Verordening 2000/264 - Uitvoering van Verordening 2223/96 met betrekking tot kortetermijnstatistieken van de overheidsfinanciën - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EG) nr. 264/2000 van de Commissie van 3 februari 2000 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad met betrekking tot kortetermijnstatistieken van de overheidsfinanciën
Publicatieblad Nr. L 029 van 04/02/2000 blz. 0004 - 0006
VERORDENING (EG) Nr. 264/2000 VAN DE COMMISSIE
van 3 februari 2000
tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad met betrekking tot kortetermijnstatistieken van de overheidsfinanciën
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap(1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 448/98(2), en met name op artikel 3, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
-
(1)Ingevolge artikel 104, lid 2, van het Verdrag ziet de Commissie toe op de ontwikkeling van de begrotingssituatie.
-
(2)Volgens Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid(3) moet de procedure voor multilateraal toezicht van artikel 99, leden 3 en 4, van het Verdrag worden aangevuld met een regeling voor het vroegtijdig signaleren van afwijkingen, op grond waarvan de Raad een lidstaat er in een vroeg stadium op wijst dat de noodzakelijke corrigerende maatregelen moeten worden getroffen om te voorkomen dat een overheidstekort buitensporig wordt.
-
(3)In het op 18 januari 1999 goedgekeurde verslag van de Raad Economie/Financiën over de statistische behoeften in de Economische en Monetaire Unie werd speciaal gewezen op de behoefte aan gemeenschappelijke en geharmoniseerde kortetermijnstatistieken van de overheidsfinanciën van de lidstaten, en met name van die welke tot de Economische en Monetaire Unie behoren.
-
(4)De regels van de nationale rekeningen, en in het bijzonder de ESR 95 (Europees rekeningenstelsel 1995)-begrippen, worden beschouwd als instrumenten die ervoor zorgen dat de gegevens uit de lidstaten onderling vergelijkbaar en transparant zijn.
-
(5)De volledige reeks van kwartaalrekeningen voor de overheid in het kader van het ESR 95 moet stapsgewijs worden samengesteld. In 2000 moet worden begonnen met een eerste reeks elementen van de rekeningen van de overheid, die op basis van de ESR 95-begrippen beschikbaar zijn.
-
(6)Er moet voorrang worden gegeven aan elementen die de trend van de overheidsfinanciën betrouwbaar voorspellen en die regelmatig op tijd beschikbaar zijn.
-
(7)De eerste reeks elementen, namelijk belastingen, werkelijke sociale premies en sociale uitkeringen, zal vroegtijdige signalen bij mogelijke begrotingsgevaren geven en bruikbare informatie over cyclische ontwikkelingen in de economie opleveren.
-
(8)Het Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek (CMFB), opgericht bij Besluit 91/115/EEG van de Raad(4), gewijzigd bij Besluit 96/174/EG(5), is geraadpleegd.
-
(9)De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch programma (CSP), dat is opgericht bij Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad(6),
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Doel
Het doel van deze verordening is de vaststelling van de lijst en de belangrijkste kenmerken van de transactiecategorieën uit het ESR 95, waarover vanaf 2000 ieder kwartaal door alle lidstaten gegevens moeten worden ingediend, zodat een reeks gemeenschappelijke en geharmoniseerde kortetermijnstatistieken van de overheidsfinanciën beschikbaar komt.
Artikel 2
Categorieën waarvoor kwartaalgegevens moeten worden ingediend
Ieder kwartaal dienen de lidstaten bij de Commissie (Eurostat) gegevens in over de volgende categorieën van de middelen en bestedingen van de overheid, als gecodeerd in het ESR 95:
Aan de middelenzijde:
-
-Belastingen op productie en invoer (D.2)
-
-waarvan: Belasting over de toegevoegde waarde (D.211)
-
-Belastingen op inkomen, vermogen, enz. (D.5)
-
-Vermogensheffingen (D.91)
-
-Werkelijke sociale premies (D.611).
Aan de bestedingenzijde:
-
-Sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura) (D.62).
Artikel 3
Bronnen en methoden voor de berekening van kwartaalgegevens
Bij de berekening van de kwartaalgegevens voor de in artikel 2 genoemde categorieën worden de volgende regels in acht genomen:
-
1.De kwartaalgegevens zijn gebaseerd op directe informatie die beschikbaar is in basisbronnen, zoals rekeningen van de overheid of administratieve bronnen, en die voor iedere categorie ten minste 90 % van het bedrag voor die categorie uitmaken.
-
2.De directe informatie wordt aangevuld met, zo nodig, correcties in verband met de dekking en met correcties in verband met de gehanteerde begrippen, teneinde de kwartaalgegevens in overeenstemming te brengen met de begrippen uit het ESR 95.
-
3.De kwartaalgegevens en de dienovereenkomstige jaargegevens zijn met elkaar in overeenstemming.
Artikel 4
Tijdschema voor de indiening van de kwartaalgegevens
-
1.De kwartaalgegevens worden uiterlijk drie maanden na het eind van het kwartaal waarop ze betrekking hebben, aan de Commissie (Eurostat) geleverd.
-
2.Tegelijkertijd worden eventuele herziene kwartaalgegevens voor eerdere kwartalen ingediend.
-
3.De eerste keer dat kwartaalgegevens worden ingediend, hebben deze betrekking op het eerste kwartaal van 2000. Deze gegevens worden uiterlijk op 30 juni 2000 ingediend.
Artikel 5
Indiening van tijdreeksen
-
1.De lidstaten leveren de Commissie (Eurostat) voor de in artikel 2 genoemde categorieën kwartaalgegevens vanaf die voor het eerste kwartaal van 1991.
-
2.De historische gegevens worden samengesteld met behulp van de in artikel 3, punten 2 en 3, gespecificeerde bronnen en methoden.
-
3.De historische gegevens voor het eerste kwartaal van 1998 tot en met het vierde kwartaal van 1999 worden uiterlijk op 31 december 2000 bij de Commissie (Eurostat) ingediend.
-
4.De hsitorische gegevens voor het eerste kwartaal van 1991 tot en met het vierde kwartaal van 1997 worden uiterlijk op 30 juni 2002 bij de Commissie (Eurostat) ingediend.
Artikel 6
Overgangsbepalingen
-
1.De overgangsbepalingen hebben betrekking op de lidstaten die niet in staat zijn om vanaf 2000 kwartaalgegevens in te dienen volgens het tijdschema van artikel 4, lid 1, en op basis van de in artikel 3 gespecificeerde bronnen en methoden.
-
2.Deze lidstaten dienen bij de Commissie (Eurostat) hun "beste kwartaalschattingen" in volgens het tijdschema van artikel 4.
-
3.Tegelijkertijd geven zij aan welke stappen nog nodig zijn om te kunnen voldoen aan de vereisten van artikel 3 inzake de bronnen en methoden.
-
4.De periode gedurende welke de overgangsbepalingen van kracht zijn, overschrijdt het in de bijlage van deze verordening gespecificeerde tijdschema niet.
Artikel 7
Uitvoering van de verordening
-
1.De lidstaten geven de Commissie (Eurostat) uiterlijk in maart 2000 een beschrijving van de voor de berekening van de kwartaalgegevens gebruikte bronnen en methoden (initiële beschrijving).
-
2.De lidstaten geven de Commissie (Eurostat) in geval van herziening van de initiële beschrijving van de voor de berekening van de kwartaalgegevens gebruikte bronnen en methoden een herziene beschrijving wanneer zij de herziene gegevens meedelen.
-
3.Over de initiële beschrijving en de eventuele herziene versies is overeenstemming nodig tussen de betrokken lidstaat en de Commissie (Eurostat).
-
4.Op basis van de door de lidstaten verstrekte beschrijving(en) onderzoekt de Commissie (Eurostat) voor de eerste kwartaalschatting betreffende elk van de in artikel 2 genoemde categorieën in het bijzonder de inachtneming van het in artikel 3, punt 1, genoemde vereiste inzake met 90 %-criterium.
Indien een lidstaat niet aan het 90 %-criterium blijkt te kunnen voldoen, kan de Commissie (Eurostat) deze lidstaat een specifieke afwijking toestaan.
-
5.De Commissie (Eurostat) stelt het CSP en het CMFB op de hoogte van de door de lidstaten gebruikte bronnen en methoden.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 februari 2000.
Voor de Commissie
Pedro SOLBES MIRA
Lid van de Commissie
-
(1)PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.
-
(2)PB L 58 van 27.2.1998, blz. 1.
-
(3)PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
-
(4)PB L 59 van 6.3.1991, blz. 19.
-
(5)PB L 51 van 1.3.1996, blz. 48.
-
(6)PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.
BIJLAGE
Tijdschema met de uiterste termijnen voor de toepassing van de overgangsbepalingen
Artikel 6, lid 4
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.