Verordening 2001/993 - Wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening 2913/92 tot vaststelling van het gemeenschappelijk douanewetboek

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001R0993

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001R0993

Verordening (EG) nr. 993/2001 van de Commissie van 4 mei 2001 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (Voor de EER relevante tekst.)

Publicatieblad Nr. L 141 van 28/05/2001 blz. 0001 - 0128

Verordening (EG) nr. 993/2001 van de Commissie

van 4 mei 2001

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad(2), inzonderheid op artikel 247,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Bij deze verordening dienen in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2787/2000(4), de wettelijke bepalingen te worden ingevoegd die nodig zijn voor de ontwikkeling, aanvulling, en zo nodig, bijwerking van de bestaande wettelijke regeling inzake het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer, teneinde te zorgen voor een betrouwbare en homogene werking van de volledig geautomatiseerde procedure voor douanevervoer.
  • (2) 
    Door de uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten van de kantoren van vertrek en doorgang met behulp van informatietechnologie en computernetten zal het douanevervoer beter kunnen worden gecontroleerd, terwijl de vervoerders niet langer bij elk kantoor van doorgang een kennisgeving van doorgang behoeven aan te bieden.
  • (3) 
    Voor het toezicht op het gebruik van de doorlopende zekerheid en de ontheffing van zekerheidstelling moet een raming worden gemaakt van het bedrag aan rechten en andere heffingen die in verband met het betrokken douanevervoer verschuldigd kunnen worden, wanneer de gegevens voor de berekening van dit bedrag ontbreken. De douaneautoriteiten dienen echter de bevoegdheid te krijgen aan de hand van andere gegevens waarover zij kunnen beschikken, een ander bedrag vast te stellen.
  • (4) 
    Wanneer de gegevens betreffende de zekerheidstelling in het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer zijn ingevoerd, moet het mogelijk zijn dat geen papieren documenten bij het kantoor van vertrek behoeven te worden aangeboden.
  • (5) 
    Ten behoeve van het geautomatiseerde toezicht op de zekerheidstelling per aangifte door middel van bewijzen van zekerheidstelling is het passend de borg te verplichten het kantoor van zekerheidstelling alle vereiste gegevens inzake de afgegeven bewijzen van zekerheidstelling te verstrekken.
  • (6) 
    Om de voordelen van het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer de douaneautoriteiten en het bedrijfsleven zoveel mogelijk ten goede te doen komen, is het wenselijk dat ook toegelaten geadresseerden verplicht worden met behulp van gegevensverwerkingstechnieken met het kantoor van bestemming informatie uit te wisselen.
  • (7) 
    Door de automatisering zullen ook de termijnen waarbinnen nasporingsprocedures worden ingeleid aanzienlijk kunnen worden verkort.
  • (8) 
    De toegang tot de elektronische gegevens inzake douanevervoer wordt vereenvoudigd door het afdrukken van het Movement Reference Number (MRN) in de vorm van een streepjescode op het begeleidingsdocument voor douanevervoer, waardoor de procedure sneller en efficiënter kan worden afgewikkeld.
  • (9) 
    Titel III van deel II van Verordening (EG) nr. 2454/93 betreffende douane-entrepots, actieve veredeling, behandeling onder douanetoezicht, tijdelijke invoer en passieve veredeling dient te worden vereenvoudigd en gerationaliseerd. Hoofdstuk I van titel V betreffende vrije zones en vrije entrepots dient te worden vervangen.
  • (10) 
    Verordening (EEG) nr. 2913/92, hierna "Wetboek" genoemd, verschaft de grondslag voor de versoepeling van de toegang tot bepaalde regelingen, door de positieve lijst in het kader van de regeling behandeling onder douanetoezicht te vervangen door een onderzoek naar de economische voorwaarden, door het onderzoek naar de economische voorwaarden in het kader van de regeling actieve veredeling tot gevoelige goederen te beperken en door een groter gebruik toe te staan van de berekening van de heffingen met inachtneming van de veredelingskosten in het kader van de regeling passieve veredeling.
  • (11) 
    Voor de samenhang tussen de regeling actieve veredeling en het systeem van uitvoerrestituties voor landbouwproducten dienen, in het kader van de in de Wereldhandelsorganisatie overeengekomen vermindering van uitvoersubsidies, nadere regels te worden vastgesteld.
  • (12) 
    De regels betreffende de economische douaneregelingen dienen te worden gerationaliseerd, waarbij rekening dient te worden gehouden met het feit dat de vijf economische douaneregelingen bepaalde regels gemeen hebben. Om herhalingen te voorkomen dienen de regels die twee of meer regelingen gemeen hebben in een hoofdstuk te worden opgenomen. Dit hoofdstuk heeft met name betrekking op vergunningen - met inbegrip van vergunningen waarbij meer administraties zijn betrokken -, vereenvoudigde procedures voor de afgifte van vergunningen, voorraadadministraties, opbrengstpercentages, compenserende rente, de aanzuivering van de regelingen, de overbrenging van goederen en administratieve samenwerking alsmede een eenvormig model voor de vergunningaanvraag en de vergunning. Ter versoepeling van de voorschriften dient in de mogelijkheid te worden voorzien onder bepaalde voorwaarden binnen een jaar een vergunning met terugwerkende kracht af te geven.
  • (13) 
    Het Wetboek zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 voorziet eveneens in de mogelijkheid dat de lidstaten vrije zones aanwijzen waarin de voorschriften inzake douanecontroles en formaliteiten en het ontstaan van een douaneschuld van de regeling douane-entrepots van toepassing zijn. Vrije zones dienen daarom te worden onderscheiden naar gelang de controle waaraan zij zijn onderworpen.
  • (14) 
    De doorzichtigheid van de regels dient door een strakkere opbouw en een grotere beknoptheid van de voorschriften te worden verbeterd alsmede door het zo veel mogelijk vermijden van overlappingen van de douane- en landbouwvoorschriften in het kader van het wetboek en Verordening (EEG) nr. 2454/93.
  • (15) 
    Het aantal bijlagen dient aanzienlijk te worden verminderd: enkele bijlagen dienen in de tekst zelf te worden opgenomen (bijlagen 69 bis, 74 en 95); andere dienen te worden samengevoegd (bijlagen 67 en 68; 70, 75 bis, 81, 82, 84, 98 en 106; 71, 72 en 83; 85, 86, 88, 89 en 107); weer andere dienen te worden geschrapt, omdat deze slechts voorbeelden of een nadere uitleg bevatten. Twee nieuwe bijlagen moeten worden toegevoegd (70 en 73).
  • (16) 
    De internationale handel in gebruikte en verpakte kleding groeit zeer snel. Om deze handel te vereenvoudigen is het wenselijk een regel van oorsprong vast te stellen voor gebruikte kleding en dergelijke die zijn ingezameld en verpakt. De in het kader van de internationale harmonisering van de niet-preferentiële regels van oorsprong (WTO-Overeenkomst inzake regels van oorsprong) door de Commissie regels van oorsprong van de WTO vastgestelde regel van oorsprong gaat voor de bepaling van de oorsprong van gebruikte kleding en dergelijke uit van het begrip laatste ingrijpende be- of verwerking.
  • (17) 
    Verordening (EEG) nr. 2454/93 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.
  • (18) 
    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Artikel 220, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    in punt b) wordt "artikel 556, lid 1, tweede alinea" vervangen door "artikel 508, lid 1";
  • b) 
    in de punten c) en d) wordt na "de schriftelijke vergunning tot gebruikmaking van de betrokken douaneregeling" toegevoegd "of een kopie van de vergunningsaanvraag wanneer artikel 508, lid 1, van toepassing is".
  • c) 
    in punt e), wordt "artikel 751, lid 1, tweede alinea" vervangen door "artikel 508, lid 1".
  • 2. 
    Artikel 229, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    in de aanhef wordt "artikel 696" vervangen door "artikel 497, lid 3, tweede alinea";
  • b) 
    in punt a) komen het eerste en het tweede streepje als volgt te luiden: "- dieren bestemd voor het weiden of verweiden, voor werk als trek-, rij- of lastdier alsmede goederen die aan de voorwaarden van artikel 567, tweede alinea, onder a), voldoen;
  • verpakkingsmiddelen als bedoeld in artikel 571, onder a), die van niet uit te wissen en niet te verwijderen merken van een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon zijn voorzien,";
  • c) 
    in punt a), vierde streepje, wordt "artikel 671, lid 2, onder c)" vervangen door "artikel 569".
  • 3. 
    Artikel 232, lid 1, komt als volgt te luiden: "1. Wanneer zij niet schriftelijk of mondeling worden aangegeven, worden de hiernavolgende goederen geacht voor tijdelijke invoer te zijn aangegeven door de handeling bedoeld in artikel 233 en onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 579:
  • a) 
    de persoonlijke bezittingen en goederen voor sportdoeleinden die overeenkomstig artikel 563 door reizigers worden ingevoerd;
  • b) 
    de in de artikelen 556 tot en met 561 genoemde vervoermiddelen;
  • c) 
    welzijnsgoederen voor zeelieden, gebruikt aan boord van een schip in de internationale zeevaart overeenkomstig artikel 564, onder a).".
  • 4. 
    In artikel 251, lid 1, wordt het volgende punt 1 quater toegevoegd: "1 quater. Wanneer een vergunning met terugwerkende kracht wordt verleend
  • overeenkomstig artikel 294, voor het in het vrije verkeer brengen van goederen waarvoor een gunstige tariefregeling geldt of die op grond van hun bijzondere bestemming voor een verminderd recht of een nulrecht in aanmerking komen, of
  • overeenkomstig artikel 508, voor plaatsing onder een economische douaneregeling.".
  • 5. 
    In artikel 268, lid 3, en artikel 269, lid 3, wordt "de artikelen 529 tot en met 534" vervangen door "artikel 524".
  • 6. 
    In artikel 270, lid 1, derde alinea, wordt "497 tot en met 502" vervangen door "497, 498 en 499".
  • 7. 
    In artikel 272, lid 2, wordt "de artikelen 529 tot en met 534" vervangen door "artikel 524".
  • 8. 
    In artikel 275, lid 1, wordt "artikel 556, lid 1, tweede alinea" vervangen door "artikel 508, lid 1".
  • 9. 
    In deel 1, titel IX, hoofdstuk 3, wordt na artikel 277 de volgende onderafdeling 4 ingevoegd: "Onderafdeling 4

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 277 bis

Wanneer twee of meer vergunningen voor een economische douaneregeling aan dezelfde persoon worden verleend en een regeling wordt aangezuiverd omdat de goederen met gebruik van de domiciliëringsprocedure onder een andere regeling worden geplaatst, kan een aanvullende aangifte worden geëist.".

  • 10. 
    Artikel 278, lid 3, onder d), komt als volgt te luiden: "d) vereenvoudigde procedures kunnen niet worden toegepast voor de in artikel 524 bedoelde communautaire landbouwproducten die onder de regeling douane-entrepots worden geplaatst.".
  • 11. 
    In artikel 313, lid 2, komen de punten b) en c) als volgt te luiden: "b) tijdelijk opgeslagen of zich in een vrije zone van controletype I in de zin van artikel 799 dan wel in een vrij entrepot bevindende goederen;
  • c) 
    zich onder een schorsingsregeling of in een vrije zone van controletype II in de zin van artikel 799 bevindende goederen.".
  • 12. 
    Artikel 313 bis, lid 1, komt als volgt te luiden: "1. Onder 'lijndienst' wordt verstaan een dienst in het kader waarvan schepen goederen vervoeren tussen uitsluitend in het douanegebied van de Gemeenschap gelegen havens. Deze schepen mogen geen havens buiten het douanegebied van de Gemeenschap aandoen, noch een vrije zone van controletype I in de zin van artikel 799 in een zich in het douanegebied van de Gemeenschap bevindende haven.".
  • 13. 
    Artikel 313 ter wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    In lid 3, onder d), komt het eerste streepje als volgt te luiden: "- op de scheepvaartroutes waarvoor een vergunning is vereist geen havens in derde landen of in vrije zones van controletype I in de zin van artikel 799 in havens in het douanegebied van de Gemeenschap zullen aandoen en evenmin op volle zee goederen zullen overladen";
  • b) 
    Lid 7 komt als volgt te luiden: "7. Indien een in artikel 313 bis, lid 1, bedoeld schip door toeval of door overmacht ertoe wordt genoopt goederen in volle zee over te laden of tijdelijk in een haven in een derde land of in een vrije zone van controletype I in de zin van artikel 799 van een haven in het douanegebied van de Gemeenschap te verblijven, deelt de scheepvaartmaatschappij dit onverwijld mede aan de douaneautoriteiten van de volgende havens van de betrokken lijndienst.".
  • 14. 
    In artikel 322, lid 2, wordt "in de zin van artikel 670" geschrapt.
  • 15. 
    In artikel 346, lid 1, wordt de volgende derde alinea toegevoegd: "Wanneer het kantoor van zekerheidstelling en het kantoor van vertrek met behulp van informatietechnologie en computernetten gegevens over de zekerheidstelling uitwisselen, wordt het origineel van de akte van borgtocht door het kantoor van zekerheidstelling bewaard.".
  • 16. 
    In artikel 347 wordt het volgende lid 3 bis ingevoegd: "3 bis. Wanneer het kantoor van zekerheidstelling en het kantoor van vertrek met behulp van informatietechnologie en computernetten gegevens over de zekerheidstelling uitwisselen, verstrekt de borg het kantoor van vertrek alle nodige gegevens over de door hem afgegeven bewijzen van zekerheidstelling op de door de douaneautoriteiten vastgestelde wijze.".
  • 17. 
    Artikel 359, lid 2, komt als volgt te luiden: "2. De vervoerder geeft bij elk kantoor van doorgang een kennisgeving van doorgang af die op een formulier is gesteld dat met het model in bijlage 46 overeenstemt. Het kantoor van doorgang bewaart deze kennisgeving. Wanneer het kantoor van zekerheidstelling en het kantoor van doorgang met behulp van informatietechnologie en computernetten gegevens over het douanevervoer uitwisselen, wordt de kennisgeving van doorgang niet afgegeven.".
  • 18. 
    Aan artikel 365 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd: "1 bis. Wanneer het bepaalde in afdeling 2, onderafdeling 7, van toepassing is en de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek het bericht van aankomst niet binnen de termijn hebben ontvangen waarbinnen de goederen bij het kantoor van bestemming moesten worden aangebracht, delen deze autoriteiten dit de aangever mede met het verzoek het bewijs te leveren dat de regeling is beëindigd.".
  • 19. 
    In artikel 366, lid 1, wordt de volgende derde alinea toegevoegd: "Wanneer het bepaalde in afdeling 2, onderafdeling 7, van toepassing is, leiden de douaneautoriteiten de nasporingsprocedure onmiddellijk in wanneer zij het bericht van aankomst niet binnen de termijn hebben ontvangen waarbinnen de goederen bij het kantoor van bestemming moesten worden aangeboden of wanneer zij het bericht 'resultaten van de controle' niet binnen zes dagen na ontvangst van het bericht van aankomst hebben ontvangen.".
  • 20. 
    Het volgende artikel 368 bis wordt ingevoegd: "Artikel 368 bis

Wanneer het kantoor van zekerheidstelling en het kantoor van vertrek in verschillende landen zijn gelegen, hebben de voor de uitwisseling van gegevens over de zekerheid te gebruiken berichten de structuur en de bijzonderheden die de douaneautoriteiten bij onderlinge overeenkomst hebben vastgesteld.".

  • 21. 
    Artikel 369 komt als volgt te luiden: "Bij de vrijgave van de goederen zendt het kantoor van vertrek de gegevens over het communautaire douanevervoer aan het opgegeven kantoor van bestemming met behulp van 'het voorafgaande bericht van aankomst' en aan de opgegeven kantoren van doorgang met behulp van 'de voorafgaande kennisgeving van doorgang'. Deze berichten worden gebaseerd op de gegevens die zijn ontleend aan de, eventueel gewijzigde en aangevulde, aangifte voor douanevervoer. Deze berichten hebben de structuur en de bijzonderheden die de douaneautoriteiten bij onderlinge overeenkomst hebben vastgesteld.".
  • 22. 
    Het volgende artikel 369 bis wordt ingevoegd: "Artikel 369 bis

Het kantoor van doorgang registreert de doorgang aan de hand van de voorafgaande kennisgeving van doorvoer die van het kantoor van vertrek is ontvangen. De goederen worden aan de hand van deze kennisgeving gecontroleerd. De doorgang wordt met behulp van 'de kennisgeving van grensoverschrijding' aan het kantoor van vertrek medegedeeld. Deze kennisgeving heeft de structuur en de bijzonderheden die de douaneautoriteiten bij onderlinge overeenkomst hebben vastgesteld.".

  • 23. 
    In artikel 379, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: "Voor de toepassing van de eerste alinea wordt een berekening gemaakt van het bedrag van de douaneschuld die voor elk douanevervoer kan ontstaan. Wanneer de nodige gegevens niet beschikbaar zijn, wordt het bedrag geacht 7000 EUR te zijn, tenzij de douaneautoriteiten op grond van andere gegevens een ander bedrag vaststellen.".
  • 24. 
    In artikel 383, lid 2, wordt de volgende tweede alinea toegevoegd: "Wanneer het kantoor van zekerheidstelling en het kantoor van doorgang met behulp van informatietechnologie en computernetten gegevens over de zekerheid uitwisselen, wordt bij het kantoor van doorgang geen certificaat aangeboden.".
  • 25. 
    Artikel 408, lid 1, onder b), komt als volgt te luiden: "b) het kantoor van bestemming onverwijld de exemplaren nrs. 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer die deze goederen begeleiden toe te zenden, onder opgave, tenzij deze gegevens met behulp van een gegevensverwerkingstechniek worden meegedeeld, van de datum van aankomst en de staat van de eventueel aangebrachte verzegelingen.".
  • 26. 
    Het volgende artikel 408 bis wordt ingevoegd: "Artikel 408 bis
  • 1. 
    Wanneer het kantoor van bestemming het bepaalde in afdeling 2, onderafdeling 7, toepast, kan aan personen de status van toegelaten geadresseerde worden toegekend indien zij voor de uitwisseling van gegevens met de douaneautoriteiten een gegevensverwerkingstechniek gebruiken en aan de voorwaarden van artikel 373 voldoen.
  • 2. 
    De toegelaten geadresseerde stelt het kantoor van bestemming vóór de lossing van de aankomst van de goederen in kennis.
  • 3. 
    In de vergunning wordt met name aangegeven hoe en wanneer de toegelaten geadresseerde, ten behoeve van de overeenkomstige toepassing van artikel 371, van het kantoor van bestemming de gegevens van het voorafgaande bericht van aankomst ontvangt.".
  • 27. 
    In artikel 427, punt 2, wordt "als bedoeld in artikel 670, onder g)" geschrapt.
  • 28. 
    Titel III (artikelen 496 tot en met 787) van deel II wordt vervangen door: "TITEL III

DE ECONOMISCHE DOUANEREGELINGEN

HOOFDSTUK 1

Basisbepalingen die verschillende regelingen gemeen hebben

Afdeling 1

Definities

Artikel 496

Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:

  • a) 
    regeling: een economische douaneregeling;
  • b) 
    vergunning: besluit van de douaneautoriteiten waarbij het gebruik van een regeling wordt toegestaan;
  • c) 
    grensoverschrijdende vergunning: een vergunning waarbij verschillende douaneadministraties zijn betrokken, voor de plaatsing van goederen onder een regeling en/of de aanzuivering van een regeling, opslag, achtereenvolgende veredelingen, behandelingen of gebruik;
  • d) 
    vergunninghouder: degene wie de vergunning is verleend;
  • e) 
    controlekantoor: het in de vergunning vermelde douanekantoor dat bevoegd is de douaneregeling te controleren;
  • f) 
    kantoor van plaatsing: het (of de) in de vergunning vermelde douanekantoor of douanekantoren dat of die bevoegd is of zijn aangiften tot plaatsing van goederen onder een regeling te aanvaarden;
  • g) 
    kantoor van aanzuivering: het of de in de vergunning vermelde douanekantoor of douanekantoren dat of die bevoegd is of zijn aangiften te aanvaarden waarbij aan onder een regeling geplaatste goederen een nieuwe douanebestemming wordt gegeven of, in geval van passieve veredeling, aangiften waarbij de goederen in het vrije verkeer worden gebracht;
  • h) 
    driehoeksverkeer: verkeer waarbij het kantoor van aanzuivering niet hetzelfde is als het kantoor van plaatsing;
  • i) 
    boekhouding: de commerciële, fiscale of andere boekhoudkundige gegevens van de vergunninghouder, of dergelijke gegevens die voor diens rekening worden bijgehouden;
  • j) 
    administratie: alle nodige informatie en technische gegevens, op een willekeurige drager, aan de hand waarvan de douaneautoriteiten de regelingen, en met name de bewegingen en de verandering van de douanestatus van de goederen, kunnen controleren; in het kader van de regeling douane-entrepots wordt de administratie de voorraadadministratie genoemd;
  • k) 
    hoofdveredelingsproducten: de veredelingsproducten voor de vervaardiging waarvan de vergunning tot gebruikmaking van de regeling werd verleend;
  • l) 
    bijkomende veredelingsproducten: andere veredelingsproducten dan de in de vergunning vermelde hoofdveredelingsproducten, die onvermijdelijk als bijproduct van het veredelingsproces ontstaan;
  • m) 
    aanzuiveringstermijn: de termijn waarbinnen de goederen of producten een nieuwe douanebestemming moeten hebben gekregen, in voorkomend geval met inbegrip van de termijn waarbinnen de terugbetaling van rechten na actieve veredeling moet zijn aangevraagd (terugbetalingssysteem) of waarbinnen gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer bij het in het vrije verkeer brengen van goederen die een passieve veredeling hebben ondergaan, moet zijn aangevraagd.

Afdeling 2

Aanvraag van de vergunning

Artikel 497

  • 1. 
    De vergunning wordt schriftelijk aangevraagd volgens het in bijlage 67 opgenomen model.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat een vergunning op eenvoudig schriftelijk verzoek wordt verlengd of gewijzigd.
  • 3. 
    In de hieronder genoemde gevallen kan de aanvraag evenwel worden ingediend door middel van een schriftelijke of met behulp van de automatische gegevensverwerking volgens de normale procedure ingediende aangifte:
  • a) 
    voor actieve veredeling, wanneer de economische voorwaarden overeenkomstig artikel 539 worden geacht te zijn vervuld, met uitzondering van aanvragen die op equivalente goederen betrekking hebben;
  • b) 
    voor behandeling onder douanetoezicht, wanneer de economische voorwaarden overeenkomstig artikel 552, lid 1, eerste streepje, worden geacht te zijn vervuld;
  • c) 
    voor tijdelijke invoer, daaronder begrepen bij gebruik van een ATA- of CPD-carnet;
  • d) 
    voor passieve veredeling, wanneer de veredeling betrekking heeft op herstellingen, met inbegrip van het uitwisselingsverkeer zonder voorafgaande invoer en na passieve veredeling in de volgende gevallen:
  • i) 
    voor het vrije verkeer na passieve veredeling met gebruik van het uitwisselingsverkeer met voorafgaande invoer;
  • ii) 
    voor het vrije verkeer na passieve veredeling met gebruik van het uitwisselingsverkeer zonder voorafgaande invoer, wanneer de reeds afgegeven vergunning dit uitwisselingsverkeer niet dekt en de douaneautoriteiten deze wijziging van deze vergunning toestaan;
  • iii) 
    voor het vrije verkeer na passieve veredeling indien de veredeling betrekking had op goederen zonder handelskarakter.

De aanvraag kan worden ingediend door middel van een mondelinge aangifte voor tijdelijke invoer overeenkomstig artikel 229, op vertoon van een overeenkomstig artikel 499, derde alinea, opgesteld document.

De aanvraag kan worden ingediend door middel van een aangifte voor tijdelijke invoer door middel van een andere handeling overeenkomstig artikel 232, lid 1.

  • 4. 
    Lid 1 is van toepassing op alle aanvragen voor een grensoverschrijdende vergunning, behalve die voor tijdelijke invoer.
  • 5. 
    De douaneautoriteiten kunnen eisen dat aanvragen voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer op grond van artikel 578 overeenkomstig lid 1 worden ingediend.

Artikel 498

De aanvraag voor een vergunning op grond van artikel 497 wordt ingediend:

  • a) 
    voor de regeling douane-entrepots: bij de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de als douane-entrepot goed te keuren plaats of de plaats waar de hoofdboekhouding van de aanvrager wordt bijgehouden;
  • b) 
    voor actieve veredeling en behandeling onder douanetoezicht: bij de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de plaats waar de veredeling of behandeling zal worden verricht;
  • c) 
    voor tijdelijke invoer: bij de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de plaats waar de goederen zullen worden gebruikt, onverminderd het bepaalde in artikel 580, lid 1, tweede alinea;
  • d) 
    voor passieve veredeling: bij de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de plaats waar de voor tijdelijke uitvoer aan te geven goederen zich bevinden.

Artikel 499

Wanneer de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat de in de aanvraag verstrekte gegevens niet toereikend zijn, kunnen zij bij de aanvrager aanvullende gegevens opvragen.

Met name wanneer een aanvraag door middel van een aangifte kan worden gedaan, eisen de douaneautoriteiten, onverminderd artikel 220, dat de aanvraag van een door de aangever opgesteld document vergezeld gaat dat ten minste de volgende gegevens bevat, tenzij deze gegevens overbodig worden geacht of op het voor de schriftelijke aangifte gebruikte formulier kunnen worden vermeld:

  • a) 
    de naam en het adres van de aanvrager, de aangever en de belanghebbende;
  • b) 
    de aard van de veredeling, behandeling of het gebruik van de goederen;
  • c) 
    de technische omschrijving van de goederen, de veredelingsproducten en de behandelde producten en de wijze van identificatie;
  • d) 
    de codes van de economische voorwaarden overeenkomstig bijlage 70;
  • e) 
    het geraamde opbrengstpercentage of de wijze waarop dat percentage kan worden vastgesteld;
  • f) 
    de voorziene aanzuiveringstermijn;
  • g) 
    het voorgestelde kantoor van aanzuivering;
  • h) 
    de plaats van veredeling, behandeling of gebruik;
  • i) 
    de voorgestelde overbrengingsformaliteiten;
  • j) 
    voor mondelinge douaneaangiften: de waarde en hoeveelheid van de goederen.

Wanneer het in de tweede alinea bedoelde document bij een mondelinge douaneaangifte voor tijdelijke invoer wordt overgelegd, dient dit in tweevoud te geschieden; een exemplaar wordt door de douaneautoriteiten geviseerd en aan de aangever teruggegeven.

Afdeling 3

Grensoverschrijdende vergunning

Artikel 500

  • 1. 
    Wanneer een grensoverschrijdende vergunning wordt aangevraagd is de voorafgaande overeenstemming van de betrokken douaneautoriteiten noodzakelijk volgens de in de leden 2 en 3 vastgestelde procedure.
  • 2. 
    Bij tijdelijke invoer wordt de aanvraag ingediend bij de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de plaats van eerste gebruik, onverminderd het bepaalde in artikel 580, lid 1, tweede alinea.

In alle andere gevallen wordt de aanvraag ingediend bij de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de plaats waar de hoofdboekhouding van de aanvrager wordt bijgehouden aan de hand waarvan het gebruik van de regeling kan worden gecontroleerd en waar ten minste een deel van de door de vergunning te regelen opslag, veredeling, behandeling, gebruik of tijdelijke uitvoer plaatsvindt.

  • 3. 
    De overeenkomstig lid 2 aangewezen douaneautoriteiten stellen de andere betrokken douaneautoriteiten van de aanvraag en de ontwerp-vergunning in kennis. De laatstgenoemde autoriteiten bevestigen de ontvangst binnen 15 dagen.

De andere betrokken douaneautoriteiten delen hun eventuele bezwaren binnen 30 dagen na de ontvangst van de ontwerp-vergunning mede. Wanneer de bezwaren binnen deze termijn worden meegedeeld en geen overeenstemming wordt bereikt, wordt de aanvraag afgewezen op de punten waarop de bezwaren betrekking hadden.

  • 4. 
    De douaneautoriteiten mogen de vergunning afgeven indien zij binnen 30 dagen geen bezwaren tegen de ontwerp-vergunning hebben ontvangen.

Zij zenden aan alle betrokken douaneautoriteiten een kopie van de overeengekomen vergunning.

Artikel 501

  • 1. 
    Wanneer twee of meer douaneadministraties in beginsel overeenstemming over de voorwaarden en criteria voor de afgifte van een grensoverschrijdende vergunning hebben bereikt, kunnen deze administraties ook overeenkomen de voorafgaande overeenstemming overeenkomstig artikel 500, lid 1, en de toezending overeenkomstig artikel 500, lid 4, tweede alinea, door een eenvoudige kennisgeving te vervangen.
  • 2. 
    Een kennisgeving is steeds toereikend wanneer:
  • a) 
    een grensoverschrijdende vergunning wordt vernieuwd, gering wordt gewijzigd of wordt geannuleerd of ingetrokken;
  • b) 
    de aanvraag voor een grensoverschrijdende vergunning betrekking heeft op tijdelijke invoer en niet overeenkomstig het model in bijlage 67 behoeft te worden opgesteld.
  • 3. 
    Een kennisgeving is onnodig wanneer:
  • a) 
    het enige element waarbij verschillende douaneadministraties zijn betrokken actieve of passieve veredeling met driehoeksverkeer is zonder gebruik van samenvattende inlichtingenbladen;
  • b) 
    een ATA- of CPD-carnet wordt gebruikt;
  • c) 
    de vergunning voor tijdelijke invoer wordt verleend door de aanvaarding van een mondelinge aangifte of van de aangifte door een andere handeling.

Afdeling 4

Economische voorwaarden

Artikel 502

  • 1. 
    Behalve wanneer de economische voorwaarden worden geacht te zijn vervuld overeenkomstig de hoofdstukken 3, 4 of 6 wordt de vergunning niet zonder onderzoek van de economische voorwaarden verleend.
  • 2. 
    Voor de regeling actieve veredeling (hoofdstuk 3) dient bij dit onderzoek te worden vastgesteld of het economisch niet zinvol is gebruik te maken van bronnen in de Gemeenschap, waarbij met name rekening dient te worden gehouden met de volgende criteria, waarover nadere regels worden gegeven in deel B van bijlage 70:
  • a) 
    de niet-beschikbaarheid van in de Gemeenschap vervaardigde goederen van dezelfde kwaliteit en technische eigenschappen als de goederen waarvan invoer voor de voorgenomen veredeling of behandeling wordt overwogen;
  • b) 
    prijsverschillen tussen de in de Gemeenschap vervaardigde goederen en de goederen waarvan de invoer wordt overwogen;
  • c) 
    contractuele verplichtingen.
  • 3. 
    Voor de regelingbehandeling onder douanetoezicht (hoofdstuk 4) dient bij het onderzoek te worden vastgesteld of het gebruik van niet-communautaire bronnen in de Gemeenschap het scheppen of in stand houden van veredelings- of behandelingswerkzaamheden mogelijk maakt.
  • 4. 
    Voor de regeling passieve veredeling (hoofdstuk 6) dient bij het onderzoek te worden vastgesteld of
  • a) 
    de veredeling buiten de Gemeenschap tot ernstige nadelen voor de verwerkende bedrijven in de Gemeenschap kan leiden, of
  • b) 
    de veredeling in de Gemeenschap economisch niet zinvol is of om technische redenen of wegens contractuele verplichtingen niet te verwezenlijken is.

Artikel 503

Een onderzoek van de economische voorwaarden waarbij de Commissie is betrokken, kan geschieden:

  • a) 
    wanneer de betrokken douaneautoriteiten voor of na de afgifte van een vergunning overleg willen plegen;
  • b) 
    wanneer een andere douaneadministratie tegen een afgegeven vergunning bezwaar maakt;
  • c) 
    op initiatief van de Commissie.

Artikel 504

  • 1. 
    Wanneer overeenkomstig artikel 503 een onderzoek wordt ingesteld, wordt de zaak naar de Commissie gezonden. Het desbetreffende dossier bevat de resultaten van het reeds ingestelde onderzoek.
  • 2. 
    De Commissie zendt de betrokken douaneautoriteiten een ontvangstbevestiging of een kennisgeving indien zij op eigen initiatief handelt. Zij stelt in overleg met deze autoriteiten vast of de economische voorwaarden door het Comité moeten worden onderzocht.
  • 3. 
    Wanneer de zaak aan het Comité wordt voorgelegd, stellen de douaneautoriteiten de aanvrager of vergunninghouder hiervan in kennis en, wanneer de aanvraag nog in behandeling is, van de opschorting van de in artikel 506 genoemde termijnen.
  • 4. 
    De betrokken douaneautoriteiten en andere douaneautoriteiten die soortgelijke vergunningen of aanvragen behandelen, houden met de conclusies van het Comité rekening.

Deze conclusies kunnen in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt.

Afdeling 5

De vergunning

Artikel 505

De douaneautoriteiten die hiertoe bevoegd zijn, verlenen de vergunning als volgt:

  • a) 
    voor aanvragen op grond van artikel 497, lid 1, door gebruikmaking van het model in bijlage 67;
  • b) 
    voor aanvragen op grond van artikel 497, lid 3, door de aanvaarding van de douaneaangifte;
  • c) 
    voor aanvragen tot verlenging of wijziging, door middel van elke passende handeling.

Artikel 506

Binnen 30 dagen na het indienen van de aanvraag, of binnen 60 dagen indien de aanvraag op de regeling douane-entrepots betrekking heeft, of nadat de douaneautoriteiten de nog ontbrekende of de door hen gevraagde aanvullende inlichtingen hebben ontvangen, wordt de aanvrager van het besluit tot afgifte van de vergunning in kennis gesteld of van de redenen waarom de aanvraag is afgewezen.

Deze termijnen zijn niet van toepassing op grensoverschrijdende vergunningen, tenzij deze op grond van artikel 501 worden afgegeven.

Artikel 507

  • 1. 
    Onverminderd artikel 508 treedt een vergunning in werking op de dag van afgifte of op een in de vergunning genoemde latere datum. Voor particuliere entrepots kunnen de douaneautoriteiten bij wijze van uitzondering hun toestemming tot gebruik van de regeling mededelen voordat de eigenlijke vergunning wordt afgegeven.
  • 2. 
    Voor vergunningen voor de regeling douane-entrepots wordt geen beperking aan de geldigheidsduur gesteld.
  • 3. 
    Voor actieve veredeling, behandeling onder douanetoezicht en passieve veredeling kunnen vergunningen vanaf de datum van inwerkingtreding niet meer dan drie jaar geldig zijn, tenzij geldige redenen voor afwijkingen van deze regel worden aangevoerd.
  • 4. 
    In afwijking van lid 3 bedraagt de geldigheidsduur van een vergunning voor onder de in bijlage 73, deel A, bedoelde goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, niet meer dan zes maanden.

Voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad(5) bedoelde melk en zuivelproducten mag de geldigheidsduur niet langer zijn dan drie maanden.

Artikel 508

  • 1. 
    De douaneautoriteiten mogen vergunningen met terugwerkende kracht afgeven, behalve voor de regeling douane-entrepots.

Onverminderd het bepaalde in de leden 2 en 3 treedt een vergunning met terugwerkende kracht in geen geval eerder in werking dan op de dag waarop de aanvraag wordt ingediend.

  • 2. 
    Indien de aanvraag voor verlenging van een vergunning betrekking heeft op dezelfde activiteiten en goederen, kan een vergunning met terugwerkende kracht worden verleend vanaf de datum waarop de oorspronkelijke vergunning is verstreken.
  • 3. 
    In buitengewone omstandigheden kan de terugwerkende kracht van een vergunning nog verder teruggaan, uiterlijk tot een jaar voordat de aanvraag werd ingediend, mits wordt aangetoond dat een economische behoefte aanwezig is en:
  • a) 
    de aanvraag geen verband houdt met pogingen tot bedrog of kennelijke nalatigheid;
  • b) 
    de geldigheidsduur die op grond van artikel 507 zou zijn toegekend, niet is verstreken;
  • c) 
    uit de boekhouding van de aanvrager blijkt dat aan alle voorwaarden voor toekenning van de regeling is voldaan en, in voorkomend geval, de goederen voor de betrokken periode kunnen worden geïdentificeerd en de regeling op grond van de boekhouding kan worden gecontroleerd, en
  • d) 
    alle formaliteiten om de situatie van de goederen te regulariseren kunnen worden verricht, zo nodig met inbegrip van de ongeldigmaking van de aangifte.

Afdeling 6

Andere bepalingen over de werking van de regelingen

Onderafdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 509

  • 1. 
    Handelspolitieke maatregelen op grond van communautaire besluiten zijn uitsluitend van toepassing op onder een regeling te plaatsen niet-communautaire goederen, indien deze maatregelen op het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap betrekking hebben.
  • 2. 
    Wanneer andere dan de in bijlage 75 genoemde, onder de regeling actieve veredeling verkregen veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht, worden de handelspolitieke maatregelen voor het in het vrije verkeer brengen van de invoergoederen toegepast.
  • 3. 
    Wanneer onder de regeling voor behandeling onder douanetoezicht verkregen behandelde producten in het vrije verkeer worden gebracht, zijn op die producten uitsluitend handelspolitieke maatregelen van toepassing indien deze op de invoergoederen van toepassing waren.
  • 4. 
    Wanneer, op grond van besluiten van de Gemeenschap, handelspolitieke maatregelen van toepassing zijn bij het in het vrije verkeer brengen van goederen, zijn deze maatregelen niet van toepassing op na passieve veredeling in het vrije verkeer gebrachte veredelingsproducten:
  • die de oorsprong van de Gemeenschap hebben behouden in de zin van de artikelen 23 en 24 van het Wetboek;
  • die uit herstellingen bestaan, ook wanneer de regeling uitwisselingsverkeer van toepassing was;
  • bij aanvullende veredelingshandelingen overeenkomstig artikel 123 van het Wetboek.

Artikel 510

Onverminderd artikel 161, lid 5, van het Wetboek kan het controlekantoor toestaan dat de aangifte bij een ander dan de in de vergunning genoemde douanekantoren wordt ingediend. Het controlekantoor bepaalt op welke wijze het van de indiening bij een ander kantoor in kennis wordt gesteld.

Onderafdeling 2

Overbrenging

Artikel 511

In de vergunning wordt vermeld of en op welke voorwaarden onder een schorsende regeling geplaatste goederen of producten naar een andere plaats of naar de opslagplaats van een andere vergunninghouder mogen worden vervoerd zonder dat de regeling wordt aangezuiverd (overbrenging). Ten behoeve van een dergelijke overbrenging dient een administratie te worden gevoerd, behalve voor de regeling tijdelijke invoer.

Overbrenging is niet mogelijk wanneer de plaats van vertrek of aankomst een entrepot van het type B is.

Artikel 512

  • 1. 
    De overbrenging tussen in eenzelfde vergunning genoemde plaatsen kan geschieden zonder dat hiervoor douaneformaliteiten behoeven te worden vervuld.
  • 2. 
    De overbrenging van het kantoor van plaatsing naar de opslagplaats van de vergunninghouder of de belanghebbende kan onder dekking van de aangifte tot plaatsing onder de regeling geschieden.
  • 3. 
    De overbrenging naar het kantoor van uitgang met het oog op de wederuitvoer kan geschieden onder dekking van de regeling. De regeling wordt in dit geval niet aangezuiverd totdat de voor wederuitvoer aangegeven goederen of producten het douanegebied van de Gemeenschap daadwerkelijk hebben verlaten.

Artikel 513

Goederen kunnen uitsluitend tussen vergunninghouders worden overgedragen indien de vergunninghouder aan wie de goederen worden overgedragen over een vergunning beschikt om goederen met gebruik van de domiciliëringsprocedure onder de regeling te plaatsen. Kennisgeving aan de douaneautoriteiten en inschrijving van de goederen of producten in de administratie overeenkomstig artikel 266 gebeurt bij aankomst van de goederen bij de vergunninghouder aan wie de goederen zijn overgedragen. In dit geval behoeft niet een aanvullende aangifte te worden geëist.

Bij tijdelijke invoer kunnen goederen ook tussen vergunninghouders worden overgedragen wanneer de vergunninghouder aan wie de goederen worden overgedragen de goederen volgens de normale procedure door middel van een schriftelijke douaneaangifte onder de regeling plaatst.

De te vervullen formaliteiten zijn in bijlage 68 vermeld. Na ontvangst van de goederen of producten is de vergunninghouder aan wie de goederen zijn overgedragen verplicht deze onder de regeling te plaatsen.

Artikel 514

Bij de overbrenging van de in bijlage 44 quater vermelde goederen met een verhoogd risico moet een zekerheid worden gesteld die gelijkwaardig is aan die welke in het kader van de regeling douanevervoer is voorgeschreven.

Onderafdeling 3

Administratie

Artikel 515

In andere gevallen dan tijdelijke invoer eisen de douaneautoriteiten van de vergunninghouder, de belanghebbende of de verantwoordelijke entreposeur dat dezen een administratie voeren, tenzij de douaneautoriteiten zulks niet noodzakelijk achten.

De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de bestaande boekhouding die de nodige gegevens bevat als de vereiste administratie geldt.

Het controlekantoor kan eisen dat een inventarisatie wordt gemaakt van alle of een gedeelte van de onder een regeling geplaatste goederen.

Artikel 516

De in artikel 515 genoemde administratie en de op grond van artikel 581, lid 2, voor tijdelijk ingevoerde goederen vereiste administratie, bevatten de volgende gegevens:

  • a) 
    de gegevens die volgens bijlage 37 ten minste in de aangifte tot plaatsing onder de regeling moeten voorkomen;
  • b) 
    de gegevens van de aangiften waarmee de goederen een douanebestemming ter aanzuivering van de regeling krijgen;
  • c) 
    de datum en de refertes van andere douanedocumenten en andere documenten die betrekking hebben op de plaatsing onder de regeling en de aanzuivering van de regeling;
  • d) 
    de aard van de veredeling, de behandeling of het tijdelijke gebruik;
  • e) 
    het opbrengstpercentage of eventueel de wijze om dit te berekenen;
  • f) 
    gegevens die het mogelijk maken de goederen te volgen, waaronder de plaats waar deze zich bevinden, en gegevens over eventuele overbrengingen;
  • g) 
    de handelsomschrijving of technische omschrijving aan de hand waarvan de goederen kunnen worden geïdentificeerd;
  • h) 
    gegevens aan de hand waarvan de beweging van de goederen onder de regeling actieve veredeling met gelijkwaardige goederen kunnen worden gevolgd.

De douaneautoriteiten kunnen evenwel besluiten dat sommige gegevens niet behoeven te worden verstrekt indien dit geen nadelige invloed heeft op het toezicht dat op de opslag, veredeling, behandeling of het gebruik van de onder de regeling geplaatste goederen kan worden uitgeoefend.

Onderafdeling 4

Opbrengstpercentage en wijze van berekening

Artikel 517

  • 1. 
    Voorzover dit voor de in de hoofdstukken 3, 4 en 6 omschreven regelingen van belang is, wordt een opbrengstpercentage of de wijze om dit te berekenen, met inbegrip van gemiddelde opbrengstpercentages, in de vergunning vermeld of bij de plaatsing van de goederen onder de regeling vastgesteld. Dit percentage wordt zoveel mogelijk op grond van de productiegegevens of technische gegevens vastgesteld of, indien deze niet beschikbaar zijn, op grond van gegevensbewerkingen van dezelfde soort.
  • 2. 
    In buitengewone omstandigheden kunnen de douaneautoriteiten het opbrengstpercentage vaststellen nadat de goederen onder de regeling zijn geplaatst, doch voordat zij een andere douanebestemming hebben gekregen.
  • 3. 
    Bij actieve veredeling zijn de in bijlage 69 vermelde forfaitaire opbrengstpercentages van toepassing op de daarin vermelde bewerkingen.

Artikel 518

  • 1. 
    Het deel van de in de veredelingsproducten opgenomen invoer- of uitvoergoederen wordt berekend ten einde:
  • de verschuldigde rechten bij invoer vast te stellen,
  • het in mindering te brengen bedrag vast te stellen wanneer een douaneschuld is ontstaan, of
  • handelspolitieke maatregelen toe te passen.

Deze berekeningen worden gemaakt volgens de methode van de hoeveelheidssleutel of van de waardesleutel, al naar gelang van het geval, of volgens een andere methode die dezelfde resultaten oplevert.

Voor de toepassing van deze berekening worden onder veredelingsproducten ook behandelde producten of half veredelde producten verstaan.

  • 2. 
    De methode van de hoeveelheidssleutel wordt toegepast wanneer:
  • a) 
    bij de veredeling slechts één soort veredelingsproduct wordt verkregen. In dit geval stemt de hoeveelheid invoer-/uitvoergoederen die geacht wordt te zijn opgenomen in de hoeveelheid veredelingsproducten waarvoor een douaneschuld is ontstaan, overeen met het percentage van deze veredelingsproducten in de totale hoeveelheid veredelingsproducten.
  • b) 
    bij de veredeling verschillende veredelingsproducten ontstaan en alle elementen van de invoer-/uitvoergoederen in de verschillende soorten veredelingsproducten zijn terug te vinden. In dat geval stemt de hoeveelheid invoer-/uitvoergoederen die geacht wordt te zijn opgenomen in de veredelingsproducten waarvoor een douaneschuld is ontstaan overeen met:
  • i) 
    de verhouding tussen die soort veredelingsproducten, ongeacht het feit of daarvoor een douaneschuld is ontstaan, en de totale hoeveelheid veredelingsproducten, en
  • ii) 
    de verhouding tussen de hoeveelheid veredelingsproducten waarvoor een douaneschuld is ontstaan en de totale hoeveelheid veredelingsproducten van dezelfde soort.

Om te bepalen of de onder a) of b) beschreven methode moet worden toegepast wordt geen rekening gehouden met verliezen. Onverminderd artikel 862 wordt onder verliezen verstaan het deel van de in- of uitvoergoederen dat tijdens de veredeling of behandeling verloren gaat, bijvoorbeeld door verdamping, opdroging, ontsnapping in de vorm van gassen, wegstromen in spoelwater. Bij passieve veredeling worden bijkomende veredelingsproducten zoals resten en afval als verliezen beschouwd.

  • 3. 
    De methode van de waardesleutel wordt gebruikt wanneer de methode van de hoeveelheidssleutel niet van toepassing is.

De hoeveelheid invoer-/uitvoergoederen die wordt geacht te zijn opgenomen in de veredelingsproducten waarvoor een douaneschuld is ontstaan stemt overeen met de verhouding tussen:

  • a) 
    de waarde van die veredelingsproducten, ongeacht het feit of daarvoor een douaneschuld is ontstaan, in procenten van de totale waarde van alle veredelingsproducten, en
  • b) 
    de waarde van de veredelingsproducten waarvoor een douaneschuld is ontstaan, in procenten van de totale waarde van de veredelingsproducten van die soort.

Voor de toepassing van de waardesleutel is de waarde van elk veredelingsproduct de meest recente verkoopprijs 'af fabriek' in de Gemeenschap, of de recente verkoopprijs van identieke of soortgelijke producten in de Gemeenschap, voorzover deze prijs niet is beïnvloed door banden tussen koper en verkoper.

  • 4. 
    Wanneer de waarde niet overeenkomstig lid 3 kan worden vastgesteld, wordt zij op een andere redelijke wijze vastgesteld.

Onderafdeling 5

Compenserende rente

Artikel 519

  • 1. 
    Wanneer voor de onder de regeling actieve veredeling of tijdelijke invoer geplaatste veredelingsproducten of invoergoederen een douaneschuld ontstaat, is compenserende rente verschuldigd over het bedrag aan rechten bij invoer in de betrokken periode.
  • 2. 
    Van toepassing is de geldmarktrente voor een termijn van drie maanden die is gepubliceerd in de statistische bijlage van het maandbulletin van de Europese Centrale Bank.

De toepasselijke rentevoet is die welke van toepassing was twee maanden voor de maand waarin de douaneschuld is ontstaan en voor de lidstaat waar de goederen voor het eerst overeenkomstig de vergunning zijn of hadden moeten worden bewerkt of gebruikt.

  • 3. 
    De rente wordt per maand berekend en loopt vanaf de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de invoergoederen waarvoor een douaneschuld is ontstaan onder de regeling zijn geplaatst tot de laatste dag van de maand waarin de douaneschuld is ontstaan.

Wanneer in het kader van de actieve veredeling (terugbetalingssysteem) de aanvraag wordt ingediend om de goederen, overeenkomstig artikel 128, lid 4, van het Wetboek, in het vrije verkeer te brengen, begint de rente te lopen op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de rechten bij invoer zijn terugbetaald of kwijtgescholden.

  • 4. 
    De leden 1, 2 en 3 zijn in de volgende gevallen niet van toepassing:
  • a) 
    wanneer de in aanmerking te nemen periode korter is dan een maand;
  • b) 
    wanneer het bedrag van de compenserende rente niet meer dan 20 EUR per douaneschuld bedraagt;
  • c) 
    wanneer de douaneschuld is ontstaan om de toepassing mogelijk te maken van een preferentieel tarief op grond van een overeenkomst tussen de Gemeenschap en een derde land;
  • d) 
    bij het in het vrije verkeer brengen van resten en afval die bij een vernietiging zijn ontstaan;
  • e) 
    bij het in het vrije verkeer brengen van de in bijlage 75 bedoelde bijkomende veredelingsproducten, voorzover de hoeveelheid daarvan evenredig is aan de uitgevoerde hoeveelheid hoofdveredelingsproduct;
  • f) 
    wanneer een douaneschuld is ontstaan bij het in het vrije verkeer brengen van goederen overeenkomstig artikel 128, lid 4, van het Wetboek, mits de voor die goederen verschuldigde rechten bij invoer niet zijn terugbetaald of kwijtgescholden;
  • g) 
    wanneer de vergunninghouder die de goederen in het vrije verkeer wenst te brengen, aantoont dat bijzondere omstandigheden die geen nalatigheid of manipulatie van zijn kant inhouden het onmogelijk of economisch onverantwoord maken de goederen weder uit te voeren in de omstandigheden die bij het aanvragen van de vergunning waren voorzien;
  • h) 
    wanneer voor een douaneschuld zekerheid in contanten is gesteld;
  • i) 
    wanneer een douaneschuld is ontstaan op grond van artikel 201, lid 1, onder b), van het Wetboek of ten gevolge van het in het vrije verkeer brengen van goederen die op grond van artikel 556 tot en met 561, 563, 565, 568, 573, onder b), of 576 van deze verordening onder de regeling tijdelijke invoer waren geplaatst.
  • 5. 
    Indien het bij gebruik van de regeling actieve veredeling, als gevolg van het aantal invoergoederen en/of veredelingsproducten, economisch niet verantwoord is de leden 2 en 3 toe te passen, kunnen de douaneautoriteiten, op verzoek van de belanghebbende, toestaan dat voor de berekening van de compenserende rente vereenvoudigde methoden worden toegepast die vergelijkbare resultaten opleveren.

Onderafdeling 6

Aanzuivering

Artikel 520

  • 1. 
    Wanneer invoergoederen of tijdelijke-uitvoergoederen door middel van twee of meer aangiften, maar op grond van dezelfde vergunning
  • onder een schorsingsregeling zijn geplaatst, wordt de toekenning van een nieuwe douanebestemming aan die goederen als de aanzuivering van de regeling beschouwd voor de invoergoederen die met de oudste aangifte onder de regeling zijn geplaatst;
  • onder de regeling actieve veredeling (terugbetalingssysteem) of passieve veredeling zijn geplaatst, worden de veredelingsproducten geacht te zijn verkregen uit de invoergoederen respectievelijk de tijdelijke-uitvoergoederen die met de oudste aangifte onder de regeling zijn geplaatst.

De toepassing van de eerste alinea mag niet tot ongerechtvaardigde voordelen op het gebied van de rechten bij invoer leiden.

De vergunninghouder kan verzoeken dat de aanzuivering ten aanzien van specifieke invoergoederen of tijdelijke-uitvoergoederen geschiedt.

  • 2. 
    Bij algehele vernietiging of onherroepelijk verlies van onder de regeling geplaatste en andere goederen, mogen de douaneautoriteiten bewijsstukken van de vergunninghouder aanvaarden waaruit blijkt hoeveel onder de regeling geplaatste goederen zijn vernietigd of verloren gegaan. Indien de vergunninghouder dergelijke bewijsstukken niet kan overleggen, wordt de hoeveelheid goederen die is vernietigd of verloren gegaan vastgesteld door vergelijking met de hoeveelheid onder de regeling geplaatste goederen van dezelfde soort ten tijde van de vernietiging of het verlies.

Artikel 521

  • 1. 
    Uiterlijk bij afloop van de aanzuiveringstermijn, ook indien globalisatie overeenkomstig artikel 118, lid 2, tweede alinea, van het Wetboek wordt toegepast,
  • wordt, bij actieve veredeling (schorsingssysteem) of behandeling onder douanetoezicht, de aanzuiveringsafrekening binnen 30 dagen bij het controlekantoor ingediend;
  • wordt, bij actieve veredeling (terugbetalingssysteem), het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer binnen zes maanden bij het controlekantoor ingediend.

Indien dit in bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd is, kunnen de douaneautoriteiten de termijn verlengen, zelfs wanneer deze reeds is verstreken.

  • 2. 
    De afrekening of het verzoek bevat de volgende gegevens, tenzij het controlekantoor anders bepaalt:
  • a) 
    een verwijzing naar de vergunning;
  • b) 
    de hoeveelheid van elke soort invoergoederen waarvoor aanzuivering, terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd of die onder de regeling driehoeksverkeer zijn geplaatst;
  • c) 
    de GN-code waaronder de invoergoederen zijn ingedeeld;
  • d) 
    de rechten bij invoer die op de invoergoederen van toepassing zijn en, in voorkomend geval, de douanewaarde;
  • e) 
    verwijzingen naar de aangiften waarmee de invoergoederen onder de regeling zijn geplaatst;
  • f) 
    de soort en de hoeveelheid veredelingsproducten, behandelde goederen of goederen in ongewijzigde staat en de douanebestemming die zij hebben gekregen, onder verwijzing naar de desbetreffende aangiften, andere douanedocumenten of enig ander document betreffende de aanzuivering en aanzuiveringstermijnen;
  • g) 
    de waarde van de veredelingsproducten of behandelde goederen indien bij de aanzuivering de methode van de waardesleutel wordt gebruikt;
  • h) 
    het opbrengstpercentage;
  • i) 
    het te betalen, terug te betalen of kwijt te schelden bedrag aan rechten bij invoer en compenserende rente. Wanneer artikel 546 toepassing vindt, dient dit te worden vermeld;
  • j) 
    bij behandeling onder douanetoezicht, de GN-code waaronder de behandelde goederen zijn ingedeeld en de nodige gegevens om de douanewaarde te kunnen bepalen.
  • 3. 
    Het controlekantoor kan de aanzuiveringsafrekening opstellen.

Afdeling 7

Administratieve samenwerking

Artikel 522

In de in bijlage 70 vermelde gevallen en binnen de daarin vermelde termijn en op de daarin aangegeven wijze, delen de douaneautoriteiten de Commissie het volgende mede:

  • a) 
    bij actieve veredeling en behandeling onder douanetoezicht:
  • i) 
    de afgegeven vergunningen;
  • ii) 
    de aanvragen die zijn geweigerd en de vergunningen die zijn ingetrokken daar niet aan de economische voorwaarden werd voldaan;
  • b) 
    bij passieve veredeling:
  • i) 
    de vergunningen die op grond van artikel 147, lid 2, van het Wetboek, zijn afgegeven;
  • ii) 
    de aanvragen die zijn geweigerd en de vergunningen die zijn ingetrokken daar niet aan de economische voorwaarden werd voldaan.

De Commissie stelt de douaneautoriteiten van deze mededelingen in kennis.

Artikel 523

Om de andere bij de toepassing van de regeling betrokken douanekantoren de nodige inlichtingen te verstrekken, kunnen de hierna genoemde inlichtingenbladen, waarvan het model in bijlage 71 is opgenomen, op verzoek van de betrokkene of op initiatief van de douaneautoriteiten worden afgegeven, tenzij de douaneautoriteiten andere wijzen van uitwisseling van inlichtingen overeenkomen.

  • a) 
    voor de regeling douane-entrepots: inlichtingenblad INF 8 om gegevens mee te delen ten behoeve van de vaststelling van de douaneschuld ten aanzien van de goederen voordat deze gebruikelijke behandelingen hebben ondergaan;
  • b) 
    voor actieve veredeling:
  • i) 
    inlichtingenblad INF 1, voor de mededeling van gegevens over het bedrag aan rechten, compenserende rente, zekerheden en handelspolitieke maatregelen;
  • ii) 
    inlichtingenblad INF 9, voor de mededeling van gegevens over veredelingsproducten die in het kader van het driehoeksverkeer een andere douanebestemming krijgen;
  • iii) 
    inlichtingenblad INF 5, voor de mededeling van gegevens over voorafgaande uitvoer in het kader van het driehoeksverkeer ten behoeve van de vrijstelling van rechten voor invoergoederen;
  • iv) 
    inlichtingenblad INF 7, voor de mededeling van gegevens ten behoeve van de terugbetaling of kwijtschelding van rechten in het kader van het terugbetalingssysteem;
  • c) 
    voor tijdelijke invoer: inlichtingenblad INF 6 om gegevens mede te delen voor de vaststelling van de douaneschuld of van de rechten die bij de verplaatsing van de goederen reeds zijn geheven;
  • d) 
    voor passieve veredeling: inlichtingenblad INF 2 om gegevens mede te delen over tijdelijke uitvoergoederen in het kader van het driehoeksverkeer ter verkrijging van gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten.

HOOFDSTUK 2

Regeling douane-entrepots

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 524

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt in verband met landbouwproducten verstaan onder goederen met voorfinanciering: communautaire goederen die bestemd zijn om in ongewijzigde staat te worden uitgevoerd en waarvoor, voordat zij worden uitgevoerd, een met de uitvoerrestitutie overeenkomend bedrag wordt betaald overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad(6).

Artikel 525

  • 1. 
    Publieke douane-entrepots worden als volgt ingedeeld:
  • a) 
    type A wanneer de verantwoordelijkheid bij de entreposeur ligt;
  • b) 
    type B wanneer de verantwoordelijkheid bij de entrepositaris ligt;
  • c) 
    type F wanneer het entrepot door de douaneautoriteiten wordt beheerd.
  • 2. 
    Particuliere entrepots waarbij de verantwoordelijkheid bij de entreposeur ligt die tevens de entrepositaris is, maar die niet noodzakelijkerwijs de eigenaar van de goederen is, worden als volgt ingedeeld:
  • a) 
    type D, wanneer het in het vrije verkeer brengen van de goederen gebeurt volgens de domiciliëringsprocedure en kan worden gebaseerd op de aard, de douanewaarde en de hoeveelheid van de goederen bij de plaatsing ervan onder de regeling;
  • b) 
    type E, wanneer de regeling van toepassing is hoewel de goederen niet in een als douane-entrepot goedgekeurde plaats behoeven te worden opgeslagen;
  • c) 
    type C, wanneer andere dan de in de punten a) en b) vermelde situaties zich voordoen.
  • 3. 
    In een vergunning voor een entrepot van het type E kan worden bepaald dat de procedures voor entrepots van het type D van toepassing zijn.

Afdeling 2

Aanvullende voorwaarden voor het verlenen van de vergunning

Artikel 526

  • 1. 
    Bij het verlenen van de vergunning omschrijven de douaneautoriteiten de lokalen of andere plaatsen die als douane-entrepot van het type A, B, C of D zijn goedgekeurd. Zij kunnen ook ruimten voor tijdelijke opslag als douane-entrepots van een dergelijk type goedkeuren of deze als een entrepot van het type F beheren.
  • 2. 
    Een plaats kan niet terzelfdertijd als meer dan een douane-entrepot worden goedgekeurd.
  • 3. 
    In de vergunning kan worden bepaald dat gevaarlijke goederen, goederen die andere goederen kunnen beschadigen of goederen die om andere redenen bijzondere inrichtingen vereisen uitsluitend in speciaal daarvoor ingerichte ruimten mogen worden opgeslagen.
  • 4. 
    Douane-entrepots van het type A, C, D en E kunnen als bevoorradingsdepots in de zin van artikel 40 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie worden aangemerkt(7).
  • 5. 
    Alleen voor particuliere douane-entrepots kunnen grensoverschrijdende vergunningen worden verleend.

Artikel 527

  • 1. 
    Een vergunning voor de regeling douane-entrepot mag alleen worden verleend indien de voorgenomen gebruikelijke behandelingen, actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht niet belangrijker zijn dan de opslag van de goederen.
  • 2. 
    Er kan geen vergunning worden verleend indien de ruimten van het douane-entrepot of van de opslagplaats voor de verkoop van goederen in het klein worden gebruikt.

Er kan echter wel vergunning worden verleend wanneer goederen in het klein, met vrijstelling van rechten bij invoer, worden verkocht:

  • a) 
    aan reizigers in het kader van het reizigersverkeer naar derde landen;
  • b) 
    op grond van diplomatieke of consulaire overeenkomsten;
  • c) 
    aan leden van internationale organisaties of NAVO-strijdkrachten.
  • 3. 
    Voor de toepassing van artikel 86, tweede streepje, van het Wetboek houden de douaneautoriteiten, bij het onderzoek of de toepassing van de regeling douane-entrepots geen administratieve kosten meebrengt die niet in verhouding staan tot de economische behoeften, onder meer rekening met het type douane-entrepot en de daarin toe te passen procedures.

Afdeling 3

Voorraadadministratie

Artikel 528

  • 1. 
    In douane-entrepots van het type A, C, D en E houdt de entreposeur de voorraadadministratie bij.
  • 2. 
    In douane-entrepots van het type F houdt het bevoegde douanekantoor een douaneadministratie in plaats van een voorraadadministratie bij.
  • 3. 
    In douane-entrepots van het type B bewaart het controlekantoor de aangiften tot plaatsing onder de regeling bij wijze van voorraadadministratie.

Artikel 529

  • 1. 
    Uit de voorraadadministratie moet te allen tijde zijn af te lezen welke goederen zich onder de regeling douane-entrepots bevinden. De entreposeur legt het controlekantoor, op door de douaneautoriteiten vast te stellen tijdstippen, een lijst van deze goederen voor.
  • 2. 
    Wanneer artikel 112, lid 2, van het Wetboek van toepassing is, wordt de douanewaarde van de goederen, voordat deze gebruikelijke behandelingen ondergaan, in de voorraadadministratie vermeld.
  • 3. 
    Gegevens over de tijdelijke uitslag en gezamenlijke opslag van goederen overeenkomstig artikel 534, lid 2, worden in de voorraadadministratie vermeld.

Artikel 530

  • 1. 
    Onder de regeling douane-entrepots, type E, geplaatste goederen worden bij aankomst in de opslagplaats van de vergunninghouder in de voorraadadministratie ingeschreven.
  • 2. 
    Wanneer het douane-entrepot tevens als ruimte voor tijdelijke opslag dienst doet, worden de goederen bij de aanvaarding van de aangifte tot plaatsing onder de regeling in de voorraadadministratie ingeschreven.
  • 3. 
    Uiterlijk bij de uitslag van de goederen uit het douane-entrepot of de opslagplaatsen van de vergunninghouder wordt in de voorraadadministratie vermeld dat de regeling is aangezuiverd.

Afdeling 4

Andere bepalingen betreffende de werking van de regeling

Artikel 531

Niet-communautaire goederen kunnen de in bijlage 72 genoemde gebruikelijke behandelingen ondergaan.

Artikel 532

Goederen kunnen voor een periode van ten hoogste drie maanden tijdelijk worden uitgeslagen. Deze termijn kan zo nodig worden verlengd.

Artikel 533

Aanvragen om goederen gebruikelijke behandelingen te laten ondergaan of om deze tijdelijk uit het douane-entrepot uit te slaan moeten van geval tot geval schriftelijk bij het controlekantoor worden ingediend. Deze aanvragen moeten alle gegevens bevatten die voor de toepassing van de regeling zijn vereist.

Dergelijke aanvragen kunnen in het kader van de vergunning voor gebruik van de regeling douane-entrepots worden ingewilligd. In dit geval wordt het controlekantoor, op de door dit kantoor vast te stellen wijze, ervan in kennis gesteld wanneer de goederen de behandeling ondergaan of tijdelijk worden uitgeslagen.

Artikel 534

  • 1. 
    Wanneer communautaire goederen in de ruimten van een douane-entrepot of in een opslagplaats voor onder de regeling douane-entrepot geplaatste goederen worden opgeslagen, kunnen specifieke methoden worden vastgesteld om deze communautaire goederen te identificeren, met name om deze van onder de regeling douane-entrepots geplaatste goederen te onderscheiden.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten kunnen gezamenlijke opslag toestaan wanneer het niet mogelijk is de douanestatus van elke soort goederen te allen tijde vast te stellen.

Goederen met voorfinanciering zijn van een dergelijke toestemming uitgesloten.

Gezamenlijk opgeslagen goederen moeten onder dezelfde GN-code zijn ingedeeld en dezelfde handelskwaliteit en technische kenmerken hebben.

  • 3. 
    Gezamenlijk opgeslagen goederen alsmede, in buitengewone omstandigheden, te identificeren goederen die aan de voorwaarden van lid 2, tweede alinea, voldoen, kunnen, wanneer zij voor een douanebestemming worden aangegeven, als communautaire of niet-communautaire goederen worden beschouwd.

De toepassing van de eerste alinea mag er evenwel niet toe leiden dat een douanestatus wordt toegekend aan een hoeveelheid goederen die groter is dan de hoeveelheid goederen met die status die in het douane-entrepot of de opslagruimte is opgeslagen wanneer de voor een douanebestemming aangegeven goederen worden uitgeslagen.

Artikel 535

  • 1. 
    Wanneer goederen in het douane-entrepot of in de opslagruimte een actieve veredeling of een behandeling onder douanetoezicht ondergaan, is artikel 534 van overeenkomstige toepassing op de onder de regeling geplaatste goederen.

Bij actieve veredeling zonder gebruik van equivalente goederen of bij behandeling onder douanetoezicht is het bepaalde in artikel 534 betreffende gezamenlijke opslag niet van toepassing op communautaire goederen.

  • 2. 
    De administratie wordt op zodanige wijze gevoerd dat de douaneautoriteiten te allen tijde de situatie van alle onder de regeling geplaatste goederen kunnen controleren.

HOOFDSTUK 3

Actieve veredeling

Afdeling 1

Algemene bepaling

Artikel 536

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a) 
    voorafgaande uitvoer: de regeling waarbij uit equivalente goederen verkregen veredelingsproducten worden uitgevoerd voordat de invoergoederen onder de regeling actieve veredeling (schorsingssysteem) worden geplaatst;
  • b) 
    loonveredeling: elke be- of verwerking van rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking van de vergunninghouder gestelde invoergoederen die wordt verricht overeenkomstig de aanwijzingen en voor rekening van een in een derde land gevestigde opdrachtgever, waarbij in het algemeen uitsluitend de kosten van de be- of verwerking worden betaald.

Afdeling 2

Aanvullende voorwaarden voor het verlenen van de vergunning

Artikel 537

Een vergunning wordt uitsluitend verleend wanneer de aanvrager voornemens is de hoofdveredelingsproducten weder uit te voeren of uit te voeren.

Artikel 538

Voor de in artikel 114, lid 2, onder c), vierde streepje, van het Wetboek bedoelde goederen kan ook vergunning worden verleend, met uitzondering van:

  • a) 
    brandstof en energiebronnen, andere dan die welke nodig zijn voor het testen van de veredelingsproducten of voor het opsporen van defecten in te herstellen invoergoederen;
  • b) 
    smeermiddelen, andere dan die welke nodig zijn voor het proefdraaien, het calibreren, het afstellen of uit de gietvorm nemen van veredelingsproducten;
  • c) 
    uitrusting en gereedschap.

Artikel 539

De economische voorwaarden worden geacht te zijn vervuld, tenzij de aanvraag op de in bijlage 73 genoemde invoergoederen betrekking heeft.

De economische voorwaarden worden evenwel ook geacht te zijn vervuld voor de in bijlage 73 genoemde goederen, indien:

  • a) 
    de aanvraag betrekking heeft op:
  • i) 
    de veredeling van goederen zonder handelskarakter,
  • ii) 
    een loonveredelingscontract,
  • iii) 
    de veredeling van veredelingsproducten waarvoor eerder vergunning is verleend en het onderzoek van de economische voorwaarden reeds heeft plaatsgevonden,
  • iv) 
    gebruikelijke behandelingen in de zin van artikel 531,
  • v) 
    herstellingen,
  • vi) 
    de verwerking van onder GN-code 1001 10 00 ingedeelde harde tarwe tot onder de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 ingedeelde deegwaren; of
  • b) 
    de samengevoegde waarde van de invoergoederen, per aanvrager, per kalenderjaar en per achtcijfercode van de GN niet meer dan 150000 EUR bedraagt; of
  • c) 
    overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad(8), de aanvraag betrekking heeft op de onder deel A van bijlage 73 bedoelde invoergoederen waarvoor de aanvrager een door de bevoegde autoriteit afgegeven document overlegt op grond waarvan deze goederen onder de regeling kunnen worden geplaatst, binnen de grenzen van een op grond van een voorzieningsbalans vastgestelde hoeveelheid.

Artikel 540

In de vergunning wordt vermeld op welke wijze de in de veredelingsproducten verwerkte invoergoederen worden geïdentificeerd alsmede de voorwaarden voor de juiste toepassing van de regeling wanneer equivalente goederen worden gebruikt.

Deze identificatiemethoden of voorwaarden kunnen een controle van de administratie inhouden.

Afdeling 3

Bepalingen betreffende de werking van de regeling

Artikel 541

  • 1. 
    In de vergunning wordt vermeld of en op welke voorwaarden de in artikel 114, lid 2, onder e), van het Wetboek bedoelde equivalente goederen die onder dezelfde achtcijfercode van de GN zijn ingedeeld en die dezelfde handelskwaliteit en dezelfde technische kenmerken hebben als de invoergoederen voor de veredeling mogen worden gebruikt.
  • 2. 
    Equivalente goederen mogen zich in een verder gevorderd fabricagestadium dan de invoergoederen bevinden wanneer het voornaamste deel van de veredeling van deze equivalente goederen - met uitzondering van buitengewone gevallen - in het bedrijf van de vergunninghouder of namens hem in een ander bedrijf wordt verricht.
  • 3. 
    Voor de in bijlage 74 bedoelde goederen zijn de daarin vermelde bijzondere voorwaarden van toepassing.

Artikel 542

  • 1. 
    In de vergunning is de aanzuiveringstermijn vermeld. Wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen kan deze termijn worden verlengd, zelfs indien de oorspronkelijke termijn reeds is verstreken.
  • 2. 
    Wanneer de aanzuiveringstermijn voor alle in een bepaalde periode onder de regeling geplaatste goederen op een bepaalde datum verstrijkt, kan in de vergunning worden bepaald dat de aanzuiveringstermijn automatisch wordt verlengd voor alle goederen die zich op die datum nog onder de regeling bevinden. De douaneautoriteiten kunnen echter eisen dat deze goederen binnen een door hen vastgestelde termijn een nieuwe douanebestemming krijgen.
  • 3. 
    Ongeacht de eventuele toepassing van globalisatie of van lid 2 bedraagt de aanzuiveringstermijn voor de volgende veredelingsproducten of goederen in ongewijzigde staat ten hoogste:
  • a) 
    vier maanden wanneer het de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde melk en zuivelproducten betreft;
  • b) 
    twee maanden in geval van het slachten zonder vetmesten van de in hoofdstuk 1 van de GN bedoelde dieren;
  • c) 
    drie maanden in geval van het vetmesten (eventueel met inbegrip van het slachten) van de onder de GN-codes 0104 en 0105 ingedeelde dieren;
  • d) 
    zes maanden in geval van het vetmesten (eventueel met inbegrip van het slachten) van andere onder hoofdstuk 1 van de GN ingedeelde dieren;
  • e) 
    zes maanden in geval van de veredeling van vlees;
  • f) 
    zes maanden in geval van de veredeling van andere landbouwproducten van een soort die voor de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 565/80 bedoelde vooruitbetaling van uitvoerrestituties in aanmerking komen, wanneer deze tot de in artikel 2, onder b) of c), van die verordening genoemde producten of goederen worden verwerkt.

Wanneer achtereenvolgende veredelingen worden uitgevoerd of wanneer dit om bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd is, kunnen de termijnen op verzoek worden verlengd; de totale termijn mag echter niet meer dan twaalf maanden bedragen.

Artikel 543

  • 1. 
    Bij voorafgaande uitvoer wordt in de vergunning vermeld binnen welke termijn de niet-communautaire goederen voor de regeling moeten worden aangegeven, waarbij rekening moet worden gehouden met de tijd die nodig is voor de aanschaf en het vervoer van de goederen naar de Gemeenschap.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde termijn mag niet langer zijn dan:
  • a) 
    drie maanden voor onder een gemeenschappelijke marktordening vallende goederen;
  • b) 
    zes maanden voor alle andere goederen.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde termijn van zes maanden kan evenwel op een met redenen omkleed verzoek van de vergunninghouder worden verlengd, doch uiterlijk tot twaalf maanden. Wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen kan de termijn zelfs na het verstrijken van de oorspronkelijke termijn worden verlengd.

Artikel 544

In het kader van de aanzuivering van de regeling of het verzoek om terugbetaling van de rechten bij invoer, wordt met wederuitvoer of uitvoer gelijkgesteld:

  • a) 
    de levering van veredelingsproducten aan personen uit derde landen die vrijstelling van rechten bij invoer genieten uit hoofde van de Overeenkomst van Wenen van 18 april 1961 inzake de diplomatieke betrekkingen, de Overeenkomst van Wenen van 24 april 1963 inzake de consulaire betrekkingen of andere consulaire overeenkomsten, of uit hoofde van de Overeenkomst van New York van 16 december 1969 inzake speciale missies;
  • b) 
    de levering van veredelingsproducten aan de op het grondgebied van een lidstaat gelegerde strijdkrachten van andere landen, wanneer deze lidstaat bijzondere vrijstelling van rechten bij invoer verleent overeenkomstig artikel 136 van Verordening (EEG) nr. 918/83;
  • c) 
    de levering van burgerluchtvaartuigen; het controlekantoor staat echter toe dat de regeling wordt aangezuiverd zodra de invoergoederen voor de eerste maal voor de vervaardiging, herstelling, wijziging of ombouw van vliegtuigen voor de burgerluchtvaart of delen daarvan zijn gebruikt, mits het aan de hand van de administratie van de vergunninghouder mogelijk is te controleren dat de regeling naar behoren wordt toegepast;
  • d) 
    de levering van ruimtevaartuigen en de daarbij behorende uitrusting; het controlekantoor staat echter toe, dat de regeling wordt aangezuiverd zodra de invoergoederen voor de eerste maal voor de vervaardiging, herstelling, wijziging of ombouw van satellieten, lanceerinstallaties, gronduitrusting en delen daarvan zijn gebruikt, mits het aan de hand van de administratie van de vergunninghouder mogelijk is te controleren dat de regeling naar behoren wordt toegepast.
  • e) 
    de verwijdering, volgens de daarvoor geldende voorschriften, van bijkomende veredelingsproducten waarvan de vernietiging onder douanetoezicht om milieuredenen verboden is; voor de toepassing hiervan moet de vergunninghouder aantonen dat aanzuivering van de regeling overeenkomstig de normale voorschriften onmogelijk of economisch niet verantwoord is.

Afdeling 4

Bepalingen betreffende de werking van het schorsingssysteem

Artikel 545

  • 1. 
    Voor equivalente goederen die overeenkomstig artikel 115 van het Wetboek voor de veredeling worden gebruikt, behoeven geen formaliteiten voor plaatsing onder de regeling te worden vervuld.
  • 2. 
    Equivalente goederen en daaruit vervaardigde veredelingsproducten worden niet-communautaire goederen en de invoergoederen communautaire goederen zodra de aangifte tot aanzuivering van de regeling is aanvaard.

Wanneer de invoergoederen voor de aanzuivering van de regeling op de markt worden gebracht, verandert de douanestatus ervan op het tijdstip dat zij op de markt worden gebracht. Wanneer wordt verwacht dat de equivalente goederen op dit tijdstip niet beschikbaar zullen zijn, kunnen de douaneautoriteiten bij wijze van uitzondering op verzoek van de vergunninghouder toestaan dat de equivalente goederen binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn aanwezig zullen zijn.

  • 3. 
    Bij voorafgaande uitvoer:
  • worden de veredelingsproducten bij aanvaarding van de aangifte ten uitvoer niet-communautaire goederen, mits de in te voeren goederen onder de regeling worden geplaatst;
  • worden de invoergoederen communautaire goederen wanneer zij onder de regeling worden geplaatst.

Artikel 546

In de vergunning wordt vermeld of de veredelingsproducten of de goederen in ongewijzigde staat zonder douaneaangifte in het vrije verkeer mogen worden gebracht, onverminderd de toepassing van eventuele verboden of beperkingen. Wanneer dit het geval is worden zij geacht in het vrije verkeer te zijn gebracht indien zij bij het verstrijken van de aanzuiveringstermijn geen douanebestemming hebben gekregen.

Voor de toepassing van artikel 218, lid 1, eerste alinea, van het Wetboek wordt de aangifte voor het vrije verkeer geacht te zijn ingediend en aanvaard en de goederen in het vrije verkeer gebracht op het tijdstip dat de aanzuiveringsafrekening wordt ingediend.

De goederen worden communautaire goederen wanneer zij op de markt worden gebracht.

Artikel 547

Bij het in het vrije verkeer brengen van veredelingsproducten hebben de vakken 15, 16, 34, 41 en 42 van de aangifte betrekking op de invoergoederen. De desbetreffende gegevens mogen ook op inlichtingenblad INF 1 of op een ander bij de aangifte gevoegd document worden verstrekt.

Artikel 548

  • 1. 
    In bijlage 75 is de lijst opgenomen van veredelingsproducten waarvoor, overeenkomstig artikel 122, onder a), eerste streepje, van het Wetboek, rechten bij invoer verschuldigd zijn wanneer zij in het vrije verkeer worden gebracht.
  • 2. 
    Wanneer andere veredelingsproducten dan die welke zijn vermeld in de in lid 1 genoemde lijst worden vernietigd, worden zij beschouwd te zijn wederuitgevoerd.

Artikel 549

  • 1. 
    Wanneer de veredelingsproducten of goederen in ongewijzigde staat ter aanzuivering van de regeling onder een schorsingsregeling worden geplaatst of in een vrije zone van controletype I in de zin van artikel 799 worden gebracht of in een vrij entrepot of een vrije zone van controletype II in de zin van artikel 799, wordt op de voor de betrokken douanebestemming gebruikte documenten, administratie of op in plaats daarvan gebruikte documenten een van de volgende vermeldingen aangebracht:
  • Mercancías PA/S,
  • AF/S - varer,
  • AV/S - Waren,
  • Εμπορεύματα ET/A,
  • IP/S goods,
  • Marchandises PA/S,
  • Merci PA/S,
  • AV/S - goederen,
  • Mercadorias AA/S,
  • SJ/S - tavaroita,
  • AF/S - varor.
  • 2. 
    Wanneer op de onder de regeling geplaatste invoergoederen handelspolitieke maatregelen van toepassing zijn die ook op het tijdstip dat de al dan niet veredelde goederen onder een schorsingsregeling worden geplaatst of in een vrije zone van controletype I in de zin van artikel 799 of in een vrij entrepot of een vrije zone van controletype II in de zin van artikel 799 worden gebracht, wordt de in lid 1 bedoelde vermelding met een van de volgende vermeldingen aangevuld:
  • Política comercial,
  • Handelspolitik,
  • Handelspolitik,

- Εμπορική πολιτική,

  • Commercial policy,
  • Politique commerciale,
  • Politica commerciale,
  • Handelspolitiek,
  • Politica comercial,
  • Kauppapolitiikka,
  • Handelspolitik.

Afdeling 5

Bepaling over de werking van het terugbetalingssysteem

Artikel 550

Wanneer onder het terugbetalingssysteem geplaatste goederen een in artikel 549, lid 1, bedoelde douanebestemming krijgen, wordt in plaats van een in dat artikel genoemde vermelding een van de volgende vermeldingen aangebracht:

  • Mercancías PA/R,
  • AF/T - varer,
  • AV/R-Waren,
  • Εμπορεύματα ET/E,
  • IP/D goods,
  • Marchandises PA/R,
  • Merci PA/R,
  • AV/T-goederen,
  • Mercadorias AA/D,
  • SJ/T-tavaroita,
  • AF/R-varor.

HOOFDSTUK 4

Behandeling onder douanetoezicht

Artikel 551

  • 1. 
    De regeling behandeling onder douanetoezicht is van toepassing op goederen waarvan de behandeling tot producten leidt waarop lagere rechten bij invoer van toepassing zijn dan op de invoergoederen.

Deze regeling is ook van toepassing op goederen die be- of verwerkingen moeten ondergaan om aan technische eisen te voldoen voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht.

  • 2. 
    Artikel 542, leden 1 en 2, is van overeenkomstige toepassing.
  • 3. 
    Voor de bepaling van de douanewaarde van de behandelde goederen die voor het in het vrije verkeer brengen worden aangegeven, kan de aangever een van de in artikel 30, lid 2, onder a), b), of c), van het Wetboek vermelde methoden kiezen of de douanewaarde van de invoergoederen vermeerderd met de behandelingskosten.

Artikel 552

  • 1. 
    Voor de in bijlage 76, deel A, bedoelde goederen en behandelingen worden de economische voorwaarden geacht te zijn vervuld.

Voor andere goederen en behandelingen wordt onderzocht of aan de economische voorwaarden is voldaan.

  • 2. 
    Voor de in bijlage 76, deel B, genoemde goederen en behandelingen die niet in deel A zijn genoemd, worden de economische voorwaarden door het Comité onderzocht. Artikel 504, leden 3 en 4, is van toepassing.

HOOFDSTUK 5

Tijdelijke invoer

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 553

  • 1. 
    Dieren, geboren uit onder de regeling geplaatste dieren, worden geacht niet-communautaire goederen te zijn en zelf ook onder de regeling te zijn geplaatst, tenzij hun handelswaarde te verwaarlozen is.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten zien erop toe dat de totale periode gedurende welke de goederen voor hetzelfde doel en onder de verantwoordelijkheid van dezelfde vergunninghouder onder de regeling blijven niet meer dan 24 maanden bedraagt, zelfs indien de regeling is aangezuiverd door de goederen onder een andere schorsende regeling te plaatsen, waarna zij weer onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst.

Op verzoek van de vergunninghouder kan deze termijn echter worden verlengd met de tijdsduur gedurende welke de goederen op de door de douaneautoriteiten vast te stellen voorwaarden niet worden gebruikt.

  • 3. 
    Voor de toepassing van artikel 140, lid 3, van het Wetboek worden onder uitzonderlijke omstandigheden gebeurtenissen verstaan ten gevolge waarvan de goederen voor een langere periode onder de regeling moeten blijven om het doel van de tijdelijke invoer te bereiken.
  • 4. 
    Onder de regeling geplaatste goederen moeten in dezelfde staat blijven.

Herstellingen en onderhoud, met inbegrip van revisie en afstelling, en maatregelen om de goederen in goede staat te bewaren of om ervoor te zorgen dat zij aan de technische eisen voor gebruik onder de regeling voldoen, zijn echter toegestaan.

Artikel 554

Tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer, hierna ook 'volledige vrijstelling van rechten bij invoer' genoemd, wordt slechts verleend indien aan de voorwaarden van de artikelen 555 tot en met 578 is voldaan.

Tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer wordt niet verleend voor verbruikbare goederen.

Afdeling 2

Voorwaarden voor volledige vrijstelling van rechten bij invoer

Onderafdeling 1

Vervoermiddelen

Artikel 555

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt verstaan onder:
  • a) 
    bedrijfsdoeleinden: gebruik van een vervoermiddel voor het vervoer van personen of goederen tegen vergoeding of in het kader van de economische activiteiten van een bedrijf;
  • b) 
    gebruik voor particuliere doeleinden: gebruik van een vervoermiddel voor andere doeleinden dan bedrijfsdoeleinden;
  • c) 
    intern verkeer: het vervoer van personen of van goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap instappen respectievelijk worden geladen en in dit gebied weer uitstappen respectievelijk worden gelost.
  • 2. 
    Onder vervoermiddelen worden ook de normale daarbij gevoegde reservedelen, toebehoren en uitrusting verstaan.

Artikel 556

Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor laadborden.

De regeling wordt eveneens aangezuiverd wanneer laadborden van dezelfde soort en vergelijkbare waarde worden uitgevoerd of wederuitgevoerd.

Artikel 557

  • 1. 
    Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor containers die op een daartoe geschikte en goed zichtbare plaats, op duurzame wijze, van de volgende gegevens zijn voorzien:
  • a) 
    de naam van de eigenaar of exploitant, voluit geschreven of afgekort, indien deze afkorting door veelvuldig gebruik voldoende bekend is. Emblemen en vlaggen mogen niet worden gebruikt;
  • b) 
    met uitzondering van wissellaadkisten die in het gecombineerde rail-wegvervoer worden gebruikt, de identificatiekenmerken of -nummers die de eigenaar of exploitant aan de container heeft toegekend; het tarragewicht van de container met inbegrip van de vaste uitrusting; en
  • c) 
    met uitzondering van containers die in het luchtverkeer worden gebruikt, het land waar de container thuishoort, voluit geschreven of aangegeven door middel van de tweelettercode van de internationale ISO-norm 3166 of 6346, door middel van het landenkenteken voor motorvoertuigen die aan het internationale wegverkeer deelnemen of, in geval van wissellaadkisten die bij het gecombineerde rail-wegvervoer worden gebruikt, door middel van cijfers.

Aanvragen voor een vergunning op grond van artikel 497, lid 3, eerste alinea, onder c), kunnen slechts worden ingewilligd indien de containers onder toezicht van een in het douanegebied van de Gemeenschap vertegenwoordigde persoon staan die te allen tijde kan mededelen waar de containers zich bevinden en die inlichtingen kan verstrekken over de plaatsing van die containers onder de regeling en de aanzuivering van de regeling.

  • 2. 
    De containers kunnen in het interne verkeer worden gebruikt voordat zij weer worden uitgevoerd. De containers mogen tijdens elk verblijf in een lidstaat echter slechts eenmaal worden gebruikt, en wel voor het vervoer van in die lidstaat geladen goederen die bestemd zijn om in die lidstaat weer te worden gelost, om te voorkomen dat de containers in die lidstaat leeg worden vervoerd.
  • 3. 
    De regeling wordt eveneens geacht te zijn aangezuiverd wanneer containers van dezelfde soort of van vergelijkbare waarde worden uitgevoerd of wederuitgevoerd op de voorwaarden die zijn neergelegd in de Overeenkomst van Genève van 21 januari 1994 inzake de douaneregeling voor containers die in het internationale vervoer in poolverband worden gebruikt, goedgekeurd bij Besluit 95/137/EG van de Raad(9).

Artikel 558

  • 1. 
    Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor middelen voor vervoer over de weg, per spoor, door de lucht, over zee en de binnenwateren die:
  • a) 
    buiten het douanegebied van de Gemeenschap zijn geregistreerd op naam van een buiten dat gebied gevestigde persoon. Wanneer het vervoermiddel niet is geregistreerd, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan wanneer de eigendom ervan toebehoort aan een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon;
  • b) 
    door een buiten dat gebied gevestigde persoon worden gebruikt, onverminderd de artikelen 559, 560 en 561; en
  • c) 
    indien zij voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, met uitzondering van middelen voor het vervoer per spoor, uitsluitend voor vervoer worden gebruikt dat buiten het douanegebied van de Gemeenschap aanvangt of eindigt. De vervoermiddelen mogen evenwel in het interne verkeer worden gebruikt indien de voorschriften op vervoersgebied, met name de voorschriften op het gebied van toelating en exploitatie, zulks toelaten.
  • 2. 
    Wanneer de in lid 1 bedoelde vervoermiddelen door een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde verhuuronderneming aan een buiten dat gebied gevestigde persoon worden wederverhuurd, moeten zij binnen acht dagen na inwerkingtreding van de overeenkomst worden wederuitgevoerd.

Artikel 559

In het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde personen genieten volledige vrijstelling van rechten bij invoer indien:

  • a) 
    middelen voor het vervoer per spoor aan deze personen ter beschikking worden gesteld op grond van een overeenkomst waarbij elk spoorwegnet het rollend materieel van het andere spoorwegnet als het eigen materieel mag gebruiken;
  • b) 
    een aanhangwagen aan een in het douanegebied van de Gemeenschap geregistreerd middel voor vervoer over de weg is gekoppeld;
  • c) 
    de vervoermiddelen in verband met een noodsituatie voor ten hoogste vijf dagen worden gebruikt, of wanneer
  • d) 
    de vervoermiddelen door een verhuuronderneming met het oog op wederuitvoer binnen ten hoogste vijf dagen worden gebruikt.

Artikel 560

  • 1. 
    In het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde natuurlijke personen genieten volledige vrijstelling van rechten bij invoer bij tijdelijk incidenteel gebruik voor particuliere doeleinden van vervoermiddelen, in opdracht van de vergunninghouder die zich ten tijde van dit gebruik in de Gemeenschap bevindt.

Deze personen genieten ook volledige vrijstelling bij gebruik voor particuliere doeleinden van vervoermiddelen die bij schriftelijke overeenkomst incidenteel zijn gehuurd:

  • a) 
    om naar hun woonplaats in de Gemeenschap terug te keren;
  • b) 
    om de Gemeenschap te verlaten, of
  • c) 
    wanneer dit in het algemeen door de betrokken douaneautoriteiten wordt toegestaan.
  • 2. 
    Het vervoermiddel moet worden wederuitgevoerd of naar de in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde verhuuronderneming terugkeren binnen:
  • a) 
    vijf dagen na de inwerkingtreding van de overeenkomst in het in lid 1, onder a), genoemde geval;
  • b) 
    acht dagen na de inwerkingtreding van de overeenkomst in het in lid 1, onder c), genoemde geval;
  • c) 
    De vervoermiddelen moeten in het in lid 1, onder c), genoemde geval binnen twee dagen na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden wederuitgevoerd.

Artikel 561

  • 1. 
    Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt eveneens toegestaan wanneer vervoermiddelen, met het oog op wederuitvoer, met een tijdelijk nummer in het douanegebied van de Gemeenschap worden geregistreerd
  • a) 
    op naam van een buiten dit gebied gevestigde persoon, of
  • b) 
    op naam van een in dit gebied gevestigde natuurlijke persoon die voorbereidingen treft om naar een plaats buiten dat gebied te verhuizen.

In het onder b) bedoelde geval moet het vervoermiddel binnen drie maanden na registratie worden uitgevoerd.

  • 2. 
    Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend wanneer vervoermiddelen voor bedrijfsdoeleinden of voor particuliere doeleinden worden gebruikt door een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde natuurlijke persoon die bij een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde eigenaar van het vervoermiddel in dienst is of anderszins door de eigenaar is gemachtigd.

Het particuliere gebruik van de voertuigen is toegestaan indien dit in de arbeidsovereenkomst is voorzien.

De douaneautoriteiten mogen de tijdelijke invoer van vervoermiddelen op grond van deze bepaling in geval van systematisch gebruik beperken.

  • 3. 
    Volledige vrijstelling van rechten bij invoer kan in buitengewone gevallen worden toegestaan wanneer vervoermiddelen door in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde personen voor een beperkte periode voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt.

Artikel 562

Onverminderd de toepassing van bijzondere bepalingen zijn de aanzuiveringstermijnen de volgende:

  • a) 
    voor middelen voor het vervoer per spoor: twaalf maanden;
  • b) 
    voor vervoermiddelen voor bedrijfsdoeleinden andere dan middelen voor het vervoer per spoor: de tijd die nodig is om het vervoer te verrichten;
  • c) 
    voor middelen voor het vervoer over de weg die voor particuliere doeleinden worden gebruikt:
  • door studenten: de periode gedurende welke de student uitsluitend voor studiedoeleinden in het douanegebied van de Gemeenschap verblijft;
  • door personen die opdrachten van een bepaalde duur vervullen: de periode gedurende welke deze persoon uitsluitend voor de doeleinden van zijn opdracht in het douanegebied van de Gemeenschap verblijft;
  • in andere gevallen, met inbegrip van rij- en trekdieren en de door deze getrokken voertuigen: zes maanden;
  • d) 
    voor middelen voor het vervoer door de lucht die voor particuliere doeleinden worden gebruikt: zes maanden;
  • e) 
    voor middelen voor het vervoer over zee en de binnenwateren die voor particuliere doeleinden worden gebruikt: achttien maanden.

Onderafdeling 2

Persoonlijke bezittingen en goederen voor sportdoeleinden van reizigers; welzijnsgoederen voor zeelieden

Artikel 563

Reizigers in de zin van artikel 236, onder A, lid 1, mogen persoonlijke bezittingen die redelijkerwijs tijdens de reis nodig kunnen zijn en goederen voor sportdoeleinden met volledige vrijstelling van rechten bij invoer tijdelijk invoeren.

Artikel 564

Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor welzijnsartikelen voor zeelieden in de volgende gevallen:

  • a) 
    wanneer deze aan boord van een schip in de internationale zeevaart worden gebruikt;
  • b) 
    wanneer deze uit een dergelijk schip worden gelost en door de bemanning aan land worden gebruikt; of
  • c) 
    wanneer deze door de bemanning aan land worden gebruikt in culturele of sociale instellingen die door organisaties zonder winstoogmerk worden beheerd of in plaatsen voor de eredienst waar regelmatig diensten voor zeelieden worden gehouden.

Onderafdeling 3

Materiaal voor hulpverlening bij rampen; medisch, chirurgisch en laboratoriummateriaal; dieren; goederen voor gebruik in grensgebieden

Artikel 565

Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor materiaal voor hulpverlening bij rampen indien dit materiaal in verband met maatregelen ter bestrijding van de gevolgen van rampen en dergelijke situaties in het douanegebied van de Gemeenschap wordt gebruikt, en het bestemd is voor overheidsinstanties of door de bevoegde autoriteiten erkende instanties.

Artikel 566

Volledige vrijstelling van rechten wordt verleend voor medisch, chirurgisch en laboratoriummateriaal indien dit materiaal is uitgeleend op verzoek van een ziekenhuis of een andere instelling voor gezondheidszorg dat of die daaraan wegens de ontoereikendheid van het eigen materiaal voor diagnostische of therapeutische doeleinden dringend behoefte heeft.

Artikel 567

Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor dieren toebehorende aan een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon.

Deze vrijstelling wordt verleend voor de volgende goederen die bestemd zijn voor activiteiten die verband houden met de bijzonderheden van het betrokken grensgebied volgens de wetgeving terzake:

  • a) 
    uitrusting die toebehoort aan een persoon die gevestigd is in het grensgebied dat aan het grensgebied van tijdelijke invoer grenst en die door een in dat aangrenzende grensgebied gevestigde persoon wordt gebruikt;
  • b) 
    goederen die onder toezicht van de overheid voor de bouw, de herstelling of het onderhoud van infrastructuurwerken in een dergelijk grensgebied worden gebruikt.

Onderafdeling 4

Geluids-, beeld- en gegevensdragers, reclamemateriaal; beroepsuitrusting; opvoedkundig en wetenschappelijk materiaal

Artikel 568

Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor de volgende goederen:

  • a) 
    geluids-, beeld- en gegevensdragers die kostenloos of met het oog op de verkoop worden gedemonstreerd, of die bestemd zijn om van een geluidsspoor te worden voorzien, te worden genasynchroniseerd of gekopieerd; of
  • b) 
    goederen die uitsluitend voor reclamedoeleinden worden gebruikt.

Artikel 569

  • 1. 
    Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor beroepsuitrusting wanneer deze:
  • a) 
    toebehoort aan een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon;
  • b) 
    wordt ingevoerd door een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon of door een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon die in dienst is van degene aan wie de beroepsuitrusting toebehoort; en
  • c) 
    door de importeur of onder diens toezicht wordt gebruikt, behalve in het geval van audiovisuele coproducties.
  • 2. 
    Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor uitrusting die voor de industriële vervaardiging of verpakking van goederen is bestemd of, tenzij het handgereedschap betreft, voor de exploitatie van natuurlijke bronnen, voor de bouw, de herstelling of het onderhoud van gebouwen of voor grondwerken en dergelijke.

Artikel 570

Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor opvoedkundig en wetenschappelijk materiaal indien dit:

  • a) 
    toebehoort aan een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon;
  • b) 
    wordt ingevoerd door openbare of particuliere instellingen voor onderwijs, beroepsopleiding of wetenschappelijk onderzoek die hoofdzakelijk zonder winstoogmerk werken en uitsluitend en onder hun verantwoordelijkheid voor onderwijs, beroepsopleiding en wetenschappelijke doeleinden wordt gebruikt;
  • c) 
    in redelijke hoeveelheden wordt ingevoerd, gelet op het doel van de invoer; en
  • d) 
    niet uitsluitend voor commerciële doeleinden wordt gebruikt.

Onderafdeling 5

Verpakkingen; gietvormen, matrijzen, clichés, tekeningen, ontwerpen, meet-, controle- en verificatie-instrumenten en soortgelijke artikelen; bijzondere gereedschappen en instrumenten; goederen om proeven mee uit te voeren of om aan proeven te onderwerpen; stalen en monsters; vervangende productiemiddelen

Artikel 571

Verpakkingen mogen met volledige vrijstelling van rechten bij invoer tijdelijk worden ingevoerd indien zij:

  • a) 
    gevuld worden ingevoerd en bestemd zijn om leeg of gevuld te worden wederuitgevoerd; of
  • b) 
    leeg worden ingevoerd en bestemd zijn om gevuld te worden wederuitgevoerd.

Verpakkingen mogen niet in het interne verkeer worden gebruikt, tenzij met het oog op de wederuitvoer. Voor verpakkingen die gevuld worden ingevoerd, geldt dit verbod vanaf het tijdstip dat zij van hun inhoud zijn ontdaan.

Artikel 572

  • 1. 
    Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor gietvormen, matrijzen, clichés, tekeningen, ontwerpen, meet-, controle- en verificatie-instrumenten en soortgelijke artikelen indien zij:
  • a) 
    aan een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon toebehoren; en
  • b) 
    voor productiedoeleinden worden gebruikt door een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon en ten minste 75 % van de uit dit gebruik voortvloeiende producten wordt uitgevoerd.
  • 2. 
    Volledige vrijstelling van rechten wordt verleend voor bijzondere gereedschappen en instrumenten indien deze:
  • a) 
    toebehoren aan een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon; en
  • b) 
    kosteloos aan een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon voor de productie van uit te voeren goederen ter beschikking worden gesteld.

Artikel 573

Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor de volgende goederen:

  • a) 
    goederen die aan proeven, experimenten of demonstraties worden onderworpen;
  • b) 
    goederen die op proef zijn ingevoerd op grond van een koopovereenkomst die de bepaling bevat dat de goederen eerst na bevredigende proeven zullen worden gekocht;
  • c) 
    goederen die worden gebruikt voor proeven, experimenten of demonstraties zonder winstoogmerk.

Voor de onder b) genoemde goederen bedraagt de aanzuiveringstermijn zes maanden.

Artikel 574

Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor stalen en monsters indien deze in redelijke hoeveelheden worden ingevoerd en uitsluitend voor vertoning of demonstratie in het douanegebied van de Gemeenschap zijn bestemd.

Artikel 575

Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor vervangende productiemiddelen wanneer een leverancier of hersteller deze, in afwachting van de levering of herstelling van soortgelijke goederen aan een klant, ter beschikking stelt. De aanzuiveringstermijn bedraagt zes maanden.

Onderafdeling 6

Goederen voor evenementen of voor de verkoop

Artikel 576

  • 1. 
    Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor goederen die bestemd zijn om te worden tentoongesteld of gebruikt tijdens een algemeen toegankelijk evenement dat niet uitsluitend voor de commerciële verkoop van goederen wordt georganiseerd, of die tijdens dergelijke evenementen uit onder de regeling geplaatste goederen worden verkregen.

In uitzonderlijke gevallen kunnen de bevoegde douaneautoriteiten het gebruik van de regeling voor andere evenementen toestaan.

  • 2. 
    Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor goederen op proef die niet als stalen of monsters kunnen worden ingevoerd, en die de afzender wenst te verkopen en de geadresseerde kan besluiten na onderzoek te kopen.

De aanzuiveringsperiode is twee maanden.

  • 3. 
    Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor:
  • a) 
    kunstvoorwerpen, verzamelaarsobjecten en antiquiteiten in de zin van bijlage I bij Richtlijn 77/388/EEG die zijn ingevoerd om met het oog op een eventuele verkoop te worden tentoongesteld;
  • b) 
    andere dan nieuw vervaardigde goederen die zijn ingevoerd om op een veiling te worden verkocht.

Onderafdeling 7

Reserveonderdelen, toebehoren en normale uitrusting; andere goederen

Artikel 577

Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor reserveonderdelen, toebehoren en normale uitrusting indien deze worden gebruikt voor herstelling, onderhoud, met inbegrip van revisie en afstelling, en bewaring in goede staat van onder de regeling geplaatste goederen.

Artikel 578

Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend wanneer andere dan de in de artikelen 556 tot en met 577 genoemde goederen of goederen die niet aan de voorwaarden van deze artikelen voldoen, worden ingevoerd:

  • a) 
    incidenteel en voor een periode van ten hoogste drie maanden; of
  • b) 
    in bijzondere omstandigheden die geen economische gevolgen hebben.

Afdeling 3

Bepalingen over de werking van de regeling

Artikel 579

Wanneer persoonlijke bezittingen, goederen voor sportdoeleinden of vervoermiddelen mondeling of door middel van een andere handeling worden aangegeven om onder de regeling te worden geplaatst, kunnen de douaneautoriteiten eisen dat schriftelijk aangifte wordt gedaan wanneer het eventueel verschuldigde bedrag aan rechten hoog is of wanneer er een ernstige risico aanwezig is dat niet aan de voorwaarden van de regeling zal worden voldaan.

Artikel 580

  • 1. 
    Aangiften voor plaatsing onder de regeling door middel van een ATA- of CPD-carnet worden aanvaard indien deze door een deelnemend land zijn afgegeven en zijn goedgekeurd en gegarandeerd door een maatschappij die deel uitmaakt van een internationale organisatie van waarborgmaatschappijen.

Tenzij in bilaterale of multilaterale overeenkomsten anders is bepaald, wordt onder deelnemend land een land verstaan dat partij is bij de ATA-overeenkomst of bij de Overeenkomst van Istanboel en die de aanbeveling van de Internationale Douaneraad van 25 juni 1992 tot aanvaarding van het CPD- of het ATA-carnet voor de tijdelijke invoer van goederen, heeft aanvaard;

  • 2. 
    Lid 1 is slechts van toepassing indien de ATA/CPD carnets:
  • a) 
    betrekking hebben op goederen die onder deze overeenkomsten vallen;
  • b) 
    door de douaneautoriteiten in het daarvoor bestemde deel van het omslagblad van het carnet zijn gewaarmerkt; en
  • c) 
    in het gehele douanegebied van de Gemeenschap geldig zijn.

Het ATA- of CPD-carnet wordt bij het kantoor van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap aangeboden, tenzij dit kantoor niet in staat is na te gaan of aan de voorwaarden voor toepassing van de regeling is voldaan.

  • 2. 
    De artikelen 454, 455 en 458 tot en met 461 zijn van overeenkomstige toepassing op onder de regeling geplaatste goederen die door een ATA-carnet zijn gedekt.

Artikel 581

  • 1. 
    Onverminderd de bijzondere waarborgsystemen voor ATA- en CPD-carnets moet bij plaatsing onder de regeling door middel van een schriftelijke aangifte zekerheid worden gesteld, behalve in de in bijlage 77 genoemde gevallen.
  • 2. 
    Ter vereenvoudiging van het toezicht op de regeling kunnen de douaneautoriteiten eisen dat een administratie wordt bijgehouden.

Artikel 582

  • 1. 
    Bij het in het vrije verkeer brengen van overeenkomstig artikel 576 onder de regeling geplaatste goederen wordt het bedrag van de schuld vastgesteld aan de hand van de heffingsgrondslag die bij de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer op deze goederen van toepassing is.

Wanneer overeenkomstig artikel 576 onder de regeling geplaatste goederen op de markt worden gebracht, worden zij geacht bij de douane te zijn aangebracht wanneer zij voor het einde van de aanzuiveringstermijn voor het vrije verkeer worden aangegeven.

  • 2. 
    Ter aanzuivering van de regeling voor de in artikel 576, lid 1, bedoelde goederen wordt het verbruik, de vernietiging of kosteloze verdeling van die goederen tijdens het evenement als wederuitvoer beschouwd, mits de hoeveelheid overeenstemt met de aard van het evenement, het aantal bezoekers en de bijdrage van de vergunninghouder aan het evenement.

De eerste alinea geldt niet voor alcoholhoudende dranken, tabaksproducten en brandstof.

Artikel 583

Worden onder de regeling geplaatste goederen onder een schorsingsregeling geplaatst of binnengebracht in een vrije zone van controletype I in de zin van artikel 799 of in een vrij entrepot of vrije zone van controletype II in de zin van artikel 799, ter aanzuivering van de regeling 'tijdelijke invoer', dan moet op de andere documenten dan het ATA- of CPD-carnet, of in de voor genoemde douanebestemming gebruikte administratie of op een document dat deze vervangt, een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:

  • Mercancías IT,
  • MI - varer,
  • VV - Waren,

- Εμπορεύματα ΠΕ,

  • ΤA goods,
  • Marchandises ΑΤ,
  • Merci ΑΤ,
  • TI - goederen,
  • Mercadorias IT,
  • VM - tavaroita,
  • TI - varor.

Artikel 584

Voor middelen voor het vervoer per spoor die op grond van een overeenkomst gemeenschappelijk worden gebruikt, wordt de regeling ook aangezuiverd wanneer vervoermiddelen van dezelfde soort of van dezelfde waarde worden uitgevoerd of wederuitgevoerd als de vervoermiddelen die aan een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon ter beschikking werden gesteld.

HOOFDSTUK 6

Passieve veredeling

Afdeling 1

Aanvullende voorwaarden voor de verlening van de vergunning

Artikel 585

  • 1. 
    Tenzij er aanwijzingen zijn voor het tegendeel worden de wezenlijke belangen van de be- of verwerkende bedrijven in de Gemeenschap niet geacht ernstig te worden geschaad.
  • 2. 
    Wanneer een aanvraag voor een vergunning wordt ingediend door een persoon die de goederen tijdelijk uitvoert zonder dat hij de veredeling laat verrichten, stellen de douaneautoriteiten aan de hand van bewijsstukken een voorafgaand onderzoek in naar de in artikel 147, lid 2, van het Wetboek genoemde voorwaarden. De artikelen 503 en 504 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 586

  • 1. 
    In de vergunning worden de middelen en methoden vermeld waarmee vastgesteld kan worden dat de veredelingsproducten uit de tijdelijke-uitvoergoederen zijn verkregen of aan de hand waarvan kan worden nagegaan dat aan de voorwaarden van het uitwisselingsverkeer is voldaan.

Deze middelen en methoden kunnen het gebruik omvatten van het in bijlage 104 opgenomen inlichtingenblad en een controle van de administratie.

  • 2. 
    Wanneer het door de aard van de veredeling niet mogelijk is vast te stellen dat de veredelingsproducten uit de tijdelijke-uitvoergoederen zijn verkregen, kan op een met redenen omkleed verzoek toch vergunning worden verleend, indien de aanvrager voldoende waarborgen biedt dat de bij de veredeling gebruikte goederen onder dezelfde achtcijfercode van de GN zijn ingedeeld, dezelfde handelskwaliteit en dezelfde technische kenmerken hebben als de tijdelijke-uitvoergoederen. In de vergunning worden de voorwaarden voor het gebruik van de regeling vermeld.

Artikel 587

Wanneer de regeling ten behoeve van herstellingen wordt aangevraagd, moet erop worden toegezien dat de tijdelijk uit te voeren goederen kunnen worden hersteld. De regeling mag niet worden gebruikt om de technische prestaties van de goederen te verbeteren.

Afdeling 2

Werking van de regeling

Artikel 588

  • 1. 
    De aanzuiveringstermijn wordt in de vergunning vermeld. Deze termijn kan zo nodig worden verlengd, zelfs indien de oorspronkelijke termijn reeds is verstreken.
  • 2. 
    Artikel 157, lid 2, van het Wetboek is van toepassing, zelfs nadat de oorspronkelijke termijn is verstreken.

Artikel 589

  • 1. 
    De aangifte voor de plaatsing van de tijdelijk uit te voeren goederen onder de regeling wordt gedaan overeenkomstig de bepalingen voor de aangifte ten uitvoer.
  • 2. 
    Bij voorafgaande invoer wordt bij de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen een kopie van de vergunning gevoegd tenzij de vergunning overeenkomstig artikel 497, lid 3, onder d), werd aangevraagd. Artikel 220, lid 3, is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 3

Berekening van het bedrag van de vrijstelling van rechten bij invoer

Artikel 590

  • 1. 
    Voor de berekening van het in mindering te brengen bedrag wordt geen rekening gehouden met antidumpingrechten en compenserende rechten.

Bijkomende veredelingsproducten bestaande uit resten en afval worden geacht te zijn inbegrepen.

  • 2. 
    Bij de vaststelling van de waarde van de tijdelijke-uitvoergoederen overeenkomstig een van de in artikel 151, lid 2, tweede alinea, van het Wetboek, vermelde methoden worden de kosten van laden, vervoer en verzekering van deze goederen naar de plaats waar zij zullen worden veredeld of de laatste veredeling zullen ondergaan niet inbegrepen in:
  • a) 
    de waarde van deze goederen, die de grondslag vormt voor de berekening van de douanewaarde van de veredelingsproducten overeenkomstig artikel 32, lid 1, onder b) i), van het Wetboek, of
  • b) 
    de kosten van de veredeling, wanneer de waarde van de tijdelijke-uitvoergoederen niet overeenkomstig artikel 32, lid 1, onder b) i), van het Wetboek kan worden vastgesteld.

De kosten van laden, vervoer en verzekering van de veredelingsproducten van de plaats van veredeling of laatste veredeling tot de plaats van binnenkomst ervan in het douanegebied van de Gemeenschap zijn in de veredelingskosten inbegrepen.

In de kosten van laden, vervoer en verzekering zijn begrepen:

  • a) 
    de commissie- en de makelaarslonen, met uitzondering van inkoopcommissies;
  • b) 
    de kosten van de verpakkingsmiddelen die geen geheel vormen met de tijdelijke-uitvoergoederen;
  • c) 
    de kosten van de verpakking, zowel van het arbeidsloon als van het materiaal;
  • d) 
    de kosten van laden, lossen en overslag in verband met het vervoer van de goederen.

Artikel 591

Een gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer door de kosten van de veredeling als waardebasis voor het recht te nemen, wordt op verzoek toegestaan.

Met uitzondering van goederen die voor niet-commerciële doeleinden zijn bestemd, is de eerste alinea niet van toepassing wanneer bij het in het vrije verkeer brengen van de tijdelijke-uitvoergoederen die niet van communautaire oorsprong zijn in de zin van titel II, hoofdstuk 2, afdeling 1, van het Wetboek een nulrecht van toepassing is.

De artikelen 29 tot en met 35 van het Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing op de veredelingskosten, die de tijdelijke-uitvoergoederen niet in aanmerking nemen.

Artikel 592

Voor ondernemingen die veelvuldig veredelingswerkzaamheden laten verrichten op grond van een vergunning die geen herstellingen dekt, kunnen de douaneautoriteiten op verzoek van de vergunninghouder een gemiddeld recht vaststellen dat op al deze werkzaamheden wordt toegepast (globalisatie).

Dit recht, dat steeds voor een periode van ten hoogste twaalf maanden wordt vastgesteld, is van toepassing op de veredelingsproducten die in die periode in het vrije verkeer worden gebracht. Aan het einde van elke periode maken de douaneautoriteiten een definitieve berekening en passen zij zo nodig artikel 220, lid 1, of artikel 236 van het Wetboek toe.".

  • 29. 
    Hoofdstuk 1 (artikelen 799 tot en met 840) van titel V van deel II wordt vervangen door: "HOOFDSTUK I

Vrije zones en entrepots

Afdeling 1

Gemeenschappelijke bepalingen voor de afdelingen 2 en 3

Onderafdeling 1

Definities en algemene bepalingen

Artikel 799

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a) 
    controletype I: een controlesysteem dat in hoofdzaak op de aanwezigheid van een omheining is gebaseerd;
  • b) 
    controletype II: een controlesysteem dat in hoofdzaak op het vervullen van formaliteiten volgens de regels van de regeling douane-entrepots is gebaseerd;
  • c) 
    belanghebbende: persoon die zich bezighoudt met de opslag, de veredeling, de behandeling, de aan- of verkoop van goederen in een vrije zone of een vrij entrepot.

Artikel 800

Een deel van het het douanegebied van de Gemeenschap kan op aanvraag bij de door de lidstaten aangewezen douaneautoriteiten worden bestemd voor de inrichting van een vrije zone of een vrij entrepot.

Artikel 801

  • 1. 
    Aanvragen voor een vergunning om in een vrije zone te mogen bouwen, moeten schriftelijk worden ingediend.
  • 2. 
    In de in lid 1 bedoelde aanvraag moet worden vermeld voor welke activiteit het gebouw is bestemd en moeten alle andere gegevens worden vermeld op grond waarvan de door de lidstaten aangewezen douaneautoriteiten kunnen oordelen of de vergunning kan worden verleend.
  • 3. 
    De bevoegde douaneautoriteiten verlenen de vergunning wanneer de toepassing van de douanevoorschriften hierdoor niet wordt verhinderd.
  • 4. 
    De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verbouwing van een gebouw in een vrije zone of van een gebouw dat als vrij entrepot dienst doet.

Artikel 802

De douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekken de Commissie de volgende gegevens:

  • a) 
    de in de Gemeenschap reeds bestaande vrije zones volgens de indeling in artikel 799;
  • b) 
    de douaneautoriteiten waarbij de in artikel 804 vermelde aanvragen moeten worden ingediend.

De Commissie maakt de onder a) en b) bedoelde inlichtingen in de reeks C van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend.

Onderafdeling 2

Voorraadadministratie

Artikel 803

  • 1. 
    Werkzaamheden kunnen slechts worden verricht na goedkeuring door de douaneautoriteiten van de voorraadadministratie als bedoeld in:
  • artikel 176 van het Wetboek voor vrije zones van controletype I of voor vrije entrepots,
  • artikel 105 van het Wetboek voor vrije zones van controletype II.
  • 2. 
    Deze goedkeuring wordt schriftelijk gegeven en uitsluitend aan personen die de nodige waarborgen bieden betreffende de toepassing van de regels inzake vrije zones en vrije entrepots.

Artikel 804

  • 1. 
    De aanvraag om de goedkeuring van de voorraadadministratie wordt schriftelijk ingediend bij de bevoegde douaneautoriteiten van de lidstaat waar de vrije zone of het vrije entrepot is gelegen.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde aanvraag bevat een opgave van de te verrichten activiteiten; deze mededeling wordt geacht de in artikel 172, lid 1, van het Wetboek bedoelde kennisgeving te zijn. Zij bevat:
  • a) 
    een gedetailleerde beschrijving van de voorraadadministratie die wordt of zal worden bijgehouden;
  • b) 
    de aard en de douanestatus van de goederen waarop deze werkzaamheden betrekking hebben;
  • c) 
    indien van toepassing, de douaneregeling waaronder deze werkzaamheden zullen worden verricht;
  • d) 
    alle andere gegevens op grond waarvan de douaneautoriteiten kunnen beoordelen of de voorschriften naar behoren zijn toegepast.

Afdeling 2

Vrije zones van controletype I en vrije entrepots

Onderafdeling 1

Toezicht

Artikel 805

Vrije zones worden op zodanige wijze van een omheining voorzien dat de douaneautoriteiten aan de buitenzijde van de vrije zone controles kunnen verrichten en dat verwijdering van de goederen op onregelmatige wijze uit de vrije zone wordt voorkomen. De eerste alinea is van overeenkomstige toepassing op vrije entrepots.

Het gebied onmiddellijk buiten de omheining moet op zodanige wijze zijn ingericht dat de douaneautoriteiten op doelmatige wijze toezicht kunnen uitoefenen. Het kan alleen met toestemming van deze autoriteiten worden betreden.

Artikel 806

In de voor de vrije zone of het vrije entrepot bijgehouden administratie zijn met name het volgende vermeld:

  • a) 
    bijzonderheden over merktekens, nummers, aantal en soort van de colli, de hoeveelheid en de gebruikelijke handelsomschrijving van de goederen en, eventueel, de op de containers aangebrachte merktekens;
  • b) 
    gegevens aan de hand waarvan de goederen te allen tijde kunnen worden gecontroleerd, met name de plaats waar zij zich bevinden, de douanebestemming die zij na opslag in de vrije zone of het vrije entrepot zullen krijgen en hun binnenkomst in een ander deel van het douanegebied van de Gemeenschap;
  • c) 
    verwijzingen naar het vervoerdocument dat bij binnenkomst en verwijdering van de goederen is gebruikt;
  • d) 
    opgave van de douanestatus en eventuele gegevens over het in artikel 812 bedoelde certificaat ten bewijze van deze status;
  • e) 
    gegevens over gebruikelijke behandelingen;
  • f) 
    in voorkomend geval, een van de in de artikelen 549, 550 of 583 genoemde vermeldingen;
  • g) 
    gegevens over goederen waarover, bij het in het vrije verkeer brengen of bij tijdelijke invoer, geen rechten zouden zijn verschuldigd of waarop geen handelspolitieke maatregelen van toepassing zijn, en waarvan het gebruik of de bestemming moeten worden gecontroleerd.

De douaneautoriteiten kunnen bepalen dat sommige gegevens niet in de voorraadadministratie behoeven te worden opgenomen indien dit niet tot een vermindering leidt van de controle of het toezicht op de vrije zone of het vrije entrepot.

Wanneer voor de toepassing van een douaneregeling een administratie moet worden bijgehouden, behoeven de in deze administratie opgenomen gegevens niet in de voorraadadministratie te worden opgenomen.

Artikel 807

De regeling actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht wordt aangezuiverd rekening gehouden met de veredelingsproducten, de behandelde producten of de goederen in ongewijzigde staat die in een vrije zone of een vrij entrepot zijn opgeslagen door deze in de voorraadadministratie van de vrije zone of het vrije entrepot te vermelden. Verwijzingen naar deze vermelding in de voorraadadministratie worden opgenomen in de administratie voor de regeling actieve veredeling of voor de behandeling onder douanetoezicht, naar gelang van het geval.

Onderafdeling 2

Andere bepalingen betreffende de werking van vrije zones van controletype I en vrije entrepots

Artikel 808

Bij communautaire besluiten genomen handelspolitieke maatregelen zijn uitsluitend van toepassing op in een vrije zone of in een vrij entrepot opgeslagen niet-communautaire goederen, wanneer deze maatregelen betrekking hebben op het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap.

Artikel 809

Wanneer voor de vaststelling van de douaneschuld elementen in aanmerking moeten worden genomen die op de goederen van toepassing zijn voordat deze de in bijlage 72 bedoelde gebruikelijke behandeling hebben ondergaan, kan overeenkomstig artikel 523 een inlichtingenblad INF8 worden afgegeven.

Artikel 810

In een vrije zone of een vrij entrepot kan overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EG) nr. 800/1999 een bevoorradingsdepot worden opgericht.

Artikel 811

Bij wederuitvoer van niet-communautaire goederen die niet worden gelost of die worden overgeladen, behoeft geen kennisgeving te worden gedaan in de zin van artikel 182, lid 3, van het Wetboek.

Artikel 812

Bij afgifte van een bewijs van het communautaire of niet-communautaire karakter van goederen overeenkomstig artikel 170, lid 4, van het Wetboek, gebruiken de douaneautoriteiten een formulier dat met het model en de bepalingen in bijlage 109 overeenstemt.

De belanghebbende toont het communautaire karakter van de goederen aan met behulp van dit formulier wanneer niet-communautaire goederen overeenkomstig artikel 173, onder a), van het Wetboek voor het vrije verkeer worden aangegeven, met inbegrip van de aanzuivering van de regeling actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht.

Afdeling 3

Vrije zones van controletype II

Artikel 813

Onverminderd het bepaalde in afdeling 1 en in artikel 814 zijn de bepalingen inzake de regeling douane-entrepots van toepassing op vrije zones van controletype II.

Artikel 814

Wanneer niet-communautaire goederen die niet worden gelost of die slechts worden overgeladen met de domiciliëringsprocedure in de vrije zone worden geplaatst en later met gebruik van dezelfde procedure worden wederuitgevoerd, kunnen de douaneautoriteiten ontheffing verlenen van de verplichting het bevoegde douanekantoor van elke aankomst en elk vertrek van dergelijke goederen in kennis te stellen. In dit geval moeten de controlemaatregelen op deze bijzondere situatie zijn afgestemd.

Wanneer over te laden goederen voor een korte tijdsduur worden opgeslagen, wordt deze opslag van korte duur geacht deel uit te maken van de overlading.".

  • 30. 
    Artikel 859 wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    Punt 6 komt als volgt te luiden: "6. het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap van goederen in tijdelijke opslag of goederen die onder een douaneregeling zijn geplaatst, dan wel het binnenbrengen van deze goederen in een vrije zone van controletype I in de zin van artikel 799 of in een vrij entrepot, zonder dat de vereiste formaliteiten zijn vervuld;".
  • b) 
    Punt 9 komt als volgt te luiden: "9. in het kader van de regeling actieve veredeling en behandeling onder douanetoezicht, de overschrijding van de termijn waarbinnen de aanzuiveringsafrekening moest worden ingediend, mits deze termijn zou zijn verlengd indien hiervoor tijdig een aanvraag was ingediend;".
  • c) 
    Het volgende punt 10 wordt toegevoegd: "10. de overschrijding van de termijn voor de tijdelijke uitslag uit een douane-entrepot, mits deze termijn zou zijn verlengd indien hiervoor tijdig een aanvraag was ingediend.".
  • 31. 
    In bijlage 10 wordt het volgende toegevoegd: ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"
  • 32. 
    In bijlage 37 wordt de volgende alinea toegevoegd aan titel I, punt B, onder 2 f) aa): "Wanneer in een vergunning voor een entrepot van het type E is vermeld dat de procedures voor een entrepot van type D van toepassing zijn, moeten vak 33 en 47 ook worden ingevuld.".
  • 33. 
    Bijlage 37 bis wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.
  • 34. 
    Bijlage 38 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.
  • 35. 
    Bijlage 45 bis wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.
  • 36. 
    Bijlage 47 bis wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening.
  • 37. 
    De bijlagen 67 tot en met 103 worden vervangen door de tekst (bijlagen 67 tot en met 77) in bijlage V bij deze verordening.
  • 38. 
    De bijlagen 105, 106 en 107 worden geschrapt.

Artikel 2

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
  • 2. 
    De punten 1 tot en met 30 en 32 tot en met 38 van artikel 1 zijn van toepassing met ingang van 1 juli 2001.
  • 3. 
    Vergunningen waarbij de status van toegelaten geadresseerde wordt toegekend, moeten op een door de douaneautoriteiten te bepalen datum, doch uiterlijk op 31 maart 2004 met artikel 408 bis van Verordening (EG) nr. 2454/93 in overeenstemming zijn.

Voor 1 januari 2004 evalueert de Commissie de toepassing van artikel 408 bis van Verordening (EG) nr. 2454/93 in samenhang met de artikelen 367 tot en met 371 van die verordening. Deze evaluatie wordt verricht aan de hand van een verslag dat met behulp van bijdragen van de lidstaten wordt opgesteld. De Commissie kan op basis van dit verslag en volgens de procedure van het Comité besluiten of en onder welke voorwaarden uitstel van de in de eerste alinea genoemde datum noodzakelijk is.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 mei 2001.

Voor de Commissie

Frederik Bolkestein

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
  • (2) 
    PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17.
  • (3) 
    PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
  • (4) 
    PB L 330 van 27.12.2000, blz. 1.
  • (5) 
    PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48.
  • (6) 
    PB L 62 van 7.3.1980, blz. 5.
  • (7) 
    PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11.
  • (8) 
    PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18.
  • (9) 
    PB L 91 van 22.4.1995, blz. 45.

BIJLAGE I

Bijlage 37 bis, titel II, punt B, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In de gegevensgroep "Verwijzing naar zekerheidstelling" wordt onder het kenmerk "GRN", aan het einde van de verklarende tekst , het volgende toegevoegd:

">RUIMTE VOOR DE TABEL>

Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven.

Veld 3 moet door het kantoor van zekerheid worden ingevuld met een unieke code per jaar en land voor de aanvaarding van de zekerheid door het kantoor van zekerheidstelling. Nationale administraties die het nationale douanekantoornummer van het kantoor van zekerheidstelling in de GRN willen opnemen, kunnen hiervoor de eerste zes posities gebruiken.

In veld 4 moet een cijfer worden ingevuld waarmee de velden 1, 2 en 3 van het GRN gecontroleerd kunnen worden. Hiermee kunnen fouten bij het invoeren van de vier eerste velden van het GRN worden ontdekt.

Veld 5 wordt slechts gebruikt voor GRN's die betrekking hebben op de in het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer geregistreerde zekerheidstellingen per aangifte door middel van bewijzen van zekerheidstelling. In dat geval moet de code van het bewijs in dit veld worden ingevuld.".

  • 2. 
    De verklarende tekst van de gegevensgroep "Verwijzing naar de zekerheid" wordt vervangen door: "Nummer: 99

De gegevensgroep wordt gebruikt indien het kenmerk "Soort zekerheid" de code "0", "1", "2", "4" of "9" bevat.".

  • 3. 
    De verklarende tekst van het gegevenskenmerk "GRN" wordt vervangen door: "Type/lengte: an24

Het kenmerk wordt gebruikt om het "Guarantee Reference Number" (GRN) in te voeren indien het kenmerk "Type zekerheidstelling" de code "0", "1", "2", "4" of "9" bevat. In dit geval kan het kenmerk "Andere referentie zekerheidstelling" niet worden gebruikt.".

  • 4. 
    De verklarende tekst van het gegevenskenmerk "Andere referentie zekerheidstelling" wordt vervangen door: "Type/lengte: an ..35

Dit kenmerk wordt gebruikt indien het kenmerk "Type zekerheidstelling" andere codes dan "0", "1", "2", "4" of "9" bevat. In dit geval kan het kenmerk "GRN" niet worden gebruikt.".

  • 5. 
    Onder de gegevensgroep "Verwijzing naar zekerheidstelling" wordt de verklarende tekst onder het kenmerk "Toegangscode" vervangen door: "Type/lengte: an4

Dit kenmerk wordt gebruikt wanneer het kenmerk "GRN" wordt gebruikt. In alle andere gevallen is dit kenmerk facultatief voor de landen. Afhankelijk van de soort zekerheidstelling wordt deze afgegeven door het kantoor van zekerheidstelling, de borg of de aangever en gebruikt voor het dekken van een specifieke zekerheid.".

BIJLAGE II

Bijlage 38, vak 52, wordt als volgt gewijzigd:

Onder "overige gegevens" voor code 2 wordt het volgende ingevoegd: "- verwijzing naar de zekerheidstelling

  • kantoor van zekerheidstelling".

BIJLAGE III

In bijlage 45 bis, hoofdstuk II, punt A, onder 1 , wordt de volgende laatste zin toegevoegd: "Het "MRN" wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard "code 128", tekenset "B" wordt gebruikt.".

BIJLAGE IV

In bijlage 47 bis, punt 3, wordt de tekst achter het tweede streepje vervangen door: "- de zekerheid per aangifte kan uitsluitend worden gebruikt bij het in de akte van borgtocht genoemde kantoor van vertrek, tenzij het kantoor van zekerheidstelling en het kantoor van vertrek met behulp van informatietechnologie en computernetwerken gegevens over de zekerheidstelling uitwisselen;".

BIJLAGE V

"Aanhangsel 67

FORMULIEREN VOOR DE AANVRAAG EN DE VERGUNNING

(Artikelen 292, 293, 497 en 505)

ALGEMENE OPMERKINGEN

  • 1. 
    De formulieren behoeven niet noodzakelijkerwijs dezelfde opmaak te hebben als de modellen; een indeling in vakken is niet verplicht; de vakken kunnen ook groter worden gemaakt.

De nummers en de tekst moeten echter wel worden aangehouden.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen voor nationale doeleinden aparte vakken of lijnen op de formulieren aanbrengen. Deze vakken of lijnen worden aangegeven door een serienummer en een hoofdletter (bv. 5A).
  • 3. 
    In principe moeten vakken met een vet gedrukt nummer worden ingevuld. In de toelichting is vermeld of en wanneer van deze regel mag worden afgeweken. Het invullen van vak 5 kan alleen verplicht worden gesteld indien een grensoverschrijdende vergunning wordt aangevraagd.
  • 4. 
    Het aanhangsel bij de toelichtingen bevat de codes van de economische voorwaarden overeenkomstig bijlage 70.

>PIC FILE= "L_2001141NL.003701.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.003901.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.004101.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.004301.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.004501.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.004701.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.004901.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.005101.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.005201.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.005301.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.005401.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.005501.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.005601.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.005701.TIF">

Aanhangsel

(Actieve veredeling - Codes economische voorwaarden overeenkomstig bijlage 70)

BIJLAGE 68

OVERBRENGING ONDER DE REGELING VAN GOEDEREN OF PRODUCTEN TUSSEN VERGUNNINGHOUDERS

(Artikel 513)

  • A. 
    Normale procedure (3 exemplaren enig document)
  • 1. 
    Wanneer goederen tussen vergunninghouders worden overgebracht zonder dat de regeling wordt aangezuiverd, wordt een formulier ingevuld dat overeenstemt met het bepaalde in de artikelen 205 tot en met 215 op de exemplaren 1 en 4 en wordt een kopie van exemplaar 1 gemaakt.
  • 2. 
    Voordat de goederen worden overgebracht, wordt het controlekantoor dat toezicht houdt op de eerste vergunninghouder van de voorgestelde overbrenging in kennis gesteld, op de door dat kantoor voorgeschreven wijze, zodat dit eventueel controles kan verrichten.
  • 3. 
    De eerste vergunninghouder (de verzender van de goederen) behoudt de kopie van exemplaar 1 voor zijn administratie, terwijl het exemplaar 1 zelf naar het controlekantoor wordt gezonden.
  • 4. 
    Exemplaar 4 blijft bij de goederen en wordt door de tweede vergunninghouder bij diens administratie bewaard.
  • 5. 
    Het controlekantoor van de eerste vergunninghouder zendt exemplaar 1 naar het controlekantoor van de tweede vergunninghouder.
  • 6. 
    De tweede vergunninghouder doet de eerste vergunninghouder een ontvangstbewijs van de overgebrachte goederen of producten toekomen onder opgave van de datum van opneming in de administratie (aanvaarding van de schriftelijke douane-aangifte bij tijdelijke invoer) dat door laatstgenoemde wordt bewaard.
  • B. 
    Vereenvoudigde procedures
  • I. 
    Met gebruik van twee exemplaren van het enig document:
  • 1. 
    Wanneer goederen tussen vergunninghouders worden overgebracht zonder dat de regeling wordt aangezuiverd, worden slechts de exemplaren 1 en 4 van het hierboven onder deel A 1. bedoelde document ingevuld.
  • 2. 
    Voordat de goederen worden overgebracht, worden de controlekantoren van de voorgenomen overbrenging in kennis gesteld op de door hen vastgestelde wijze, zodat zij de door hen nodig geachte controles kunnen verrichten.
  • 3. 
    De eerste vergunninghouder (de verzender van de goederen) behoudt exemplaar 1 voor zijn administratie.
  • 4. 
    Exemplaar 4 kan bij de goederen blijven en wordt door de tweede vergunninghouder bij diens administratie bewaard.
  • 5. 
    Deel A 6 is van toepassing.

II. Met gebruik van andere middelen dan het enig document voorzover de nodige informatie wordt verstrekt met behulp van:

  • de automatische gegevensverwerking,
  • handelsbescheiden of administratieve documenten, of
  • andere documenten.

Aanhangsel

Bij gebruik van exemplaren van het enig document, moeten de volgende vakken worden ingevuld:

  • 2. 
    Afzender: naam en adres van de eerste vergunninghouder, naam en adres van zijn controlekantoor, gevolgd door het vergunningnummer en de naam van de instantie die de vergunning heeft afgegeven.
  • 3. 
    Formulieren: het volgnummer van de set in het totale aantal gebruikte sets.

Wanneer de aangifte slechts op één soort goederen betrekking heeft (met andere woorden wanneer één enkel vak "omschrijving van de goederen" wordt ingevuld) wordt in vak 3 niets vermeld. In vak 5 wordt dan slechts het cijfer 1 vermeld.

  • 5. 
    Artikelen: het totale aantal artikelen dat wordt aangegeven door middel van alle gebruikte formulieren of aanvullende formulieren. Het aantal artikelen stemt overeen met het aantal vakken "omschrijving van de goederen", dat wordt ingevuld.
  • 8. 
    Geadresseerde: naam van de tweede vergunninghouder, naam en adres van zijn controlekantoor en het adres waar de goederen zullen worden opgeslagen, gebruikt, behandeld of veredeld, gevolgd door het vergunningnummer en de naam van de instantie die de vergunning heeft afgegeven.
  • 15. 
    Land van verzending: lidstaat waaruit de goederen worden verzonden.
  • 31. 
    Colli en omschrijving van de goederen; merken en nummers - nummer container(s) - aantal en soort: merken, (identificatie-)nummers, aantal en soort colli of, voor onverpakte goederen, het aantal goederen waarop de aangifte betrekking heeft of de vermelding "los gestort", al naar gelang van het geval, alsmede alle andere gegevens om de goederen te kunnen identificeren.

Onder omschrijving van de goederen wordt verstaan hun gebruikelijke handelsbenaming die voldoende duidelijk moet zijn om de goederen te kunnen herkennen. Bij gebruik van containers, worden in dit vak bovendien de identificatiekenmerken van de containers vermeld.

  • 32. 
    Artikelnummer: het volgnummer van het betrokken artikel ten opzichte van het totale aantal artikelen dat met de gebruikte formulieren of aanvullende formulieren is aangegeven als omschreven in vak 5.

Wanneer de aangifte slechts op een artikel betrekking heeft, kunnen de douaneautoriteiten bepalen dat in dit vak niets wordt ingevuld.

  • 33. 
    Goederencode: GN-code voor het betrokken artikel(1).
  • 35. 
    Brutomassa: indien nodig, vermelding van de brutomassa in kg van de in het overeenkomstige vak 31 omschreven goederen. De brutomassa is de massa van de goederen en de verpakking tezamen, met uitzondering van de containers en het andere transportmaterieel.
  • 38. 
    Nettomassa: de nettomassa in kg van de goederen die in het overeenkomstige vak 31 zijn omschreven. De nettomassa is de eigen massa van de goederen ontdaan van al hun verpakkingen.
  • 41. 
    Bijzondere maatstaf: voorzover nodig in te vullen in de eenheid die in de gecombineerde nomenclatuur is aangegeven.
  • 44. 
    Bijzondere vermeldingen; overgelegde stukken; certificaten en vergunningen: vermelding van de datum waarop de goederen onder de regeling werden geplaatst en het woord "overbrenging" in hoofdletters, gevolgd door, al naar gelang van het geval:
  • "DE" -
  • "AV/S" -
  • "BOD" -
  • "TI" -.

Wanneer de invoergoederen aan bijzondere handelspolitieke maatregelen zijn onderworpen die op het moment van de overbrenging nog van toepassing zijn, moet deze vermelding gevolgd worden door het woord "Handelspolitiek".

  • 47. 
    Berekening van de belastingen: vermeld de heffingsgrondslag (waarde, gewicht of andere grondslag).
  • 54. 
    Plaats en datum, handtekening en naam van de aangever of zijn vertegenwoordiger: de handtekening van de in vak 2 genoemde persoon, gevolgd door diens naam. Indien de betrokkene een rechtspersoon is, moet de ondertekenaar na zijn handtekening zijn naam en functie vermelden.
  • (1) 
    Dit vak behoeft niet te worden ingevuld bij gebruik van de regeling van douane-entrepots.

BIJLAGE 69

FORFAITAIRE OPBRENGSTPERCENTAGES

(Artikel 517, lid 3)

Algemene opmerking

De forfaitaire opbrengstpercentages zijn uitsluitend van toepassing op invoergoederen van goede handelskwaliteit die, in voorkomend geval, aan de normen van de EG-wetgeving voldoen en op voorwaarde dat de veredelingsproducten niet met behulp van bijzondere veredelingsmethoden werden verkregen om aan bijzondere kwaliteitseisen te voldoen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 70

ECONOMISCHE VOORWAARDEN EN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

(Artikelen 502 en 522)

  • A. 
    ALGEMEEN

Deze bijlage bevat enerzijds een gedetailleerde beschrijving van de economische voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat goederen onder de regeling actieve veredeling kunnen worden geplaatst en anderzijds bepalingen over de informatie die in het kader van de administratieve samenwerking dient te worden verstrekt.

De gevallen waarin, de wijze waarop en de termijnen waarbinnen deze informatie overeenkomstig artikel 522 moet worden verstrekt, zijn voor elke regeling aangegeven. Er moeten ook gegevens worden verstrekt wanneer er een wijziging is opgetreden in de feiten in verband met een reeds afgegeven vergunning.

  • B. 
    ECONOMISCHE VOORWAARDEN VAN DE REGELING ACTIEVE VEREDELING

Codes en voorwaarden

10: Ontoereikende beschikbaarheid van in de Gemeenschap vervaardigde goederen die onder dezelfde achtcijfercode van de GN zijn ingedeeld en die dezelfde handelskwaliteit en technische kenmerken hebben (vergelijkbare goederen) als de in de aanvraag vermelde goederen.

Ontoereikende beschikbaarheid betekent dat vergelijkbare goederen in de Gemeenschap in het geheel niet worden gemaakt, of dat dergelijke goederen in onvoldoende hoeveelheden worden geproduceerd om de voorgenomen veredeling te verrichten of dat de aanvrager deze goederen niet binnen de termijn kan verkrijgen om de beoogde commerciële werkzaamheden te kunnen uitvoeren, hoewel tijdig pogingen in het werk werden gesteld om die goederen te verkrijgen.

11: Hoewel vergelijkbare goederen verkrijgbaar zijn, kunnen deze niet worden gebruikt omdat het economisch niet zinvol is deze tegen de gevraagde prijs aan te schaffen.

Om te beoordelen of de prijs van de in de Gemeenschap vervaardigde vergelijkbare goederen de beoogde handelstransactie economisch onmogelijk maakt, wordt onder andere rekening gehouden met de invloed van het gebruik van deze goederen op de kostprijs van het veredelingsproduct en derhalve op de afzetmogelijkheden van dit product op de markt van derde landen. In aanmerking worden genomen:

  • enerzijds de prijs van de voor veredeling bestemde goederen, vóór inklaring, en de prijs van de in de Gemeenschap vervaardigde vergelijkbare goederen, na aftrek van de bij uitvoer terugbetaalbare binnenlandse belastingen en rekening houdend met de verkoopvoorwaarden en de restituties en andere bedragen in het kader van het gemeenschappelijke landbouwbeleid;
  • en anderzijds de prijs die voor de veredelingsproducten in derde landen kan worden verkregen, blijkende uit de handelscorrespondentie of anderszins.

12: De vergelijkbare goederen voldoen niet aan de uitdrukkelijke eisen van de koper van de veredelingsproducten in het derde land of de veredelingsproducten moeten uit invoergoederen worden verkregen om aan de voorschriften betreffende de bescherming van de industriële of commerciële eigendom te voldoen (contractuele verplichtingen).

30: Het betreft:

  • 1. 
    veredeling van invoergoederen zonder handelskarakter;
  • 2. 
    werkzaamheden in het kader van een loonveredelingscontract;
  • 3. 
    de in artikel 531 bedoelde gebruikelijke behandelingen of herstellingen;
  • 4. 
    herstellingen;
  • 5. 
    verdere veredeling van veredelingsproducten verkregen op grond van een eerdere vergunning actieve veredeling, voor de afgifte waarvan de economische voorwaarden werden onderzocht;
  • 6. 
    de veredeling van harde tarwe van GN-code 1001 10 00 tot deegwaren van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19;
  • 7. 
    veredeling waarbij de waarde(1) van de invoergoederen, per achtcijfercode van de GN, niet meer dan 150000 EUR bedraagt voor de in bijlage 73 vermelde goederen of 500000 EUR voor andere goederen, per aanvrager en kalenderjaar (drempelwaarde); of
  • 8. 
    overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 3448/93, wanneer de aanvraag betrekking heeft op onder deel A van bijlage 73 bedoelde invoergoederen waarvoor de aanvrager een door de bevoegde autoriteit afgegeven document overlegt op grond waarvan deze goederen onder de regeling kunnen worden geplaatst, binnen de grenzen van een hoeveelheid die op grond van een voorzieningsbalans wordt vastgesteld;
  • 9. 
    de bouw, wijziging of ombouw van burgerluchtvaartuigen, satellieten en delen van burgerluchtvaartuigen en satellieten.

99: De aanvrager is van oordeel dat aan de economische voorwaarden is voldaan om andere dan met de voorgaande codes aangegeven redenen. Deze redenen zijn in zijn aanvraag vermeld.

  • C. 
    AAN DE COMMISSIE TE VERSTREKKEN GEGEVENS

De aan de Commissie te verstrekken gegevens komen overeen met de vakken van het formulier waarvan het model in het aanhangsel is opgenomen.

C.1. Actieve veredeling

De gegevens over de economische voorwaarden moeten worden verstrekt met behulp van een of meer van de onder punt B vermelde codes.

De reden van de afwijzing van de aanvraag of de annulering of de intrekking van de vergunning omdat niet aan de economische voorwaarden wordt voldaan, wordt door middel van code(s) medegedeeld. Hiervoor worden dezelfde codes gebruikt als voor het opgeven van de economische voorwaarden, voorafgegaan door het minteken (bij voorbeeld: - 10).

Welke gegevens in ieder geval moeten worden verstrekt

Wanneer het om de economische voorwaarden gaat die met de codes 10, 11 of 99 worden aangeduid.

Voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde melk en zuivelproducten moeten de gegevens in ieder geval worden verstrekt in de gevallen bedoeld in de punten 2, 3, 5, 7 en 8 van code 30.

Mededeling van gegevens

De gegevens waarnaar wordt gevraagd in de vakken 2 tot en met 10 van het in het aanhangsel opgenomen model moeten elektronisch aan de Commissie worden doorgegeven. Deze informatie mag slechts met behulp van een formulier worden doorgegeven dat met het model in het aanhangsel overeenstemt indien het om technische redenen tijdelijk niet mogelijk is gegevens elektronisch te verzenden.

Termijn

De gegevens worden zo spoedig mogelijk in de IPR-databank ingevoerd. Bij gebruik van het formulier waarvan het model in het aanhangsel is opgenomen, moet de daarop aangegeven termijn in acht worden genomen.

C.2. Behandeling onder douanetoezicht

Er moeten gegevens worden verstrekt wanneer het om andere goederen en behandelingen gaat dan die welke in bijlage 76, deel A, zijn vermeld.

Informatie dient te worden verstrekt met behulp van het in het aanhangsel opgenomen model, met inachtneming van de daarop aangegeven termijn.

C.3. Passieve veredeling

De kolommen 8 en 9 "Verleende vergunningen" moeten slechts worden ingevuld wanneer de vergunningen overeenkomstig artikel 147, lid 2, van het Wetboek werden verleend.

In vak 10 "Reden" wordt ook vermeld of de afwijzing van de aanvraag, of de annulering of intrekking van de vergunning betrekking heeft op een aanvraag die is ingediend respectievelijk een vergunning die is verleend op grond van artikel 147, lid 2, van het Wetboek.

Informatie dient te worden verstrekt met behulp van het in het aanhangsel opgenomen model, met inachtneming van de daarop aangegeven termijn.

  • (1) 
    De waarde is de waarde voor douanedoeleinden van de goederen, geraamd aan de hand van de bekende gegevens en van de documenten die bij de aanvraag waren gevoegd.

Aanhangsel bij bijlage 70

>PIC FILE= "L_2001141NL.009002.TIF">

BIJLAGE 71

INLICHTINGENBLADEN

(Artikel 523)

>PIC FILE= "L_2001141NL.009301.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.009401.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.009501.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.009601.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.009701.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.009801.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.009901.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.010001.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.010101.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.010201.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.010301.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.010401.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.010501.TIF">

>PIC FILE= "L_2001141NL.010601.TIF">

Aanhangsel

  • 1. 
    ALGEMEEN

1.1. Het inlichtingenblad stemt overeen met het model in deze bijlage en wordt gedrukt op wit, houtvrij papier, zo gelijmd dat het goed te beschrijven is, en met een gewicht van 40 à 65 g/m2.

1.2. De afmetingen van het formulier zijn 210 × 297 mm.

1.3. De douaneadministraties zijn verantwoordelijk voor het drukken van het formulier. Elk formulier wordt voorzien van de afkorting van de lidstaat van afgifte volgens de tweelettercode van de ISO, waarna het volgnummer wordt geplaatst.

1.4. De formulieren worden gedrukt en ingevuld in een van de officiële talen van de Gemeenschap. Het douanekantoor dat de informatie moet verstrekken of dat de informatie moet gebruiken kan om een vertaling verzoeken van de gegevens in de hen overgelegde documenten in de officiële taal of talen van de douaneadministratie.

  • 2. 
    GEBRUIK VAN DE INLICHTINGENBLADEN

2.1. Gemeenschappelijke bepalingen

  • a) 
    Het douanekantoor dat het inlichtingenblad afgeeft kan, naast de op het blad gevraagde gegevens, andere gegevens verstrekken. Wanneer op het inlichtingenblad niet voldoende ruimte is, kunnen deze aanvullende gegevens op een apart blad worden vermeld dat bij het inlichtingenblad wordt gevoegd. De bijvoeging van het extra blad wordt op het inlichtingenblad vermeld.
  • b) 
    Het douanekantoor dat het inlichtingenblad heeft geviseerd, kan later worden gevraagd de echtheid van het blad en de juistheid van de daarin vermelde gegevens te bevestigen.
  • c) 
    In geval van opeenvolgende zendingen kan het vereiste aantal inlichtingenbladen worden opgesteld voor de hoeveelheid goederen die onder de regeling zijn geplaatst. Het eerste inlichtingenblad kan door andere inlichtingenbladen worden vervangen of, wanneer slechts één inlichtingenblad wordt gebruikt, kan het douanekantoor waarvoor het blad werd geviseerd op het eerste blad de hoeveelheid goederen vermelden. Indien er op het blad niet voldoende ruimte is, kan een apart blad worden bijgevoegd - dit wordt dan op het eerste blad vermeld.
  • d) 
    De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat voor driehoeksverkeer dat betrekking heeft op een aanzienlijke stroom goederen een samenvattend inlichtingenblad wordt opgesteld over de totale hoeveelheid goederen die in een bepaalde periode zijn in- of uitgevoerd.
  • e) 
    In buitengewone omstandigheden kan het inlichtingenblad achteraf worden afgegeven, maar niet nadat de termijn gedurende welke documenten moeten worden bewaard, is verstreken.
  • f) 
    Ingeval van diefstal, verlies of vernietiging van een inlichtingenblad kan de importeur het douanekantoor dat het document heeft geviseerd om een duplicaat verzoeken.

Het origineel en de kopieën van het aldus afgegeven inlichtingenblad worden voorzien van een van de volgende vermeldingen:

  • DUPLICADO,
  • DUPLIKAT,
  • DUPLIKAT,

- ΑΝΤΙΓΡΑΦΟ,

  • DUPLICATE,
  • DUPLICATA,
  • DUPLICATO,
  • DUPLICAAT,
  • SEGUNDA VIA,
  • KAKSOISKAPPALE,
  • DUPLIKAT.

2.2. Bijzondere bepalingen

2.2.1. Inlichtingenblad INF 8 (douane-entrepots)

  • a) 
    Het inlichtingenblad INF 8 (hierna INF 8 genoemd) kan worden gebruikt wanneer de goederen voor een nieuwe douanebestemming worden aangegeven, teneinde de grondslag van de douaneschuld vast te stellen die van toepassing is voordat gebruikelijke handelingen werden verricht.
  • b) 
    Het INF 8 wordt opgesteld in een origineel en een kopie.
  • c) 
    Het controlekantoor vult de vakken 11, 12 en 13 in, viseert vak 15 en geeft het origineel van het INF 8 terug aan de aangever.

2.2.2. Inlichtingenblad INF 1 (actieve veredeling)

  • a) 
    Het inlichtingenblad INF 1 (hierna INF 1 genoemd) kan worden gebruikt om inlichtingen te verstrekken over:
  • het bedrag van de rechten bij invoer en compenserende interesten;
  • de toepassing van handelspolitieke maatregelen;
  • het bedrag van de zekerheid.
  • b) 
    Het INF 1 wordt opgesteld in een origineel en twee kopieën.

Het origineel en een kopie van het inlichtingenblad INF 1 worden naar het controlekantoor gezonden en een kopie wordt bewaard door het douanekantoor dat het inlichtingenblad INF 1 heeft geviseerd.

Het controlekantoor verstrekt de in de vakken 8, 9 en 10 van het INF 1 in te vullen gegevens, viseert het, behoudt een kopie en geeft het origineel terug.

  • c) 
    Wanneer gevraagd wordt dat de veredelingsproducten of de goederen in ongewijzigde staat bij een ander douanekantoor dan het kantoor van plaatsing in het vrije verkeer worden gebracht, vraagt het douanekantoor het controlekantoor met behulp van het INF 1 te vermelden:
  • in vak 9 a), het bedrag aan rechten bij invoer dat volgens artikel 121, lid 1, of 128, lid 4, van het Wetboek, is verschuldigd;
  • in vak 9 b), het bedrag aan compenserende interesten volgens artikel 519;
  • de hoeveelheid, de GN-code en de oorsprong van de invoergoederen die bij de vervaardiging van de in het vrije verkeer gebrachte veredelingsproducten zijn gebruikt.
  • d) 
    Wanneer de onder de regeling actieve veredeling (terugbetalingssysteem) verkregen veredelingsproducten een andere douanebestemming krijgen op grond waarvan de rechten bij invoer kunnen worden terugbetaald of kwijtgescholden en voor deze producten opnieuw een vergunning actieve veredeling wordt aangevraagd, kunnen de douaneautoriteiten die deze vergunning afgeven het INF 1 gebruiken om het te heffen bedrag aan rechten bij invoer of het eventuele bedrag van de douaneschuld vast te stellen.
  • e) 
    Wanneer de aangifte voor het vrije verkeer betrekking heeft op veredelingsproducten die uit invoergoederen of goederen in ongewijzigde staat zijn verkregen waarop, ten tijde van de plaatsing onder de regeling (schorsingssysteem) handelspolitieke maatregelen van toepassing waren en deze maatregelen nog steeds van toepassing zijn, vraagt het douanekantoor dat de aangifte aanvaardt en dat het INF 1 viseert het controlekantoor om de nodige gegevens voor de toepassing van die handelspolitieke maatregelen.
  • f) 
    Wanneer gevraagd wordt goederen in het vrije verkeer te brengen in het geval van een INF 1 dat wordt opgesteld om het bedrag van de zekerheid vast te stellen, kan hetzelfde INF 1 worden gebruikt, mits:
  • in vak 9 a) het bedrag van de rechten bij invoer op de invoergoederen, overeenkomstig artikel 121, lid 1, of 128, lid 4, van het Wetboek is vermeld; en
  • in vak 11 de datum wordt vermeld waarop de invoergoederen voor het eerst onder de regeling werden geplaatst of de datum wanneer de rechten bij invoer overeenkomstig artikel 128, lid 1, van het Wetboek werden terugbetaald of kwijtgescholden.

2.2.3. Inlichtingenblad INF 9 (actieve veredeling)

  • a) 
    Het inlichtingenblad INF 9 (hierna INF 9 genoemd) kan worden gebruikt wanneer veredelingsproducten een andere douanebestemming krijgen in het kader van het driehoeksverkeer (IM/EX).
  • b) 
    Het INF 9 wordt opgesteld in een origineel en drie kopieën voor de hoeveelheden onder de regeling geplaatste goederen.
  • c) 
    Het kantoor van plaatsing viseert vak 12 van het INF 9 en vermeldt welke identificatiemiddelen worden gebruikt of welke maatregelen zijn genomen om het gebruik van equivalente goederen te controleren (bijvoorbeeld monsters, stalen, tekeningen, technische beschrijvingen, analyses).

Het kantoor van plaatsing zendt de derde kopie naar het controlekantoor en geeft het origineel en de andere kopieën aan de aangever terug.

  • d) 
    Het origineel en de eerste en tweede kopie van het INF 9 worden bij de aangifte tot aanzuivering van de regeling gevoegd.

Het kantoor van aanzuivering vermeldt de hoeveelheid veredelingsproducten en de datum van aanvaarding. Dit kantoor zendt de tweede kopie terug naar het controlekantoor, geeft het origineel terug aan de aangever en behoudt de eerste kopie.

2.2.4. Inlichtingenblad INF 5 (actieve veredeling)

  • a) 
    Het inlichtingenblad INF 5 (hierna INF 5 genoemd) kan worden gebruikt wanneer uit equivalente goederen verkregen veredelingsproducten worden uitgevoerd in het kader van het driehoeksverkeer met voorafgaande uitvoer (EX/IM).
  • b) 
    Het INF 5 wordt opgesteld in een origineel en drie kopieën voor de hoeveelheid invoergoederen die met de hoeveelheid uitgevoerde veredelingsproducten overeenstemt.
  • c) 
    Het douanekantoor dat de aangiften ten uitvoer aanvaardt, viseert vak 9 van het INF 5 en geeft het origineel en de drie kopieën aan de aangever terug.
  • d) 
    Het douanekantoor van uitgang vult vak 10 in, zendt de derde kopie naar het controlekantoor en geeft het origineel en de andere kopieën terug aan de aangever.
  • e) 
    Wanneer harde tarwe van GN-code 1001 10 00 tot deegwaren wordt verwerkt van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 kan de in vak 2 van het INF 5 te vermelden naam van de importeur die gemachtigd is de invoergoederen onder de regeling te plaatsen, worden ingevuld nadat het INF 5 is overgelegd aan het douanekantoor waar de aangifte ten uitvoer werd ingediend. Deze informatie wordt op het origineel en de eerste en tweede kopie van het INF 5 vermeld voordat de aangifte tot plaatsing van de invoergoederen onder de regeling wordt ingediend.
  • f) 
    Bij de aangifte tot plaatsing onder de regeling moeten het origineel en de eerste en tweede kopie van het INF 5 worden gevoegd.

Het douanekantoor waar de aangifte tot plaatsing wordt ingediend, vermeldt op het origineel en de eerste en tweede kopie van het INF 5 de hoeveelheid invoergoederen die onder de regeling wordt geplaatst en de datum van aanvaarding van de aangifte. Dit kantoor zendt de tweede kopie terug aan het controlekantoor, geeft het origineel terug aan de aangever en behoudt de eerste kopie.

2.2.5. Inlichtingenblad INF 7 (actieve veredeling)

  • a) 
    Het inlichtingenblad INF 7 (hierna INF 7 genoemd) kan worden gebruikt wanneer de veredelingsproducten of de goederen in ongewijzigde staat onder het terugbetalingssysteem een douanebestemming krijgen op grond waarvan, overeenkomstig artikel 128, lid 1, van het Wetboek, de rechten bij invoer worden terugbetaald of kwijtgescholden zonder dat hiervoor een aanvraag behoeft te worden ingediend.

Wanneer de vergunninghouder het recht om terugbetaling aan te vragen aan een andere persoon heeft overgebracht overeenkomstig artikel 90 van het Wetboek, wordt dit op het INF 7 vermeld.

  • b) 
    Het INF 7 wordt opgesteld in een origineel en twee kopieën.
  • c) 
    Het douanekantoor dat de aangifte tot aanzuivering aanvaardt, viseert het INF 7, geeft het origineel en een kopie aan de vergunninghouder terug en behoudt de andere kopie.
  • d) 
    Bij de indiening van het verzoek om terugbetaling wordt het geviseerde origineel van het INF 7 bijgevoegd.

2.2.6. Inlichtingenblad INF 6 (tijdelijke invoer)

  • a) 
    Het inlichtingenblad INF 6 (hierna INF 6 genoemd) kan worden gebruikt om gegevens voor de vaststelling van de douaneschuld mede te delen of de bedragen aan reeds geheven rechten wanneer invoergoederen binnen het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd.
  • b) 
    Het inlichtingenblad INF 6 bevat alle gegevens die nodig zijn om de douaneautoriteiten het volgende mede te delen:
  • de datum waarop de invoergoederen onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst;
  • de gegevens voor de vaststelling van het bedrag van de douaneschuld op die datum;
  • eventueel het bedrag aan rechten bij invoer dat in het kader van de gedeeltelijke vrijstelling reeds is geheven en de periode die voor deze heffing in aanmerking is genomen.
  • c) 
    Het INF 6 wordt opgesteld in een origineel en twee kopieën.
  • d) 
    Het INF 6 wordt geviseerd wanneer de goederen onder de regeling extern communautair douanevervoer worden geplaatst, wanneer de overbrenging begint of op een vroeger tijdstip.
  • e) 
    Een kopie wordt bewaard door het douanekantoor dat het blad heeft geviseerd. Het origineel en de andere kopie worden aan de betrokkene teruggegeven die het bij het kantoor van aanzuivering overlegt. Na visering doet de betrokkene deze kopie toekomen aan het douanekantoor dat deze kopie in eerste instantie heeft geviseerd.

2.2.7. Inlichtingenblad INF 2 (passieve veredeling)

  • a) 
    Het inlichtingenblad INF 2 (hierna INF 2 genoemd) kan worden gebruikt wanneer veredelingsproducten of vervangende producten in het kader van het driehoeksverkeer worden ingevoerd.
  • b) 
    Het INF 2 wordt opgesteld in een origineel en een kopie voor de hoeveelheid goederen die onder de regeling wordt geplaatst.
  • c) 
    Het verzoek om de afgifte van het INF 2 betekent dat de vergunninghouder ermee instemt dat het recht op gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer wordt overgedragen aan degene die de veredelingsproducten of vervangende producten in het kader van het driehoeksverkeer invoert.
  • d) 
    Het kantoor van plaatsing viseert het origineel en de kopie van het INF 2. Het behoudt de kopie en geeft het origineel aan de aangever terug.

Het vermeldt in vak 16 de middelen waarmee de tijdelijke uitgevoerde goederen worden geïdentificeerd.

Wanneer monsters worden genomen of gebruik wordt gemaakt van tekeningen of technische beschrijvingen, waarmerkt dit kantoor deze monsters, tekeningen of technische beschrijvingen door het aanbrengen van de douaneverzegeling van het kantoor, hetzij op deze voorwerpen zelf indien hun aard dit toelaat, hetzij op de verpakking, op zodanige wijze dat deze niet kan worden verbroken zonder sporen achter te laten.

Een etiket met het stempel van het kantoor en een verwijzing naar de aangifte ten uitvoer worden op zodanige wijze op de monsters, tekeningen of technische beschrijvingen aangebracht dat zij niet door andere kunnen worden vervangen.

De gewaarmerkte en verzegelde monsters, tekeningen of technische beschrijvingen worden aan de exporteur teruggegeven die deze bij de wederinvoer van de veredelingsproducten of de vervangende producten met ongeschonden verzegeling moet overleggen.

Indien een analyse wordt verricht waarvan de resultaten eerst bekend zullen zijn nadat het douanekantoor het INF 2 heeft geviseerd, wordt het document met de resultaten van deze analyse aan de exporteur gegeven in een envelop die niet kan worden geopend zonder dat dit sporen achterlaat.

  • e) 
    Het kantoor van uitgang vermeldt op het origineel dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten en geeft dit terug aan de persoon die het heeft aangeboden.
  • f) 
    De importeur van de veredelingsproducten of de vervangende producten biedt het origineel van het INF 2 en, in voorkomend geval, de identificatiemiddelen bij het kantoor van aanzuivering aan.

BIJLAGE 72

GEBRUIKELIJKE BEHANDELINGEN BEDOELD IN DE ARTIKELEN 531 EN 809

Tenzij anders vermeld, kan geen der navolgende behandelingen aanleiding geven tot een indeling onder een andere achtcijfercode van de GN.

De hierna genoemde gebruikelijke behandelingen worden niet toegestaan indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat het frauderisico hierdoor toeneemt:

  • 1. 
    het luchten, uitspreiden, drogen, stof wegruimen, eenvoudige schoonmaakhandelingen, herstelling van de verpakking, eenvoudige herstellingen van gedurende het vervoer of de opslag opgelopen beschadigingen in zoverre dit eenvoudige handelingen betreft, het aanbrengen of weghalen van beschermende bekleding met het oog op het vervoer;
  • 2. 
    het herconstrueren van goederen na het vervoer;
  • 3. 
    het inventariseren, het nemen van monsters, het sorteren, zeven, mechanisch filteren of wegen van de goederen;
  • 4. 
    het verwijderen van beschadigde of aangetaste delen;
  • 5. 
    het verbeteren van de houdbaarheid van de goederen door middel van pasteurisatie, sterilisatie, bestraling of het toevoegen van bewaarmiddelen;
  • 6. 
    het behandelen tegen parasieten;
  • 7. 
    het behandelen tegen roest;
  • 8. 
    behandelingen die slechts bestaan uit:
  • het verhogen van de temperatuur, zonder verdere behandeling of distillatie, of
  • het verlagen van de temperatuur,

ook indien dit tot de indeling onder een andere achtcijfercode van de GN leidt;

  • 9. 
    elektrostatische behandeling, het ontkreuken of strijken van textiel;
  • 10. 
    behandelingen bestaande uit:
  • het verwijderen van steeltjes en/of pitten van fruit, het in stukken breken of snijden van gedroogde groenten en fruit, de rehydratering van fruit, of
  • het verdunnen van vloeistoffen, zelfs indien dit ertoe leidt dat het product onder een andere achtcijfercode van de GN wordt ingedeeld;
  • 11. 
    het ontzilten, schoonmaken en crouponeren van huiden;
  • 12. 
    het toevoegen van goederen of toevoeging of vervanging van bijkomende componenten zolang deze toevoeging of vervanging relatief beperkt is en slechts bedoeld om aan technische eisen te voldoen en de aard of de prestaties van de oorspronkelijke goederen hierdoor niet worden gewijzigd of verbeterd, zelfs indien dit ertoe leidt dat de toegevoegde of vervangende goederen onder een andere achtcijfercode van de GN worden ingedeeld;
  • 13. 
    het verdunnen of indikken van vloeistoffen, zonder verdere behandeling of distillatie, zelfs indien dit ertoe leidt dat het product onder een andere achtcijfercode van de GN wordt ingedeeld;
  • 14. 
    het mengen van dezelfde soort goederen, van verschillende kwaliteit, om een constante kwaliteit te verkrijgen of een kwaliteit waarom de afnemer heeft gevraagd, zonder dat de aard van de goederen hierdoor wordt gewijzigd;
  • 15. 
    het opdelen of in stukken snijden van de goederen indien dit op eenvoudige wijze is te doen;
  • 16. 
    het verpakken, uitpakken, ompakken, het overgieten of overbrengen in een andere verpakking, zelfs als dit ertoe leidt dat het product onder een andere achtcijfercode van de GN wordt ingedeeld; het bevestigen, verwijderen of wijzigen van merktekens, etiketten, prijskaartjes of andere onderscheidingstekens;
  • 17. 
    het testen, bijstellen, reguleren en in werking stellen van machines, apparaten en voertuigen, met name om aan technische normen te voldoen, indien het om eenvoudige werkzaamheden gaat;
  • 18. 
    het mat maken van pijpfittingen om deze op bepaalde markten te kunnen verkopen.

BIJLAGE 73

INVOERGOEDEREN WAARVOOR DE ECONOMISCHE VOORWAARDEN GEACHT WORDEN NIET TE ZIJN VERVULD OP GROND VAN ARTIKEL 539, EERSTE ALINEA

Deel A: Onder bijlage I bij het Verdrag vallende landbouwproducten

  • 1. 
    De volgende producten die onder een van de volgende gemeenschappelijke marktordeningen vallen:

Granen: De in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1766/92 van de Raad(1) bedoelde producten

Rijst: De in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad(2) bedoelde producten

Suiker: De in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2038/1999 van de Raad(3) bedoelde producten

Olijfolie: De in artikel 1, lid 2, onder c), van Verordening 136/66/EEG van de Raad(4) bedoelde producten

Melk en zuivelproducten: De in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde producten

Wijn: De in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad(5) bedoelde producten die onder de volgende GN-codes zijn ingedeeld:

0806 10 90

2009 60

2204 21 (met uitzondering van kwaliteitswijn)

2204 29 (met uitzondering van kwaliteitswijn)

2204 30

  • 2. 
    De producten die onder de volgende GN-codes zijn ingedeeld:

0204 10 tot en met 0204 43

2207 10

2207 20

2208 90 91

2208 90 99

  • 3. 
    Andere dan de onder de punten 1 en 2 genoemde producten waarvoor landbouwuitvoerrestituties gelijk aan of hoger dan nul zijn vastgesteld.

Deel B: Niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende producten die het resultaat zijn van de verwerking van landbouwproducten

Goederen die het resultaat zijn van de verwerking van landbouwproducten en die genoemd zijn in de volgende bijlagen bij verordeningen inzake gemeenschappelijke marktordeningen in de landbouwsector of inzake productierestituties:

  • bijlage B bij Verordening (EEG) nr. 1766/92 (granen);
  • bijlage B bij Verordening (EG) nr. 3072/95 (rijst);
  • bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2038/1999 (suiker);
  • bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 (melk en zuivelproducten);
  • Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad(6) (eieren);
  • Bijlage bij Verordening (EEG) nr. 1010/86 van de Raad(7) (productierestituties voor bepaalde suikerproducten die in de chemische industrie worden gebruikt); en
  • Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie(8) (productierestituties voor granen en rijst).

Deel C: Visserijproducten

De producten genoemd in de bijlagen I, II en V bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad(9) houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur en de in bijlage VI bij die verordening genoemde producten waarop een gedeeltelijke autonome schorsing van toepassing is.

Alle visserijproducten waarop autonome contingenten van toepassing zijn.

  • (1) 
    PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21.
  • (2) 
    PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18.
  • (3) 
    PB L 252 van 25.9.1999, blz. 1.
  • (4) 
    PB 172 van 30.9.1966, blz. 3025/66.
  • (5) 
    PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1.
  • (6) 
    PB L 282 van 1.11.1975, blz. 49.
  • (7) 
    PB L 94 van 9.4.1986, blz. 9.
  • (8) 
    PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112.
  • (9) 
    PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

BIJLAGE 74

BIJZONDERE BEPALINGEN INZAKE EQUIVALENTE GOEDEREN

(Artikel 541)

  • 1. 
    Rijst

Onder GN-code 1006 ingedeelde rijst wordt niet geacht equivalent te zijn tenzij deze onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur is ingedeeld. Voor rijst met een lengte van niet meer dan 6 mm en een lengte/breedte-verhouding van 3 of meer en voor rijst met een lengte van 5,2 mm of minder en een lengte/breedte-verhouding van 2 of meer, wordt de equivalentie enkel bepaald door de lengte/breedte-verhouding. De meting van de korrels geschiedt overeenkomstig de bepalingen van bijlage A, punt 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 3072/95 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt.

Het gebruik van equivalente goederen is verboden wanneer de actieve veredeling bestaat uit "gebruikelijke behandelingen" als bedoeld in bijlage 72 bij deze verordening.

  • 2. 
    Tarwe

Equivalentieverkeer is uitsluitend toegestaan tussen in een derde land geoogste tarwe die reeds in het vrije verkeer is gebracht en niet-communautaire tarwe die onder dezelfde achtcijfercode van de GN is ingedeeld en die dezelfde handelskwaliteit en dezelfde technische kenmerken heeft.

Niettemin:

  • kunnen afwijkingen op het verbod tot gebruik van equivalente goederen worden toegestaan door middel van een mededeling van de Commissie aan de lidstaten, na raadpleging van het Comité Douanewetboek;
  • is equivalentieverkeer toegestaan tussen in de Gemeenschap geproduceerde harde tarwe en harde tarwe uit derde landen, mits deze bestemd is voor de vervaardiging van deegwaren van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19.
  • 3. 
    Suiker

Equivalentieverkeer is toegestaan tussen ruwe rietsuiker van GN-code 1701 11 90 en ruwe beetwortelsuiker van GN-code 1701 12 90, mits veredelingsproducten worden verkregen die zijn ingedeeld onder GN-code 1701 99 10 (witte suiker).

  • 4. 
    Levende dieren en vlees

Equivalente goederen mogen niet worden gebruikt bij de actieve veredeling van levende dieren of vlees.

Afwijkingen op het verbod tot gebruik van equivalente goederen voor vlees kunnen worden toegestaan door middel van een mededeling van de Commissie aan de lidstaten, na raadpleging van het Comité Douanewetboek, indien de aanvrager kan aantonen dat het equivalentieverkeer economisch noodzakelijk is en de douaneautoriteiten een ontwerp van de voorziene controlemaatregelen voorlegt.

  • 5. 
    Maïs

Equivalentieverkeer tussen communautaire en niet-communautaire maïs is uitsluitend toegestaan voor:

  • 1. 
    maïs die voor de vervaardiging van diervoeder is bestemd, indien de douane erop toeziet dat de niet-communautaire maïs inderdaad tot diervoeder wordt verwerkt;
  • 2. 
    maïs die voor de vervaardiging van zetmeel en zetmeelproducten is bestemd, tussen alle variëteiten met uitzondering van de variëteiten met een hoog gehalte aan amylopectine (wasachtige maïs of of "Waxy maïs") die uitsluitend onderling equivalent zijn;
  • 3. 
    maïs die voor de vervaardiging van meelproducten is bestemd, tussen alle variëteiten met uitzondering van glasachtige maïssoorten ("Plata"-maïs van het type "Duro", "Flint"-maïs), die uitsluitend onderling equivalent zijn.
  • 6. 
    Olijfolie
  • A. 
    Equivalentieverkeer tussen communautaire en niet-communautaire olijfolie is uitsluitend toegestaan in de volgende gevallen:
  • 1. 
    Voor olijfolie van eerste persing:
  • a) 
    tussen communautaire extra olijfolie van eerste persing van GN-code 1509 10 90, die voldoet aan de beschrijving in punt 1, onder a), van de bijlage bij Verordening 136/66/EEG, en niet-communautaire extra olijfolie van eerste persing, van dezelfde GN-code, mits bij de veredeling extra olijfolie van eerste persing wordt verkregen die onder dezelfde GN-code is ingedeeld en die aan de eisen van genoemd punt 1, onder a), voldoet;
  • b) 
    tussen communautaire olijfolie van eerste persing van GN-code 1509 10 90, die voldoet aan de beschrijving in punt 1, onder b), van de bijlage bij Verordening 136/66/EEG, en niet-communautaire olijfolie van eerste persing, vallende onder dezelfde GN-code, mits bij de veredeling olijfolie van eerste persing wordt verkregen die onder dezelfde GN-code is ingedeeld en die aan de eisen van genoemd punt 1, onder b), voldoet;
  • c) 
    tussen communautaire courante olijfolie van eerste persing van GN-code 1509 10 90, die voldoet aan de beschrijving in punt 1, onder c), van de bijlage bij Verordening 136/66/EEG, en niet-communautaire courante olijfolie van eerste persing, die onder dezelfde GN-code is ingedeeld, mits het veredelingsproduct:
  • geraffineerde olijfolie is van GN-code 1509 90 00 en voldoet aan de beschrijving in punt 2 van bovengenoemde bijlage, of
  • olijfolie van GN-code 1509 90 00, is en voldoet aan de beschrijving in punt 3 van bovengenoemde bijlage en verkregen is door vermenging met communautaire olijfolie van eerste persing van GN-code 1509 10 90;
  • d) 
    tussen communautaire olijfolie van eerste persing voor verlichting van GN-code 1509 10 10 en die voldoet aan de beschrijving in punt 1, onder d), van de bijlage bij Verordening 136/66/EEG, en niet-commautaire olijfolie van eerste persing voor verlichting van dezelfde GN-code, mits het veredelingsproduct:
  • geraffineerde olijfolie is van GN-code 1509 90 00 en voldoet aan de beschrijving in punt 2 van bovengenoemde bijlage, of
  • olijfolie is van GN-code 1509 90 00 voldoet aan de beschrijving in punt 3 van bovengenoemde bijlage en verkregen is door vermenging met communautaire olijfolie van eerste persing van GN-code 1509 10 90.
  • 2. 
    Voor olie uit afvallen van olijven:

Tussen communautaire ruwe olie uit afvallen van olijven van GN-code 1510 00 10 en die voldoet aan de beschrijving in punt 4 van de bijlage bij Verordening 136/66/EEG, en niet-communautaire ruwe olie uit afvallen van olijven, van dezelfde GN-code, mits het veredelingsproduct olie uit afvallen van olijven is van GN-code 1510 00 90, die voldoet aan de beschrijving in punt 6 van genoemde bijlage en verkregen is door vermenging met communautaire olijfolie van eerste persing van GN-code 1509 10 90.

  • B. 
    De menging van de in punt A.1, onder c), tweede streepje, en onder d), tweede streepje, en in punt A.2 bedoelde oliën met niet-communautaire olijfolie van eerste persing die op dezelfde wijze wordt gebruikt is uitsluitend toegestaan, indien de controle op de regeling zodanig is dat het aandeel niet-communautaire olie van eerste persing in de totale hoeveelheid uitgevoerde gemengde olie kan worden vastgesteld.
  • C. 
    De veredelingsproducten dienen te worden verpakt in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van 220 l of minder. In afwijking hiervan kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat de in de voorafgaande punten omschreven olie wordt uitgevoerd in toegelaten containers van maximum 20 t, mits de hoeveelheid en de kwaliteit van het uitgevoerde product systematisch worden gecontroleerd.
  • D. 
    De equivalentie wordt, wat de voor het verkrijgen van de mengsels gebruikte hoeveelheid olie betreft, gecontroleerd aan de hand van de administratie van de onderneming. Voor de controle van de kwaliteit worden de technische kenmerken van monsters van de niet-communautaire olie, genomen bij de plaatsing van die olie onder de regeling, vergeleken met de technische kenmerken van monsters van communautaire olie, genomen bij de veredeling van het betrokken veredelingsproduct, met de technische kenmerken van monsters die zijn genomen bij de uitvoer van de veredelingsproducten op de plaats van uitgang. De bemonstering geschiedt volgens de internationale normen EN ISO 5555 (monsterneming) en EN ISO 661 (verzending van de monsters naar laboratoria en preparatie van monsters voor proefnemingen). De analyse wordt verricht volgens het bepaalde in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie(1).
  • 7. 
    Melk en zuivelproducten

Het gebruik van het equivalentieverkeer is slechts toegestaan voor equivalente goederen waarvan het gehalte aan melkdrogestof, melkvetstof en melkeiwitten niet lager is dan het gehalte aan deze zelfde stoffen in de invoergoederen.

Het gehalte aan melkdrogestof, melkvetstof en melkeiwitten van de invoergoederen en de equivalente goederen moet op de aangifte tot plaatsing onder de regeling (IM/EX) of ten uitvoer (EX/IM) worden vermeld alsmede, in voorkomend geval, op het inlichtingenblad INF 9 of INF 5, om de douane in staat te stellen de equivalentie van deze elementen te controleren.

Fysieke controles worden verricht ten aanzien van ten minste 5 % van de aangiften tot plaatsing onder de regeling van de invoergoederen en de aangiften ten uitvoer (IM/EX-procedure) en hebben zowel betrekking op de invoergoederen als de desbetreffende equivalente goederen.

Fysieke controles worden verricht bij ten minste 5 % van de aangiften voor voorafgaande uitvoer en de aangiften tot plaatsing onder de regeling (EX/IM-procedure). Deze controles hebben zowel betrekking op de te veredelen equivalente goederen, voordat de veredeling begint, als op de desbetreffende invoergoederen, op het tijdstip dat deze onder de regeling worden geplaatst.

Om te waarborgen dat de equivalente goederen en de invoergoederen met elkaar overeenstemmen wat hoeveelheid, handelskwaliteit en technische kenmerken betreft, met name het gehalte aan melkdrogestof, melkvetstof en melkeiwitten, omvat de fysieke controle de verificatie van de aangifte en van de daarbij behorende documenten en het nemen van representatieve monsters om deze door een bevoegd laboratorium te laten analyseren.

Indien de lidstaat de risicoanalyse toepast, kan een lager percentage fysieke controle worden toegestaan.

De bevoegde ambtenaar die de fysieke controle heeft verricht, moet hierover een gedetailleerd verslag opstellen. Deze verslagen zijn gecentraliseerd bij de bevoegde douaneautoriteiten in elke lidstaat.

  • (1) 
    PB L 248 van 5.9.1991, blz. 1.

BIJLAGE 75

VEREDELINGSPRODUCTEN WAAROP BIJZONDERE RECHTEN VAN TOEPASSING KUNNEN ZIJN

(Artikel 548, lid 1)

Algemene opmerking

Het controlekantoor kan toestaan dat artikel 548, lid 1, ook wordt toegepast op andere afvallen, overblijfselen, resten en schroot dan die welke in onderstaande lijst zijn vermeld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 76

ECONOMISCHE VOORWAARDEN IN HET KADER VAN DE REGELING "BEHANDELING ONDER DOUANETOEZICHT"

(Artikel 551, lid 1, tweede alinea)

DEEL A

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 77

(Artikel 581)

Gevallen waarin goederen door middel van een schriftelijke aangifte onder de regeling tijdelijke invoer mogen worden geplaatst zonder dat zekerheid behoeft te worden gesteld

  • 1. 
    Materiaal dat spoorweg-, scheepvaart- of luchtvaartmaatschappijen of de posterijen toebehoort en dat door deze in het internationale verkeer wordt gebruikt, voorzover dit materiaal van kentekens is voorzien.
  • 2. 
    Leeg ingevoerd verpakkingsmateriaal waarop onuitwisbare en niet-verwijderbare merktekens zijn aangebracht.
  • 3. 
    Materiaal ter bestrijding van de gevolgen van rampen dat bestemd is voor overheidsinstanties of door de overheid erkende instanties.
  • 4. 
    Medische en chirurgische apparatuur en laboratoriumuitrusting, bestemd voor ziekenhuizen of medische instellingen die hieraan dringend behoefte hebben.
  • 5. 
    Goederen die in de zin van artikel 513 worden overgebracht en die door de vorige vergunninghouder overeenkomstig artikel 229 of 232 onder de regeling tijdelijke invoer waren geplaatst.".

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.