrie de fundamentele technologie te verschaffen om te kunnen voorzien in de concurrentiële behoeften van de jaren negentig;
  • de samenwerking van de Europese industrie inzake preconcurrentiële O & O op het gebied van de informatietechnologie te bevorderen;
  • de weg te effenen voor internationaal aanvaarde normen.

Inhoud en doelstellingen van het programma worden meer in detail uiteengezet in bijlage II.

Artikel 2

Het programma omvat preconcurrentiële O & O- projecten, hierna »projecten" genoemd, werkzaamheden op het gebied van fundamenteel onderzoek ter aanvulling van de preconcurrentiële O & O-actie, hierna »onderzoekwerkzaamheden" genoemd, en begeleidende maatregelen.

Artikel 3

  • 1. 
    De projecten worden uitgevoerd door middel van contracten van de Commissie met in de Gemeenschap gevestigde ondernemingen, waaronder ook kleine en middelgrote bedrijven, universiteiten en andere instanties.

De projectvoorstellen worden door de belangstellenden ingediend in antwoord op een openbare aanbesteding die wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Aan de projecten nemen ten minste twee onafhankelijke ondernemingen deel die niet in dezelfde Lid-Staat zijn gevestigd.

Maximaal 30 % van de totale bijdrage van de Gemeenschap aan nieuwe, in het kader van dit programma opgezette projecten kan ieder jaar worden toegewezen aan nieuwe projecten die onder de drempel van 5 miljoen Ecu blijven.

Zeer grote projecten worden in de regel in opeenvolgende fasen ten uitvoer gelegd.

  • 2. 
    De onderzoekwerkzaamheden worden uitgevoerd door middel van contracten van de Commissie met in de Gemeenschap gevestigde universiteiten, onderzoekinstellingen of ondernemingen.

De voorstellen voor onderzoekwerkzaamheden worden door de belangstellenden ingediend in antwoord op een openbare aanbesteding die wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Aan de onderzoekwerkzaamheden nemen ten minste twee, niet in dezelfde Lid-Staat gevestigde universiteiten of onderzoekinstellingen deel. 3. Elke contractant dient een specifieke bijdrage aan de projecten en onderzoekwerkzaamheden te leveren. Van de contractanten wordt verwacht dat zij een aanzienlijk deel van de kosten zelf dragen; de Gemeenschap kan als regel 50 % daarvan voor haar rekening nemen.

In andere gevallen, wanneer universiteiten en onderzoekinstellingen projecten of onderzoekwerkzaamheden uitvoeren, kan de Gemeenschap tot 100 % van de daaraan verbonden extra kosten voor haar rekening nemen.

  • 4. 
    In uitzonderlijke gevallen, waarin
  • projecten en onderzoekwerkzaamheden noodzakelijk worden geacht om de doelstellingen van het programma als weergegeven in bijlage II te bereiken, en
  • uitzonderingen kunnen worden gerechtvaardigd om redenen van kosten of doelmatigheid,

kan overeenkomstig de in artikel 8 omschreven procedure worden besloten om van de algemene bepalingen in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel af te wijken met betrekking tot het volgende:

  • de openbare aanbesteding;
  • de deelneming aan de projecten door ten minste twee onafhankelijke ondernemingen die niet in dezelfde Lid-Staat zijn gevestigd;
  • de deelneming aan de onderzoekwerkzaamheden door ten minste twee, niet in dezelfde Lid-Staat gevestigde universiteiten of onderzoekinstellingen;
  • het percentage van de financiële deelneming van de Gemeenschap;
  • het percentage voor nieuwe projecten waarbij de communautaire bijdrage onder de drempel van 5 miljoen Ecu blijft.

Artikel 4

Ingeval tussen Europese derde landen en de Europese Gemeenschappen kaderovereenkomsten inzake wetenschappelijke en technische samenwerking zijn gesloten, mogen in die landen gevestigde organisaties en bedrijven (met inbegrip van universiteiten) onder de voorwaarden van artikel 3, leden 1 en 2, en volgens de procedures van artikel 8 deelnemen aan projecten en onderzoekwerkzaamheden in het kader van het programma.

Artikel 5

De Gemeenschap draagt bij aan de uitvoering van het programma binnen de grenzen van de daartoe in de begroting van de Europese Gemeenschappen opgenomen kredieten.

De middelen die voor de financiering van de bijdrage van de Gemeenschap aan de projecten, onderzoekwerkzaamheden en begeleidende maatregelen in het kader van het programma noodzakelijk worden geacht, bedragen 1 600 miljoen Ecu, over een periode van vijf jaar, met inbegrip van de uitgaven voor het personeel, die ten hoogste 4 % van de communautaire bijdrage mogen belopen.

De indicatieve verdeling van deze middelen binnen het programma is opgenomen in bijlage I.

Artikel 6

  • 1. 
    De Commissie draagt zorg voor een juiste uitvoering van het programma; zij treft de voor de uitvoering noodzakelijke maatregelen.

De Commissie wordt in de uitvoering van haar taken bijgestaan door een comité.

  • 2. 
    De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 130 N van het Verdrag te onderhandelen over overeenkomsten met derde landen die aan Europese samenwerking op het gebied van het wetenschappelijk en technisch onderzoek (COST) deelnemen, ten einde een cooerdinatie tot stand te brengen tussen de in bijlage II genoemde werkzaamheden van de Gemeenschap inzake samenwerking op het gebied van fundamenteel onderzoek en begeleidende maatregelen en de desbetreffende programma's van die derde landen.
  • 3. 
    De Commissie stelt jaarlijks een werkprogramma op en werkt dit zo nodig bij; in dit programma worden de concrete doelstellingen, de aard van de uit te voeren projecten en de desbetreffende financiële plannen omschreven. De Commissie stelt op basis van de jaarlijkse werkprogramma's aanbestedingen van projecten op.
  • 4. 
    De procedure van artikel 8 geldt voor:
  • de aanneming en bijwerking van het in lid 3 van dit artikel bedoelde jaarlijkse werkprogramma;
  • afwijkingen van de in artikel 3, leden 1, 2 en 3, vastgestelde algemene voorwaarden;
  • de deelneming aan projecten en onderzoekwerkzaamheden door niet in de Gemeenschap gevestigde Europese organisaties en bedrijven;
  • de evaluatie van voorgestelde projecten en de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitvoering daarvan wanneer die bijdrage meer dan 5 miljoen Ecu bedraagt;
  • de evaluatie van en de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de opeenvolgende fasen van de in artikel 3, lid 1, bedoelde zeer grote projecten;
  • de maatregelen die worden genomen om het programma te evalueren.
  • 5. 
    De Commissie kan het in artikel 7 genoemde comité raadplegen; zij moet dit comité raadplegen over alle aangelegenheden die binnen de werkingssfeer van het Esprit-programma vallen wanneer de vertegenwoordigers van ten minste vier Lid-Staten daarom verzoeken.
  • 6. 
    De Commissie stelt het in artikel 7 bedoelde comité in kennis van:
  • de vordering van het programma;
  • de ontwerp-aanbesteding, met inbegrip van de beoogde prioritaire sectoren;
  • projecten waarbij de communautaire bijdrage minder dan 5 miljoen Ecu bedraagt en de resultaten van de evaluatie van die projecten;
  • de resultaten van de evaluatie van voorgestelde onderzoekwerkzaamheden en de uitvoering ervan;
  • begeleidende maatregelen. Artikel 7

Het comité bestaat uit twee vertegenwoordigers per Lid-Staat en wordt door de Commissie ingesteld op de grondslag van voordrachten van de Lid-Staten.

De leden van het comité kunnen door deskundigen of adviseurs worden bijgestaan al naar gelang van de aard van de aan de orde zijnde kwesties.

Het comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

De werkzaamheden van het comité zijn geheim. Het comité stelt zijn eigen reglement van orde vast. Het secretariaat van het comité wordt waargenomen door de Commissie.

Artikel 8

  • 1. 
    Wanneer de in dit artikel omschreven procedure moet worden gevolgd, legt de vertegenwoordiger van de Commissie aan het comité een ontwerp voor van de te treffen maatregelen. Het comité brengt over dit voorstel advies uit binnen een door de voorzitter te bepalen termijn die normaliter één maand is en, al naar gelang van de urgentie van de zaak, maximaal twee maanden. Het advies wordt uitgebracht met de in artikel 148, lid 2, van het Verdrag bepaalde meerderheid van stemmen voor besluiten die de Raad moet aannemen op voorstel van de Commissie, waarbij de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig dat artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
  • 2. 
    De Commissie stelt de voorgestelde maatregelen vast indien zij met het advies van het comité in overeenstemming zijn. Indien de voorgestelde maatregelen daarmee niet in overeenstemming zijn of indien geen advies wordt uitgebracht, dient de Commissie bij de Raad onverwijld een voorstel in inzake de te nemen maatregelen. De Raad besluit bij gekwalificeerde meerderheid.
  • 3. 
    Indien de Raad binnen een termijn van twee maanden na de indiening van het voorstel geen besluit heeft genomen, stelt de Commissie de voorgestelde maatregelen vast:
  • als het aangelegenheden betreft die vallen onder artikel 6, lid 4, derde, vierde, vijfde en zesde streepje;
  • als het aangelegenheden betreft die vallen onder artikel 6, lid 4, eerste en tweede streepje, tenzij de Raad deze maatregelen met een gewone meerderheid heeft verworpen.

Artikel 9

In afwijking van artikel 6, lid 4, van deze beschikking, wordt het eerste jaarlijkse werkprogramma aangenomen nadat het is voorgelegd aan het in artikel 4 van Besluit 84/130/EEG genoemde comité, overeenkomstig de in artikel 8, leden 1, 2 en 3, tweede streepje, van deze beschikking vastgestelde procedures.

Artikel 10

De Commissie brengt na 30 maanden het Europese Parlement en de Raad verslag uit aan de hand van een evaluatie van de tot dan bereikte resultaten. Dit verslag gaat vergezeld van voorstellen tot wijzigingen die in het licht van de resultaten nodig kunnen blijken.

Na afloop van het programma zendt de Commissie aan de Lid-Staten en het Europese Parlement een verslag over het functioneren en de resultaten van het programma.

De bovengenoemde verslagen worden opgesteld met betrekking tot de in bijlage II bij deze beschikking omschreven concrete doelstellingen en waarnaar wordt verwezen in artikel 2, lid 2, van Besluit 87/516/Euratom, EEG.

Artikel 11

De Lid-Staten en de Commissie wisselen alle ter zake doende informatie uit waartoe zij toegang hebben en waaraan zij ruchtbaarheid mogen geven en die betrekking heeft op activiteiten op de onder deze beschikking vallende terreinen, ongeacht of deze activiteiten al dan niet onder hun verantwoording zijn gepland of worden verricht.

De informatie-uitwisseling vindt plaats volgens een procedure die door de Commissie na raadpleging van het comité wordt vastgesteld, en wordt als vertrouwelijk behandeld wanneer dit door degene die de informatie heeft verschaft wordt gevraagd.

Artikel 12

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 december 1987.

Artikel 13

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 11 april 1988.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • H. 
    RIESENHUBER
  • (1) 
    PB nr. C 283 van 21. 10. 1987, blz. 4, en PB nr. C 88 van 5. 4. 1988, blz. 6.
  • (2) 
    PB nr. C 345 van 21. 12. 1987, blz. 85, en PB nr. C 68 van 14. 3. 1988, blz. 53.
  • (3) 
    PB nr. C 347 van 22. 12. 1987, blz. 16.
  • (4) 
    PB nr. L 67 van 9. 3. 1984, blz. 54.
  • (5) 
    PB nr. L 302 van 24. 10. 1987, blz. 1.
  • (6) 
    PB nr. C 102 van 29. 4. 1986, blz. 1.

BIJLAGE I

INDICATIEVE VERDELING VAN DE KREDIETEN BINNEN HET PROGRAMMA

1.2 // // miljoen Ecu // I. O & O-sectoren (1) // 1 498 // Micro-elektronica en perifere technologie // 475 // Informatieverwerkende systemen // 475 // IT-applicatietechnologie // 548 // II. Personeels- en administratiekosten // 102 // Personeelskosten // 64 // Administratiekosten // 38 // Totaal // 1 600

  • (1) 
    In deze cijfers is ongeveer 65 miljoen Ecu begrepen voor fundamenteel onderzoek en 80 miljoen Ecu voor begeleidende maatregelen met betrekking tot de drie bovenvermelde O & O-sectoren.

BIJLAGE II

OVERZICHT EN DOELSTELLINGEN VAN HET ESPRIT-PROGRAMMA

Rekening houdend met de in artikel 1, lid 2, genoemde doelstellingen, zijn drie activiteitssectoren gekozen die op lange termijn van strategisch belang zijn, met de volgende belangrijke technische oogmerken:

  • het concurrentievermogen van de micro-elektronicaindustriesector te verbeteren zodat deze de IT-industrie volledige systeemcapaciteit kan verschaffen, gebaseerd op de meest recente halfgeleidertechnologie. Speciale nadruk ligt op toepassingsspecifieke geïntegreerde schakelingen;
  • krachtige, rendabele, betrouwbare informatieverwerkende systemen verschaffen waarmee het hoofd kan worden geboden aan de concurrentiële behoeften van de jaren '90. De nadruk wordt in het bijzonder gelegd op de technologie betreffende het ontwerp van totaalsystemen, de parallelle computerarchitecturen en de kennisengineering;
  • de bekwaamheid om IT te gebruiken en te integreren, te verbeteren en een snelle overdracht van IT-innovaties naar uitgezochte toepassingsgebieden te bevorderen. Bijzondere aandacht krijgen industriële toepassingen (fabrieksautomatisering) en technologieën op het gebied van de gespreide gegevensverwerking in bedrijfsomgeving.

Ter aanvulling op wat in de voornoemde sectoren door middel van industriële gezamenlijke O & O-projecten op precommercieel niveau tot stand dient te worden gebracht, dient er ook een aantal gezamenlijke werkzaamheden te worden uitgevoerd op geselecteerde gebieden van fundamenteel onderzoek. Deze hebben als voornaamste doel een voldoende soliede grondslag te ontwikkelen en in stand te houden om er de IT van de toekomst op te bouwen. De werkzaamheden dienen te worden toegespitst op die gebieden van fundamenteel onderzoek die aanzienlijke ontwikkelingen voor de toekomst beloven, maar niet tot onmiddellijke commerciële toepassingen leiden.

Met het oog op de mogelijke voordelen van het programma voor de Gemeenschapsindustrie in haar geheel, worden begeleidende maatregelen gepland met als specifieke doelstellingen:

  • te bevorderen dat de resultaten van Esprit door de Gemeenschapsindustrie worden toegepast, waarbij met name de kleine en middelgrote ondernemingen een bijzondere rol kunnen spelen;
  • uitbreiding van de samenwerking met andere programma's in de IT-sector.

Het programma omvat onderzoek- en ontwikkelingsprojecten, werkzaamheden op het gebied van fundamenteel onderzoek en begeleidende maatregelen.

PROGRAMMAOVERZICHT

Met het oog op de bovenbeschreven doelstellingen, behelst het programma de volgende O & O-projecten, werkzaamheden op het gebied van fundamenteel onderzoek en begeleidende maatregelen:

  • A. 
    Onderzoek- en ontwikkelingsprojecten

Onderzoek- en ontwikkelingsprojecten worden uitgevoerd in de volgende drie sectoren:

  • 1. 
    micro-elektronika en perifere technologie,
  • 2. 
    informatieverwerkende systemen,
  • 3. 
    IT-applicatietechnologie.
  • 1. 
    Micro-elektronika en perifere technologie

De werkzaamheden in deze sector moeten er in de eerste plaats op gericht zijn het concurrentievermogen van de micro-elektronicaindustrie in de Gemeenschap te verbeteren zodat de IT-industrie volledige systeemcapaciteit kan verschaffen via toegang tot geavanceerde functionele componenten en subsystemen die met name zijn gebaseerd op de meest recente halfgeleidertechnologie. Om dit te bereiken en tevens de ontwikkeling van applicatiesystemen te ondersteunen, zullen deze werkzaamheden onder andere moeten leiden tot de technologische mogelijkheden voor het ontwerpen, vervaardigen en testen van toepassingsspecifieke geïntegreerde schakelingen (ASIC - Application Specific Integrated Circuits) volgens een »systeem op een chip"-concept. Bij dergelijke schakelingen gaat het om zowel uiterst complexe willekeurige logica die tot miljoenen elementaire componenten kan bevatten als uiterst snelle maar minder complexe schakelingen met een werksnelheid tot 5 GHz. Tot de geplande O & O-werkzaamheden behoren:

  • geïntegreerde schakelingen met hoge dichtheid: Het doel is hier te komen tot geïntegreerde schakelingen (IC's) met bedrade logica die tot 4 miljoen poorten tellen, in het bijzonder voor gebruik waarbij een grote mate van parallelle verwerking mogelijk is, bij voorbeeld in processor arrays of systolische arrays. Om dit te bereiken zullen de volgende elementen moeten worden ontwikkeld:
  • gebruikersvriendelijke CAD-systemen, met onder meer automatische hulpmiddelen voor lay-out en ontwerp-verificiatie (geavanceerde siliconencompilers);
  • processen met hoge dichtheid en laag vermogen, met onder meer optimalisering van een geautomatiseerde flexibele fabricagelijn voor hoogrendabele produktie;
  • zeer geïntegreerde schakelingen: Het doel is hier apparatuur te vervaardigen voor gebruik in omstandigheden waarbij onvertraagde verwerking van grote hoeveelheden informatie niet parallel kan gebeuren vanwege een hoge seriële bitsnelheid. Dergelijke inrichtingen kunnen bijzonder nuttig zijn in supercomputers of berichtenuitwisselingseenheden voor telecommunicatiesystemen. Er wordt gemikt op de volgende prestaties:
  • verwerking met een klokfrequentie tussen 5 en 10 GHz of poortvertragingen van minder dan 50 ps;
  • complexiteit van meer dan 10 000 poorten.

De belangrijkste werkzaamheden in dit verband betreffen de ontwikkeling van:

  • een zeer snel bipolair siliconenproces;
  • GaAS-FET-technologie, in voorkomend geval;
  • speciale CAD-hulpmiddelen om de schakelsnelheid te optimaliseren;
  • speciale behuizingstechnieken voor GHz-werking;
  • multifunctionele geïntegreerde schakelingen: Het doel is hier op een chip een volledig systeem met digitale en analoge functies te bouwen, dat met een groot aantal verschillende snelheden kan werken. Een complexiteit van maximaal 1 miljoen transistors, een minimaal haalbare poortvertraging van 50 ps, voedingsbesturing en niet vluchtige geheugencapaciteit zullen moeten worden ingebouwd om te kunnen voldoen aan eisen voor randapparatuur (weergave- en LAN-besturing, geheugenbeheer), telecommunicatieapparatuur (spraak- en beeldverwerking), bedrijfs- en kantoorautomatisering (intelligente sensors en actuatoren). Met het oog op prestatieverbetering van zeer grote informatiesystemen zullen er opto-elektronische geïntegreerde schakelingen worden ontwikkeld en gebruikt, bij voorbeeld om verspreide processors optisch met elkaar te verbinden.

De belangrijkste werkzaamheden in dit verband zijn:

  • het afstemmen van fabricageprocessen op specifieke toepassingen;
  • aanpassing van CAD-hulpmiddelen voor gemengde functies zoals het ontwerpen van analoog-digitale apparatuur.

Tijdens de uitvoering van het programma wordt met het oog op een grotere mate van automatisering en flexibiliteit speciaal de nadruk gelegd op het vaststellen van standaards, zowel voor programmatuur (gegevensuitwisseling, overdraagbaarheid van hulpmiddelen tussen CAD-systeem en fabricageapparatuur) als voor mechanische aspecten;

  • perifere technologie: Dit programmagebied is gericht op de ontwikkeling van de specifieke technologieën die Europa nodig heeft om zich, wat de ontwikkeling van toekomstige perifere systemen betreft, een houdbare positie te verwerven. Speciale aandachtsgebieden zijn: systemen voor magnetisch-optische en optische massa-opslag- en -terugzoeksystemen, niet mechanische printers, beeldsystemen, inrichtingen waarbij logische elementen zijn gecombineerd met sensors, transducers en actuatoren.
  • 2. 
    Informatieverwerkende systemen

Het belangrijkste doel van deze sector bestaat erin hulpmiddelen en technologieën op het gebied van apparatuur en programmatuur bijeen te brengen, waarmee de informatieverwerkende systemen van de jaren negentig kunnen worden ontworpen en ontwikkeld. Met name zal aandacht worden besteed aan nieuwe vormen van systeemontwerp, waarmee hoogwaardige complexe systemen doelmatig kunnen worden ontwikkeld. Om de benodigde methoden en hulpmiddelen te kunnen ontwikkelen moeten alle aspecten van het systeem (bij voorbeeld architectuur, interfaces) in beschouwing worden genomen, terwijl tegelijk nieuwe technologieën zoals kennisengineering moeten worden geïntegreerd. Daarmee zullen de mogelijkheden worden geschapen om systemen te produceren (die qua complexiteit vergelijkbaar zijn met de thans geproduceerde) met een aanzienlijke toename van de produktiviteit bij het ontwerp. Zo moeten de ontwikkelde methoden en hulpmiddelen bij voorbeeld een mechanisme opleveren waardoor de ontwikkelingskosten van geselecteerde systeemcomponenten (bij voorbeeld microprocessoren, real-time-programmamodules) worden teruggebracht tot 10 % van de huidige ontwikkelingskosten.

De geplande O & O-werkzaamheden kunnen worden ingedeeld in vier op elkaar aansluitende deelgebieden:

  • systeemontwerp: Dit gebied bestrijkt het gehele proces vanaf de definitie van de eisen voor een IT-systeem tot en met het vervaardigen, distribueren en onderhouden ervan. De werkzaamheden omvatten:
  • evaluatie van methoden en hulpmiddelen, begeleiding bij de introductie van methoden en kwantificering van produktevaluatie;
  • integratie en rationalisatie van interfaces van geïntegreerde omgevingen voor programmeersystemen, projectondersteunende omgevingen en op kennis gebaseerde technieken;
  • ontwikkeling van herbruikbare systeemcomponenten, automatisch genereren van hoogwaardige programma's voor real-time-systemen, formele technieken en methoden;
  • kennisengineering: Dit gebied behelst de ontwikkeling van systemen die een bijdrage leveren tot redeneerprocessen en besluitvorming onder omstandigheden waarbij sprake is van onzekerheden en onvolledige informatie. De werkzaamheden zijn gericht op:
  • kennisvastlegging, lerende en adaptieve systemen, kennisrepresentatie, kennishantering en validering van op kennis gebaseerde systemen;
  • natuurlijke communicatieverwerkingen en mechanismen van gebruikersinteractie;
  • integratie van kennisengineeringtechnieken in systeemontwerp;
  • geavanceerde systeemarchitecturen: Dit gebied behelst met name parallelle architecturen die tot doel hebben systeembeperkingen te overwinnen en een modulaire constructie te bevorderen. De werkzaamheden zijn gericht op de ontwikkeling van:
  • parallelle architectuur en interconnectie van samenwerkende processoren, programmeertechnieken en verificatietechnieken;
  • gedistribueerde systemen met semi-autonome componenten;
  • gespecialiseerde architecturen voor signaalverwerking en op kennis gebaseerde informatiesubsystemen;
  • signaalverwerking: Dit gebied heeft betrekking op de noodzaak om op complexe wijze signalen van uiteenlopende fysische aard te kunnen verwerken (bij voorbeeld temperatuur, druk, beeld, natuurlijke spraak). De werkzaamheden zijn gericht op:
  • formele beschrijving van de informatiestroom, symboolmanipulatie;
  • voorbewerking, kenmerkidentificatie, classificatie, methoden van foutencorrectie;
  • systeemcomponenten voor signaalverwerking, real-time-systemen;
  • geavanceerde technologieën voor multisensor-signaalverwerkingssystemen.
  • 3. 
    IT-applicatietechnologie

Het voornaamste doel van deze sector is de Europese mogelijkheden te vergroten voor de integratie van IT in systemen die voor een groot aantal verschillende toepassingen kunnen worden gebruikt en de resultaten in geselecteerde realistische omgevingen te valideren.

De O & O-werkzaamheden kunnen worden ingedeeld in drie op elkaar aansluitende deelgebieden:

  • fabrieksautomatisering: Het doel is hier de systeemproducenten de nodige basistechnologie te verschaffen om aan de hoge concurrentieeisen van de wereldmarkt te kunnen voldoen. Tegelijk wordt verwacht dat de snelle opgang van deze IT-gebaseerde technologieën zullen leiden tot snellere doorvoering van het moderniseringsproces in een groot aantal produktiebedrijven.

De werkzaamheden behelzen de toepassing van IT bij de produktie van afzonderlijke onderdelen, alsook in een hele reeks bedrijfssectoren, onder meer bij continuprocessen.

Het opstellen van »open-systeemconcepten" als ondersteuning van het werken met door verschillende leveranciers toegeleverde apparatuur is een belangrijk middel om de beoogde doelstelling te verwezenlijken. De werkzaamheden zijn gericht op de ontwikkeling van:

  • ontwerp- en analysesystemen die flexibele produktontwikkeling mogelijk maken, zodat kan worden bespaard op tijd, materiaal en andere produktiemiddelen;
  • fabrieksbeheer, planning en produktiebestudering, zodat beschikbaarheid en benutting van de uitrusting worden verhoogd, de mens/machine-interactie voor produktieplanning en besturingssystemen wordt geoptimaliseerd, real-time-toepassingen worden geïnstalleerd en »just-in-time"-produktie wordt ondersteund;
  • robotsystemen;
  • integratie van interne transportsystemen (waaronder ook robots) in het produktie- en assemblageproces. Te behandelen problemen zijn hier bij voorbeeld gereedschapswissel, bewaking, spoelen, afvalverwijdering, assemblage en andere met produktie in verband staande taken; bijzondere aandacht wordt besteed aan oplossingen voor kleine produktieseries;
  • computergeïntegreerde besturing in procesindustrieën met het oog op een efficiëntere bedrijfswerking;
  • architectuur en methoden voor integratie met onder meer de ontwikkeling van methoden en hulpmiddelen voor het installeren, bedienen en bewaken van computergeïntegreerde fabricagesystemen en de demonstratie van mogelijke, op diverse fabricage-eisen gerichte toepassingen;
  • geïntegreerde informatiesystemen: Dit gebied heeft betrekking op O & O inzake systeemintegratie voor geselecteerde toepassingen. Tot de toepassingsgebieden behoren de kantooromgeving en de woonomgeving.

De werkzaamheden zijn gericht op de ontwikkeling van:

  • analyse en ondersteuning van de gebruikersomgeving met het oog op het evalueren van eisen, beperkingen, menselijke factoren, het verkorten van introductieperioden en het verhogen van de produktiviteit via verbetering van de gebruiker/systeem-interactie. Bijzondere nadruk wordt gelegd op de eisen van minder geschoolde gebruikers en aspecten van flexibiliteit;
  • systeemengineering, onder meer hulpmiddelen voor systeemintegratie en -validatie, betrouwbaarheid, beschikbaarheid en veiligheid van systemen;
  • algemene communicatietechnologie en geïntegreerde kantoorsystemen, met onder meer multimediaverwerking op basis van open-systeemarchitecturen, generering, routering, bewaking van kantoorinformatie, ondersteuning van op afstand bediende verrichtingen en geselecteerde bijzondere functies;
  • gedistribueerde systemen, met bijzondere nadruk op de integratie van kennisgebaseerde systemen en geavanceerde gedecentraliseerde opslagsystemen;
  • systemen voor het vergaren en bewaken van gegevens in niet industriële omgevingen (bij voorbeeld woning, laboratorium), met onder meer telebesturing en networking van autonome apparatuur en beheer van systemen voor gegevensvastlegging;
  • IT-applicaties ondersteunende systemen: Dit gebied heeft betrekking op de integratie van elementaire IT-componenten in subsystemen. Het voornaamste doel is te zorgen voor goedkope technologieën en grootschalige toepasbaarheid. Bijzondere nadruk wordt gelegd op aspecten van modulariteit en faalveiligheid.

De werkzaamheden zijn gericht op de ontwikkeling van:

  • werkstations voor meervoudige applicaties;
  • subsystemen voor opslag en verwerking in vrijstaande en gedistribueerde systemen;
  • lokale netwerksystemen en aanverwante elementaire diensten;
  • subsystemen voor interfacing met de gebruiker (bij voorbeeld visueel, spraak, manueel);
  • subsystemen voor interfacing met de fysische omgeving (bij voorbeeld visiesystemen en begrip van de omgeving, vastlegging, bewaking en bestudering van laboratoriumgegevens).

In deze drie sectoren (micro-elektronica en perifere technologie, informatieverwerkende systemen en IT-applicatietechnologie) wordt een beperkt aantal projecten voor integratie van technologieën opgezet. Deze projecten zijn gericht op het verwezenlijken van ambitieuze, welomschreven industriële doelstellingen. Het verloop van deze projecten, die doorgaans een grootschalige industriële opzet op communautair niveau vergen, is zo nauwkeurig mogelijk omschreven in het werkprogramma. B. Werkzaamheden op het gebied van fundamenteel onderzoek

De geplande werkzaamheden op het gebied van fundamenteel onderzoek hebben tot doel het voorgestelde preconcurrentiële O & O-werk op IT-gebied aan te vullen door onderzoek op geselecteerde gebieden met een lange aanlooptijd een communautaire dimensie te verschaffen. Ook wordt beroepsopleiding op hoog niveau bevorderd op gebieden die van bijzonder belang zijn voor de Gemeenschap. De werkzaamheden zijn er met name op gericht hooggekwalificeerde onderzoekinstellingen op IT-gebied te stimuleren zich internationaal te gaan opstellen.

Tot de werkterreinen behoren:

  • moleculaire elektronica,
  • kunstmatige intelligentie en cognitieve wetenschap,
  • toepassing van vaste-stoffysica op IT,
  • ontwerp van geavanceerde systemen,

en andere terreinen van fundamenteel onderzoek die in de loop van het programma kunnen worden aangewezen.

  • C. 
    Begeleidende maatregelen

De begeleidende maatregelen hebben vooral tot doel het kader te scheppen dat nodig is om de in het Esprit-programma uitgevoerde O & O-werkzaamheden en aanverwante activiteiten in alle regio's van de Gemeenschap optimaal te kunnen benutten.

Deze maatregelen omvatten onder andere:

  • cooerdinatie tussen onderzoek- en ontwikkelingsprogramma's van de Gemeenschap, programma's van Lid-Staten en internationale programma's, verzameling van informatie binnen het Esprit-programma en in de buitenwereld, en doelmatige verspreiding ervan;
  • cooerdinatie en documentatie van normen binnen het Esprit-programma en de relatie ervan met nationale en internationale normen;
  • het verschaffen van middelen voor een vlotte communicatie met het oog op een degelijke technische uitvoering van onderzoek- en ontwikkelingsprojecten alsmede het beheer ervan, en de doelmatige verspreiding en toegankelijkheid van de resultaten ervan, onder meer via een systeem voor uitwisseling van informatie (IES - Information Exchange System).

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.