Besluit 1993/125 - Verzoek van Spanje tot vaststelling door de Commissie van vrijwaringsmaatregelen op grond van artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3577/92 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten (cabotage in het zeevervoer) - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
93/125/EEG: Beschikking van de Commissie van 17 februari 1993 betreffende het verzoek van Spanje tot vaststelling door de Commissie van vrijwaringsmaatregelen op grond van artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3577/92 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de Lid-Staten (cabotage in het zeevervoer) (Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 049 van 27/02/1993 blz. 0088 - 0089
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 17 februari 1993 betreffende het verzoek van Spanje tot vaststelling door de Commissie van vrijwaringsmaatregelen op grond van artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3577/92 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de Lid-Staten (cabotage in het zeevervoer) (Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)
(93/125/EEG)DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad van 7 december 1992 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de Lid-Staten (cabotage in het zeevervoer) (1), en met name op artikel 5, lid 1, waarin de voorwaarden worden genoemd waaronder een Lid-Staat de Commissie kan verzoeken om, ingeval de binnenlandse vervoersmarkt ten gevolge van de liberalisering van de cabotage ernstig wordt verstoord of in noodgevallen, vrijwaringsmaatregelen te treffen,
Overwegende dat de concurrentiepositie van de Spaanse scheepvaart niet dezelfde is als die van de scheepvaart in andere landen van de Gemeenschap waar de exploitatiekosten zijn gedaald door het gebruik van speciale registers die een gunstigere fiscale en andere behandeling verlenen aan schepen, vooral wanneer zij buiten de nationale wateren opereren;
Overwegende dat Spanje op 25 november 1992 een nieuwe wet inzake havens en koopvaardij heeft afgekondigd waardoor een speciaal register wordt ingesteld voor schepen en scheepvaartondernemingen dat in het begin alleen voor schepen in de internationale vaart zal openstaan; dat de gemiddelde tonnage van de Spaanse schepen die cabotage verrichten klein is in vergelijking met die van de concurrerende schepen uit andere Lid-Staten die daardoor een kostenvoordeel hebben; dat voor de aanpassing van de exploitatiekosten van Spaanse schepen in de Spaanse wateren een zekere periode nodig is aangezien de relevante overeenkomsten en regelingen moeten worden herzien; dat om die redenen de waarschijnlijke komst van schepen die in de speciale registers van andere Lid-Staten zijn ingeschreven een ernstige bedreiging kan vormen voor het voortbestaan van Spaanse reders op de cabotagemarkt;
Overwegende dat Spanje op 23 december 1992 een ministerieel besluit heeft vastgesteld waarbij op grond van artikel 5, lid 1, laatste alinea, van Verordening (EEG) nr. 3577/92 unilaterale vrijwaringsmaatregelen worden getroffen die erin bestaan dat de toepassing van die verordening in Spanje voor een periode van drie maanden wordt opgeschort;
Overwegende dat Spanje op 8 januari 1993 officieel kennis heeft gegeven van de vaststelling van bovengenoemde maatregel en op grond van een studie van de Spaanse autoriteiten over de gevolgen van een onmiddellijke liberalisering van de cabotage voor de rechtstreeks betrokken vervoerders de Commissie heeft verzocht het cabotagevervoer met het vasteland voor een periode van twaalf maanden vrij te stellen van de toepassing van bovengenoemde verordening;
Overwegende dat de Commissie op 20 januari 1993 een vergadering heeft georganiseerd ten einde de overige Lid-Staten in overeenstemming met artikel 5, lid 1, van de verordening over dit verzoek te raadplegen;
Overwegende dat de Commissie van oordeel is dat de in de studie geschetste toestand niet als een noodgeval kan worden beschouwd aangezien het financiële evenwicht of het voortbestaan van een groot aantal Spaanse reders niet op zo een korte termijn in gevaar kan worden gebracht en dat de unilaterale maatregel van Spanje bijgevolg niet op grond daarvan kan worden gerechtvaardigd;
Overwegende dat anderzijds uit een zorgvuldig onderzoek van de huidige situatie en van de door Spanje overgelegde studie voldoende blijkt dat de binnenlandse vervoersmarkt van Spanje waarschijnlijk ernstig zal worden verstoord indien dat land niet de nodige tijd krijgt om bovengenoemde overeenkomsten en regelingen, waaronder die met betrekking tot het speciale register, daadwerkelijk ten uitvoer te leggen; dat de markt bestaat uit een groot aantal havens met betrekkelijk kleine capaciteit en installaties doch dat Spanje door zijn geografische ligging een aantrekkelijke markt is voor het cabotagevervoer op zowel de Atlantische als de Middellandse-Zeeroutes; dat een combinatie van die factoren vermoedelijk zal leiden tot een vergroting van het reeds aanzienlijke overaanbod hetgeen een ernstige bedreiging zal vormen voor het financiële evenwicht van de Spaanse cabotagevloot; dat de nieuwe Spaanse wetgeving er evenwel toe zal leiden dat de concurrentiepositie van de Spaanse vloot in de nabije toekomst zal verbeteren;
Overwegende dat dergelijke afwijking evenwel niet mag worden toegestaan voor het vervoer van goederen van een haven in een andere Lid-Staat of in een derde land naar een haven op het Spaanse vasteland waar zij worden overgeslagen in een schip van dezelfde onderneming om verder te worden vervoerd naar andere havens op het Spaanse vasteland of vice versa (feeder-diensten) ten einde een optimale werking van het door EG-vervoerders verrichte zeevervoer tussen Spanje en andere landen niet te belemmeren en dat dit vervoer volledig vrij moet zijn voor reders uit andere Lid-Staten als bepaald in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3577/92;
Overwegende dat indien er geen Spaanse schepen beschikbaar zijn voor het cabotagevervoer met het vasteland er geen ernstige verstoring kan ontstaan door schepen uit andere Lid-Staten dit vervoer te laten verrichten,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De unilaterale vrijwaringsmaatregel die Spanje op 23 december 1992 heeft getroffen wordt opgeheven en de bevoegde Spaanse autoriteiten nemen de nodige bestuursrechtelijke maatregelen om die opheffing te effectueren.
Artikel 2
De uitsluiting van het Spaanse vasteland van de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3577/92 voor een periode van zes maanden wordt aan Spanje toegestaan vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking.
Artikel 3
Bovengenoemde uitsluiting is niet van toepassing op feeder-diensten.
Artikel 4
Indien er op een bepaald ogenblik geen Spaanse schepen beschikbaar zijn om te voorzien in de vraag naar cabotagediensten met het vasteland, verlenen de Spaanse autoriteiten toelating aan schepen uit andere Lid-Staten om dit vervoer te verrichten.
Artikel 5
Er worden twee onafhankelijke deskundigen aangesteld, één door de Commissie en één door de Spaanse autoriteiten, die een gemeenschappelijke studie moeten maken van de mogelijke gevolgen van de liberalisering van de cabotage met het vasteland voor de Spaanse scheepvaart. De situatie wordt door de Commissie, op verzoek van Spanje, opnieuw bekeken op grond van de resultaten van deze studie die ten minste 45 werkdagen vóór het verstrijken van de termijn van zes maanden waarvoor de afwijking is toegestaan, aan de Commissie moet worden voorgelegd.
Artikel 6
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje.
Gedaan te Brussel, 17 februari 1993.
Voor de Commissie Abel MATUTES Lid van de Commissie
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.