Richtlijn 1991/680 - Aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van btw en tot wijziging, met het oog op de afschaffing van de fiscale grenzen, van Richtlijn 77/388/EEG

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31991L0680

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31991L0680

Richtlijn 91/680/EEG van de Raad van 16 december 1991 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging, met het oog op de afschaffing van de fiscale grenzen, van Richtlijn 77/388/EEG

Publicatieblad Nr. L 376 van 31/12/1991 blz. 0001 - 0019

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 9 Deel 2 blz. 0033

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 9 Deel 2 blz. 0033

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 16 december 1991

tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging, met het oog op de afschaffing van de fiscale grenzen, van Richtlijn 77/388/EEG

(91/680/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 99,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat in artikel 8 A van het Verdrag de interne markt wordt gedefinieerd als een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van het Verdrag;

Overwegende dat de totstandkoming van de interne markt vereist dat de belastinggrenzen tussen de Lid-Staten worden opgeheven en dat hiertoe de belastingheffing bij invoer en de ontheffing van belasting bij uitvoer in het handelsverkeer tussen de Lid-Staten moeten worden afgeschaft;

Overwegende dat aldus met ingang van 1 januari 1993 de controles voor fiscale doeleinden aan de binnengrenzen voor elke handeling tussen de Lid-Staten worden afgeschaft;

Overwegende dat belastingheffing bij invoer en ontheffing van belasting bij uitvoer bijgevolg alleen nog moeten plaatsvinden bij handelingen met gebieden die zijn uitgesloten van de werkingssfeer van de gemeenschappelijke regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde;

Overwegende dat evenwel, met inachtneming van de overeenkomsten en verdragen die daarop van toepassing zijn, de handelingen die worden verricht met als land van herkomst of bestemming het Vorstendom Monaco en het Eiland Man, moeten worden behandeld als handelingen met als land van herkomst of bestemming respectievelijk de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland;

Overwegende dat als gevolg van het feit dat het beginsel van de belastingheffing bij invoer in de betrekkingen tussen de Lid-Staten wordt afgeschaft, de bepalingen betreffende de vrijstellingen bij invoer in de betrekkingen tussen de Lid-Staten overbodig worden; dat derhalve deze bepalingen moeten worden ingetrokken en de betrokken richtlijnen dienovereenkomstig moeten worden aangepast;

Overwegende dat de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 4 van de Eerste Richtlijn van de Raad van 11 april 1967 (4), laatstelijk gewijzigd bij de Zesde Richtlijn 77/388/EEG (5), vereist dat de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de Lid-Staten berust op het beginsel van belastingheffing in de Lid-Staat van herkomst van de geleverde goederen en de verrichte diensten, zonder dat, in het communautaire handelsverkeer tussen belastingplichtigen, inbreuk wordt gemaakt op het beginsel dat de belastingopbrengst uit de toepassing van de belasting op het niveau van het eindverbruik toekomt aan de Lid-Staat waarin dit eindverbruik plaatsvindt;

Overwegende evenwel dat de vaststelling van de definitieve regeling waardoor de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde voor leveringen van goederen en het verrichten van diensten tussen Lid-Staten wordt bewerkstelligd, vereist dat voorwaarden worden vervuld waaraan op 31 december 1992 nog niet volledig kan worden voldaan;

Overwegende dat derhalve met ingang van 1 januari 1993 voor een beperkte tijdsduur een overgangsperiode moet worden ingesteld waarin bepalingen worden toegepast die dienen om de overgang naar de definitieve regeling voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de Lid-Staten, welke het op middellange termijn te verwezenlijken doel blijft, te vergemakkelijken;

Overwegende dat gedurende de overgangsperiode de intracommunautaire handelingen die worden verricht door andere belastingplichtigen dan vrijgestelde belastingplichtigen, in de Lid-Staten van bestemming moeten worden belast op basis van de tarieven en voorwaarden van die Lid-Staten;

Overwegende dat gedurende de overgangsperiode eveneens in de Lid-Staten van bestemming belasting moet worden geheven, op basis van de tarieven en voorwaarden van die Lid-Staten, op de intracommunautaire verwervingen die voor een bepaald bedrag worden verricht door vrijgestelde belastingplichtigen of door niet-belastingplichtige rechtspersonen, alsmede op bepaalde intracommunautaire afstandsverkopen en leveringen van nieuwe vervoermiddelen die worden verricht voor particulieren of voor vrijgestelde of niet-belastingplichtige lichamen, voor zover deze handelingen, bij gebreke van bijzondere bepalingen, de concurrentie tussen de Lid-Staten ernstig zouden kunnen verstoren;

Overwegende dat het noodzakelijke streven naar een verlichting van de administratieve en statistische formaliteiten van de ondernemingen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen moet worden verzoend met de tenuitvoerlegging van efficiënte controlemaatregelen en met de onontbeerlijke handhaving, zowel om economische als om fiscale redenen, van de kwaliteit van de communautaire statistische instrumenten;

Overwegende dat de overgangsperiode voor de belastingheffing in het intracommunautaire handelsverkeer moet worden aangewend om de maatregelen te nemen die nodig zijn ter ondervanging van zowel de sociale gevolgen in de betrokken sectoren als de regionale moeilijkheden, met name in de grensgebieden, welke zouden kunnen ontstaan als gevolg van de afschaffing van de belastingheffing bij invoer en de ontheffing van belasting bij uitvoer in het handelsverkeer tussen de Lid-Staten; dat met het oog hierop de Lid-Staten moet worden toegestaan gedurende een periode die afloopt op 30 juni 1999 de leveringen van goederen door belastingvrije verkooppunten in het kader van het reizigersverkeer door de lucht of over zee tussen de Lid-Staten binnen de gestelde grenzen vrij te stellen;

Overwegende dat de overgangsregeling in werking treedt voor een periode van vier jaar en dat zij derhalve tot en met 31 december 1996 van toepassing is; dat de overgangsregeling zal worden vervangen door een definitieve belastingregeling voor het handelsverkeer tussen de Lid-Staten welke stoelt op het beginsel van belastingheffing in de Lid-Staat van herkomst van de geleverde goederen en van de verrichte diensten, ten einde de doelstelling van artikel 4 van de Eerste Richtlijn van de Raad van 11 april 1967, te verwezenlijken;

Overwegende dat de Commissie daartoe vóór 31 december 1994 bij de Raad een verslag over de werking van de overgangsregeling zal indienen, vergezeld van voorstellen voor de modaliteiten van de definitieve regeling voor de belastingheffing op het handelsverkeer tussen de Lid-Staten; dat de Raad, oordelend dat op bevredigende wijze aan de voorwaarden voor de overgang naar de definitieve regeling is voldaan, vóór 31 december 1995 besluiten zal nemen over de bepalingen die noodzakelijk zijn voor de inwerkingtreding en de werking van de definitieve regeling, waarbij de overgangsregeling automatisch verlengd wordt totdat de definitieve regeling in werking treedt en in ieder geval tijdens de periode waarin de Raad geen besluiten over de definitieve regeling genomen heeft;

Overwegende bijgevolg dat Richtlijn 77/388/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/465/EEG (1), moet worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 77/388/EEG wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    artikel 3 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 3

  • 1. 
    In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:
  • "grondgebied van een Lid-Staat": het binnenland zoals dat in de leden 2 en 3 voor elke Lid-Staat wordt omschreven;
  • "Gemeenschap" en "grondgebied van de Gemeenschap": het binnenland van de Lid-Staten zoals dat in de leden 2 en 3 voor elke Lid-Staat wordt omschreven;
  • "derdelands gebied" en "derde land": elk ander grondgebied dan die welke in de leden 2 en 3 als het binnenland van een Lid-Staat worden omschreven.
  • 2. 
    Voor de toepassing van deze richtlijn komt "het binnenland" overeen met de werkingssfeer van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap zoals die in artikel 227 voor elke Lid-Staat is omschreven.
  • 3. 
    Het binnenland omvat niet de volgende nationale gebieden:
  • Bondsrepubliek Duitsland:

het eiland Helgoland,

het gebied Buesingen;

  • Koninkrijk Spanje:

Ceuta,

Melilla;

  • Italiaanse Republiek:

Livigno,

Campione d'Italia,

de nationale wateren van het meer van Lugano;

Het binnenland omvat ook niet de volgende nationale gebieden:

  • Koninkrijk Spanje:

Canarische Eilanden,

  • Franse Republiek:

de overzeese departementen;

  • Helleense Republiek:

¶ãéï ¼ñïò;

  • 4. 
    De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat handelingen met als land van herkomst of bestemming:
  • het Vorstendom Monaco, behandeld worden als handelingen met als land van herkomst of bestemming de Franse Republiek;
  • het Eiland Man, behandeld worden als handelingen met als land van herkomst of bestemming het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
  • 5. 
    Indien de Commissie van mening is dat het bepaalde in de leden 3 en 4 niet meer gerechtvaardigd is, met name uit het oogpunt van de neutraliteit ten aanzien van de mededinging of van de eigen middelen, legt zij passende voorstellen aan de Raad voor.";

2.

artikel 7 wordt vervangen door:

"Artikel 7

Invoer

  • 1. 
    Als "invoer van een goed" wordt beschouwd:
  • a) 
    het binnenkomen in de Gemeenschap van een goed dat niet voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 9 en 10 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap of dat, als het onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal valt, zich niet in het vrije verkeer bevindt;

b)

het binnenkomen in de Gemeenschap van een goed uit een in artikel 3, lid 3, tweede alinea, bedoeld gebied of uit de Kanaaleilanden.

  • 2. 
    De invoer van een goed vindt plaats in de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het zich ten tijde van het binnenkomen in de Gemeenschap bevindt.
  • 3. 
    In afwijking van lid 2, vindt, wanneer een in lid 1, onder a), bedoeld goed vanaf het binnenkomen in de Gemeenschap onder een van de in artikel 16, lid 1, onder B, bedoelde regelingen, onder een regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten of onder een regeling voor extern douanevervoer wordt geplaatst, de invoer van dat goed plaats in de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het goed aan die regelingen wordt onttrokken.

Wanneer een in lid 1, onder b), bedoeld goed vanaf het binnenkomen in de Gemeenschap onder de in artikel 33 bis, lid 1, onder b), bedoelde regeling voor intern communautair douanevervoer wordt geplaatst, vindt de invoer plaats in de Lid-Staat op het grondgebied waarvan deze procedure eindigt."

3.

in artikel 8, lid 1, onder a), wordt "in een ander land dan dat van" vervangen door "in een andere Lid-Staat dan die van" en wordt "Lid-Staat van invoer" vervangen door "Lid-Staat waar de installatie of de montage plaatsvindt";

4.

aan artikel 8, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

"c) ingeval de levering van een goed plaatsvindt aan boord van een schip, vliegtuig of trein, tijdens een vervoer met plaats van vertrek en plaats van aankomst op het grondgebied van de Gemeenschap: de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van vertrek van het vervoer";

5.

artikel 8, lid 2, wordt vervangen door:

"2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, onder a), worden, in gevallen waarin de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer in een derdelands gebied ligt, de plaats van de levering verricht door de importeur als bedoeld in artikel 21, punt 2, alsmede de plaats van eventuele volgende leveringen geacht in de Lid-Staat van invoer van de goederen te liggen.";

6.

artikel 10, lid 3, wordt vervangen door:

"3. Het belastbare feit vindt plaats en de belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de invoer van het goed geschiedt. Wanneer goederen vanaf hun binnenkomst in de Gemeenschap onder een van de in artikel 7, lid 3, bedoelde regelingen worden geplaatst, vindt het belastbare feit pas plaats en wordt de belasting pas verschuldigd op het tijdstip waarop de goederen aan deze regelingen worden onttrokken.

Indien de ingevoerde goederen echter zijn onderworpen aan invoerrechten, aan landbouwheffingen of aan heffingen van gelijke werking die zijn ingesteld in het kader van een gemeenschappelijk beleid, vindt het belastbare feit plaats en wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip waarop het belastbare feit en het verschuldigd worden ter zake van deze communautaire rechten plaatsvinden.

In de gevallen waarin de ingevoerde goederen niet aan een van deze communautaire rechten zijn onderworpen, passen de Lid-Staten de vigerende bepalingen inzake invoerrechten toe met betrekking tot het belastbare feit en het verschuldigd worden van de belasting.";

  • 7. 
    in artikel 11, B:
  • wordt lid 1 vervangen door:

"1. De maatstaf van heffing is de overeenkomstig de geldende communautaire bepalingen vastgestelde douanewaarde.";

  • wordt lid 2 geschrapt;

8.

artikel 11, B, lid 3, wordt vervangen door:

"3. In de maatstaf van heffing moeten worden opgenomen, voor zover zij niet reeds daarin zijn begrepen:

  • a) 
    de buiten de Lid-Staat van invoer verschuldigde rechten, heffingen en andere belastingen, alsmede die welke ter zake van de invoer verschuldigd zijn, met uitzondering van de te heffen belasting over de toegevoegde waarde;

b)

de bijkomende kosten, zoals kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering, tot de eerste plaats van bestemming in de Lid-Staat van invoer.

Onder "eerste plaats van bestemming", wordt verstaan de plaats die genoemd is in de vrachtbrief of een ander document waaronder de goederen in de Lid-Staat van invoer binnenkomen. Bij gebreke van deze vermelding wordt de eerste plaats van bestemming geacht de plaats te zijn waar de eerste overlading van de goederen in de Lid-Staat van invoer geschiedt.

De Lid-Staten kunnen de bovenbedoelde bijkomende kosten eveneens in de maatstaf van heffing opnemen, wanneer zij voortvloeien uit het vervoer naar een andere plaats van bestemming in de Lid-Staat van invoer, indien deze plaats bekend is op het tijdstip waarop het belastbare feit plaatsvindt.";

9.

in artikel 11, B, lid 5, wordt na "tijdelijk" "uit de Gemeenschap" toegevoegd; "in het buitenland" wordt vervangen door "buiten de Gemeenschap"; "terwijl de wederinvoer van deze goederen niet is vrijgesteld krachtens artikel 14, lid 1, onder f)" wordt geschrapt;

10.

artikel 11, C, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Indien gegevens voor het bepalen van de maatstaf van heffing bij invoer zijn uitgedrukt in een andere munteenheid dan die van de Lid-Staat waar de maatstaf van heffing wordt bepaald, wordt de wisselkoers vastgesteld overeenkomstig de geldende communautaire bepalingen voor de berekening van de douanewaarde.

Indien gegevens voor het bepalen van de maatstaf van heffing voor een andere handeling dan een invoer van goederen zijn uitgedrukt in een andere munteenheid dan die van de Lid-Staat waar de maatstaf van heffing wordt bepaald, is de toepasselijke wisselkoers de laatste verkoopkoers die op het moment waarop de belasting verschuldigd wordt, op de meest representatieve wisselmarkt(en) van de betrokken Lid-Staat wordt geregistreerd, of een koers die wordt vastgesteld onder verwijzing naar die markt(en), op een door die Lid-Staat vastgestelde wijze. Voor sommige van deze handelingen of voor sommige categorieën belastingplichtigen kunnen de Lid-Staten evenwel kiezen voor de volgens de geldende communautaire bepalingen voor het berekenen van de douanewaarde vastgestelde wisselkoers.";

11.

in artikel 14, lid 1:

  • wordt punt b) geschrapt;
  • wordt punt c) vervangen door:

"c) de invoer van goederen met het oog op eventuele verkoop in de zin van artikel 29 van Richtlijn 85/362/EEG (*), gewijzigd bij Richtlijn 90/237/EEG (**)

(*) PB nr. L 192 van 24. 7. 1985, blz. 20.

(**) PB nr. L 133 van 24. 5. 1990, blz. 91.";

  • wordt in punt d) "of die hiervoor in aanmerking zouden komen indien zij uit een derde land zouden zijn ingevoerd" en "op de binnenlandse markt" geschrapt;
  • wordt in punt e) "of daarvoor in aanmerking zouden komen indien zij zouden zijn ingevoerd uit een derde land" geschrapt;
  • wordt punt f) geschrapt;
  • wordt in punt g), eerste streepje, "of wanneer daarvoor een dergelijke vrijstelling zou gelden, indien zij uit een derde land zouden zijn ingevoerd" geschrapt;

12.

de titel van artikel 15 wordt vervangen door:

"Vrijstelling bij uitvoer uit de Gemeenschap en voor met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde handelingen, alsmede voor internationaal vervoer.";

13.

in artikel 15, punten 1 en 2, wordt "buiten het in artikel 3 omschreven grondgebied" vervangen door "buiten de Gemeenschap";

14.

artikel 15, punt 3, wordt vervangen door:

"3. De diensten bestaande uit werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken die zijn verworven of ingevoerd ten einde deze werkzaamheden te ondergaan in de Gemeenschap, en die naar een plaats buiten de Gemeenschap worden verzonden of vervoerd door de dienstverrichter of door de in een derde land gevestigde ontvanger dan wel voor hun rekening.";

15.

aan artikel 15, punt 10, eerste alinea, wordt het volgende streepje toegevoegd:

  • "verricht naar een andere Lid-Staat en bestemd voor de strijdkrachten van een andere Staat die partij bij het Noord-Atlantisch Verdrag is dan de Lid-Staat van bestemming zelf, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover de betreffende strijdkrachten deelnemen aan de gemeenschappelijke defensie-inspanning.";
  • 16. 
    in artikel 15, punt 10, tweede alinea, wordt "met inachtneming van de door elke Lid-Staat vastgestelde voorwaarden en beperkingen" vervangen door "met inachtneming van de door de Lid-Staat van ontvangst vastgestelde voorwaarden en beperkingen";

17.

in artikel 15, punt 12, wordt "uit de Gemeenschap" toegevoegd na "die deze goederen uitvoeren" en wordt "in het buitenland" vervangen door "buiten de Gemeenschap";

18.

artikel 15, punt 13, wordt vervangen door:

"13. Diensten, met inbegrip van vervoer en de daarmee samenhangende handelingen maar met uitzondering van de diensten die overeenkomstig artikel 13 zijn vrijgesteld, die rechtstreeks verband houden:

  • met extern douanevervoer, uitvoer van goederen uit de Gemeenschap of invoer van goederen vallend onder het bepaalde in artikel 14, lid 1, onder c), en artikel 16, lid 1, onder A;
  • met goederen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder b), die onder de in artikel 33 bis, lid 1, onder b), bedoelde regeling voor intern communautair douanevervoer zijn geplaatst.";

19.

in artikel 15, punt 14, wordt "buiten het in artikel 3 bedoelde grondgebied" vervangen door "buiten de Gemeenschap";

20.

in artikel 16, lid 1:

  • wordt punt A vervangen door:

"A. de invoer van goederen die komen te vallen onder een ander stelsel van entrepots dan douane-entrepots";

  • wordt punt B vervangen door:

"B.

leveringen van goederen

  • a) 
    die bij de douane worden aangebracht en eventueel tijdelijk worden opgeslagen;

b)

die in een vrije zone of een vrij entrepot worden geplaatst;

c)

die komen te vallen onder een stelsel van douane-entrepots of onder een stelsel van actieve veredeling;

d)

die in de territoriale zee worden toegelaten:

  • en bestemd zijn voor de bouw, de reparatie, het onderhoud, de verbouwing of de uitrusting van boor- of werkeilanden, dan wel om die boor- of werkeilanden met het vasteland te verbinden;
  • voor de bevoorrading van boor- of werkeilanden;

e)

die komen te vallen onder een ander stelsel van entrepots dan douane-entrepots.

De plaatsen genoemd onder a), b), c) en d) zijn die welke als zodanig worden omschreven in de geldende communautaire douanebepalingen.";

  • wordt punt C vervangen door:

"C.

diensten betreffende de in punt B bedoelde leveringen van goederen";

  • wordt punt D vervangen door:

"D.

leveringen van goederen en diensten, verricht op de in punt B bedoelde plaatsen met handhaving van een van de in dat punt bedoelde situaties";

  • wordt het volgende punt toegevoegd:

"E.

leveringen:

  • van goederen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), die nog onderworpen zijn aan een regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten of aan een regeling voor extern douanevervoer;
  • van goederen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder b), die nog onderworpen zijn aan de in artikel 33 bis bedoelde regeling voor intern communautair douanevervoer,

alsmede de diensten betreffende deze leveringen.";

  • 21. 
    aan artikel 28 wordt het volgende lid toegevoegd:

"3 bis. In afwachting van een besluit van de Raad, die krachtens artikel 3 van Richtlijn 89/465/EEG (*) moet beslissen over de intrekking van de in lid 3, onder b), bedoelde tijdelijke afwijkingen, mag Spanje de in bijlage F, punt 2, bedoelde handelingen, voor zover deze betrekking hebben op diensten van auteurs, alsmede de in bijlage F, punten 23 en 25, bedoelde handelingen vrijstellen.

(*) PB nr. L 226 van 3. 8. 1989, blz. 21.";

22.

het volgende hoofdstuk XVI bis met de artikelen 28 bis tot en met 28 quaterdecies wordt ingevoegd:

"HOOFDSTUK XVI bis

OVERGANGSREGELING VOOR DE BELASTINGHEFFING IN HET HANDELSVERKEER TUSSEN DE LID-STATEN

Artikel 28 bis

Werkingssfeer

  • 1. 
    Aan de belasting over de toegevoegde waarde zijn tevens onderworpen:
  • a) 
    de intracommunautaire verwervingen van goederen onder bezwarende titel in het binnenland door een belastingplichtige die als zodanig optreedt, of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon, wanneer de verkoper een belastingplichtige is die als zodanig optreedt en noch onder de in artikel 24 bedoelde vrijstellingsregeling, noch onder het bepaalde in artikel 8, lid 1, onder a), tweede zin, of in artikel 28 ter, B, lid 1, valt.

In afwijking van de eerste alinea zijn niet aan de belasting over de toegevoegde waarde onderworpen de intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsprodukten:

  • door een belastingplichtige die onder de forfaitaire regeling van artikel 25 valt, door een belastingplichtige die uitsluitend leveringen van goederen of diensten verricht waarvoor geen recht op aftrek bestaat, of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon,
  • binnen de grenzen of ten belope van een totaal bedrag, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde die verschuldigd of voldaan is in de Lid-Staat waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd, dat in het lopende kalenderjaar niet hoger mag zijn dan een drempel die door de Lid-Staten wordt bepaald maar die niet lager mag zijn dan de tegenwaarde van 10 000 ecu in nationale munt, en
  • mits het totale bedrag, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde die verschuldigd of voldaan is in de Lid-Staat waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd, van de intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsprodukten, in het voorafgaande kalenderjaar de in het tweede streepje bedoelde drempel niet heeft overschreden.

De Lid-Staten verlenen de belastingplichtigen en de niet-belastingplichtige rechtspersonen die voor de toepassing van de tweede alinea in aanmerking komen, het recht om voor de in de eerste alinea omschreven algemene regeling te kiezen. De Lid-Staten stellen de nadere regels vast met betrekking tot deze keuze die in ieder geval voor een periode van twee kalenderjaren geldt;

b)

de intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen onder bezwarende titel in het binnenland door belastingplichtigen of niet-belastingplichtige rechtspersonen die in aanmerking komen voor de afwijking onder a), tweede alinea, of door enige andere niet-belastingplichtige.

  • 2. 
    In de zin van dit hoofdstuk:
  • a) 
    worden als "vervoermiddel" beschouwd: voor het personen- of goederenvervoer bestemde schepen met een lengte van meer dan 7,5 meter, luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1 550 kg en landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt, met uitzondering van schepen en luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 15, punten 5 en 6;

b)

worden niet als "nieuwe vervoermiddelen" beschouwd: de onder a) bedoelde vervoermiddelen wanneer tegelijkertijd aan de twee volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de levering vindt plaats meer dan drie maanden na de datum waarop het vervoermiddel voor de eerste maal in gebruik is genomen;
  • het vervoermiddel heeft, als het een landvoertuig betreft, meer dan 3 000 kilometer afgelegd, heeft, als het een boot betreft, meer dan 100 uur gevaren, of heeft, als het een luchtvaartuig betreft, meer dan 40 uur gevlogen.

De Lid-Staten stellen de voorwaarden vast waaronder de bovenstaande gegevens kunnen worden aangetoond.

  • 3. 
    Als "intracommunautaire verwerving" van een goed wordt beschouwd het verkrijgen van de macht om als eigenaar te beschikken over een roerende lichamelijke zaak die door de verkoper of de afnemer, of voor hun rekening, met als bestemming de afnemer is verzonden of vervoerd naar een andere Lid-Staat dan die waaruit het goed is verzonden of vervoerd.

Wanneer door een niet-belastingplichtige rechtspersoon verworven goederen uit een derdelands gebied worden verzonden of vervoerd en door deze niet-belastingplichtige rechtspersoon worden ingevoerd in een andere Lid-Staat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer, worden de goederen geacht te zijn verzonden of vervoerd vanuit de Lid-Staat van invoer van de goederen. Deze Lid-Staat verleent aan de importeur als bedoeld in artikel 21, punt 2, teruggaaf van die uit hoofde van de invoer van de goederen betaalde belasting over de toegevoegde waarde, voor zover de importeur aantoont dat op zijn verwerving de belasting over de toegevoegde waarde is geheven in de Lid-Staat van aankomst, van de verzending of het vervoer van de goederen.

  • 4. 
    Als belastingplichtige wordt tevens beschouwd eenieder die incidenteel een nieuw vervoermiddel levert onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A.

De Lid-Staat waarbinnen de levering wordt verricht, verleent de belastingplichtige een recht op aftrek dat overeenkomstig de volgende bepalingen wordt vastgesteld:

  • het recht op aftrek ontstaat pas en kan pas worden uitgeoefend op het tijdstip van de levering,
  • de belastingplichtige mag de belasting over de toegevoegde waarde die in de aankoopprijs is begrepen of die uit hoofde van de invoer of intracommunautaire verwerving van het vervoermiddel is voldaan, aftrekken binnen de grenzen of ten belope van het bedrag van de belasting dat hij verschuldigd zou zijn indien voor de levering geen vrijstelling gold.

De Lid-Staten stellen de nadere regels voor de toepassing van deze bepalingen vast.

  • 5. 
    Met een levering van goederen onder bezwarende titel wordt gelijkgesteld:
  • a) 
    de oplevering aan een andere belastingplichtige van een werk in roerende staat in de zin van artikel 5, lid 5, onder a), dat daadwerkelijk is uitgevoerd in een andere Lid-Staat dan die waar de opdrachtgever voor BTW-doeleinden geïdentificeerd is, wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn:
  • de door de opdrachtnemer gebruikte materialen zijn door de opdrachtgever of voor diens rekening verzonden of vervoerd vanuit de Lid-Staat waar de opdrachtgever voor BTW-doeleinden geïdentificeerd is;
  • het door de opdrachtnemer vervaardigde of samengestelde werk is vervoerd of verzonden naar de opdrachtgever en naar de Lid-Staat waar de opdrachtgever voor BTW-doeleinden geïdentificeerd is;

b)

de overbrenging door een belastingplichtige van een goed van zijn bedrijf naar een andere Lid-Staat.

Als overgebracht naar een andere Lid-Staat wordt beschouwd elke lichamelijke zaak die door of voor rekening van de belastingplichtige buiten het in artikel 3 bedoelde grondgebied, maar binnen de Gemeenschap wordt verzonden of vervoerd voor bedrijfsdoeleinden, voor zover het daarbij niet om een van de volgende handelingen gaat:

  • de levering van dat goed door de belastingplichtige binnen de Lid-Staat van aankomst van de verzending of het vervoer, onder de voorwaarden van artikel 8, lid 1, onder a), tweede zin, en artikel 28 ter, B, lid 1,
  • de levering van dat goed door de belastingplichtige onder de voorwaarden van artikel 8, lid 1, onder c),
  • de levering van dat goed door de belastingplichtige in het binnenland onder de voorwaarden van artikel 15 of artikel 28 quater, A,
  • de oplevering aan de belastingplichtige, onder de onder a), bedoelde voorwaarden, van een werk in roerende staat dat is uitgevoerd in de Lid-Staat van aankomst van de verzending of het vervoer van dat goed,
  • de verrichting van een dienst voor de belastingplichtige in verband met werkzaamheden betreffende dat goed, die daadwerkelijk worden uitgevoerd in de Lid-Staat van aankomst van de verzending of het vervoer van het goed,
  • het tijdelijke gebruik van dat goed op het grondgebied van de Lid-Staat van aankomst van de verzending of het vervoer van het goed, ten behoeve van een dienstverrichting door de in de Lid-Staat van vertrek van de verzending of het vervoer van het goed gevestigde belastingplichtige,
  • het tijdelijke gebruik van dat goed voor een periode van ten hoogste 24 maanden op het grondgebied van een andere Lid-Staat waar de invoer van hetzelfde goed uit een derde land met het oog op tijdelijk gebruik in aanmerking zou komen voor de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten.
  • 6. 
    Met een intracommunautaire verwerving van een goed onder bezwarende titel wordt gelijkgesteld het door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van een goed dat door of voor rekening van de belastingplichtige wordt verzonden of vervoerd uit een andere Lid-Staat waar het is vervaardigd, gewonnen, bewerkt, aangekocht, verworven in de zin van lid 1, of door de belastingplichtige in het kader van zijn bedrijf in die andere Lid-Staat wordt ingevoerd.
  • 7. 
    De Lid-Staten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat als intracommunautaire verwervingen van goederen worden beschouwd de handelingen die, indien zij in het binnenland verricht zouden zijn door een belastingplichtige die als zodanig optreedt, zouden zijn aangemerkt als leveringen van goederen in de zin van lid 5 en van artikel 5.

Artikel 28 ter

Plaats van de handelingen

  • A. 
    Plaats van de intracommunautaire verwerving van goederen
  • 1. 
    De plaats van een intracommunautaire verwerving van goederen wordt geacht te zijn de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of van het vervoer naar de afnemer.
  • 2. 
    Onverminderd het bepaalde in lid 1 wordt de plaats van een intracommunautaire verwerving van goederen als bedoeld in artikel 28 bis, lid 1, onder a), evenwel geacht zich te bevinden op het grondgebied van de Lid-Staat die het BTW-identificatienummer heeft toegekend waaronder de afnemer deze verwerving heeft verricht, voor zover de afnemer niet aantoont dat de belasting op deze verwerving is geheven overeenkomstig lid 1.

Indien echter op de verwerving op grond van lid 1 belasting wordt geheven in de Lid-Staat van aankomst van de verzending of van het vervoer van de goederen, nadat de belasting erop is geheven op grond van de eerste alinea, wordt de maatstaf van heffing dienovereenkomstig verlaagd in de Lid-Staat die het BTW-identificatienummer heeft toegekend waaronder de afnemer deze verwerving heeft verricht.

B.

Plaats van de levering van goederen

  • 1. 
    In afwijking van artikel 8, lid 1, onder a), en lid 2, wordt als plaats van een levering van goederen, die door of voor rekening van de leverancier worden verzonden of vervoerd uit een andere Lid-Staat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer, aangemerkt: de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn:
  • de levering van de goederen wordt verricht voor een belastingplichtige of voor een niet-belastingplichtige rechtspersoon die voor de afwijking van artikel 28 bis, lid 1, onder a), tweede alinea, in aanmerking komen, of voor enige andere niet-belastingplichtige,
  • de goederen zijn geen nieuwe vervoermiddelen, noch goederen, geleverd na montage of installatie, door of voor rekening van de leverancier, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen.

Wanneer de aldus geleverde goederen uit een derdelands gebied verzonden of vervoerd worden en door de leverancier worden ingevoerd in een andere Lid-Staat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, worden zij geacht te zijn verzonden of vervoerd vanuit de Lid-Staat van invoer.

  • 2. 
    Ingeval echter de geleverde goederen andere dan accijnsprodukten zijn, is lid 1 niet van toepassing op de leveringen van goederen, verzonden of vervoerd naar een zelfde Lid-Staat van aankomst van de verzending of het vervoer:
  • verricht binnen de grenzen of ten belope van een totaal bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, dat in een kalenderjaar niet hoger mag zijn dan de tegenwaarde van 100 000 ecu in nationale munt, en
  • mits het totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de onder de voorwaarden van lid 1 verrichte leveringen van andere goederen dan accijnsprodukten in het voorafgaande kalenderjaar de tegenwaarde van 100 000 ecu in nationale munt, niet heeft overschreden.

De Lid-Staat op het grondgebied waarvan de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, mag de bovengenoemde maximumbedragen beperken tot de tegenwaarde van 35 000 ecu in nationale munt, wanneer deze Lid-Staat vreest dat het bovengenoemde maximum van 100 000 ecu tot ernstige verstoringen van de mededingingsvoorwaarden zou leiden. De Lid-Staten die van deze mogelijkheid gebruik maken, nemen de nodige maatregelen om de bevoegde overheidsinstanties van de Lid-Staat van waaruit de goederen worden verzonden of vervoerd, daarvan in kennis te stellen.

De Commissie dient vóór 31 december 1994 bij de Raad een verslag in over de werking van de in de voorgaande alinea genoemde speciale maximumbedragen van 35 000 ecu. De Commissie kan de Raad door middel van dat verslag ervan op de hoogte stellen dat de afschaffing van de bijzondere maximumbedragen niet tot ernstige verstoringen van de mededingingsvoorwaarden zal leiden. Zolang de Raad nog geen besluit met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie heeft genomen, blijven de bepalingen van de vorige alinea van kracht.

  • 3. 
    De Lid-Staat op het grondgebied waarvan de goederen zich op het tijdstip van het vertrek van de verzending of het vervoer bevinden, verleent de belastingplichtigen die leveringen van goederen verrichten welke in aanmerking kunnen komen voor het bepaalde in lid 2, het recht ervoor te kiezen dat de plaats van deze leveringen wordt bepaald overeenkomstig lid 1.

De betrokken Lid-Staten stellen de nadere regels vast met betrekking tot deze keuze, die in ieder geval voor een periode van twee kalenderjaren geldt.

C.

Plaats van intracommunautaire goederenvervoerdiensten

  • 1. 
    In afwijking van artikel 9, lid 2, onder b), wordt de plaats van intracommunautaire goederenvervoerdiensten overeenkomstig de onderstaande leden 2, 3 en 4 vastgesteld. In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
  • "intracommunautair goederenvervoer": vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en de plaats van aankomst op het grondgebied van twee verschillende Lid-Staten gelegen zijn,
  • "plaats van vertrek": de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk begint, zonder rekening te houden met de trajecten die worden afgelegd om zich naar de plaats te begeven waar de goederen zich bevinden,
  • "plaats van aankomst": de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk eindigt.
  • 2. 
    De plaats van intracommunautaire goederenvervoerdiensten is de plaats van vertrek.
  • 3. 
    In afwijking van lid 2 wordt echter de plaats van intracommunautaire goederenvervoerdiensten, verleend aan ontvangers die voor BTW-doeleinden zijn geïdentificeerd in een andere Lid-Staat dan die van vertrek van het vervoer, geacht zich te bevinden op het grondgebied van de Lid-Staat die aan de ontvanger het BTW-identificatienummer heeft toegekend waaronder de dienst aan hem is verleend.
  • 4. 
    De Lid-Staten behoeven het gedeelte van het vervoer dat overeenkomt met de trajecten die zijn afgelegd over wateren die niet tot het grondgebied van de Gemeenschap in de zin van artikel 3 behoren, niet aan de belasting te onderwerpen.

D.

Plaats van diensten die samenhangen met intracommunautair goederenvervoer

In afwijking van artikel 9, lid 2, onder c), wordt de plaats van diensten in verband met activiteiten die samenhangen met intracommunautair goederenvervoer, verleend aan ontvangers die voor BTW-doeleinden zijn geïdentificeerd in een andere Lid-Staat dan die waar deze diensten materieel worden verricht, geacht zich te bevinden op het grondgebied van de Lid-Staat die aan de ontvanger het BTW-identificatienummer heeft toegekend waaronder de dienst aan hem is verleend.

E.

Plaats van door tussenpersonen verrichte

diensten

  • 1. 
    In afwijking van artikel 9, lid 1, is de plaats van diensten verricht door namens en voor rekening van andere handelende tussenpersonen, indien zij bemiddelen bij het verrichten van intracommunautaire goederenvervoerdiensten, de plaats van vertrek van het vervoer.

Wanneer echter de ontvanger van de door de tussenpersoon verleende dienst voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd in een andere Lid-Staat dan die van het vertrek van het vervoer, wordt de plaats van de door de tussenpersoon verleende dienst geacht zich te bevinden op het grondgebied van de Lid-Staat die aan de ontvanger het BTW-identificatienummer heeft toegekend waaronder de dienst aan hem is verleend.

  • 2. 
    In afwijking van artikel 9, lid 1, is de plaats van diensten verricht door namens en voor rekening van andere handelende tussenpersonen, indien zij bemiddelen bij het verrichten van een dienst in verband met activiteiten die samenhangen met intracommunautair goederenvervoer de plaats waar deze dienst daadwerkelijk wordt verricht.

Wanneer echter de ontvanger van de door een tussenpersoon verleende dienst voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd in een andere Lid-Staat dan die waar de met het goederenvervoer samenhangende dienst daadwerkelijk wordt verricht, wordt de plaats van de door de tussenpersoon verleende dienst geacht zich te bevinden op het grondgebied van de Lid-Staat die aan de ontvanger het BTW-identificatienummer heeft toegekend waaronder de dienst aan hem door de tussenpersoon is verleend.

  • 3. 
    In afwijking van artikel 9, lid 1, is de plaats van diensten verricht door namens en voor rekening van andere handelende tussenpersonen, indien zij bemiddelen bij andere handelingen dan die bedoeld in de leden 1 en 2 en in artikel 9, lid 2, onder e), de plaats waar de handelingen worden verricht.

Wanneer echter de ontvanger van de diensten voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd in een andere Lid-Staat dan die waar deze handelingen worden verricht, wordt de plaats van de door de tussenpersoon verleende dienst geacht zich te bevinden op het grondgebied van de Lid-Staat die aan de ontvanger het BTW-identificatienummer heeft toegekend waaronder de dienst aan hem door de tussenpersoon is verleend.

Artikel 28 quater

Vrijstellingen

  • A. 
    Vrijstelling voor leveringen van goederen

Onverminderd andere communautaire bepalingen verlenen de Lid-Staten onder de voorwaarden die zij vaststellen om een juiste en eenvoudige toepassing van de hierna genoemde vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen, vrijstelling voor:

  • a) 
    leveringen van goederen in de zin van artikel 5 en van artikel 28 bis, lid 5, onder a), door de verkoper of door de afnemer of voor hun rekening buiten het in artikel 3 bedoelde grondgebied, maar binnen de Gemeenschap, verzonden of vervoerd, die worden verricht voor een andere belastingplichtige of voor een niet-belastingplichtige rechtspersoon die als zodanig optreedt in een andere Lid-Staat dan die van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen.

Deze vrijstelling is niet van toepassing op leveringen van goederen die worden verricht door belastingplichtigen die in aanmerking komen voor de vrijstellingsregeling van artikel 24 noch op leveringen van goederen die worden verricht voor belastingplichtigen of voor niet-belastingplichtige rechtspersonen die in aanmerking komen voor de afwijking van artikel 28 bis, lid 1, onder a), tweede alinea;

b)

leveringen van nieuwe vervoermiddelen, door de verkoper, door de afnemer of voor hun rekening naar de afnemer verzonden of vervoerd, buiten het in artikel 3 bedoelde grondgebied, maar binnen de Gemeenschap, die worden verricht voor belastingplichtigen of voor niet-belastingplichtige rechtspersonen die in aanmerking komen voor de afwijking van artikel 28 bis, lid 1, onder a), tweede alinea, of voor enige andere niet-belastingplichtige;

c)

leveringen van goederen als bedoeld in artikel 28 bis, lid 5, onder b), die voor de vrijstelling als bedoeld onder a) in aanmerking zouden zijn gekomen indien zij voor een andere belastingplichtige verricht waren.

B.

Vrijstelling van intracommunautaire verwervingen van goederen

Onverminderd andere communautaire bepalingen verlenen de Lid-Staten onder de voorwaarden die zij vaststellen om een juiste en eenvoudige toepassing van de hierna genoemde vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen, vrijstelling voor:

  • a) 
    de intracommunautaire verwervingen van goederen waarvan de levering door belastingplichtigen in ieder geval zou zijn vrijgesteld in het binnenland;

b)

de intracommunautaire verwervingen van goederen waarvan de invoer in ieder geval zou zijn vrijgesteld op grond van artikel 14, lid 1;

c)

de intracommunautaire verwervingen van goederen waarvoor de afnemer van de goederen op grond van artikel 17, leden 3 en 4, in ieder geval recht zou hebben op volledige teruggave van de belasting over de toegevoegde waarde die krachtens artikel 28 bis, lid 1, verschuldigd zou zijn.

C.

Vrijstelling van vervoerdiensten

De Lid-Staten verlenen vrijstelling voor het intracommunautaire vervoer van goederen naar of vanaf de eilanden die de autonome regio's van de Azoren en van Madeira vormen, alsmede voor het vervoer van goederen tussen deze eilanden.

D.

Vrijstellingen bij de invoer van goederen

Wanneer uit een derdelandsgebied verzonden of vervoerde goederen in een andere Lid-Staat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer worden ingevoerd, verlenen de Lid-Staten vrijstelling voor deze invoer ingeval de levering van deze goederen, verricht door de importeur in de zin van artikel 21, punt 2, vrijgesteld is overeenkomstig het bepaalde onder A.

De Lid-Staten stellen de voorwaarden voor deze vrijstelling vast om een juiste en eenvoudige toepassing ervan te waarborgen en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen.

E.

Andere vrijstellingen

  • a) 
    De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om te verzekeren dat voor intracommunautaire verwervingen van goederen die zich onder een regeling of in een situatie als bedoeld in artikel 16, lid 1, punt B, bevinden, dezelfde bepalingen gelden als voor leveringen van goederen die in het binnenland onder dezelfde voorwaarden worden verricht;

b)

artikel 16, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Onder voorbehoud van de in artikel 29 bedoelde raadpleging kunnen de Lid-Staten vrijstellen:

  • a) 
    de intracommunautaire verwerving van goederen door een belastingplichtige, de invoer en de levering van goederen bestemd voor een belastingplichtige met het oog op uitvoer, al dan niet na verwerking, naar derdelands gebieden alsmede de diensten in verband met de uitvoeractiviteit van de belastingplichtige, binnen de grenzen van het bedrag van zijn uitvoer in de voorafgaande twaalf maanden;

b)

de intracommunautaire verwerving van goederen door een belastingplichtige, de invoer en de levering van goederen bestemd voor een belastingplichtige met het oog op levering naar een andere Lid-Staat onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, alsmede de diensten in verband met deze leveringen naar een andere Lid-Staat, binnen de grenzen van het bedrag van zijn leveringen van goederen, verricht onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, in de voorafgaande twaalf maanden.

De Lid-Staten kunnen een gemeenschappelijke grens vaststellen voor het bedrag van de handelingen die zij op grond van de punten a) en b) vrijstellen.".

Artikel 28 quinquies

Belastbaar feit en verschuldigdheid van de belasting

  • 1. 
    Het belastbare feit vindt plaats op het tijdstip waarop de intracommunautaire verwerving van goederen wordt verricht. De intracommunautaire verwerving van goederen wordt geacht te zijn verricht op het tijdstip waarop de levering van soortgelijke goederen in het binnenland wordt geacht te zijn verricht.
  • 2. 
    Voor de intracommunautaire verwervingen van goederen wordt de belasting verschuldigd op de 15e van de maand die volgt op de maand waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden.
  • 3. 
    In afwijking van lid 2 wordt de belasting verschuldigd bij de uitreiking van de factuur wanneer deze aan de afnemer wordt uitgereikt vóór het in lid 2 bedoelde tijdstip.

22)

  • 4. 
    In afwijking van artikel 10, lid 2, wordt voor leveringen van goederen, die onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, zijn verricht, de belasting verschuldigd op de 15e van de maand volgende op die waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden.

De belasting wordt echter verschuldigd bij de uitreiking van de factuur wanneer deze wordt uitgereikt voor de 15e van de maand volgende op die waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden.

Artikel 28 sexies

Maatstaf van heffing en toe te passen tarief

  • 1. 
    De maatstaf van heffing voor de intracommunautaire verwerving van goederen bestaat uit dezelfde elementen als die welke in aanmerking worden genomen om overeenkomstig artikel 11, A, de maatstaf van heffing voor de levering van dezelfde goederen in het binnenland te bepalen. Met name wordt voor de intracommunautaire verwerving van goederen als bedoeld in artikel 28 bis, lid 6, de maatstaf van heffing bepaald overeenkomstig artikel 11, A, lid 1, onder b).

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de accijns die verschuldigd of voldaan is door degene die de intracommunautaire verwerving van een accijnsprodukt verricht, in de maatstaf van heffing wordt opgenomen overeenkomstig artikel 11, A, lid 2, onder a).

  • 2. 
    Het op de intracommunautaire verwerving van goederen toe te passen belastingtarief is het tarief dat van kracht is wanneer de belasting verschuldigd wordt.
  • 3. 
    Het op de intracommunautaire verwerving van een goed toe te passen belastingtarief is het tarief dat in het binnenland op de levering van een zelfde goed wordt toegepast.

Artikel 28 septies

Recht op aftrek

  • 1. 
    In artikel 17 worden de leden 2, 3 en 4 vervangen door:

"2. Voor zover de goederen en diensten worden gebruikt voor belaste handelingen, mag de belastingplichtige van de door hem verschuldigde belasting aftrekken:

  • a) 
    de belasting over de toegevoegde waarde welke verschuldigd of voldaan is voor de hem door een andere belastingplichtige in het binnenland geleverde of te leveren goederen en voor de te zijnen behoeve door een andere tot voldoening van belasting gehouden belastingplichtige in het binnenland verrichte of te verrichten diensten;

b)

de belasting over de toegevoegde waarde welke verschuldigd of voldaan is voor in het binnenland ingevoerde goederen;

c)

de belasting over de toegevoegde waarde welke overeenkomstig artikel 5, lid 7, onder a), artikel 6, lid 3, en artikel 28 bis, lid 6, verschuldigd is;

d)

de belasting over de toegevoegde waarde welke overeenkomstig artikel 28 bis, lid 1, onder a), verschuldigd is.

  • 3. 
    De Lid-Staten verlenen eveneens aan iedere belastingplichtige recht op aftrek of op teruggaaf van de in lid 2 bedoelde belasting over de toegevoegde waarde, voor zover de goederen en diensten worden gebruikt voor:

a)

door de belastingplichtige in het buitenland verrichte handelingen in het kader van de in artikel 4, lid 2, bedoelde economische activiteiten, waarvoor recht op aftrek zou ontstaan indien zij in het binnenland plaats zouden vinden;

b)

door de belastingplichtige verrichte handelingen die overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder i), artikel 15, artikel 16, lid 1, B, C, D, en E, en lid 2, en artikel 28 quater, A, zijn vrijgesteld;

c)

door de belastingplichtige verrichte handelingen die krachtens artikel 13, B, onder a) en d), punten 1 tot en met 5, zijn vrijgesteld, wanneer de ontvanger buiten de Gemeenschap gevestigd is of wanneer de handelingen rechtstreeks samenhangen met goederen die bestemd zijn om te worden uitgevoerd uit de Gemeenschap.

  • 4. 
    Teruggaaf van de in lid 3 bedoelde belasting over de toegevoegde waarde vindt plaats
  • aan belastingplichtigen die niet in het binnenland, maar in een andere Lid-Staat gevestigd zijn, volgens de bij Richtlijn 79/1072/EEG (*) vastgestelde uitvoeringsbepalingen;
  • aan belastingplichtigen die niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigd zijn, volgens de bij Richtlijn 86/560/EEG (**) vastgestelde uitvoeringsbepalingen.

(*) PB nr. L 331 van 27. 12. 1979, blz. 11.

(**) PB nr. L 326 van 21. 11. 1986, blz. 40.".

  • 2. 
    Artikel 18, lid 1, wordt vervangen door:

"1. Om zijn recht op aftrek te kunnen uitoefenen moet de belastingplichtige:

  • a) 
    voor de in artikel 17, lid 2, onder a), bedoelde aftrek, in het bezit zijn van een overeenkomstig artikel 22, lid 3, opgestelde factuur;

b)

voor de in artikel 17, lid 2, onder b), bedoelde aftrek, in het bezit zijn van een document waaruit de invoer blijkt en waarin hij wordt aangeduid als degene waarvoor de invoer is bestemd of als de importeur, en waarin het bedrag van de verschuldigde belasting wordt vermeld of op grond waarvan dat bedrag kan worden berekend;

c)

voor de in artikel 17, lid 2, onder c), bedoelde aftrek, de door elke Lid-Staat voorgeschreven formaliteiten vervullen;

d)

wanneer hij gehouden is tot voldoening van de belasting als koper of ontvanger, in geval van toepassing van artikel 21, punt 1, de door elke Lid-Staat voorgeschreven formaliteiten vervullen;

e)

voor de in artikel 17, lid 2, onder d), bedoelde aftrek, op de aangifte van artikel 22, lid 4, alle gegevens hebben vermeld die nodig zijn om het bedrag van de uit hoofde van zijn intracommunautaire verwervingen van goederen verschuldigde belasting vast te stellen, en in het bezit zijn van een factuur overeenkomstig artikel 22, lid 3.".

  • 3. 
    In artikel 18 wordt het volgende lid ingevoegd:

"3 bis. De Lid-Staten kunnen een belastingplichtige die niet in het bezit is van een factuur overeenkomstig artikel 22, lid 3, toestaan een aftrek toe te passen als bedoeld in artikel 17, lid 2, onder d); de Lid-Staten stellen de voorwaarden en de nadere regels voor de toepassing van deze bepaling vast.".

Artikel 28 octies

Tot voldoening van de belasting gehouden personen

Artikel 21 wordt vervangen door:

"Artikel 21

Tegenover de schatkist tot voldoening van de belasting gehouden personen

De belasting over de toegevoegde waarde is verschuldigd:

  • 1. 
    in het binnenlands verkeer:
  • a) 
    door de belastingplichtige die een belastbare levering van goederen of een belastbare dienst verricht, met uitzondering van de onder b) bedoelde diensten.

Wanneer de belastbare levering van goederen of de belastbare dienst wordt verricht door een in het buitenland gevestigde belastingplichtige, kunnen de Lid-Staten bepalen dat de belasting verschuldigd is door een andere persoon. Daartoe kan onder meer een fiscaal vertegenwoordiger of degene voor wie de belastbare levering van goederen of de belastbare dienst bestemd is, worden aangewezen. De Lid-Staten kunnen tevens bepalen dat een andere persoon dan de belastingplichtige hoofdelijk verplicht is de belasting te voldoen;

b)

door de ontvanger van een dienst als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder e), of in artikel 28 ter, C, D en E, verricht door een in het buitenland gevestigde belastingplichtige.

De Lid-Staten kunnen evenwel bepalen dat de dienstverrichter hoofdelijk verplicht is de belasting te voldoen;

c)

door ieder die de belasting over de toegevoegde waarde vermeldt op een factuur of een als zodanig dienst doend document;

d)

door de persoon die een belastbare intracommunautaire verwerving van goederen verricht. Wanneer de intracommunautaire verwerving van goederen wordt verricht door een in het buitenland gevestigde persoon, kunnen de Lid-Staten bepalen dat de belasting verschuldigd is door een andere persoon. Daartoe kan met name een fiscaal vertegenwoordiger worden aangewezen. De Lid-Staten kunnen tevens bepalen dat een andere persoon dan die welke de intracommunautaire verwerving van goederen verricht, hoofdelijk verplicht is de belasting te voldoen;

  • 2. 
    bij invoer: door degene(n) die als zodanig door de Lid-Staat van invoer wordt (worden) aangewezen of erkend.".

Artikel 28 nonies

Verplichtingen van degenen die tot voldoening van de belasting gehouden zijn

Artikel 22 wordt vervangen door:

"Artikel 22

Verplichtingen in het binnenlands verkeer

  • 1. 
    a) Iedere belastingplichtige moet opgave doen van het begin, de wijziging en de beëindiging van zijn activiteit als belastingplichtige.

b)

Onverminderd het bepaalde onder a), moet iedere in artikel 28 bis, lid 1, onder a), tweede alinea, bedoelde belastingplichtige melden dat hij intracommunautaire verwervingen van goederen verricht, indien niet aan de voorwaarden voor toepassing van de in dat artikel vermelde afwijking is voldaan.

c)

De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen voor de identificatie onder een individueel nummer van:

  • iedere belastingplichtige, uitgezonderd die bedoeld in artikel 28 bis, lid 4, die in het binnenland leveringen van goederen of diensten verricht die recht op aftrek doen ontstaan, andere dan dienstverrichtingen waarvoor uitsluitend de ontvanger belasting verschuldigd is overeenkomstig artikel 21, lid 1, onder b). Het staat de Lid-Staten evenwel vrij bepaalde in artikel 4, lid 3, bedoelde belastingplichtigen niet te identificeren;
  • iedere onder b) bedoelde belastingplichtige en iedere belastingplichtige die voor de in artikel 28 bis, lid 1, onder a), derde alinea, bedoelde mogelijkheid heeft gekozen.

d)

Het individuele identificatienummer begint met een landencode overeenkomstig de Standard International Code ISO-3166 alpha 2, die aangeeft welke Lid-Staat het nummer heeft toegekend.

e)

De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun identificatiesysteem de onder c) bedoelde belastingplichtigen kan onderscheiden en aldus de juiste toepassing van de in dit hoofdstuk neergelegde overgangsregeling voor de belastingheffing op intracommunautaire handelingen verzekert.

2.

a)

Iedere belastingplichtige moet een boekhouding voeren welke voldoende gegevens bevat om de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde en de controle daarop door de belastingadministratie mogelijk te maken.

b)

Iedere belastingplichtige moet een register bijhouden van de goederen die door hemzelf of voor zijn rekening zijn verzonden of vervoerd buiten het in artikel 3 bedoelde grondgebied, maar binnen de Gemeenschap, ten behoeve van de in artikel 28 bis, lid 5, onder b), vierde, vijfde, zesde en zevende streepje, bedoelde handelingen.

Iedere belastingplichtige moet een register bijhouden van de materialen die hem uit een andere Lid-Staat door of voor rekening van een in die andere Lid-Staat voor BTW-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige zijn toegezonden met het oog op de oplevering van een werk in roerende staat aan die belastingplichtige.

3.

a)

Iedere belastingplichtige moet voor goederen, geleverd aan, en voor diensten verricht voor een andere belastingplichtige of voor een niet-belastingplichtige rechtspersoon een factuur of een als zodanig dienst doend document uitreiken. Tevens moet iedere belastingplichtige een factuur of een als zodanig dienst doend document uitreiken voor de in artikel 28 ter, B, lid 1, bedoelde leveringen van goederen en voor de leveringen van goederen, verricht onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A. De belastingplichtige moet een dubbel bewaren van alle uitgereikte documenten.

Evenzo moet iedere belastingplichtige een factuur uitreiken voor de vooruitbetalingen die aan hem worden gedaan voordat een van de in de eerste alinea bedoelde leveringen van goederen is verricht of voor de vooruitbetalingen die door een andere belastingplichtige, of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon aan hem worden gedaan voordat de dienst is verricht.

b)

in de factuur moeten afzonderlijk zijn vermeld: de prijs exclusief belasting, de belasting volgens elk afzonderlijk tarief, alsook, in voorkomend geval, de vrijstelling.

In de factuur moeten eveneens zijn vermeld:

  • voor de in artikel 28 ter, C, D en E bedoelde handelingen, het nummer waaronder de belastingplichtige in het binnenland is geïdentificeerd alsmede het nummer waaronder de ontvanger is geïdentificeerd en waaronder de dienst aan hem is verleend,
  • voor de in artikel 28 quater, A, onder a), bedoelde handelingen, het nummer waaronder de belastingplichtige in het binnenland is geïdentificeerd alsmede het nummer waaronder de afnemer in een andere Lid-Staat is geïdentificeerd,
  • voor de leveringen van nieuwe vervoermiddelen, de in artikel 28 bis, lid 2, vermelde gegevens.

c)

De Lid-Staten stellen de criteria vast volgens welke een document kan worden geacht dienst te doen als factuur.

4.

a)

Iedere belastingplichtige moet binnen een door elke Lid-Staat vast te stellen termijn een aangifte indienen. Deze termijn mag niet langer zijn dan twee maanden na het verstrijken van elk belastingtijdvak. Dit tijdvak kan door de Lid-Staten worden vastgesteld op een, twee of drie maanden. De Lid-Staten kunnen evenwel andere tijdvakken vaststellen, die echter niet langer dan een jaar mogen zijn.

b)

In de aangifte moeten alle gegevens staan die nodig zijn om het bedrag van de verschuldigde belasting en van de aftrek vast te stellen, daarbij eventueel inbegrepen, voor zover zulks voor de vaststelling van de grondslag nodig is, het totale bedrag van de handelingen waarop deze belasting en deze aftrek betrekking hebben, alsmede het bedrag van de vrijgestelde handelingen.

c)

Verder moeten in de aangifte zijn vermeld:

  • het totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de leveringen van goederen als bedoeld in artikel 28 quater, A, uit hoofde waarvan de belasting in de loop van de periode verschuldigd is geworden.

Bovendien moet worden toegevoegd: het totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de leveringen van goederen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), tweede zin, en artikel 28 ter, B, lid 1, die verricht zijn in het binnenland van een andere Lid-Staat en waarover de belasting in de loop van de aangifteperiode verschuldigd is geworden, indien de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen in het binnenland is gelegen;

  • het totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de intracommunautaire verwervingen van goederen als bedoeld in artikel 28 bis, leden 1 en 6, waarover de belasting verschuldigd is geworden.

Bovendien moet worden toegevoegd: het totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de leveringen van goederen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), tweede zin, en artikel 28 ter, B, lid 1, die in het binnenland zijn verricht en waarover de belasting in de loop van de aangifteperiode verschuldigd is geworden, indien de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen op het grondgebied van een andere Lid-Staat is gelegen.

  • 5. 
    Iedere belastingplichtige moet het nettobedrag van de belasting over de toegevoegde waarde bij de indiening van de periodieke aangifte voldoen. De Lid-Staten kunnen echter een ander tijdstip voor de betaling van dit bedrag vaststellen of bepalen dat voorlopige vooruitbetalingen moeten worden gedaan.
  • 6. 
    a) De Lid-Staten kunnen de belastingplichtige verzoeken een aangifte in te dienen betreffende alle in het voorgaande jaar verrichte handelingen met daarin alle in lid 4 bedoelde gegevens. In die aangifte moeten tevens alle gegevens staan die nodig zijn voor eventuele herzieningen.

b)

Iedere voor BTW-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige moet tevens een lijst indienen van alle voor BTW-doeleinden geïdentificeerde afnemers aan wie hij goederen heeft geleverd onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A.

Deze lijst wordt voor elk kwartaal opgesteld binnen een termijn en volgens regels welke worden vastgesteld door de Lid-Staten, die de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de bepalingen betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de indirecte belastingen in ieder geval worden nageleefd.

Op deze lijst dienen vermeld te worden:

  • het nummer waaronder de belastingplichtige voor BTW-doeleinden in het binnenland is geïdentificeerd en waaronder hij leveringen van goederen heeft verricht onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A,
  • het nummer waaronder elke afnemer voor BTW-doeleinden in een andere Lid-Staat is geïdentificeerd en waaronder de goederen aan hem geleverd zijn, en zo nodig een vermelding dat voor een afnemer leveringen van goederen in de zin van artikel 28 bis, lid 5, onder a), zijn verricht, en
  • voor elke afnemer het totale bedrag van de door de belastingplichtige verrichte leveringen van goederen. Deze bedragen worden opgegeven voor het kwartaal waarin de belasting verschuldigd is geworden.

Tevens dient deze lijst te bevatten:

  • voor leveringen van goederen als bedoeld in artikel 28 quater, A, onder c): het nummer waaronder de belastingplichtige voor BTW-doeleinden in het binnenland is geïdentificeerd, het nummer waaronder hij in de Lid-Staat van aankomst van het vervoer is geïdentificeerd, alsmede de waarde van de goederen, bepaald overeenkomstig artikel 28 sexies, lid 1;
  • het bedrag van de overeenkomstig artikel 11, C, lid 1, verrichte herzieningen. Deze bedragen worden opgegeven voor het kwartaal waarin van de herziening kennis is gegeven aan de afnemer.

Voor goederen welke door of voor rekening van de belastingplichtige buiten het in artikel 3 bedoelde grondgebied, maar binnen de Gemeenschap, worden verzonden of vervoerd met het oog op de oplevering aan de belastingplichtige van een werk in roerende staat onder de voorwaarden van artikel 28 bis, lid 5, onder a), dient de lijst die wordt opgesteld voor het kwartaal waarin de goederen aldus zijn verzonden of vervoerd, de volgende gegevens te bevatten:

  • het nummer waaronder de belastingplichtige voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd in het binnenland van de Lid-Staat van vertrek van de verzending of het vervoer;
  • het nummer waaronder de belastingplichtige aan wie de goederen zijn verstrekt met het oog op de oplevering van een werk in roerende staat, is geïdentificeerd in de Lid-Staat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen;
  • de vermelding dat de goederen onder bovengenoemde voorwaarden zijn verzonden of vervoerd ten behoeve van een werk in roerende staat dat daadwerkelijk wordt uitgevoerd in de Lid-Staat van aankomst van de verzending of het vervoer.

c)

In afwijking van het onder b) bepaalde kunnen de Lid-Staten:

  • verzoeken deze lijsten maandelijks in te dienen,
  • 22) 
    6. a)
  • verzoeken meer informatie in deze lijsten op te nemen.

d)

Voor leveringen van nieuwe vervoermiddelen onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, onder b), door een voor BTW-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige aan een niet voor BTW-doeleinden geïdentificeerde koper of door een belastingplichtige als bedoeld in artikel 28 bis, lid 4, treffen de Lid-Staten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de verkoper alle gegevens verschaft die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde en voor de controle daarop door de overheid.

e)

De Lid-Staten kunnen belastingplichtigen die in het binnenland intracommunautaire verwervingen van goederen als bedoeld in artikel 28 bis, lid 1, onder a), en lid 6, verrichten, verzoeken om gespecificeerde aangiften over deze verwervingen in te dienen, met dien verstande dat zulke aangiften niet voor periodes van minder dan een maand mogen worden verlangd.

De Lid-Staten kunnen personen die intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen als bedoeld in artikel 28 bis, lid 1, onder b), verrichten, tevens verzoeken om bij het indienen van de in lid 4 bedoelde aangifte alle gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde en voor de controle daarop door de overheid.

  • 7. 
    De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om te verzekeren dat de personen die, overeenkomstig artikel 21, punt 1, onder a) en b), geacht worden tot voldoening van de belasting te zijn gehouden in de plaats van een in het buitenland gevestigde belastingplichtige of die hoofdelijk verplicht zijn de belasting te voldoen, de bovenbedoelde verplichtingen inzake aangifte en betaling nakomen.
  • 8. 
    De Lid-Staten kunnen, onder voorbehoud van gelijke behandeling van door belastingplichtigen verrichte binnenlandse handelingen en handelingen tussen de Lid-Staten, andere verplichtingen voorschrijven die zij noodzakelijk achten ter waarborging van de juiste heffing van de belasting en ter voorkoming van fraude mits deze verplichtingen in het handelsverkeer tussen de Lid-Staten geen aanleiding geven tot formaliteiten in verband met het overschrijden van een grens.
  • 9. 
    a) De Lid-Staten kunnen van bepaalde verplichtingen of van alle verplichtingen ontheffen:
  • de belastingplichtigen die slechts leveringen van goederen of diensten verrichten welke uit hoofde van de artikelen 13 en 15 zijn vrijgesteld.
  • de belastingplichtigen die in aanmerking komen voor de in artikel 24 bedoelde belastingvrijstelling, en de in artikel 28 bis, lid 1, onder a), tweede alinea, bedoelde afwijking,
  • de belastingplichtigen die geen van de in lid 4, onder c), bedoelde handelingen verrichten.

b)

De Lid-Staten kunnen andere dan de onder a) bedoelde belastingplichtigen van bepaalde verplichtingen als bedoeld in lid 2, onder a), vrijstellen.

c)

De Lid-Staten kunnen de belastingplichtigen vrijstellen van de betaling van de verschuldigde belasting, indien het bedrag daarvan onbeduidend is.

  • 10. 
    De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat niet-belastingplichtige rechtspersonen die zijn gehouden tot voldoening van belasting verschuldigd uit hoofde van intracommunautaire verwervingen van goederen als bedoeld in artikel 28 bis, lid 1, onder a), eerste alinea, voldoen aan bovengenoemde verplichtingen inzake aangifte en betaling en dat zij worden geïdentificeerd onder een individueel nummer in de zin van lid 1, onder c), d) en e).
  • 11. 
    Voor intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen als bedoeld in artikel 28 bis, lid 1, onder b), stellen de Lid-Staten de nadere regels vast met betrekking tot de aangifte en de daarop volgende betaling.
  • 12. 
    De Raad kan met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie elke Lid-Staat machtigen om bijzondere maatregelen in te voeren om de aangifteverplichtingen bedoeld in lid 6, onder b), te vereenvoudigen. Deze vereenvoudigingsmaatregelen, die de betrouwbaarheid van de controle op de intracommunautaire handelingen niet mogen verminderen, kunnen de volgende vorm aannemen:
  • a) 
    de Lid-Staten kunnen de belastingplichtigen die aan de onderstaande drie voorwaarden voldoen, toestaan een lijst over een periode van een jaar in te dienen waarin voor elke afnemer aan wie de belastingplichtige goederen heeft geleverd onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, het nummer wordt vermeld waaronder hij voor BTW-doeleinden in een andere Lid-Staat is geïdentificeerd:
  • het jaarlijkse totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van hun leveringen van goederen en diensten in de zin van de artikelen 5, 6 en 28 bis, lid 5, overschrijdt met niet meer dan 35 000 ecu het bedrag van de jaarlijkse omzet die als maatstaf dient voor de toepassing van de belastingvrijstelling bedoeld in artikel 24,
  • het jaarlijkse totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de leveringen van goederen die zij verrichten onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, bedraagt niet meer dan de tegenwaarde van 15 000 ecu in nationale munt,
  • de leveringen van goederen die zij verrichten onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, zijn geen leveringen van nieuwe vervoermiddelen;

b)

de Lid-Staten die het belastingtijdvak waarover een belastingplichtige een aangifte als bedoeld in lid 4 moet indienen, op meer dan drie maanden vaststellen, mogen deze belastingplichtige toestaan de lijst voor datzelfde tijdvak in te dienen wanneer de belastingplichtige aan de volgende drie voorwaarden voldoet;

  • het jaarlijkse totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de leveringen van goederen en diensten in de zin van de artikelen 5, 6 en 28 bis, lid 5, bedraagt ten hoogste de tegenwaarde van 200 000 ecu in nationale munt,
  • het jaarlijkse totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de leveringen van goederen die zij onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, verrichten, bedraagt niet meer dan de tegenwaarde van 15 000 ecu in nationale munt,
  • de leveringen van de goederen die zij onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, verrichten, zijn geen leveringen van nieuwe vervoermiddelen.".

Artikel 28 decies

Bijzondere regeling voor kleine ondernemingen

Aan artikel 24, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De leveringen van nieuwe vervoermiddelen onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, zijn in elk geval uitgesloten van de belastingvrijstelling als bedoeld in lid 2.".

Artikel 28 undecies

Gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten

  • 1. 
    Aan artikel 25, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Wanneer de Lid-Staten van deze mogelijkheid gebruik maken, nemen zij de nodige maatregelen voor een juiste toepassing van de in hoofdstuk XVI bis omschreven overgangsregeling voor de belastingheffing op intracommunautaire handelingen.".

  • 2. 
    Artikel 25, lid 5 en lid 6, wordt vervangen door:

"5. De in lid 3 bedoelde forfaitaire percentages worden toegepast op de prijs, exclusief belasting:

  • a) 
    van de landbouwprodukten die de forfaitair belaste landbouwers hebben geleverd aan andere belastingplichtigen dan die welke in het binnenland onder de forfaitaire regeling van dit artikel vallen;

b)

van de landbouwprodukten die de forfaitair belaste landbouwers onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, hebben geleverd aan niet-belastingplichtige rechtspersonen die in de Lid-Staat van aankomst van de verzending of het vervoer van de aldus geleverde landbouwprodukten, niet in aanmerking komen voor de in artikel 28 bis, lid 1, onder a), tweede alinea, omschreven afwijking;

c)

van de agrarische diensten die worden verricht door forfaitair belaste landbouwers voor andere belastingplichtigen dan die welke in het binnenland onder de forfaitaire regeling van dit artikel vallen.

Deze compensatie sluit elke andere vorm van aftrek uit.

  • 6. 
    Voor de in lid 5 bedoelde leveringen van landbouwprodukten en diensten bepalen de Lid-Staten dat de betaling van de forfaitaire compensaties geschiedt:
  • a) 
    hetzij door de koper van de goederen of de ontvanger van de diensten. In dat geval is de belastingplichtige koper of ontvanger gemachtigd om, op de voorwaarden van artikel 17 en volgens de door de Lid-Staten vastgestelde nadere regels, van de door hem in het binnenland verschuldigde belasting het bedrag van de forfaitaire compensatie af te trekken dat hij aan de forfaitair belaste landbouwers heeft betaald.

De Lid-Staten kennen aan de koper of ontvanger terugbetaling toe van het bedrag van de forfaitaire compensatie dat hij aan de forfaitair belaste landbouwers heeft betaald uit hoofde van een van de volgende handelingen:

  • de leveringen van landbouwprodukten die worden verricht onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, wanneer de koper een belastingplichtige is, of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, die als zodanig optreedt in een andere Lid-Staat waarin hij niet in aanmerking komt voor de in artikel 28 bis, lid 1, onder a), tweede alinea, omschreven afwijking;
  • de leveringen van landbouwprodukten die worden verricht onder de voorwaarden van artikel 15 en artikel 16, lid 1, B, D en E, voor een belastingplichtige koper die buiten het grondgebied van de Gemeenschap is gevestigd, voor zover deze landbouwprodukten door de koper worden gebruikt ten behoeve van zijn in artikel 17, lid 3, onder a) en b), bedoelde handelingen of van zijn dienstverrichtingen die geacht worden plaats te vinden in het binnenland en waarvoor de belasting uitsluitend door de ontvanger verschuldigd is overeenkomstig artikel 21, punt 1, onder b);
  • agrarische diensten die worden verricht voor een binnen de Gemeenschap maar in een andere Lid-Staat gevestigde belastingplichtige ontvanger of voor een buiten het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige ontvanger, voor zover deze diensten door de ontvanger gebruikt worden ten behoeve van zijn in artikel 17, lid 3, onder a) en b), bedoelde handelingen of van zijn dienstverrichtingen die geacht worden plaats te vinden in het binnenland en waarvoor de belasting uitsluitend door de ontvanger verschuldigd is overeenkomstig artikel 21, punt 1, onder b).

De Lid-Staten stellen de nadere regels voor deze terugbetalingen vast; zij kunnen met name artikel 17, lid 4, toepassen;

  • b) 
    hetzij door de overheid.".
  • 3. 
    Aan artikel 25, lid 9, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Wanneer de Lid-Staten van de in dit artikel omschreven mogelijkheid gebruik maken, treffen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat leveringen van landbouwprodukten, verricht onder de voorwaarden van artikel 28 ter, B, lid 1, ongeacht of zij worden verricht door een forfaitair belaste landbouwer of door een andere belastingplichtige, op identieke wijze worden belast.".

Artikel 28 duodecies

Diverse bepalingen

Tot 30 juni 1999 zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • 1. 
    De Lid-Staten kunnen vrijstelling verlenen voor door verkooppunten verrichte leveringen van goederen die worden meegenomen in de persoonlijke bagage van reizigers die zich via een intracommunautaire vlucht of zeereis naar een andere Lid-Staat begeven.

In dit artikel wordt verstaan onder:

  • a) 
    "verkooppunt": elke vestiging in een luchthaven of haven die voldoet aan de door de bevoegde overheidsinstanties gestelde voorwaarden, met name overeenkomstig lid 5;

b)

"reiziger naar een andere Lid-Staat": elke passagier die in het bezit is van een vervoerbewijs voor een vlucht of een zeereis waarop als onmiddellijke bestemming een luchthaven of een haven in een andere Lid-Staat wordt vermeld;

c)

"intracommunautaire vlucht of zeereis": elk vervoer, door de lucht of over zee, dat begint in het binnenland in de zin van artikel 3 en waarvan de daadwerkelijke plaats van aankomst in een andere Lid-Staat is gelegen.

Met leveringen van goederen door verkooppunten worden gelijkgesteld leveringen van goederen aan boord van een vliegtuig of vaartuig tijdens intracommunautair reizigersvervoer.

Deze vrijstelling is ook van toepassing op leveringen van goederen door verkooppunten die zich bevinden binnen een van de twee terminals die toegang geven tot de Kanaaltunnel, voor reizigers die in het bezit zijn van een geldig vervoerbewijs voor het traject tussen deze twee terminals.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde vrijstelling geldt uitsluitend voor leveringen van goederen:

a)

waarvan de totale waarde, per persoon en per reis, niet de grenzen overschrijdt die zijn vastgesteld in de geldende communautaire bepalingen voor het reizigersverkeer tussen derde landen en de Gemeenschap.

Overschrijdt de totale waarde van verscheidene goederen of van verscheidene leveringen van goederen, per persoon en per reis, deze grenzen, dan wordt de vrijstelling tot deze bedragen verleend, met dien verstande dat de waarde van een goed niet mag worden gesplitst;

b)

waarvan de hoeveelheid, per persoon en per reis, niet de grenzen overschrijdt die zijn vastgesteld in de geldende communautaire bepalingen inzake het reizigersverkeer tussen derde landen en de Gemeenschap.

De waarde van de binnen de in de vorige alinea bedoelde kwantitatieve grenzen verrichte leveringen van goederen wordt voor de toepassing van punt a) buiten beschouwing gelaten.

  • 3. 
    De Lid-Staten verlenen aan alle belastingplichtigen recht op aftrek of op teruggaaf van de in artikel 17, lid 2, bedoelde belasting over de toegevoegde waarde, voor zover de goederen en diensten worden gebruikt ten behoeve van hun krachtens dit artikel vrijgestelde leveringen van goederen.
  • 4. 
    De Lid-Staten die gebruik maken van de mogelijkheid, omschreven in artikel 16, lid 2, passen die bepaling ook toe op de invoer, intracommunautaire verwervingen en leveringen van goederen bestemd voor een belastingplichtige ten behoeve van zijn krachtens dit artikel vrijgestelde leveringen van goederen.
  • 5. 
    De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om een juiste en eenvoudige toepassing van de in dit artikel bedoelde vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen.

Artikel 28 terdecies

Periode van toepassing

De in dit hoofdstuk omschreven overgangsregeling treedt in werking op 1 januari 1993. Vóór 31 december 1994 dient de Commissie bij de Raad een verslag in over de werking van de overgangsregeling met voorstellen voor de definitieve regeling.

De overgangsregeling zal worden vervangen door een definitieve regeling voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de Lid-Staten, in beginsel gebaseerd op belastingheffing in de Lid-Staat van herkomst van de geleverde goederen en verrichte diensten.

Te dien einde neemt de Raad, na grondige bestudering van voornoemd verslag en oordelend dat op bevredigende wijze aan de voorwaarden voor overgang naar de definitieve regeling is voldaan, vóór 31 december 1995 met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie na raadpleging van het Europese Parlement besluiten aan betreffende de bepalingen die noodzakelijk zijn voor de inwerkingtreding en de werking van de definitieve regeling.

De overgangsregeling treedt in werking voor een periode van vier jaar en is derhalve van toepassing tot en met 31 december 1996. De periode van toepassing van de overgangsregeling wordt automatisch verlengd tot de datum van inwerkingtreding van de definitieve regeling, en in ieder geval tijdens de periode waarin de Raad geen besluiten over de definitieve regeling heeft genomen.

Artikel 28 quaterdecies

Omrekeningskoers van in ecu uitgedrukte bedragen

Om de tegenwaarde van de in dit hoofdstuk in ecu uitgedrukte bedragen in nationale munt te bepalen, gebruiken de Lid-Staten de omrekeningskoers geldend op 16 december 1991 (*).

(*) PB nr. C 328 van 17. 12. 1991, blz. 4."

  • 23. 
    artikel 33 wordt vervangen door:

Artikel 33

  • 1. 
    Onverminderd andere communautaire bepalingen, met name betreffende de algemene regeling voor het voorhanden hebben, het verkeer en de controle van aan accijns onderworpen produkten, vormen de bepalingen van deze richtlijn geen beletsel voor de handhaving of invoering door een Lid-Staat van belastingen op verzekeringsovereenkomsten en op spelen en weddenschappen, alsmede van accijnzen, registratierechten en, meer in het algemeen, van alle belastingen, rechten en heffingen die niet het karakter van omzetbelasting bezitten, mits deze belastingen, rechten en heffingen in het verkeer tussen de Lid-Staten geen aanleiding geven tot formaliteiten in verband met het overschrijden van een grens.
  • 2. 
    Met aan accijns onderworpen produkten worden in deze richtlijn de volgende produkten bedoeld, als omschreven in de geldende communautaire bepalingen:
  • minerale oliën,
  • alcohol en alcoholische dranken,
  • tabaksfabrikaten.";

24.

het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Atikel 33 bis

  • 1. 
    Voor goederen die de Gemeenschap binnenkomen uit een van de in artikel 3, lid 3, tweede alinea, genoemde gebieden of de Kanaaleilanden, gelden de volgende bepalingen:
  • a) 
    de formaliteiten betreffende het binnenkomen van deze goederen in de Gemeenschap worden vervuld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 717/91 (*);

b)

de procedure inzake intern communautair douanevervoer is van toepassing indien deze goederen, reeds bij het binnenkomen in de Gemeenschap,

  • bestemd zijn voor een andere Lid-Staat dan die waar zij zich bevinden op het tijdstip waarop zij de Gemeenschap binnenkomen,
  • bestemd zijn om weer uit de Gemeenschap te worden uitgevoerd, na herstelling, verwerking, aanpassing, loonwerk of bewerking in de Gemeenschap,
  • onder de regeling inzake tijdelijke invoer in de zin van Richtlijn 85/362/EEG zijn gebracht.
  • 2. 
    Voor goederen van herkomst uit de Gemeenschap die worden verzonden of vervoerd naar een van de in artikel 3, lid 3, tweede alinea, genoemde gebieden of naar de Kanaaleilanden, gelden de volgende bepalingen:
  • a) 
    de formaliteiten betreffende de uitvoer van deze goederen uit de Gemeenschap worden vervuld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 717/91;

b)

de procedure inzake intern communautair douanevervoer is van toepassing indien de levering van deze goederen voor uitvoer wordt verricht in een andere Lid-Staat dan die waaruit zij de Gemeenschap verlaten.

(*) PB nr. L 78 van 26. 3. 1991, blz. 1.".

Artikel 2

  • 1. 
    De volgende richtlijnen houden op van kracht te zijn op 31 december 1992 voor wat de betrekkingen tussen de Lid-Staten betreft:
  • Richtlijn 83/181/EEG (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/219/EEG (2),
  • Richtlijn 85/362/EEG.
  • 2. 
    De in de volgende richtlijnen vervatte bepalingen betreffende de belasting over de toegevoegde waarde houden op van kracht te zijn op 31 december 1992:
  • Richtlijn 74/651/EEG (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/663/EEG (2),
  • Richtlijn 83/182/EEG (3),
  • Richtlijn 83/183/EEG (4), gewijzigd bij Richtlijn 89/604/EEG (5).
  • 3. 
    De in Richtlijn 69/169/EEG (6), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/191/EEG (7), vervatte bepalingen betreffende de belasting over de toegevoegde waarde houden op van kracht te zijn op 31 december 1992 voor wat de betrekkingen tussen de Lid-Staten betreft.

Artikel 3

  • 1. 
    De Lid-Staten passen hun huidige regeling van belasting over de toegevoegde waarde aan deze richtlijn aan.

Zij nemen wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan opdat hun aldus aan artikel 1, punten 1 tot en met 20 en punten 22 tot en met 24, alsmede aan artikel 2 van deze richtlijn aangepaste regeling in werking treedt op 1 januari 1993.

  • 2. 
    De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de bepalingen die zij vaststellen met het oog op de toepassing van deze richtlijn.
  • 3. 
    De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
  • 4. 
    Wanneer de Lid-Staten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 16 december 1991.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • W. 
    KOK
  • (1) 
    PB nr. C 252 van 22. 9. 1987, blz. 2, PB nr. C 176 van 17. 7. 1990, blz. 8 en PB nr. C 131 van 22. 5. 1991, blz. 3.
  • (2) 
    PB nr. C 324 van 24. 12. 1990, blz. 97.
  • (3) 
    PB nr. C 237 van 12. 9. 1988, blz. 19.

PB nr. C 332 van 31. 12. 1990, blz. 121.

  • (4) 
    PB nr. 71 van 14. 4. 1967, blz. 1301/67.
  • (5) 
    PB nr. L 145 van 13. 6. 1977, blz. 1.
  • (1) 
    PB nr. L 226 van 3. 8. 1989, blz. 21.
  • (1) 
    PB nr. L 105 van 23. 4. 1983, blz. 38.
  • (2) 
    PB nr. L 92 van 5. 4. 1989, blz. 13.
  • (1) 
    PB nr. L 354 van 30. 12. 1974, blz. 6.
  • (2) 
    PB nr. L 382 van 31. 12. 1988, blz. 40.
  • (3) 
    PB nr. L 105 van 23. 4. 1983, blz. 59.
  • (4) 
    PB nr. L 105 van 23. 4. 1983, blz. 64.
  • (5) 
    PB nr. L 348 van 29. 11. 1989, blz. 28.
  • (6) 
    PB nr. L 133 van 4. 6. 1969, blz. 6.
  • (7) 
    PB nr. L 94 van 16. 4. 1991, blz. 24.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.