Besluit 1995/188 - Procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag (IV/33.686 - Coapi)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31995D0188

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31995D0188

95/188/EG: Beschikking van de Commissie van 30 januari 1995 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag (IV/33.686 - Coapi) (Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 122 van 02/06/1995 blz. 0037 - 0050

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 30 januari 1995 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag (IV/33.686 - Coapi) (Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek) (95/188/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, en met name op de artikel 3, lid 1,

Gezien een overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening nr. 17 ingediend verzoek,

Gezien het besluit van de Commissie van 6 juli 1993 de procedure in deze zaak in te leiden,

Na de ondernemersvereniging "Colegio Oficial de Agentes de la Propiedad Industrial" (Coapi) in de gelegenheid te hebben gesteld haar standpunt kenbaar te maken inzake de door de Commissie, overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 99/63 van de Commissie van 25 juli 1963 over het horen van belanghebbenden overeenkomstig artikel 19, leden 1 en 2, van Verordening nr. 17 van de Raad (2), in aanmerking genomen punten van bezwaar,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities,

Overwegende hetgeen volgt:

  • I. 
    DE FEITEN
  • A. 
    De klacht
  • (1) 
    Op 29 augustus 1990 heeft de Commissie een tegen de "Colegio Oficial de Agentes de la Propiedad Industrial", hierna "Coapi" genoemd, gerichte officieuze klacht ontvangen. Volgens de klager bepaalt de Coapi tarieflijsten voor diensten in verband met het deponeren van een octrooi en de registratie van merken, modellen en andere vormen van industriële eigendom, die in Spanje door deze personen worden verricht, hetgeen een inbreuk zou vormen op artikel 85, lid 1, van het Verdrag.
  • (2) 
    De klager heeft als bewijs de door de Coapi aan de leden toegezonden tarieflijsten met betrekking tot de prijzen van diensten die verricht worden vanaf 1 januari 1988, overgelegd. Het zijn echter met name de antwoorden op de formele verzoeken om inlichtingen, die op respectievelijk 16 oktober 1990, 15 mei 1991 en 4 juni 1992 tot de Coapi werden gericht, die het mogelijk hebben gemaakt de feiten in hun juiste economische en juridische context te bezien.
  • B. 
    De API en zijn activiteiten
  • (3) 
    De definitie van "Agentes de la Propiedad Industrial" (Octrooi- en merkengemachtigde), hierna "API's" genoemd, alsmede de activiteiten die deze uitoefenen zijn in het kort beschreven in artikel 156 van de Spaanse Octrooiwet nr. 11/1986 van 20 maart 1986. Het gaat om natuurlijke personen, die als zodanig zijn ingeschreven in het "Registro de la Propiedad Industrial" (register van de industriële eigendom) (1), hierna "RPI" genoemd, die in de uitoefening van hun vrije beroep in het algemeen hun diensten aanbieden om derden te adviseren en bijstand te verlenen of te vertegenwoordigen teneinde verschillende vormen van industriële eigendom te verkrijgen alsmede bij het RPI de rechten die daaruit voortvloeien te verdedigen.

In het algemeen bestaan de diensten die door een API in de uitoefening van zijn vrije beroep worden aangeboden, uit (2):

  • i) 
    in de beginfase, het uitleggen en definiëren van rechten;
  • ii) 
    het verlenen van diensten en verrichten van werkzaamheden in de fase van verwerving van rechten, en iii) het daadwerkelijk vertegenwoordigen en adviseren in de fase van handhaving en uitoefening van rechten en, bij eventuele conflicten, bij het verkrijgen en/of beschermen van rechten.

De API oefent dus verschillende functies uit: juridisch adviseur, vertegenwoordiger bij de octrooibureaus, vertegenwoordiger voor octrooiaanvragen in het buitenland in nauwe samenwerking met buitenlandse confraters, ondersteuning bij het instellen van juridische procedures inzake plagiaat en andere zaken, ondersteuning bij de bewaking en verlenging van een octrooi of een merk (betaling van de jaarlijkse bedragen binnen de gestelde termijnen en andere bij wet voorgeschreven formaliteiten), enzovoort.

In het algemeen heeft de API drie typen cliënten: individuele uitvinders, ondernemingen en buitenlandse confraters.

Een API verzorgt zowel aanvragen inzake rechten van industriële eigendom van het land waar hij zijn activiteiten uitoefent, als aanvragen uit andere landen.

De in beide gevallen te verrichten werkzaamheden lopen niet erg uiteen. Wanneer de aanvraag echter uit een ander land afkomstig is, is de API meestal niet betrokken bij de eerste registratie maar bij de registratie van een octrooiaanvraag overeenkomend met een eerste registratie in een ander land.

Hij moet dus de desbetreffende aanvraag overeenkomstig het nationale recht voorbereiden, hetgeen wijziging van de eerste aanvraag, qua inhoud en vorm, en een vertaling in de taal van zijn land vereist.

Op vergelijkbare wijze verleent de API bijstand aan de cliënt van zijn eigen land voor aanvragen tot registratie van een uitvinding in het buitenland. Indien het betrokken land het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom niet heeft onderschreven, moet een dergelijke aanvraag tegelijkertijd met de eerste aanvraag en, indien dat wel het geval is, binnen een termijn van één jaar na de eerste aanvraag gebeuren.

Ten aanzien van Europese octrooien (3) verzorgt de API onder meer het geldig maken van een gepubliceerde Europese octrooiaanvraag bestemd voor Spanje ten behoeve van het verkrijgen van voorlopige bescherming, alsmede het geldig maken van een Europees octrooi bestemd voor Spanje voor het verkrijgen van nationale werking. Deze diensten houden vooral vertalingen, formaliteiten in verband met publikatie en drukken en verificatie van de geregistreerde gegevens in.

Voorts maakt het indienen van Europese octrooiaanvragen voor Spaanse cliënten deel uit van hun werkzaamheden.

  • C. 
    De Coapi en het wettelijk en bestuursrechtelijk kader
  • (4) 
    De Coapi is de beroepsorganisatie van de API's in Spanje. Zij heeft naar Spaans recht de rechtsvorm van een publiekrechtelijk orgaan en bestaat uit alle API's die in deze Lid-Staat actief zijn.

Voor de Coapi gelden de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften betreffende in de vorm van een beroepsorganisatie, een orde ("colegio"), georganiseerde beroepen - Wet nr. 2/1974 van 13 februari 1974, gewijzigd bij Wet nr. 74/1978 van 26 december 1978 betreffende de beroepsorganisaties - en functioneert volgens een reglement van orde, hierna "Coapi-reglement" genoemd. Verder gelden nog enige specifieke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften voor de uitoefening van dit vrije beroep.

  • 1) 
    Algemeen wettelijk raam - de Wet inzake de beroepsorganisaties
  • (5) 
    Wet nr. 2/1974 van 13 februari 1974, gewijzigd bij wet nr. 74/1978 van 26 december 1978, bevat een definitie van beroepsorganisaties, waaronder de Coapi, als "publiekrechtelijke organen, die door de wet worden ondersteund en door de Staat worden erkend een eigen rechtspersoonlijkheid te bezitten en in staat zijn om hun doeleinden te verwezenlijken" (artikel 1, lid 1). De belangrijkste doeleinden van deze corporaties zijn regulering ("ordenación") van de uitoefening van de beroepen, hun uitsluitende vertegenwoordiging en de verdediging van de beroepsmatige belangen van de leden, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheid van de overheid met betrekking tot de functionele verhoudingen (artikel 1, lid 3).
  • (6) 
    Op grond van artikel 5 van deze wet komt het aan de beroepsorganisaties toe om voor hun territoriaal werkgebied met name de volgende taken uit te oefenen:
  • vertegenwoordiging en verdediging van de beroepsgroep bij de overheid (bepaling onder g));
  • regulering van de beroepsactiviteiten van de leden, uitoefening van toezicht op de beroepsethiek en waardigheid van het beroep met inachtneming van de rechten van particulieren, alsmede de uitoefening van de bevoegdheid disciplinaire straffen op te leggen (bepaling onder i));
  • bevordering van harmonie en samenwerking tussen de leden door verhindering van oneerlijke concurrentie (bepaling onder k));
  • het nemen van alle nodige maatregelen om het binnendringen (van illegale uitoefening van het beroep) te voorkomen (bepaling onder 1));
  • het regelen van de minimumhonoraria, indien de honoraria niet verschuldigd zijn in de vorm van douanerechten, administratieve tarieven of retributies (bepaling onder ñ)). Deze taak is echter opgedragen aan de "consejos generales de los colegios" in hun hoedanigheid als vertegenwoordigende organen en hoogste cooerdinatoren van de beroepsorganisaties voor zover betrekking hebbend op het national werkgebied of daarop effect hebbend (artikel 9, lid 1, onder a));
  • het verlenen van een visum voor de beroepswerkzaamheden van de leden indien de statuten van de beroepsorganisatie zulks bepalen (bepaling onder q));
  • het naleven en doen naleven van de algemene en specifieke wetten, de beroepsregels en de interne reglementen van orde door de "colegiados", evenals de normen en besluiten die door de organen van de "colegios" op gebieden waarvoor zij bevoegd zijn (bepaling onder t)).
  • (7) 
    In artikel 8 van deze wet is bepaald dat tegen "de besluiten van de beroepsorganisaties en de algemene raden ("consejos generales"), voorzover zij onder administratief recht vallen en het corporatieve beroep is uitgeput, beroep kan worden aangetekend bij de "jurisdicción contencioso-administrativa". Handelingen van de organen van de "colegios" die duidelijk in strijd zijn met de wet en die welke zijn genomen zonder dat de bevoegdheid daartoe aanwezig was, zijn van rechtswege nietig. Zowel handelingen die in strijd zijn met de reglementen of die gebaseerd zijn op misbruik van bevoegdheden, kunnen nietig verklaard worden (artikel 8, lid 3).
  • (8) 
    In artikel 6, lid 1, van die wet is bepaald dat de beroepsgroepen, zonder afbreuk te doen aan de wetten waarin het beroep is geregeld, worden geregeld door hun statuten en reglementen. De "consejos generales" stellen de algemene statuten op voor alle "colegios" van eenzelfde beroep, na deze te hebben gehoord. Deze statuten worden voor goedkeuring door de regering aan de bevoegde minister voorgelegd. Dezelfde procedure wordt gevolgd voor de "colegios" die een nationaal werkterrein hebben (artikel 6, lid 2). De algemene statuten hebben betrekking op de in artikel 6, derde lid, genoemde aspecten: rechten en verplichtingen van de "colegiados", beheersorganen, regels met betrekking tot de oprichting en het functioneren, regels met betrekking tot beloning en sanctionering, specifieke doelstellingen en taken van de "colegios", enzovoort.
  • (9) 
    Voorts is in artikel 3, lid 2, van die wet bepaald dat beroepsbeoefenaren van in orden georganiseerde beroepen voor de uitoefening van hun taken aangesloten moeten zijn bij de bevoegde "colegio" (colegiación") voor het gebied waar het beroep zal worden uitgeoefend.
  • (10) 
    In de overgangsbepalingen van de wet is bepaald dat de reglementen van de beroepsgroepen en van hun "consejos superiores", alsmede de statuten ervan, van kracht blijven voor de aspecten die niet in strijd zijn met de wet, onder voorbehoud van nodig blijkende aanpassingen.
  • (11) 
    Ondanks het feit dat een verklaring van ongrondwettigheid van Wet nr. 2/1974 herhaalde malen bij het Constitutionele Hof werd aangevraagd heeft dit Hof verklaard dat de wet voldoet aan het bepaalde in artikel 36 van de Spaanse Grondwet waarin staat dat "de bijzonderheden van de rechtsregeling voor beroepsorganisaties alsmede voor de uitoefening van de vrije beroepen bij wet worden geregeld. De interne structuur en de werking van de beroepsorganisaties moeten democratisch zijn".

Het Constitutionele Hof heeft in zijn arresten verklaard dat de verplichting om bij een beroepsgroep aangesloten te zijn en de door die beroepsorganisatie voorgeschreven regels na te leven geen ongerechtvaardigde beperkingen vormen omdat zij beoefenaren van de in beroepsorganisaties georganiseerde beroepen niet beletten verenigingen of vakbonden op te richten of zich aan te sluiten bij reeds bestaande verenigingen of vakbonden.

  • 2) 
    Coapi-reglement
  • (12) 
    Het Coapi-reglement van 29 november 1926 is tevens de oprichtingsakte. Het omvat de bepalingen met name met betrekking tot de besluitvormingsorganen, de hoogte van de honoraria, publiciteit, de rechten en verplichtingen van de leden en de sancties (1).

Het reglement is gebaseerd op een Koninklijk Besluit van 27 februari 1926. Dit besluit had het beginsel vastgelegd van een verplicht lidmaatschap van de in het "Registro de la Propiedad Industrial y Comercial" (later RPI geworden) ingeschreven A.P.I.'s, van een beroepsorganisatie, op voorwaarde dat zij een reglement zouden opstellen voor het functioneren van de beroepsorganisatie overeenkomstig de in het Koninklijk Besluit vervatte grondbeginselen. Bij Koninklijk Besluit van 28 februari 1927 is het reglement van 29 november 1926 goedgekeurd.

Thans is het Coapi-reglement gebaseerd op Wet nr. 2/1974 van 13 februari 1974, gewijzigd bij Wet nr. 74/1978 van 26 december 1978, zoals hierboven beschreven (zie punten 5 tot en met 10).

Besluitvormingsorganen van de Coapi (13) De Coapi wordt geleid door een bestuur ("junta directiva") bestaande uit zeven leden, waarvan één voorzitter en één vice-voorzitter, die door de algemene vergadering worden gekozen (artikelen 4 en 8 van het Coapi-reglement).

Het bestuur vertegenwoordigt de Coapi in rechte en heeft onder meer tot taak de besluiten van de algemene vergadering, de bepalingen van het Coapi-reglement en de voorschriften van de overheid na te leven en te doen naleven (artikel 13, lid 7) en klachten tegen leden te onderzoeken en dienaangaande besluiten te nemen.

De algemene vergadering komt elk jaar in januari in gewone zitting bijeen en daarnaast in buitengewone zittingen op initiatief van het bestuur of op schriftelijk verzoek van een kwart van de leden.

De algemene vergadering besluit over de aan haar door het bestuur voorgelegde voorstellen. De besluiten worden genomen met de meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden, behoudens in gevallen van uitsluiting van een lid, waarvoor de aanwezigheid van ten minste de helft van de leden van de beroepsorganisatie vereist is (artikel 39).

Bepalingen betreffende tarieven en sancties (14) Volgens artikel 49 van het Coapi-reglement zijn de door de algemene vergadering vastgestelde minimumtarieven voor alle API's bindend. Deze tarieflijst moet alle diensten betreffende zaken met betrekking tot de industriële eigendom die zij aan binnenlandse en buitenlandse cliënten verlenen, omvatten. Uitsluitend enkele diensten waarvan de prijs varieert en moeilijk vooraf bepaald kan worden, zijn uitgesloten (opstellen van nota's, aantekenen van beroep, nietigheidszaken, enzovoort). In dit artikel is ook bepaald dat er twee tarieflijsten moeten bestaan voor zaken aangaande de industriële eigendom die uit het buitenland afkomstig zijn: één voor octrooigemachtigden uit deze landen (de correspondenten) en één voor particulieren die zich rechtstreeks tot de Spaanse API's richten.

Voorts is in artikel 48 van het reglement bepaald dat het bestuur aan de algemene vergadering ter goedkeuring voorlegt "de tarieven welke door alle API's op dezelfde wijze in aanmerking moeten worden genomen ("tarifas que deban regir para todos los agentes por igual"), waarbij gestreefd moet worden naar een zo groot mogelijke "amplitude" van honoraria ingeval door de complexiteit, moeilijkheidsgraad en uitbreiding van bepaalde zaken een door omstandigheden bepaalde verhoging van de prijs vereist zou zijn.".

  • (15) 
    Voorts wordt volgens artikel 35 van dit reglement (hoofdstuk VII betreffende de straffen) als een te sanctioneren fout beschouwd:
  • niet-naleving van zowel de bepalingen van het reglement als de door de algemene vergaderingen genomen besluiten (lid 1);
  • toepassing van honoraria die lager zijn dan die welke vermeld zijn op de door de algemene vergadering goedgekeurde tarieflijsten (lid 7).

De sancties zijn: boeten, tijdelijke schorsing van de uitoefening van het beroep of zelfs uitstoting uit de beroepsorganisatie (artikel 38, leden 3, 4 en 5).

De bevoegdheid tot het opleggen van sancties berust, hetzij bij het bestuur, hetzij bij de algemene vergadering, al naar gelang de ernst van de inbreuken (artikel 36).

  • 3) 
    Specifiek wettelijk en bestuursrechtelijk raamwerk
  • (16) 
    De werkzaamheden van de API zijn ook geregeld in meer specifieke bepalingen van de Octrooiwet nr. 11/1986 van 20 maart 1986, gewijzigd bij Wet nr. 21/1992 van 16 juli 1992 ("Industrie"-wet), en bij de verordening tot uitvoering van de Octrooi-wet, die als volgt kunnen worden samengevat:
  • personen die geen ingezetene zijn van Spanje, moeten in alle gevallen gebruik maken van de diensten van een API (artikel 155, lid 2, van eerder genoemde Wet nr. 11/1986);
  • uitsluitend Spaanse burgers of onderdanen van andere Lid-Staten die kantoor in Spanje hebben, kunnen worden ingeschreven in het "Registro Especial de Agentes de la Propiedad Industrial". Zij moeten bovendien voldoen aan de volgende voorwaarden: geen verdachte van opzettelijke strafbare feiten zijn geweest, geen veroordeling van een strafrechtelijke instantie hebben gehad, in het bezit zijn van een beroepslicentie of een gelijkwaardige titel, een verzekering hebben afgesloten in verband met wettelijke aansprakelijkheid en een garantie hebben afgegeven bij de RPI (thans OEPM). Bovendien moet de API een eed of belofte afleggen waarbij hij verklaart het beroepsgeheim te zullen bewaren en geen tegengestelde belangen te zullen behartigen in eenzelfde zaak (eerste bijkomende bepaling, lid 3, van eerder genoemde Wet nr. 21/1992, en titel IV van de verordening tot uitvoering van de Octrooiwet).
  • (17) 
    Voorts behelst artikel 17 van Merkenwet nr. 32 van 10 november 1988 een bepaling die overeenkomt met die van artikel 155, lid 2, van de Octrooiwet.
  • 4) 
    Juridisch kader API op Europees niveau
  • (18) 
    Op 30 september 1986 is Spanje toegetreden tot het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973, hierna "Europees Octrooiverdrag" genoemd, met het voorbehoud dat de Europese octrooien betreffende chemische en farmaceutische produkten geen rechtsgevolgen hebben in Spanje.

Het Europees Octrooiverdrag bevat bepalingen inzake de voorwaarden waaraan een erkend gemachtigde moet voldoen om een natuurlijk persoon of een rechtspersoon te kunnen vertegenwoordigen in procedures die uit genoemd Verdrag voortvloeien. Een groot aantal Spaanse API's heeft overeenkomstig de artikelen 134 en 163 van dit Verdrag de hoedanigheid van "Europees octrooigemachtigde" verkregen. Uit dien hoofde maken zij deel uit van het Instituut van erkende gemachtigden bij het Europees Octrooibureau, dat werd opgericht door de raad van bestuur van de Europese octrooiorganisatie. In hun hoedanigheid als Europese octrooigemachtigde moet de API de door de raad van bestuur van het Europees Octrooibureau vastgestelde gedragsregels naleven, evenals de gedragsregels die de raad van het Instituut van erkende gemachtigden heeft aangenomen. Deze gedragsregels omvatten geen bepalingen inzake het aanbevelen of vaststellen van minimumprijzen.

  • D. 
    De door de Coapi vastgestelde tarieven
  • 1) 
    Diensten
  • (19) 
    Op grond van artikel 49 van het reglement van Coapi (zie overweging 14) moeten de door de algemene vergadering van Coapi goedgekeurde tarieflijsten alle diensten dekken met betrekking tot industriële eigendom, die zij zowel voor binnenlandse als voor buitenlandse cliënten verrichten. Deze tarieven zijn niet onderworpen aan de goedkeuring van de overheid.

De tarieven voor binnenlandse cliënten (in peseta's luidende nationale tarieven) bestaan sedert 1987 uit 53 rubrieken ingedeeld in 13 hoofdstukken (A - octrooien, B - Europese octrooien, C - merken, D - internationale merken, E - kwaliteitsmerken, F - gebruiksmodellen, G - industriële en artistieke modellen en ontwerpen, H - internationale modellen en ontwerpen, I - handelsnamen en emblemen, J - films, K - overdrachten, L - onderzoek en M - bezwaren, antwoorden op de schorsing, certificering, enzovoort).

Er zijn twee buitenlandse tarieflijsten: tarieflijst A (buitenlandse confraters) en tarieflijst B (buitenlandse particulieren en ondernemingen) die in 1987 en 1988 waren onderverdeeld in 52 rubrieken en in 1989, 1990 en 1991 in 54 rubrieken, ingedeeld in zes hoofdstukken (octrooien en gebruiksmodellen, Europese octrooien, fabrieksmerken, industriële modellen en ontwerpen, overdrachten en diversen). Het hoofdstuk "octrooien en gebruiksmodellen" betreft de aanvragen, vertalingen van de beschrijvingen in het Spaans, de revisie van in het Spaans ontvangen teksten, afschriften van memoranda, antwoorden op de schorsing, indiening van een oppositie of antwoord op een oppositie, betaling van annuïteiten, aanvragen tot herstel, enzovoort. De diensten betreffende de "Europese octrooien" hebben betrekking op de geldigheid van een gepubliceerde aanvraag voor een Europees octrooi met aanwijzing van Spanje voor het verkrijgen van de voorlopige bescherming (23), het geldig maken van een Europees octrooi in Spanje voor het verkrijgen van nationale werking (24), vertaling, aanpassing en herziening van in het Spaans ontvangen teksten (26, 27 en 28). Het hoofdstuk "fabrieksmerken" omvat met name de registratieaanvragen (29) en de verlenging van een merk (31), het herstel van een vervallen merk (33), de betaling van de vijfjaarlijkse termijnen (35), bezwaarprocedures (36) en de afhandeling ervan (37).

De rubrieken betreffende de "industriële modellen en ontwerpen" bestaan uit aanvragen (39 en 40), verlenging (41), behandeling van bezwaren of schorsing (42), beroep tegen het verlenen van een industrieel model of ontwerp (43) en de betaling van de vijfjaarlijkse belasting (44). Het hoofdstuk "overdrachten" betreft de registratie van de akten van overdracht, overdracht of naamsverandering (45). Tot en met 1988 omvatte het hoofdstuk "diversen" de diensten met betrekking tot het algemene officiële onderzoek inzake de toelaatbaarheid van een merk (46), de daaropvolgende indiening van het document of het verzoek om verlenging van een officiële termijn (47), het verkrijgen van een officiële certificering (48), de afschriften van de memoranda en ontwerpen (49), de bewaking van een octrooi of model wanneer de annuïteiten betaald zijn door een andere gemachtigde (50), de beroepsprocedure (51) en de vertegenwoordiging betreffende een door een andere gemachtigde ingediende nationale aanvraag (52). Vanaf 1989 betrof rubriek 46 de dienst "officieel onderzoek inzake merken (lijst van antecedenten)". Twee andere rubrieken werden toegevoegd: officieel onderzoek inzake merken, met inbegrip van de studie naar antecedenten en evaluatie (47) en opeisbaarheid van een prioriteit (48). De oude rubrieken 47, 48, 49, 50, 51 en 52 zijn geworden, respectievelijk, 49, 50 51, 52, 53 en 54.

  • 2) 
    Prijsberekeningscriteria
  • (20) 
    De Coapi beweert voor het vaststellen van de aan haar leden verstrekte tarieven rekening te houden met zowel algemene als specifieke factoren.

In de eerste categorie criteria komen de gewerkte tijd, de directe materiële kosten en de algemene beroepsmatig en niet-beroepsmatig gemaakte kosten voor. De werktijd wordt geschat op grond van de tijd die aan de verschillende fasen van de administratieve procedure wordt besteed. Hij dient om de kosten van de directe en indirecte arbeid te berekenen.

De directe materiële kosten omvatten met name de officiële heffingen, de materiële kantoorkosten en de communicatiekosten.

De algemene beroepsuitgaven betreffen belastingen, abonnementen op officiële publikaties of vakbladen, enzovoort. De algemene niet-beroepskosten betreffen de uitgaven voor huur, lease, afschrijving, enzovoort.

De voor het bepalen van de hoogte van de tarieven in aanmerking genomen specifieke factoren betreffen kenmerken van de cliënten: taal, bekendheid met de materie of deskundigheid, professionalisme op het gebied van industriële eigendom en het feit of het een persoonlijke afspraak of een schriftelijke afhandeling betreft.

Deze specifieke factoren leiden tot tarieven op drie niveaus: plaatselijke/nationale cliënten (nationaal tarief), correspondenten (buitenlandse confraters) - tarieflijst A, en directe buitenlandse cliënten - tarieflijst B. De tarieflijsten A en B (buitenlandse tarieven) luiden in Franse franken, Duitse marken, Engelse ponden, Zwitserse franken, Amerikaanse dollars en in yen.

  • E. 
    De markt
  • (21) 
    De relevante diensten zijn het vervullen van formaliteiten die nodig zijn voor een octrooiaanvraag, registratie van een merk of andere vormen van industriële eigendom, alsmede alle diensten in verband met de verlenging en het bewaken van deze rechten.

De vraag naar diensten betreffende een recht van industriële eigendom is afkomstig van zowel in Spanje gevestigde gebruikers (individuele uitvinders en ondernemingen) als buitenlandse gebruikers (individuele uitvinders, ondernemingen en octrooi-adviseurs).

De Spaanse wetten inzake octrooien en merken (zie overwegingen 16 en 17) geven de Spaanse API's het uitsluitende recht op dienstverrichtingen (1) (specifieke gebieden worden niet genoemd) in verband met de uitoefening van deze rechten op verzoek van gebruikers die buiten Spanje gevestigd zijn, ongeacht of het particulieren, ondernemingen of octrooi-adviseurs zijn.

Los van de vraag of deze wettelijke bepalingen in strijd zijn met het EG-Verdrag - met name vanwege het feit dat voor deze zelfde diensten, wanneer daarom gevraagd wordt door in Spanje gevestigde gebruikers, die een recht inzake industriële eigendom in Spanje of in het buitenland wensen uit te oefenen, de API's niet het alleenrecht hebben - moet geconcludeerd worden dat op grond van deze wettelijke voorschriften de door de API's verrichte diensten twee markten betreffen waarop de concurrentievoorwaarden verschillend zijn. Het gaat dus om twee verschillende markten:

  • a) 
    die voor diensten in verband met de uitoefening van de rechten inzake industriële eigendom in Spanje, die een relatie met het OEPM vereisen en op verzoek van niet-ingezetenen worden verleend. Deze markt is voor de Spaanse API's, die verplicht bij de Coapi zijn ingeschreven, gereserveerd;
  • b) 
    die voor diensten in verband met de uitoefening van rechten inzake industriële eigendom in Spanje of in het buitenland op verzoek van Spaanse ingezetenen. Op deze markt bestaan alternatieven voor de Spaanse API's. Niettemin nemen de Spaanse API's noodzakelijkerwijs een belangrijke positie in op deze markt gezien het specifieke en technische karakter van de diensten en aangezien de voorwaarden voor toegang tot dit vrije beroep de gebruikers waarborgen dat de desbetreffende leden de voor het verrichten van de betrokken diensten vereiste bekwaamheid hebben.

Het aantal leden van de Coapi bedroeg in 1988 286, in 1989 307 en in 1990 323. Hun totale jaaromzet wordt door de Coapi geschat op [ . . .] (*), waarvan 14 % betrekking heeft op zaken die afkomstig zijn uit andere Lid-Staten.

  • F. 
    De besluiten van de Coapi op het gebied van de prijsvorming
  • (22) 
    De Coapi, bij wege van haar algemene vergadering, besluit regelmatig, in het algemeen eenmaal per jaar, over verhogingen van de tarieven voor de honorering en eventuele veranderingen in de rubrieken waarin de door de API's verrichte diensten zijn ingedeeld.

De notulen van de gewone algemene vergadering van 29 januari 1987 maken ter zake melding van het besluit periodiek, vóór het eind van elk jaar, een algemene vergadering bijeen te roepen om de tarieven te bespreken.

De tarieven worden onderzocht door het bestuur dat wijzigingsvoorstellen aan de algemene vergadering voorlegt.

De notulen van de algemene vergaderingen van de jaren 1987, 1988, 1989 en 1990, alsmede die van de bijeenkomsten van de directie (in dezelfde jaren maar ook in 1991) waarin de werkzaamheden worden voorbereid, vermelden de procedures die worden gevolgd om prijsverhogingen vast te stellen, alsmede de goedkeuring van nieuwe tarieven en de datum waarop deze in werking treden. Bovendien blijkt uit de circulaires van 12 december 1986 en van 21 september 1987 dat nieuwe diensten in de tarieven zijn opgenomen. Zij bevatten voorts een uitleg van bepaalde rubrieken.

  • 1) 
    Circulaires van de Coapi van, respectievelijk, 12 december 1986 en 21 september 1987
  • (23) 
    Met circulaire nr. 27 van 12 december 1986 worden de leden geïnformeerd over nieuwe tarieflijsten voor nieuwe werkzaamheden (diensten) in verband met de toetreding van Spanje tot het Europees Octrooiverdrag. Tevens werden de leden geïnformeerd over de tarieflijsten voor diensten bij het Europees Octrooibureau ten behoeve van Spaanse cliënten en bij het RPI ten behoeve van correspondenten en directe buitenlandse cliënten, alsmede voor diensten die verband houden met Europese octrooiaanvragen voor Spanje ter verkrijging van voorlopige bescherming of voor het verkrijgen van nationale werking. Een lijst van nieuwe rubrieken voor de nationale tarieflijst, de buitenlandse tarieflijst voor correspondenten (tarieflijst A) en voor de buitenlandse tarieflijst voor directe cliënten (tarieflijst B) was als bijlage bijgevoegd.

Bovendien zijn de in peseta's uitgedrukte uitgangsbedragen, die gebruikt worden voor de berekening van de bedragen voor de nieuwe rubrieken, ook in vreemde valuta vermeld zowel voor tarieflijst A als voor tarieflijst B. De tarieven vermeld in tarieflijst B zijn (in peseta's) 20 % hoger dan die vermeld in tarieflijst A.

In dezelfde circulaire wordt verklaard dat de bedragen als voorlopig worden beschouwd en al naar de opgedane ervaring bevestigd of herzien zullen worden, onder voorwaarde van behandeling in en goedkeuring door de algemene vergadering.

  • (24) 
    Circulaire nr. 10 van 21 september 1987 verduidelijkt voor de leden circulaire nr. 27 van 12 december 1986 met betrekking tot de toepassing van de tarieflijsten, in het bijzonder voor de rubrieken 23 tot en met 28 in Amerikaanse dollars, Engelse ponden, Duitse marken en yen en de rubrieken 101 tot en met 106 van het nationale tarief betreffende de geldigverklaring van gepubliceerde Europese aanvragen en van toegekende Europese octrooien ten behoeve van de voorlopige of definitieve bescherming in Spanje.
  • 2) 
    Verslag van de gewone algemene vergadering op 29 januari 1987
  • (25) 
    In de notulen van deze vergadering wordt melding gemaakt van de goedkeuring van het voorstel van het bestuur met betrekking tot:
  • de nationale tarieflijst: een verhoging met 10 % van het bestanddeel "honoraria" en een verhoging van het bestanddeel "heffingen" evenredig met de feitelijke wijziging van de heffingen van het RPI, met uitzondering van de rubrieken "verlengingen van beeldmerken en industriële modellen", waarvan de verhoging uitsluitend betrekking moest hebben op het bestanddeel heffingen;
  • de buitenlandse tarieflijsten: een aanpassing aan het tarief in Zwitserse franken van de tarieven in Amerikaanse dollars, Engelse ponden en Franse franken (gedevalueerde valuta's) en handhaving van de andere (Zwitsere franken, yen en Duitse marken). Dit omdat de verhoging die voor het voorafgaande jaar was goedgekeurd, tot een stijging met 10 % van het tarief in Zwitserse franken leidde doordat vanaf dat tijdstip die valuta, de Duitse mark en de yen ten opzichte van de peseta met 12 % waren gestegen, terwijl de dollar met 7,5 % was gedaald;
  • de datum van inwerkingtreding van de nieuwe tarieven: 1 februari 1987.

Met circulaire nr. 3 van 4 februari 1987 heeft de Coapi aan de leden "de meest dringende bedragen voordat de nieuwe tarieven gedrukt zouden zijn" medegedeeld met betrekking tot de nationale en buitenlandse tarieflijsten, die door de algemene vergadering op 29 januari 1987 waren goedgekeurd. In feite zijn de buitenlandse tarieflijsten eerst op 1 maart 1987 in werking getreden.

  • 3) 
    Notulen van de bestuursvergadering en van de buitengewone algemene vergadering op 24 november 1987
  • (26) 
    Op 24 november 1987 heeft het bestuur besloten de algemene vergadering een voorstel te doen voor een algemene verhoging met 5 % van zowel de nationale tarieflijst (overeenkomende met het inflatiepercentage in 1987) als de buitenlandse tarieflijst in Zwitserse frank (waarvan de waarde ten opzichte van de peseta niet sterk was gewijzigd) en een overeenkomstige aanpassing van de tarieven in andere vreemde valuta's, met uitzondering van die valuta's die een kleinere wijziging ondergingen dan 2 %, een verhoging van 9 % voor de tarieflijst in Franse franken, 7 % voor de tarieflijst in Duitse marken en 10,6 % voor de tarieflijst in yen.

In de notulen van de algemene vergadering is vermeld dat de verhogingen van deze buitenlandse tarieflijsten de goedgekeurde stijging van 5 % weerspiegelen, vermeerderd met de compensatie in verband met de waardedaling van deze valuta's.

Bij circulaire nr. 19 van 25 november 1987 heeft de Coapi haar leden mededeling gedaan van de "meest dringende bedragen", in verband met het feit dat de tarieflijsten nog niet gedrukt waren, teneinde de naleving van de nieuwe tarieflijsten na de datum van inwerkingtreding - 1 januari 1988 - mogelijk te maken.

  • 4) 
    Notulen van de bestuursvergadering en van de buitengewone algemene vergadering op 20 oktober 1988
  • (27) 
    De voorstellen van het bestuur voor de wijziging van de tarieven die op 20 oktober 1988 door de algemene vergadering werden goedgekeurd, waren met name gebaseerd op:
  • een eventuele (toekomstige) verhoging met 3 % van de parafiscale heffingen die een weerslag zou hebben op de heffingen op beeldmerken, modellen en industriële ontwerpen;
  • de koerswijziging van de verschillende valuta's waarin gefactureerd wordt.

Voorts blijkt uit de notulen van de bestuursvergadering dat op 14 november 1988 het besluit is genomen om de nationale tarieflijst voor alle rubrieken te verhogen met 5 % op grond van het mandaat dat het bestuur van de algemene vergadering van 20 oktober 1988 had gekregen.

Van de buitenlandse tarieflijsten zou die in Engelse ponden niet worden gewijzigd, behoudens enkele rubrieken, daar dit tarief gedurende het gehele jaar het meest stabiel was en de opgetreden waardestijging (3,5 %) overeenkwam met het niveau van de verwachte verhoging van de heffingen.

Derhalve zouden de ondergewaardeerde tarieven (Franse frank, Duitse mark en Zwitserse frank) eenvoudigweg gelijk worden gemaakt met het tarief in Engelse ponden, behoudens voor de rubrieken waarvoor verhogingen worden voorgesteld. De overgewaardeerde tarieven (yen en Amerikaanse dollars) zouden slechts voor dezelfde worden gewijzigd, waarbij de verhogingen tussen 20 en 30 % varieerden.

Met circulaire nr. 16 van 21 november 1988 heeft de COAPI haar leden medegedeeld dat de algemene vergadering van 20 oktober 1988 de nieuwe tarieflijsten had goedgekeurd en hen had geïnformeerd over de "meest dringende" prijzen, aangezien de tarieflijsten nog niet gedrukt waren.

  • 5) 
    Notulen van de bestuursvergadering van 17 januari 1990 en van de gewone algemene vergadering van 25 januari 1990
  • (28) 
    De notulen van de algemene vergadering van 25 januari 1990 maken melding van de goedkeuring van het voorstel van het bestuur voor een verhoging van de nationale tarieflijsten met 5 % (verwachte stijging van heffingen van het RPI) en van de buitenlandse tarieflijsten met eenzelfde percentage, rekening houdend met de koersveranderingen van de verschillende valuta's. De tarieflijst in Duitse marken werd als uitgangspunt genomen. Alle andere lijsten werden aan dit referentietarief aangepast en vervolgens werden alle rubrieken met 5 % verhoogd, met uitzondering van vier (bezwaren, antwoorden op de schorsing, onderzoek naar merken en beroep tegen bezwaren).

Bovendien werd besloten dat de nieuwe tarieven op 1 april 1990 in werking zouden treden en dat de tarieven aan de leden zouden worden medegedeeld alvorens zij definitief gedrukt zouden zijn, zodat de vastgestelde ingangsdatum in acht genomen kon worden, hetgeen met circulaire nr. 7 van 5 maart 1990 geschiedde.

  • 6) 
    Notulen van de bestuursvergaderingen van 21 september 1990 en 10 december 1990 en van de algemene vergadering van 11 december 1990
  • (29) 
    In de notulen van de bestuursvergadering van 21 september 1990 wordt melding gemaakt van het voorstel aan de algemene vergadering met betrekking tot de verhoging van de buitenlandse tarieven: een verhoging met 10 % van de tarieflijst in Duitse marken en aanpassing van de andere buitenlandse tarieven aan dat tarief.

De algemene vergadering van 11 december 1990 heeft het door het bestuur ingediende voorstel tot tariefverhoging goedgekeurd. Deze goedkeuring was uitgesteld bij besluit van de algemene vergadering van 24 oktober 1990.

De nieuwe tarieven zouden bepaald worden volgens de volgende criteria:

  • verhoging met 12 % van de tarieflijst in peseta's (5 % verhoging van de heffingen en 7 % van de consumptieprijsindex);
  • aanpassing van de verschillende tarieflijsten in buitenlandse valuta's aan de tarieflijst in Duitse marken en een algemene verhoging met 10 %.
  • 7) 
    Notulen van de bestuursvergaderingen van 6 november 1991, 20 november 1991, 4 december 1991 en 9 januari 1992
  • (30) 
    De notulen van de bestuursvergadering van 6 november 1991 maken melding van een voorstel voor een algemene verhoging van de tarieven met 5 %, overeenkomende met de verhoging van de heffingen van de RPI.

Volgens de notulen van de vergadering van 20 november 1991 "moeten de tarieven de praktijk van de buitenlandse confraters, in het bijzonder in de Gemeenschap, volgen. Een gedetailleerde vergelijkende studie van de tarieven van de Spaanse API's en die van buitenlandse confraters leidt tot de conclusie en tot het voorstel dat de tarieven voor buitenlandse cliënten niet gewijzigd moeten worden, gezien de hoogte ervan en de wisselkoersen van de verschillende valuta's. Voorts moet het de nationale tarieflijst voor elk van de rubrieken op specifieke wijze gewijzigd worden".

In deze zin wordt in de notulen van de bestuursvergadering van 4 december 1991 ten aanzien van de nationale tarieflijst melding gemaakt van het voorstel de meeste rubrieken met 8 %, 10 % of 20 % te verhogen. Enkele rubrieken, zoals bezwaren, merken en industriële modellen en de redactie van memoranda, worden sterker verhoogd, namelijk met respectievelijk 30 % en 25 % ten opzichte van 1990.

Voorts concludeert het bestuur in zijn vergadering van 9 januari 1992 dat de buitenlandse tarieven niet gewijzigd moeten worden daar sedert oktober 1990, de datum van de laatste wijziging, de peseta is gedevalueerd met 0,2 tot 6,2 % ten opzichte van de Amerikaanse dollar, de yen en de Duitse mark, terwijl de waardestijging ten opzichte van de Franse frank, de Zwitserse frank en het pond sterling tussen 0,9 % en 4,7 % schommelde.

  • G. 
    De argumenten van de Coapi
  • (31) 
    De hoofdzaken van de door de Coapi bij de Commissie gemaakte schriftelijke en mondelinge opmerkingen kunnen aldus worden samengevat:
  • a) 
    De Coapi is een overheidslichaam (1). Dat beroepsorganisaties een publiekrechtelijk karakter hebben, werd herhaalde malen bevestigd door het Constitutionele Hof van Spanje. Het Hof oordeelde dat de basiswetgeving inzake de beroepsorganisaties (zie overwegingen 5 tot en met 10) onder de uitsluitende bevoegdheid van de Staat valt en niet onder die van de "Comunidades Autonomas".

Deze conclusie impliceert volgens de Coapi dat de "beroepsorganisaties" overheidslichamen zijn omdat de Spaanse Grondwet aan de Staat de exclusieve bevoegdheid toekent inzake "de grondslagen van de rechtsregeling voor publiekrechtelijke lichamen".

  • b) 
    De Coapi kan niet worden aangemerkt als een ondernemersvereniging in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag. Ook al zouden de API's aangemerkt kunnen worden als ondernemingen in de zin van deze bepaling (welke vraag de Coapi openlaat), dan nog hebben zij niet in die hoedanigheid zitting in de Coapi, omdat de Coapi in de uitoefening van de functies die haar bij Wet nr. 2/1974, daarna gewijzigd bij Wet nr. 74/1978, zijn toegekend, rekening moet houden met de belangen van particulieren.

De Coapi heeft dus "de plicht rekening te houden met het openbaar belang, dat moet worden onderscheiden van het loutere eigenbelang van de aangeslotenen, en de verplichting om de aangeslotenen de verplichtingen die voortvloeien uit de betrokken algemene en bijzondere wetgeving na te doen leven", hetgeen impliceert dat de Coapi publiekrechtelijk gezag heeft.

  • c) 
    Wanneer een beroepsorganisatie haar bij wet opgedragen taken uitoefent zijn haar handelingen bestuurshandelingen waartegen beroep openstaat bij de administratieve rechter. De besluiten van de Coapi zijn alsdus bestuurshandelingen die in geen geval beschouwd kunnen worden als besluiten van ondernemersverenigingen in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag.
  • d) 
    Het Coapi-reglement is een koninklijk besluit dat deel uitmaakt van het Spaanse recht. Het is dus een staatsnorm.
  • e) 
    De Coapi heeft altijd minimumprijzen vastgesteld volgens het algemene Spaanse recht inzake beroepsorganisaties en volgens het bijzondere recht inzake de API's. Zij is nooit buiten dit wettelijke en bestuursrechtelijke kader getreden.
  • f) 
    Daar het Coapi-reglement een staatsnorm is, kunnen de bepalingen ervan niet onverenigbaar worden verklaard met artikel 85, lid 1, van het Verdrag op basis van een procedure volgens Verordening nr. 17. Hetzelfde geldt voor de besluiten van de Coapi, daar deze deel uitmaakt van de overheid en haar besluiten bestuurshandelingen zijn.
  • g) 
    De Commissie moet dus afzien van een procedure tegen de Coapi op grond van Verordening nr. 17 omdat de aangevochten gedragingen van de Coapi slechts de tenuitvoerlegging door een overheid van de wetgeving inzake de beroepsorganisaties is.
  • h) 
    De Commissie zou daarentegen een procedure moeten inleiden op grond van artikel 169 van het Verdrag tegen de Spaanse Staat ingeval zij van oordeel zou zijn dat deze wetgeving in strijd is met artikel 85 van het Verdrag, daar aan de beroepsorganisaties de status van publiekrechtelijk lichaam werd toegekend en bepaalde taken werden opgedragen die de concurrentie kunnen beperken.
  • i) 
    In ieder geval heeft de vaststelling van minimumprijzen door de Coapi het voordeel dat de concurrentie tussen vrije beroepsbeoefenaren door middel van de kwaliteit van de diensten wordt bevorderd. Wanneer de gebruiker niet op grond van de prijzen kan kiezen, zal hij die dienstverlener kiezen die de beste waarborgen biedt ten aanzien van eerlijkheid, ervaring, toewijding, enzovoort., hetgeen tot een betere kwaliteit van de diensten leidt en oneerlijke beroepsbeoefenaren belet de consument te misleiden door hem diensten van onvoldoende kwaliteit te verlenen.

II. JURIDISCHE BEOORDELING

  • A. 
    Artikel 85
  • 1) 
    Ondernemingen, ondernemersverenigingen
  • (32) 
    De API's zijn ondernemingen in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag wanneer zij hun beroep als zelfstandig ondernemer uitoefenen.

Zij verlenen hun diensten immers op duurzame grondslag en tegen beloning. Het feit dat zij een vrij beroep uitoefenen dat in de zin van de Spaanse wet en van Richtlijn nr. 89/48/EEG van de Raad (1) gereglementeerd is, dat de diensten van intellectuele, technische of gespecialiseerde aard zijn en dat zij verricht worden op persoonlijke en directe grondslag, verandert niets aan de aard van de economische activiteit.

Volgens het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (2) in zijn arrest van 23 april 1991, in zaak C 41/90 (Hoefner/Macroton) "omvat het begrip onderneming elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm van deze eenheid en zijn wijze van financiering".

  • (33) 
    De Coapi die een organisatie van alle API's in Spanje is, vormt dus een ondernemersvereniging in de zin van deze bepaling van het Verdrag. Het feit dat het gaat om een beroepsorganisatie waaraan de overheid bepaalde taken heeft opgedragen die haar in staat stellen het beroep te reglementeren en dat haar rechtsvorm naar Spaans recht een publiekrechtelijke corporatie is, verhindert niet de Coapi als een ondernemersvereniging te beschouwen.
  • 2) 
    Overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen
  • (34) 
    Het Coapi-reglement (betreffende zowel de oprichting van de Coapi als haar huishoudelijk reglement) is naar oorsprong een overeenkomst tussen ondernemingen. Het werd door de API's in vergadering verenigd aangenomen. De vergadering van de Coapi heeft vervolgens herhaaldelijk het reglement gewijzigd. Het Coapi-reglement is derhalve voortaan tegelijkertijd een besluit van een ondernemingsvereniging in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag.

Overigens valt dit reglement thans onder Wet nr. 2/1974 van 13 februari 1974, gewijzigd bij Wet nr. 74/1978 van 26 december 1978, waarin is bepaald dat de statuten en reglementen van orde van de beroepsorganisaties opgesteld worden door de besluitvormingsorganen ervan en voor goedkeuring worden voorgelegd aan de overheid.

Dit reglement, zijnde zowel een overeenkomst als een besluit, is een autonome handeling en onderscheidt zich van de wettelijke maatregelen die eraan vooraf zijn gegaan (Koninklijk Besluit van 27 februari 1926) of die erop zijn gevolgd (Koninklijk Besluit van 28 februari 1927 en latere wijzigingen). Deze maatregelen brengen geen verandering in de omstandigheid dat het een overeenkomst tussen ondernemingen of een besluit van een ondernemersvereniging is (zie overwegingen 44 tot en met 48).

  • (35) 
    Zo zijn ook de beraadslagingen van de algemene vergadering van de Coapi en van haar bestuur met betrekking tot de vaststelling van de prijzen, daarmee haar reglement toepassend, besluiten van ondernemersverenigingen in de zin van artikel 85, lid 1. Zij zijn bindend voor alle leden en de Coapi ziet toe op de toepassing ervan, onder gebruikmaking van de bevoegdheid sancties op te leggen (geldboetes en andere sancties die kunnen oplopen tot uitstoting uit de Coapi).
  • 3) 
    Merkbare concurrentiebeperkingen
  • a) 
    Prijsbeperkingen krachtens het Coapi-reglement (36) In artikel 48 van het Coapie-reglement is bepaald dat voor zeer ingewikkelde zaken het bestuur aan de algemene vergadering ter goedkeuring voorlegt "de tarieven die op dezelfde wijze in aanmerking moeten worden genomen door alle API's, waarbij gestreefd moet worden naar een zo groot mogelijke "amplitude" bij de bepaling van de betreffende honoraria".

In artikel 49 van het Coapi-reglement wordt verduidelijkt dat de algemene vergadering op voorstel van het bestuur bindende minimumtarieven vaststelt voor alle diensten betreffende zaken inzake de industriële eigendom, behoudens voor die diensten waarvan de prijs variabel is en moeilijk vooraf kan worden vastgesteld (redactie van memories, beroepszaken, nietigheidszaken, enzovoort. - zie overweging 14). Uit artikel 35, lid 7, van dit reglement blijkt duidelijk dat "toepassing van lagere honoraria dan die welke bepaald zijn in het door de algemene vergadering goedgekeurde tarief", als een te sanctioneren inbreuk beschouwd wordt.

  • (37) 
    De artikelen 48 en 49 van het Coapi-reglement hebben derhalve tot doel de vrijheid van gedrag van de leden van de Coapi merkbaar te beperken voorzover het daarin gaat om de gemeenschappelijke vaststelling van minimumprijzen. Deze artikelen vormen dus in ieder geval een ondernemersafspraak welke ertoe strekt de hoogte van de honoraria tegenover cliënten vast te stellen, hetgeen als zodanig in strijd is met artikel 85, lid 1, onder a), van het Verdrag. Door deze bepalingen vast te stellen, hebben de leden van de Coapi ten opzichte van elkaar afstand gedaan van de vrijheid voor de beloning van de diensten die zij aan de gebruikers verlenen, individueel eigen tarieven vast te stellen.
  • b) 
    Prijsbeperkingen die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van de bepalingen van het Coapi-reglement (38) De besluiten van de Coapi, waarbij jaarlijks de binnenlandse en de buitenlandse tarieven (tarieflijst A voor buitenlandse confraters en tarieflijst B voor buitenlandse particulieren) worden vastgesteld alsmede de nieuwe minimumhonoraria en de juiste datum van inwerkingtreding ervan, zoals onder meer is vastgesteld in de notulen van 29 januari 1987, 24 november 1987, 20 oktober 1988, 25 januari 1990, 11 december 1990 en 4 december 1991 (zie overwegingen 25 tot en met 30) vormen merkbare beperkingen van de concurrentie in de zin van artikel 85, lid 1, onder a), van het Verdrag.

Deze besluiten effectueren de in de artikelen 48 en 49 van het reglement vervatte beperkingen. Zij hebben niet alleen tot doel maar ook tot gevolg dat belet wordt dat API's met elkaar concurreren door middel van honoraria die lager zijn dan de vastgestelde minima. Tevens versterken zij kunstmatig de belemmeringen voor de toegang tot de markt voor nieuwe API's die zich willen vestigen en beperken aldus de toegang voor de gebruikers tot andere mogelijke bronnen van diensten die met het verkrijgen van een octrooi- of merkenrecht in Spanje verband houden.

Het gaat om merkbare beperkingen daar zij zich uitstrekken tot alle betrokken diensten die door de API's voor gebruikers in Spanje en in het buitenland worden verricht.

  • (39) 
    De gezamenlijke vaststelling van prijzen is immers een ernstige beperking van de concurrentie die verboden is bij artikel 85, lid 1, van het Verdrag. Volgens het Hof strekt "een overeenkomst waarbij [. . .] een minimumprijs wordt vastgesteld [. . .] verbindend [. . .] voor al degenen die op de betrokken markt aan het economisch verkeer deelnemen [. . .] er uiteraard toe de mededinging op die markt te vervalsen" - arrest van 30 januari 1985, in zaak 123/83 (BNIC/Clair) (1).
  • 4) 
    Merkbare ongunstige beïnvloeding van de handel tussen Lid-Staten
  • (40) 
    Uit artikel 49 van het Coapi-reglement volgt dat de door de leden van Coapi toegepaste minimumtarieven betrekking hebben op twee categorieën diensten: enerzijds diensten ten behoeve van buitenlandse cliënten en anderzijds diensten ten behoeve van cliënten die in Spanje zijn gevestigd. De diensten in laatstgenoemde categorie betreffen zowel aanvragen tot verwerving van rechten van industriële eigendom in Spanje als aanvragen die betrekking hebben op het verkrijgen van dergelijke rechten in het buitenland. In dit verband dient te worden opgemerkt dat een aanvraag van een Spaanse ingezetene tot verwerving van een recht in Spanje normalerwijze gepaard gaat met een aanvraag van dezelfde cliënt tot verwerving van een recht in het buitenland. Indien de cliënt bij voorbeeld het alleenrecht wil verwerven op het gebruik van een merk (dat in Spanje beschermd is) in de Lid-Staten, waarnaar de van het desbetreffende merk voorziene produkten worden uitgevoerd, moet hij het in elk van deze landen laten registreren. Hij zal derhalve aan een API verzoeken dit te doen of om een aanvraag voor een internationaal merk bij het Internationale Bureau voor de Intellectuele Eigendom in Genève in te dienen, in het kader van de Overeenkomst van Madrid.

Dit heeft tot gevolg dat het systeem van in het kader van de Coapi overeengekomen minimumtarieven ten minste twee typen grensoverschrijdende diensten betreft: die welke in het buitenland gevestigde cliënten in staat stellen een recht in Spanje te verwerven en die welke Spaanse cliënten in staat stellen een recht in het buitenland te verwerven. In zoverre kan bedoeld systeem de handel tussen de Lid-Staten ongunstig beïnvloeden in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag.

Zo heeft het Hof in zijn arrest van 19 april 1988 in zaak 27/87, (Erauw/La Hesbignonne) (1) uitgesproken dat een overeenkomst slechts onder het verbod van artikel 85 valt indien zij de handel tussen de Lid-Staten merkbaar ongunstig beïnvloedt. In dit opzicht is het steeds zo dat in het onderhavige geval de tarieven het grootste deel van de betrokken handel beïnvloeden. Deze tarieven betreffen in de eerste plaats alle aanvragen van in het buitenland gevestigde cliënten. Deze handel is dus gemonopoliseerd door de leden van de Coapi. Ten aanzien van de handel die aan concurrentie onderhevig is (te weten de aanvragen van Spaanse cliënten tot verwerving van rechten in het buitenland) nemen de leden van de Coapi noodzakelijkerwijs een dominerende positie in. Dit houdt verband met het feit dat zij in tegenstelling tot hun Spaanse concurrenten op dit gebied zijn gespecialiseerd. Door hun lidmaatschap van de Coapi voldoen zij aan bepaalde voorwaarden inzake beroepsbekwaamheid. Daardoor hebben zij voor de cliënten een kwaliteitsimago, waardoor zij het merendeel van de betrokken aanvragen naar zich toe kunnen trekken. Ten aanzien van buitenlandse concurrenten zal een Spaanse cliënt meestal de voorkeur geven aan een Spaanse API om zowel taalkundige als praktische redenen.

  • 5) 
    Artikel 85, lid 3
  • (41) 
    In het onderhavige geval zijn de betrokken ondernemingen allen in één enkele Lid-Staat gevestigd. Echter, de desbetreffende overeenkomsten of besluiten betreffen ook "de invoer" en "de uitvoer" van diensten tussen Lid-Staten. Zij vallen dus niet onder het bepaalde in artikel 4, lid 2, eerste alinea van Verordening nr. 17. Zonder aanmelding is er geen reden om na te gaan of de afspraak al dan niet aan de vier in artikel 85, lid 3, van het Verdrag genoemde voorwaarden voor een ontheffing voldoet.

Echter ook echter indien wel een aanmelding zou hebben plaatsgevonden, is het uitgesloten dat de bepalingen van het Coapi-reglement inzake de vaststelling van tarieven alsmede de besluiten van de Coapi inzake de toepassing van deze bepalingen aan de vier ontheffingsvoorwaarden zouden kunnen voldoen.

Uit de door de Commissie in haar besluiten gevolgde gedragslijn, die overigens bevestigd is door het Hof van Justitie, blijkt duidelijk dat de collectieve vaststelling van minimumprijzen beschouwd wordt als een ernstige inbreuk op de concurrentieregels van het Verdrag en derhalve niet in aanmerking kan komen voor de in artikel 85, lid 3, bedoelde ontheffing.

Ook indien men aanneemt dat de collectieve vaststelling van minimumprijzen tot het verzekeren van een hoge kwaliteit van de diensten strekt, vormt zulks in het onderhavige geval geen geschikt middel.

Enerzijds zou niet worden belet dat ongestraft diensten van slechte kwaliteit worden geleverd voor prijzen die hoger zijn dan de minima (zie in dezelfde zin de Beschikking 82/896/EEG (UGAL/BNIC) van de Commisie (2).

Anderzijds wordt de kwaliteit van diensten van de API's reeds in hoge mate gewaarborgd door de voorwaarden voor toegang tot het beroep, door het aan hen toegekende uitsluitende recht deze activiteiten uit te oefenen en door het hoge niveau van de morele waarden dat van vrije beroepsbeoefenaren wordt gevergd.

  • (42) 
    Voorts heeft het Hof van Justitie in zijn arrest van 17 januari 1984 in gevoegde zaken 43 en 63/82 (VBBB/VBVB) (1), bevestigd dat ook indien men aanneemt dat de collectieve vaststelling van minimumprijzen een waarborg zou vormen tegen welke deloyale gedragingen dan ook, dit niet voldoende reden kan zijn om een gehele markt aan de toepassing van de concurrentieregels van het Verdrag te onttrekken.

Het feit dat de Coapi wettelijk verplicht is rekening te houden met de rechten van particulieren bij de uitoefening van de taken die haar bij de wet zijn opgedragen (zie overweging 6: artikel 5, onder i), van Wet nr. 2/1974), is evenmin voldoende om te concluderen dat aan de vier ontheffingsvoorwaarden van artikel 85, lid 3, van het Verdrag is voldaan. Het desbetreffende artikel bevat immers geen specifieke regeling van de honoraria. Deze worden bedoeld in artikel 5, onder ñ), van diezelfde wet. Deze bepaling laat de beroepsorganisaties volledig vrij bij het vaststellen van minimumhonoraria zoals het die organisaties goeddunkt. De Coapi heeft overigens verklaard dat haar tarieven op een aantal economische factoren zijn gebaseerd (zie overweging 20).

  • (43) 
    De betrokken beperkingen beletten de gebruikers voordelen te behalen door deze diensten af te nemen tegen lagere prijzen die betere beroepsbeoefenaren zouden kunnen toepassen en ontmoedigen de API's te streven naar een andere wijze van uitoefening van hun beroep die hen in staat zouden stellen hun kosten te verlagen. Zij verschaffen dus geen billijk voordeel aan de gebruikers, verbeteren niet de distributie van de diensten en strekken evenmin tot bevordering van de economische of technische vooruitgang.
  • B. 
    De nationale rechtsregels zijn niet van invloed op de toepassing van concurrentieregels van het Verdrag
  • (44) 
    De Coapi kan haar verantwoordelijkheid niet uitsluiten op grond van het feit dat de betrokken gedragingen voortvloeien uit de bepalingen van Wet nr. 2/1974 van 13 februari 1974, gewijzigd bij Wet nr. 74/1978 van 26 december 1978.

De enige wettelijke verplichting die aan de Coapi is opgelegd, is het vaststellen van een reglement van orde (zie overweging 8). Artikel 5, onder ñ), van Wet nr. 2/1974, waarin nader is bepaald dat het aan de beroepsorganisaties toekomt "de minimumhonoraria van de beroepsgroepen te regelen", vormt geen verplichting zulks te doen.

  • (45) 
    Deze wet stelt niet zelf de tarieven vast en evenmin de criteria voor de vaststelling ervan en laat de beroepsorganisaties de verantwoordelijkheid om zulks te doen.

De prijsconcurrentie wordt niet door de wet zelf beperkt maar is het gevolg van de bij de wet toegestane gedragingen van particuliere ondernemers in het kader van hun beroepsorganisatie. Deze gedragingen maken geen deel uit van de uitoefening van overheidsbevoegdheden.

  • (46) 
    Het feit dat particulieren zich wegens besluiten van de Coapi tot de administratieve rechter kunnen wenden, neemt niet weg dat het besluiten van ondernemersverenigingen zijn.

Het Hof deed in zijn arrest van 30 januari 1985 in zaak 123/83 (BNIC/Clair) (2), de volgende uitspraak: "volgens zijn eigen bewoordingen is artikel 85 van toepassing op overeenkomsten tussen ondernemingen en besluiten van ondernemersverenigingen. [. . .] het juridisch kader waarin dergelijke overeenkomsten worden gesloten en dergelijke besluiten worden vastgesteld, alsmede de juridische kwalificatie, die in de verschillende nationale rechtsordes aan dit kader worden gegeven, [zijn] niet van invloed op de toepasselijkheid van de communautaire mededingingsregels en inzonderheid van artikel 85 van het EEG-Verdrag.". Tegen de beslissingen genomen door het BNIC moest namelijk worden opgekomen voor de administratieve, niet voor de gewone rechtbanken (zie voornoemd arrest, gedeelte "De feiten", punt 2.1.2., Jurispr. blz. 408).

Overigens heeft het "Tribunal de Defensa de la Competencia" (TDC) in twee eerder genoemde besluiten onderstreept (zie voetnoot (1) bij overweging 31) dat voor bepaalde handelingen van beroepsorganisaties de administratieve rechter bevoegd is te oordelen. Dit niet zozeer omdat het bestuurshandelingen zouden betreffen, maar gezien het feit dat deze rechter beter toegerust is om de onderwerpen die betrekking hebben op de delegatie van overheidsbevoegdheden te begrijpen. De TDC voegt hier nog aan toe dat de beslissing om dergelijke handelingen ter kennis van de administratieve rechter te brengen, een loutere handeling van juridische doelmatigheid is en dat men uit deze toewijzing niet moet afleiden dat de handelingen van de "colegios" bestuurshandelingen zijn.

  • (47) 
    Ten overvloede heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in zijn arrest van 16 november 1977 in de zaak 13/77 (INNO/ATAB) (3) verklaard dat, tenzij elk nuttig effect aan de artikelen 85 en volgende wordt ontnomen, de ondernemingen niet kunnen ontkomen aan de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag uitsluitend op grond van het feit dat hun gedrag mogelijk is gemaakt door de overheid.
  • (48) 
    Ook indien men aanneemt dat de Staat ter zake verantwoordelijk zou zijn, zou dat hoogstens kunnen worden aangemerkt als een verzachtende omstandigheid ten aanzien van de verantwoordelijkheid van de Coapi bij de vaststelling van het niveau van een boete. Een en ander kan niet de toepassing van de concurrentieregels jegens de Coapi uitsluiten (zie in dezelfde zin het standpunt van de Commissie in zaak 41/83, (arrest van 20 maart 1985 Italië/Commissie)) (1). Wanneer immers de Staat aan een ondernemersvereniging de bevoegdheid delegeert de door haar leden toe te passen prijzen vast te stellen en daardoor een inbreuk pleegt op artikel 3, onder g), artikel 5, tweede alinea, en artikel 85 van het Verdrag, is de uitoefening van deze bevoegdheid door die vereniging niet aan de toepassing van artikel 85 van het Verdrag onttrokken.
  • C. 
    Artikel 3, lid 1, van Verordening nr. 17
  • (49) 
    In artikel 3, lid 1, van Verordening nr. 17 is bepaald dat de Commissie, indien zij op verzoek of ambtshalve een inbreuk op artikel 85, lid 1, vaststelt, zij de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen bij beschikking kan verplichten aan de vastgestelde inbreuk een einde te maken.

De Coapi heeft geen einde gemaakt aan de vastgestelde inbreuken, omdat zij volhoudt dat haar besluiten met betrekking tot de vaststelling van minimumtarieven voor de honoraria niet in strijd met artikel 85, lid 1, van het Verdrag kunnen worden verklaard, daar de Coapi een publiekrechtelijke organisatie is en haar bij nationale wet bevoegdheden zijn toegekend. Onder deze omstandigheden is de Commissie van oordeel dat zij moet gelasten de gemaakte inbreuken te beëindigen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Inbreuken op artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag vormen:

  • a) 
    de artikelen 48 en 49 van het reglement van de "Colegio Oficial de Agentes de la Propiedad Industrial", hierna Coapi genoemd,
  • b) 
    de besluiten van de Coapi die sedert 1987 zijn genomen aangaande de jaarlijkse vaststelling van minimumtarieven voor in Spanje woonachtige cliënten, voor zover deze betrekking hebben op diensten met betrekking tot aanvragen voor het verkrijgen of vernieuwen van industriële eigendomsrechten in het buitenland alsmede de minimumtarieven voor in het buitenland woonachtige cliënten.

Artikel 2

De Coapi moet alle nodige maatregelen nemen om onverwijld aan de in artikel 1 omschreven inbreuken een einde te maken, en zich in de toekomst onthouden van het nemen van maatregelen die hetzelfde doel of dezelfde werking hebben.

Artikel 3

De Coapi moet schriftelijk haar leden in kennis stellen van de inhoud van deze beschikking en van het feit dat aan de in artikel 1 genoemde inbreuken een einde is gemaakt, met vermelding van de praktische consequenties, die daaruit voortvloeien en met name met vermelding van de vrijheid voor elk lid zelf zijn tarieven vast te stellen.

De Coapi dient binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking aan de Commissie mededeling te doen van de aan de leden overeenkomstig de eerste alinea toegezonden inkennisstelling.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot:

Colegio Oficial de Agentes de la Propiedad Industrial (Coapi),

c/Montera nr. 13,

E-28013 Madrid.

Gedaan te Brussel, 30 januari 1995.

Voor de Commissie Karel VAN MIERT Lid van de Commissie

  • (1) 
    Het gaat om diensten die een relatie met het OEPM vereisen.

(*) Zakengeheim (1) Het "Tribunal de Defensa de la Competencia" (TDC) heeft evenwel verklaart (besluiten van 20 november 1992 en 30 december 1993) dat de "colegios profesionales" geen publiekrechtelijke lichamen zijn en dat de handelingen ervan geen bestuurshandelingen zijn. Het TDC is van oordeel van de "colegios profesionales" sectorale beroepsorgansaties zijn op een strikt particuliere grondslag en voegt daaraan toe dat dit oordeel constant is in zowel de rechtspraak van het "Tribunal Constitucional" (het Constitutionele Hof) als in die van het "Tribunal Supremo".

  • (1) 
    PB nr. L 19 van 24. 1. 1989, blz. 16.
  • (2) 
    Jurisprudentie 1991, blz. I-1979, r.o. 21.
  • (1) 
    Jurisprudentie 1985, blz. 391, r.o. 22.
  • (1) 
    Jurisprudentie 1988, blz. 1919, r.o. 17.
  • (2) 
    PB nr. L 379 van 31. 12. 1982, blz. 1.
  • (1) 
    Jurisprudentie 1984, blz. 19, r.o. 37.
  • (2) 
    Jurisprudentie 1985, blz. 391, r.o. 17.
  • (3) 
    Jurisprudentie 1977, blz. 2115, r.o. 30 tot en met 34.
  • (1) 
    Jurisprudentie 1985, blz. 880, r.o. 17.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.