Verordening 1998/11 - Wijziging van Verordening (EEG) nr. 684/92 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31998R0011

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31998R0011

Verordening (EG) nr. 11/98 van de Raad van 11 december 1997 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 684/92 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen

Publicatieblad Nr. L 004 van 08/01/1998 blz. 0001 - 0009

VERORDENING (EG) Nr. 11/98 VAN DE RAAD van 11 december 1997 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 684/92 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Overeenkomstig de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3),

  • (1) 
    Overwegende dat de totstandbrenging van een gemeenschappelijk vervoerbeleid blijkens artikel 75, lid 1, onder a), van het Verdrag met name ook de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor het internationale vervoer van personen over de weg omvat;
  • (2) 
    Overwegende dat zulke regels vervat zijn in Verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad van 16 maart 1992 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (4);
  • (3) 
    Overwegende dat in artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 684/92 bepaald is dat de Commissie vóór 1 juli 1995 aan de Raad verslag uitbrengt over de toepassing van die verordening en dat de Raad vóór 1 januari 1997 op voorstel van de Commissie een regeling aanneemt om de procedures te vereenvoudigen en, naar gelang van de conclusies van het verslag, de vergunningen af te schaffen;
  • (4) 
    Overwegende dat het wenselijk is de omschrijving van de diverse vormen van internationaal vervoer met touringcars en autobussen te vereenvoudigen en te verbeteren; dat die vervoersdiensten kunnen worden ingedeeld in geregeld vervoer, bijzondere vormen van geregeld vervoer en ongeregeld vervoer; dat het begrip pendelvervoer derhalve kan worden geschrapt;
  • (5) 
    Overwegende dat moet worden voorzien in een regeling voor toegang tot de markt waarbij geen vergunning is vereist voor enige vorm van ongeregeld vervoer, bijzondere vormen van geregeld vervoer of enige vorm van vervoer voor eigen rekening;
  • (6) 
    Overwegende dat het vergunningenstelsel voor het geregelde vervoer moet worden gehandhaafd, doch in de exploitatievoorwaarden voor die diensten een zekere flexibiliteit moet worden gebracht;
  • (7) 
    Overwegende dat de voorrang die bij het instellen van touringcar- of autobusdiensten momenteel aan het vervoer per spoor wordt verleend na een zekere tijd moet worden afgeschaft om de concurrentie tussen de diverse vervoermiddelen in stand te houden;
  • (8) 
    Overwegende dat het verrichten van alle vormen van internationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden ter vergemakkelijking van de controle op het vervoer moet worden onderworpen aan een communautaire vergunning, opgesteld volgens een geharmoniseerd model, die via een snelle, doelmatige administratieve procedure wordt afgegeven;
  • (9) 
    Overwegende dat bepaalde termijnen in de procedure voor de afgifte van vergunningen dienen te worden verlengd;
  • (10) 
    Overwegende dat de lidstaten de nodige maatregelen dienen te treffen voor de uitvoering van deze verordening, met name wat de sancties betreft, die doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn;
  • (11) 
    Overwegende dat moet worden bepaald dat de Commissie wordt bijgestaan door een raadgevend comité voor de aanneming van bepalingen ter uitvoering van de verordening betreffende de vervoersdocumenten;
  • (12) 
    Overwegende dat er een passende termijn moet worden gekozen voor de invoering van de communautaire vergunning;
  • (13) 
    Overwegende dat op de toepassing van deze verordening moet worden toegezien aan de hand van een door de Commissie in te dienen verslag,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 684/92 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
  • in punt 1.1 wordt de volgende alinea toegevoegd: "Een aanpassing van de exploitatievoorwaarden voor het vervoer doet niet af aan het geregelde karakter van het vervoer.";
  • littera d) van punt 1.2 wordt geschrapt;
  • in punt 1.3 worden de woorden "het inzetten van extra voertuigen en de verhoging van de frequentie" geschrapt;
  • punt 2 wordt geschrapt;
  • punt 3.1 wordt vervangen door de volgende tekst:

"3.1. Ongeregeld vervoer is vervoer dat niet aan de definitie van geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het transport van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van een opdrachtgever of van de vervoerder zelf.

Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer dat vergelijkbaar is met het bestaande geregelde vervoer en op dezelfde cliëntèle is gericht, is een vergunning vereist die wordt verkregen via de procedure van afdeling II.";

  • punt 3.2 wordt geschrapt;
  • in punt 3.4, lid 2, worden de woorden "na raadpleging van de lidstaten" vervangen door "volgens de procedure van artikel 16 bis";
  • punt 4 wordt als volgt gelezen:

"4. Vervoer voor eigen rekening

Vervoer voor eigen rekening is het vervoer dat voor niet-lucratieve en niet-commerciële doeleinden, met name door een natuurlijke of rechtspersoon wordt verricht, mits:

  • de vervoersactiviteit voor die natuurlijke of rechtspersoon slechts een bijkomende activiteit vormt,
  • de gebruikte voertuigen eigendom van die natuurlijke of rechtspersoon zijn of door haar op afbetaling zijn aangekocht of daarvoor een leasingovereenkomst op lange termijn is afgesloten en mits zij door een personeelslid van de natuurlijke of rechtspersoon of door de natuurlijke persoon zelf worden bestuurd.";
  • 2. 
    in artikel 3, lid 1, wordt het eerste streepje door de volgende tekst vervangen:

"- in de staat van vestiging gemachtigd is tot het verrichten van vervoer met touringcars en met autobussen, meer bepaald geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, of van ongeregeld vervoer,";

  • 3. 
    het volgende artikel wordt toegevoegd:

"Artikel 3 bis

Communautaire vergunning

  • 1. 
    Met het oog op het verrichten van internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen dient elke vervoerder die voldoet aan de in artikel 3, lid 1, vastgestelde criteria, te beschikken over een communautaire vergunning die door de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging wordt afgegeven en die beantwoordt aan het in de bijlage van deze verordening weergegeven model.
  • 2. 
    De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging verstrekken de houder het origineel van de communautaire vergunning, die door de vervoerder wordt bewaard, alsmede evenveel gewaarmerkte afschriften als er voertuigen zijn die voor het internationaal vervoer van personen worden gebruikt en waarover de houder van de communautaire vergunning hetzij in volle eigendom, hetzij anderszins, met name in het kader van een afbetalingsovereenkomst, een huurovereenkomst of een leasing-overeenkomst, beschikt.
  • 3. 
    De communautaire vergunning wordt opgesteld op naam van de vervoerder. Zij kan door hem niet aan derden worden overgedragen. Een gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning dient in ieder voertuig te worden bewaard en moet op verzoek van iedere met de controle belaste persoon worden overgelegd.
  • 4. 
    De communautaire vergunning wordt afgegeven voor een periode van vijf jaar en is hernieuwbaar.
  • 5. 
    De communautaire vergunning vervangt het door de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging afgegeven document dat het bewijs vormt dat de vervoerder tot de markt voor het internationaal vervoer van personen over de weg is toegelaten.
  • 6. 
    Wanneer een aanvraag voor een vergunning wordt ingediend en vervolgens ten minste om de vijf jaar vergewissen de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging zich ervan dat de vervoerder voldoet c.q. nog steeds voldoet aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde voorwaarden.
  • 7. 
    Wanneer de in artikel 3, lid 1, bedoelde voorwaarden niet zijn vervuld, weigeren de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging bij een met redenen omkleed besluit de afgifte of de hernieuwing van de communautaire vergunning.
  • 8. 
    De lidstaten zien erop toe dat de aanvrager of de houder van een communautaire vergunning tegen de beslissing tot weigering of intrekking van deze vergunning door de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging in beroep kan gaan.
  • 9. 
    Uiterlijk op 31 januari van ieder jaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van het aantal vervoerders dat op 31 december van het voorbije jaar houder was van een communautaire vergunning, alsmede van het aantal gewaarmerkte afschriften, overeenstemmend met het aantal op die datum in bedrijf zijnde voertuigen.
  • 10. 
    De lidstaten kunnen bepalen dat de communautaire vergunning ook geldig is voor het verrichten van nationaal vervoer.";
  • 4. 
    artikel 4 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 4

Toegang tot de markt

  • 1. 
    Voor ongeregeld vervoer als omschreven in artikel 2, punt 3.1, is geen vergunning vereist.
  • 2. 
    Voor de bijzondere vorm van geregeld vervoer als omschreven in artikel 2, punt 1.2, is geen enkele vergunning vereist, mits met betrekking daartoe tussen de organisator en de vervoerder een overeenkomst is gesloten.
  • 3. 
    Voor lege ritten van voertuigen in verband met het vervoer als bedoeld in de leden 1 en 2 is evenmin een vergunning vereist.
  • 4. 
    Geregeld vervoer als omschreven in artikel 2, punt 1.1, eerste alinea, alsook de bijzondere vorm van geregeld vervoer waarvoor tussen de organisator en de vervoerder geen overeenkomst is gesloten, is aan vergunning onderworpen overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10.
  • 5. 
    De regeling voor het vervoer voor eigen rekening wordt vastgesteld in artikel 13.";
  • 5. 
    de titel van afdeling II wordt vervangen door de titel "AAN VERGUNNING ONDERWORPEN GEREGELD VERVOER";
  • 6. 
    artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
  • lid 1, tweede alinea, eerste zin, wordt vervangen door: "In het geval van een associatie van ondernemingen voor de exploitatie van geregeld vervoer wordt de vergunning gesteld op naam van alle ondernemingen.";
  • lid 2, eerste zin, wordt vervangen door:

"2. De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt maximaal vijf jaar.";

  • lid 3, onder d), wordt vervangen door: "de stopplaatsen en de dienstregeling";
  • in lid 4 worden de woorden "na raadpleging van de lidstaten" vervangen door "volgens de procedure van artikel 16 bis";
  • lid 5 wordt vervangen door:

"5. De vergunningen geven de houder(s) het recht om in alle lidstaten over het grondgebied waarvan de reisweg loopt, geregeld vervoer te verrichten.";

  • het volgende lid wordt toegevoegd:

"6. De exploitant van geregeld vervoer mag extra voertuigen gebruiken om het hoofd te bieden aan tijdelijke en uitzonderlijke omstandigheden.

In dat geval moet de vervoerder ervoor zorgen dat de volgende documenten zich in het voertuig bevinden:

  • een afschrift van de vergunning voor geregeld vervoer,
  • een afschrift van de overeenkomst tussen de exploitant van het geregeld vervoer en het bedrijf dat de extra voertuigen ter beschikking stelt, of een daarmee gelijkwaardig document,
  • een gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning die aan de exploitant van het geregeld vervoer is afgeleverd.";
  • 7. 
    artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
  • lid 1 wordt als volgt gelezen:

"1. De vergunningsaanvragen voor geregeld vervoer worden ingediend bij de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan het punt van vertrek is gelegen, hierna "instantie van afgifte" te noemen. Onder "punt van vertrek" wordt één van de eindpunten van het vervoer verstaan.";

  • in lid 2 worden de woorden "na raadpleging van de lidstaten" vervangen door "volgens de procedure van artikel 16 bis";
  • lid 3 wordt als volgt gelezen:

"3. De aanvrager van de vergunning verstrekt aan de instantie van afgifte alle aanvullende inlichtingen die hij dienstig acht of die hem door de instantie van afgifte worden gevraagd en met name een rijschema aan de hand waarvan de toepassing van de communautaire regelgeving inzake rij- en rusttijden, kan worden gecontroleerd, alsmede een afschrift van de communautaire vergunning voor het internationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden als bedoeld in artikel 3 bis.";

  • 8. 
    artikel 7 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 7

Vergunningsprocedure

  • 1. 
    De vergunning wordt afgegeven met instemming van de bevoegde instanties van alle lidstaten op het grondgebied waarvan reizigers worden opgenomen of afgezet. De instantie van afgifte doet hun, alsmede de bevoegde instanties van de lidstaten over het grondgebied waarvan gereisd wordt zonder dat reizigers worden opgenomen of afgezet, samen met haar beoordeling een kopie van de aanvraag en van alle andere dienstige documenten toekomen.
  • 2. 
    De bevoegde instanties van de lidstaten waaraan om instemming is gevraagd, geven de instantie van afgifte binnen twee maanden uitsluitsel. Deze termijn gaat in op de datum waarop het verzoek om advies is ontvangen, die wordt vermeld in de ontvangstbevestiging. Indien de instantie van afgifte binnen deze termijn geen antwoord heeft ontvangen, worden de geraadpleegde instanties geacht hun instemming te hebben gegeven en verleent de instantie van afgifte de vergunning.

De instanties van de lidstaten over het grondgebied waarvan gereisd wordt zonder dat reizigers worden opgenomen of afgezet, kunnen binnen de in de eerste alinea gestelde termijn hun opmerkingen kenbaar maken aan de instantie van afgifte.

  • 3. 
    Onverminderd de leden 7 en 8 neemt de instantie van afgifte een besluit binnen vier maanden na de datum van indiening van de vergunningaanvraag door de vervoerder.
  • 4. 
    De vergunning wordt verleend tenzij:
  • a) 
    de aanvrager niet in staat is het vervoer waarvoor hij een aanvraag heeft ingediend, te verrichten met het materieel waarover hij rechtstreeks beschikt;
  • b) 
    de aanvrager in het verleden niet heeft voldaan aan de nationale of internationale regels inzake het wegvervoer, meer bepaald aan de voorwaarden en vereisten betreffende de vergunningen voor internationaal personenvervoer over de weg, of ernstige inbreuken heeft gepleegd op de reglementering inzake de verkeersveiligheid, onder meer ten aanzien van de normen voor de voertuigen en de rij- en rusttijden van de bestuurders;
  • c) 
    in het geval van een aanvraag voor verlenging van de vergunning, de voorwaarden voor de vergunning niet zijn vervuld;
  • d) 
    wordt vastgesteld dat het vervoer waarop de aanvraag betrekking heeft, het bestaan van geregelde diensten waarvoor reeds een vergunning is verleend rechtstreeks bedreigt, uitgezonderd in het geval dat het geregeld vervoer in kwestie door slechts één vervoerder op groep vervoeders wordt geëxploiteerd;
  • e) 
    blijkt dat de exploitatie van het vervoer waarop de aanvraag betrekking heeft, uitsluitend gericht is op de meest winstgevende van de bestaande vervoerdiensten op de betrokken verbindingen;
  • f) 
    een lidstaat, op basis van een grondig onderzoek, besluit dat dat vervoer de levensvatbaarheid van een vergelijkbaar vervoer per spoor op de betrokken directe baanvakken ernstig in het gedrang kan brengen. Alle in toepassing van deze bepaling genomen besluiten, alsmede hun rechtvaardiging, worden ter kennis van de betrokken vervoerders gebracht.

Vanaf 1 januari 2000, in de gevallen waarin een internationale vervoersdienst van personen met touringcars en met autobussen de levensvatbaarheid van een vergelijkbare vervoersdienst per spoor op de betrokken directe baanvakken ernstig in het gedrang brengt, kan een lidstaat, met instemming van de Commissie, de vergunning voor internationaal vervoer met touringcars en autobussen schorsen of intrekken nadat de vervoeder met 6 maanden is opgezegd.

Het feit dat een vervoerder lagere prijzen biedt dan andere ondernemingen voor vervoer over de weg, of dat de verbinding in kwestie reeds door andere ondernemingen voor vervoer over de weg wordt geëxploiteerd, kan op zich geen rechtvaardiging vormen voor afwijzing van de aanvraag.

  • 5. 
    Slechts op met deze verordening verenigbare gronden mogen de instantie van afgifte en de bevoegde instanties van alle lidstaten die bij de procedure ter verlening van de in lid 1 bedoelde instemming betrokken zijn de aanvraag afwijzen.
  • 6. 
    Indien geen instemming kan worden bereikt als bedoeld in lid 1, kan de zaak binnen vijf maanden, te rekenen vanaf de dag waarop de vergunningaanvraag door de vervoerder is ingediend, bij de Commissie aanhangig worden gemaakt.
  • 7. 
    De Commissie geeft na raadpleging van de betrokken lidstaten binnen tien weken een beschikking, die dertig dagen na kennisgeving aan de betrokken lidstaten van toepassing wordt.
  • 8. 
    De beschikking van de Commissie blijft van toepassing totdat tussen de betrokken lidstaten overeenstemming is bereikt.
  • 9. 
    Nadat de in dit artikel vastgestelde procedure is afgewikkeld, stelt de instantie van afgifte alle in lid 1 bedoelde instanties van haar beschikking in kennis en doet hun in voorkomend geval een kopie van de vergunning toekomen; de bevoegde instanties van de transitolanden kunnen van deze informatie afzien.";
  • 9. 
    in artikel 8, lid 3, tweede alinea, wordt na de woorden "zoals aanpassing van" ingevoegd: "de frequenties,";
  • 10. 
    in artikel 9 wordt lid 4 geschrapt;
  • 11. 
    de titel van afdeling III wordt vervangen door de titel: "ONGEREGELD VERVOER EN ANDER VERVOER WAARVOOR GEEN VERGUNNING WORDT GEËIST";
  • 12. 
    artikel 11 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 11

Reisblad

  • 1. 
    Bij het in artikel 4, lid 1, bedoelde vervoer is een reisblad vereist.
  • 2. 
    Vervoerders die ongeregeld vervoer verrichten, moeten het reisblad vóór elke reis invullen.
  • 3. 
    Op het reisblad dienen ten minste de volgende gegevens te worden vermeld:
  • a) 
    het soort vervoer;
  • b) 
    de belangrijkste reisweg;
  • c) 
    de betrokken vervoerder(s).
  • 4. 
    Reisbladboekjes worden afgegeven door de bevoegde instanties van de lidstaat waarin de vervoerder is gevestigd of door de door hen aangewezen organen.
  • 5. 
    De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 16 bis het model van het reisblad en de wijze van gebruik daarvan vast.";
  • 13. 
    in artikel 12, lid 1, worden de woorden "en van internationaal pendelvervoer met logies" geschrapt;
  • 14. 
    in artikel 13
  • wordt lid 2 geschrapt, en
  • worden, in lid 3, de woorden "na raadpleging van de lidstaten" vervangen door "volgens de procedure van artikel 16 bis";
  • 15. 
    artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
  • in lid 1, aanhef, worden de woorden: "of die gebruik maken van pendelvervoer" geschrapt;
  • in lid 1, laatste streepje, wordt de zinsnede; "voor reizigers die het logies hebben betaald, de totale prijs van de reis, met inbegrip van logies en aanduiding van het logement" geschrapt;
  • 16. 
    artikel 16 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 16

Sancties en onderlinge bijstand

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging van de vervoerder trekken de in artikel 3 bis bedoelde communautaire vergunning in, wanneer de houder:
  • de voorwaarden van artikel 3, lid 1, niet meer vervult,
  • onjuiste informatie heeft verstrekt in verband met de gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte van de communautaire vergunning.
  • 2. 
    De instantie van afgifte trekt een vergunning in, wanneer de houder niet meer voldoet aan de vereisten op grond waarvan deze is afgegeven, en met name wanneer de lidstaat waar de vervoerder is gevestigd, daarom verzoekt. Zij stelt de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat hiervan onmiddellijk in kennis.
  • 3. 
    In geval van ernstige inbreuk of van kleinere herhaalde inbreuken op de regelgeving inzake vervoer en verkeersveiligheid, met name wat betreft de normen voor de voertuigen, de rij- en rusttijden van de bestuurders en het zonder vergunning verrichten van parallel of tijdelijk vervoer als bedoeld in artikel 2, punt 1.3, kunnen de bevoegde instanties van de lidstaat waar de vervoerder die de inbreuk heeft gemaakt is gevestigd, met name overgaan tot intrekking van de communautaire vergunning of tot tijdelijke en/of gedeeltelijke intrekking van de gewaarmerkte afschriften van de communautaire vergunning.

Deze sancties worden bepaald naar gelang van de ernst van de inbreuk die de houder van de communautaire vergunning heeft gemaakt en naar gelang van het totaal aantal gewaarmerkte afschriften waarover hij voor zijn internationaal verkeer beschikt.

  • 4. 
    De bevoegde instanties van de lidstaten verbieden op hun grondgebied een vervoerder internationaal personenvervoer in het kader van deze verordening te verrichten, indien hij herhaaldelijk ernstige inbreuken heeft gemaakt op de reglementering inzake de verkeersveiligheid, onder andere ten aanzien van de normen voor de voertuigen en de rij- en rusttijden van de bestuurders. Zij stellen de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat hiervan onmiddellijk in kennis.
  • 5. 
    De lidstaten verstrekken elkaar op verzoek alle beschikbare gegevens over:
  • inbreuken die vervoerders van een andere lidstaat op hun grondgebied hebben gemaakt op de bepalingen van deze verordening en op de andere communautaire regels op het gebied van het internationaal personenvervoer met touringcars en met autobussen en de sancties die zij daarop hebben toegepast,
  • de sancties die aan hun eigen vervoerders werden opgelegd wegens op het grondgebied van een andere lidstaat gemaakte inbreuken.";
  • 17. 
    het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 16 bis

In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, wordt de Commissie bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 12/98 van de Raad van 11 december 1997 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot binnenlands personenvervoer over de weg in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn (*) ingestelde en door de vertegenwoordiger van de Commissie voorgezeten raadgevende comité.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

(*) PB nr. L 4 van 8.1.1998, blz. 10.";

  • 18. 
    in artikel 19 wordt de tweede alinea vervangen door de volgende tekst:

"De lidstaten nemen maatregelen die met name betrekking hebben op de middelen ter uitvoering van de controle, alsmede de regeling inzake de sancties die worden toegepast in geval van inbreuken op de bepalingen van deze verordening, en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de toepassing van die sancties te verzekeren. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening van de getroffen maatregelen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarop zo spoedig mogelijk mee. Zij zien erop toe dat al deze maatregelen zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats van de vervoerder ten uitvoer worden gelegd.";

  • 19. 
    de bijlage wordt vervangen door de bijlage in de bijlage van deze verordening.

Artikel 2

De lidstaten stellen vóór 11 december 1998, na raadpleging van de Commissie, de maatregelen vast die nodig zijn om deze verordening ten uitvoer te leggen en zij stellen de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 3

De Commissie brengt uiterlijk op 31 december 1999 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de resultaten van de toepassing van deze verordening.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing vanaf 11 december 1998, met uitzondering van artikel 1, punt 3, dat van toepassing is vanaf 11 juni 1999.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 december 1997.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • M. 
    DELVAUX-STEHRES
  • (1) 
    PB C 203 van 13. 7. 1996, blz. 11, en PB C 107 van 5. 4. 1997, blz. 3.
  • (2) 
    PB C 66 van 3. 3. 1997, blz. 23.
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 28 november 1996, (PB C 380 van 16. 12. 1996, blz. 40), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 14 april 1997 (PB C 164 van 30. 5. 1997, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 16 juli 1997 (PB C 286 van 22. 9. 1997, blz. 85).
  • (4) 
    PB L 74 van 20. 3. 1992, blz. 1.

BIJLAGE

"BIJLAGE

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

EUROPESE GEMEENSCHAP

(A)

(Stevig blauw papier - formaat DIN A4)

(Eerste blad van de vergunning)

(Tekst in (één van) de officiële taal (talen) van de lidstaat die de vergunning afgeeft)

Kenteken van de lidstaat (1) die de vergunning afgeeft

Benaming van de bevoegde autoriteit of instantieVERGUNNING Nr. . . .

voor het internationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden met

touringcars en autobussen

Aan de houder van deze vergunning (2) wordt toestemming verleend om op het grondgebied van de Gemeenschap internationaal personen- vervoer over de weg voor rekening van derden te verrichten overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad van 16 maart 1992, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 11/98, en overeenkomstig de algemene bepalingen van deze vergunning.

Bijzondere opmerkingen: Deze vergunning is geldig van tot Afgegeven te , (3)(1) (B) België, (DK) Denemarken, (D) Duitsland, (GR) Griekenland, (E) Spanje, (F) Frankrijk, (IRL) Ierland, (I) Italië, (L) Luxemburg, (NL) Nederland, (P) Portugal, (UK) Verenigd Koninkrijk, (FIN) Finland, (A) Oostenrijk, (S) Zweden.

  • (2) 
    Naam of firmanaam en volledig adres van de vervoerder.
  • (3) 
    Handtekening en stempel van de bevoegde autoriteit of instantie die de vergunning afgeeft.

>EIND VAN DE GRAFIEK>

Algemene bepalingen

  • 1. 
    Deze vergunning wordt afgegeven krachtens Verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad van 16 maart 1992 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 11/98.
  • 2. 
    Deze vergunning wordt afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging van de vervoerder voor rekening van derden:
  • die in de lidstaat van vestiging gemachtigd is vervoer met touringcars of met autobussen, meer bepaald geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, of ongeregeld vervoer te verrichten;
  • die voldoet aan de voorwaarden overeenkomstig de communautaire regelgeving inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal personenvervoer over de weg;
  • die voldoet aan de bepalingen inzake de verkeersveiligheid wat betreft de normen voor bestuurders en voor voertuigen.
  • 3. 
    Deze vergunning machtigt tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grondgebied van de Gemeenschap, van internationaal personenvervoer over de weg met touringcars en met autobussen voor rekening van derden:
  • waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst zijn gelegen in twee verschillende lidstaten, met of zonder doorvoer via één of meer lidstaten of derde landen,
  • van een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, met of zonder doorvoer via één of meer lidstaten of derde landen,
  • tussen derde landen met doorvoer via het grondgebied van één of meer lidstaten,

alsmede lege ritten in verband met dit vervoer overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 684/92.

In geval van vervoer vanuit een lidstaat naar een derde land en terug is Verordening (EEG) nr. 684/92 van toepassing voor het traject dat wordt afgelegd op het grondgebied van de lidstaat van opneming en afzetting, zodra de vereiste overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land is gesloten.

  • 4. 
    Deze vergunning is persoonlijk en mag niet aan een derde worden overgedragen.
  • 5. 
    Deze vergunning kan door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van afgifte worden ingetrokken, met name wanneer de vervoerder:
  • niet meer voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 684/92;
  • onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte of de verlenging van de vergunning;
  • een ernstige inbreuk of kleinere herhaalde inbreuken heeft gemaakt op de regelgeving inzake vervoer en verkeersveiligheid, met name wat betreft de normen voor de voertuigen, de rij- en rusttijden van de bestuurders en het zonder vergunning verrichten van parallel of tijdelijk vervoer als bedoeld in artikel 2, punt 1.3, van Verordening (EEG) nr. 684/92. De bevoegde instanties van de lidstaat waar de vervoerder die de inbreuk heeft gemaakt, is gevestigd, kunnen met name overgaan tot tijdelijke en/of gedeeltelijke intrekking van de gewaarmerkte afschriften van de communautaire vergunning.

Deze sancties worden bepaald naar gelang van de ernst van de inbreuk die de houder van de communautaire vergunning heeft gemaakt, en naar gelang van het totaal aantal gewaarmerkte afschriften waarover hij beschikt voor zijn internationaal verkeer.

  • 6. 
    Het origineel van de vergunning moet door de vervoerder worden bewaard. Een gewaarmerkt afschrift van de vergunning moet zich in het voertuig bevinden dat internationaal vervoer verricht.
  • 7. 
    Deze vergunning moet op verzoek van de met de controle belaste ambtenaren worden overgelegd.
  • 8. 
    De houder is verplicht op het grondgebied van elke lidstaat de aldaar geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, met name op het gebied van vervoer en verkeer, in acht te nemen.
  • 9. 
    Onder geregeld vervoer wordt verstaan het vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgestelde halteplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of afgezet. Geregeld vervoer is voor iedereen toegankelijk, ongeacht, in voorkomend geval, de verplichting om de reis te boeken.

Een aanpassing van de exploitatievoorwaarden voor het vervoer doet niet af aan het geregelde karakter van het vervoer.

Voor het verrichten van geregeld vervoer is een vergunning vereist.

Onder bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt verstaan het geregeld vervoer van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers, met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgestelde halteplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of afgezet.

De bijzondere vorm van geregeld vervoer omvat met name:

  • a) 
    vervoer van werknemers van en naar het werk;
  • b) 
    vervoer van scholieren en studenten van en naar hun onderwijsinstellingen;
  • c) 
    vervoer van militairen en hun gezinnen van en naar hun plaats van legering.

Aan het geregelde karakter van de bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat bij de organisatie van het vervoer rekening wordt gehouden met de wisselende behoeften van de gebruiker.

Voor het verrichten van de bijzondere vorm van geregeld vervoer is geen vergunning vereist mits dit geschiedt onder een overeenkomst tussen de organisator en de vervoersondernemer.

Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer met dezelfde cliënteel als bij het bestaande geregeld vervoer, is een vergunning vereist.

Onder ongeregeld vervoer wordt verstaan vervoer dat niet aan de definitie van geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het transport van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van een opdrachtgever of van de vervoersondernemer zelf. Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer dat vergelijkbaar is met het bestaande geregelde vervoer en op dezelfde cliëntèle is gericht, is een vergunning vereist die wordt verkregen via de procedure van afdeling II van Verordening (EEG) nr. 684/92. Dat dit vervoer met een zekere frequentie wordt verricht, doet niets aan zijn ongeregelde karakter af.

Voor ongeregeld vervoer is geen vergunning vereist."

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.