Besluit 2006/415 - Beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de EG

1.

Wettekst

16.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/51

 

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 14 juni 2006

betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/135/EG

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2400)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/415/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (3), en met name op artikel 18,

Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (4), en met name op artikel 66, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Aviaire influenza is een besmettelijke virale ziekte bij pluimvee en andere vogels, die leidt tot sterfte en anomalieën die snel de vorm van een epizoötie kunnen aannemen en daardoor een ernstige bedreiging vormen voor de diergezondheid en voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij. Onder bepaalde omstandigheden kan de ziekte ook een bedreiging vormen voor de menselijke gezondheid. Het gevaar bestaat dat de ziekteverwekker wordt verspreid naar andere bedrijven, naar wilde vogels en, via de internationale handel in levende vogels of producten daarvan, van de ene lidstaat naar de andere en naar derde landen.

 

(2)

Wanneer op het grondgebied van een lidstaat bij pluimvee een hoogpathogeen aviaire influenza A-virus van het subtype H5 wordt ontdekt en wanneer, in afwachting van de bepaling van het neuraminidasetype (N), op grond van het klinische beeld en de epidemiologische omstandigheden wordt vermoed dat het hier gaat om hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door een hoogpathogeen aviaire influenza A-virus van het subtype H5N1, of wanneer de aanwezigheid van hoogpathogene aviaire influenza van dat subtype is bevestigd, moet de lidstaat in kwestie bepaalde beschermende maatregelen toepassen om het risico van verspreiding van de ziekte tot een minimum te beperken.

 

(3)

Dergelijke beschermende maatregelen werden vastgesteld bij Beschikking 2006/135/EG van de Commissie van 22 februari 2006 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in de Gemeenschap (5), uit te voeren in aanvulling op de maatregelen als bedoeld in Richtlijn 92/40/EEG van de Raad van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza (6), met name ten aanzien van het verkeer van bepaalde vogels en van producten van pluimvee en andere vogels die uit het door de ziekte getroffen gebied afkomstig zijn.

 

(4)

In het licht van recente wetenschappelijke inzichten in de risico’s van aviaire influenza voor de dier- en volksgezondheid, de ontwikkeling van nieuwe laboratoriumtests en nieuwe vaccins en de ervaringen die gedurende recente uitbraken van de ziekte in de Gemeenschap en derde landen zijn opgedaan, zijn de maatregelen van Richtlijn 92/40/EEG grondig herzien. In het licht daarvan werd Richtlijn 92/40/EEG ingetrokken en vervangen door Richtlijn 2005/94/EG, die uiterlijk op 1 juli 2007 door de lidstaten in intern recht moet zijn omgezet.

 

(5)

In afwachting van de omzetting van Richtlijn 2005/94/EG en gezien de huidige ziektesituatie met betrekking tot aviaire influenza in de Gemeenschap, moesten overgangsmaatregelen worden vastgesteld voor bedrijven waar uitbraken van aviaire influenza, veroorzaakt door hoogpathogene aviaire-influenzavirussen, bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden vermoed of zijn bevestigd.

 

(6)

Die overgangsmaatregelen, die worden vastgesteld in Beschikking 2006/416/EG van de Commissie (7), moeten de lidstaten in staat stellen om op adequate en flexibele wijze ziektebestrijdingsmaatregelen te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de aan de verschillende virusstammen verbonden risico’s en het waarschijnlijke sociaal-economische effect van de maatregelen op de landbouwsector en andere betrokken sectoren en er tegelijkertijd zorg voor wordt gedragen dat de maatregelen voor ieder afzonderlijk scenario het meest geschikt zijn.

 

(7)

Naarmate de omzetting van Richtlijn 2005/94/EG door sommige lidstaten vordert, moet iedere verwijzing naar de overgangsmaatregelen gelezen worden als een verwijzing naar het desbetreffende punt in Richtlijn 2005/94/EG.

 

(8)

Gezien echter het bijzondere risico van de ziekte en de epidemiologische situatie met betrekking tot hoogpathogene aviaire influenza, en gelet op de ernstige economische gevolgen die de ziekte kan hebben, met name in gebieden met een dichte pluimveepopulatie, moeten bepaalde aanvullende maatregelen zoals vastgesteld bij Beschikking 2006/135/EG, worden gehandhaafd. Die maatregelen moeten gericht zijn op aanscherping van de plaatselijke bestrijdingsmaatregelen, regionalisatie van de getroffen lidstaat door het getroffen gedeelte van het grondgebied te isoleren van het ziektevrije gedeelte, en herstel van het vertrouwen van de pluimveesector en de handelspartners in de veiligheid van de uit het ziektevrije deel van het land afkomstige producten.

 

(9)

De bij Beschikking 2006/135/EG vastgestelde maatregelen moeten in overeenstemming worden gebracht met die van Beschikking 2006/416/EG en daarom moet Beschikking 2006/135/EG met het oog op de duidelijkheid en samenhang worden ingetrokken en worden vervangen door deze beschikking, die slechts de aanvullende bestrijdingsmaatregelen handhaaft die gelden voor de specifieke ziektesituatie met betrekking tot hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1.

 

(10)

Gelet op de verschillen in risico van de ziekte in geval van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza, moet de getroffen lidstaat in nauwe samenwerking met de Commissie een hoog- en een laagrisicogebied instellen die moeten worden geïsoleerd van het ziektevrije gedeelte van het grondgebied.

 

(11)

Indien de epidemiologische situatie zulks vereist, moeten ten aanzien van de door de uitbraak of vermoedelijke uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza getroffen gebieden passende maatregelen genomen worden, met name door deze gebieden overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 3 of 4, van Richtlijn 90/425/EEG en artikel 9, lid 3 of 4, van Richtlijn 89/662/EEG in de bijlage bij deze beschikking af te bakenen en deze afbakening aan de situatie aan te passen.

 

(12)

De maatregelen van Beschikking 2005/734/EG van de Commissie van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (8) moeten in de door de ziekte getroffen gebieden worden uitgevoerd.

 

(13)

Met het oog op de consistentie moeten voor de toepassing van deze beschikking bepaalde definities gelden van Richtlijn 2005/94/EG, Richtlijn 90/539/EEG van de Raad van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (9), Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (10) en Verordening (EG) nr. 998/2003.

 

(14)

Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (11), voorziet in officieel erkende instellingen, instituten en centra, alsmede in een modelcertificaat voor dieren of gameten die tussen dergelijke erkende inrichtingen in verschillende lidstaten worden verhandeld. Voor vogels afkomstig van en bestemd voor overeenkomstig die richtlijn erkende instellingen, instituten en centra moet een afwijking van de vervoersbeperkingen mogelijk zijn.

 

(15)

Het vervoer van broedeieren uit de beschermingsgebieden moet onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan. Het vervoer van broedeieren naar andere landen moet worden toegestaan met inachtneming van met name de voorwaarden van Richtlijn 2005/94/EG. In dat geval moet op de diergezondheidscertificaten overeenkomstig Richtlijn 90/539/EEG naar deze beschikking worden verwezen.

 

(16)

De verzending uit de beschermingsgebieden van vlees, gehakt vlees, separatorvlees, vleesbereidingen en vleesproducten van vrij vederwild moet onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan, waarbij met name moet worden voldaan aan bepaalde voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (12).

 

(17)

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (13) bevat een lijst van behandelingen waardoor vlees uit gebieden met beperkende maatregelen veilig wordt, biedt de mogelijkheid om een bijzonder identificatiemerk te gebruiken en bevat het identificatiemerk voor vlees dat om veterinairrechtelijke redenen niet in de handel mag worden gebracht. De verzending uit de beschermingsgebieden van vlees met het in die richtlijn bedoelde merk en van vleesproducten die de daarin genoemde behandelingen hebben ondergaan, moet worden toegestaan.

 

(18)

Verordening (EG) nr. 2076/2005 biedt bij wijze van overgangsmaatregel de mogelijkheid om een nationaal identificatiemerk te gebruiken bij voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong die alleen op het grondgebied van de lidstaat waar zij vervaardigd zijn in de handel mogen worden gebracht.

 

(19)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (14) is het in de handel brengen van een reeks dierlijke bijproducten, van oorsprong uit gebieden van de Gemeenschap waarvoor beperkende veterinairrechtelijke maatregelen gelden, toegestaan omdat die producten veilig geacht worden vanwege de specifieke omstandigheden bij de productie, de verwerking en het gebruik, waardoor eventuele ziekteverwekkers doeltreffend worden geïnactiveerd of contact met vatbare dieren wordt voorkomen.

 

(20)

Rekening houdend met de maatregelen die zijn ingesteld na een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 in een hobbypluimveekoppel in Denemarken en de instelling van gebieden A en B overeenkomstig artikel 2, lid 4, onder b) en c), van Beschikking 2006/135/EG, moeten deze gebieden opgenomen blijven in de bijlage bij deze beschikking en moeten na een recente uitbraak van aviaire influenza van het subtype H5 in een ganzenkoppel in Hongarije nieuwe gebieden A en B worden opgenomen.

 

(21)

Beschikking 2006/135/EG moet derhalve worden ingetrokken en door deze beschikking worden vervangen.

 

(22)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

  • 1. 
    Deze beschikking bevat bepaalde beschermende maatregelen die moeten worden toegepast in gevallen van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee op het grondgebied van een lidstaat (de „getroffen lidstaat”), veroorzaakt door een hoogpathogeen influenza A-virus van subtype H5 waarvan wordt vermoed („vermoedelijke uitbraak”) of is bevestigd („uitbraak”) dat het neuraminidasetype N1 is, om de verspreiding van aviaire influenza naar de ziektevrije gebieden van de Gemeenschap via het vervoer van pluimvee, andere vogels en de producten daarvan te voorkomen.
  • 2. 
    De in deze beschikking vastgestelde maatregelen zijn van toepassing onverminderd de maatregelen die bij een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee overeenkomstig Beschikking 2006/416/EG genomen moeten worden.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze beschikking gelden de in Richtlijn 2005/94/EG vastgestelde definities. Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing:

 

a)

„broedeieren”: broedeieren gelegd door pluimvee als omschreven in artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2005/94/EG;

 

b)

„vrij vederwild”: wild als bedoeld in punt 1.5, tweede streepje, en, voor zover het vogelsoorten betreft, in punt 1.7 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

 

c)

„andere in gevangenschap levende vogels”: vogels als omschreven in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2005/94/EEG, waaronder:

 

i)

gezelschapsvogels als bedoeld in artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 998/2003, en

 

ii)

vogels bestemd voor officieel erkende instellingen, instituten of centra als omschreven in artikel 2, lid 1, onder c), van Richtlijn 92/65/EEG.

Artikel 3

Gebieden A en B

  • 1. 
    Het in deel A van de bijlage vermelde gebied („gebied A”) wordt aangemerkt als hoogrisicogebied, bestaande uit de overeenkomstig artikel 11 van Beschikking 2006/416/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden.
  • 2. 
    Het in deel B van de bijlage vermelde gebied („gebied B”) wordt aangemerkt als laagrisicogebied, dat het hele of delen van het overeenkomstig artikel 11 van Beschikking 2006/416/EG ingestelde verdere beperkingsgebied kan omvatten en dat gelegen is tussen gebied A en het ziektevrije deel van de getroffen lidstaat, voor zover dat er is, of van buurlanden.

Artikel 4

Instelling van de gebieden A en B

  • 1. 
    Onmiddellijk na een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza veroorzaakt door het hoogpathogene influenza A-virus van subtype H5 waarvan wordt vermoed of is bevestigd dat het neuraminidasetype N1 is, stelt de getroffen lidstaat gebied A in, rekening houdend met de wettelijke vereisten van artikel 11 van Beschikking 2006/416/EG, en gebied B, rekening houdend met factoren van geografische, administratieve, ecologische en epizoötiologische aard in verband met aviaire influenza, en stelt hij de Commissie, de andere lidstaten en zo nodig de bevolking daarvan in kennis.
  • 2. 
    In samenwerking met de getroffen lidstaat onderzoekt de Commissie de door de getroffen lidstaat ingestelde gebieden en neemt zij voor die gebieden de nodige maatregelen overeenkomstig artikel 9, leden 3 en 4, van Richtlijn 89/662/EEG en artikel 10, lid 3 of 4, van Richtlijn 90/425/EEG.
  • 3. 
    Indien het niet om het neuraminidasetype N1 blijkt te gaan, trekt de getroffen lidstaat de voor de betrokken gebieden genomen maatregelen in en stelt hij de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis.

In samenwerking met de getroffen lidstaat neemt de Commissie de nodige maatregelen krachtens artikel 9, leden 3 en 4, van Richtlijn 89/662/EEG en artikel 10, lid 3 of 4, van Richtlijn 90/425/EEG.

  • 4. 
    Indien de aanwezigheid van een hoogpathogeen influenza A-virus van het subtype H5N1 bij pluimvee wordt bevestigd:
 

a)

informeert de getroffen lidstaat de Commissie en de andere lidstaten;

 

b)

past de getroffen lidstaat de maatregelen van artikel 5 toe:

 

i)

gedurende minimaal 21 dagen in het beschermingsgebied en 30 dagen in het toezichtsgebied gerekend vanaf de datum van voltooiing van de voorbereidende reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden op het uitbraakbedrijf overeenkomstig artikel 7, lid 7, van Beschikking 2006/416/EG; en tevens

 

ii)

zo lang als nodig is gezien de factoren van geografische, administratieve, ecologische en epizoötiologische aard in verband met aviaire influenza; of

 

iii)

tot de voor de getroffen lidstaat in de bijlage vermelde datum;

 

c)

houdt hij de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de ontwikkelingen in de gebieden A en B.

In samenwerking met de getroffen lidstaat neemt de Commissie de nodige maatregelen krachtens artikel 9, leden 3 en 4, van Richtlijn 89/662/EEG en artikel 10, lid 3 of 4, van Richtlijn 90/425/EEG.

Artikel 5

Algeheel verbod

Naast de beperkingen op het vervoer van pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels en broedeieren en producten van dergelijke vogels als bedoeld in Beschikking 2006/416/EG voor bedrijven in de beschermings-, toezichts- en verdere beperkingsgebieden, zorgt de getroffen lidstaat ervoor dat er:

 

a)

geen levend pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels, behalve de in artikel 2, onder c), punt i) en ii), bedoelde vogels, en broedeieren van pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels, behalve van de in artikel 2, onder c), punt ii), bedoelde vogels, en van vrij vederwild van gebied B naar het overige deel van het grondgebied van de getroffen lidstaat, indien van toepassing, of naar andere lidstaten of derde landen worden vervoerd;

 

b)

geen voor menselijke consumptie bestemde producten van vrij vederwild van de gebieden A en B naar het overige deel van het grondgebied van de getroffen lidstaat, indien van toepassing, of naar andere lidstaten en derde landen worden vervoerd;

 

c)

geen dierlijke bijproducten die geheel of gedeeltelijk afkomstig zijn van vogelsoorten uit de gebieden A en B, en die vallen onder Verordening (EG) nr. 1774/2002, van gebied A naar gebied B of omgekeerd, of uit die gebieden naar het overige deel van het grondgebied van de getroffen lidstaat, indien van toepassing, of naar andere lidstaten of derde landen worden vervoerd;

 

d)

geen pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels binnen gebied B op jaarbeurzen, markten of tentoonstellingen bijeen worden gebracht.

Artikel 6

Afwijkingen voor levend pluimvee en eendagskuikens

  • 1. 
    In afwijking van artikel 5, onder a), mag de getroffen lidstaat het rechtstreekse vervoer van pluimvee toestaan van bedrijven in gebied B naar door de bevoegde autoriteit aangewezen slachthuizen in de getroffen lidstaat of, na overeenstemming tussen de bevoegde autoriteiten, naar een aangewezen slachthuis in een andere lidstaat of in een derde land.
  • 2. 
    In afwijking van artikel 5, onder a), mag de getroffen lidstaat het rechtstreekse vervoer van pluimvee toestaan van bedrijven in gebied B naar bedrijven onder officieel toezicht in dezelfde lidstaat, waar het pluimvee minimaal 21 dagen moet blijven.
  • 3. 
    In afwijking van artikel 5, onder a), mag de getroffen lidstaat het rechtstreekse vervoer van pluimvee toestaan van bedrijven in gebied B naar een aangewezen bedrijf in een andere lidstaat of in een derde land op voorwaarde dat:
 

a)

de bevoegde autoriteiten daarmee hebben ingestemd;

 

b)

op het aangewezen bedrijf geen ander pluimvee wordt gehouden;

 

c)

het aangewezen bedrijf onder officiële bewaking wordt geplaatst;

 

d)

het pluimvee minimaal 21 dagen op het aangewezen bedrijf blijft.

  • 4. 
    In afwijking van artikel 5, onder a), mag de getroffen lidstaat het vervoer van eendagskuikens toestaan van een broederij in gebied B:
 

a)

naar bij voorkeur buiten gebied A gelegen bedrijven onder officieel toezicht in de getroffen lidstaat;

 

b)

naar een bij voorkeur buiten gebied A gelegen bedrijf, mits de eendagskuikens afkomstig zijn van broedeieren die voldoen aan de voorschriften van artikel 7, lid 1, onder b);

 

c)

naar een bij voorkeur buiten gebied A gelegen bedrijf, mits de eendagskuikens afkomstig zijn van broedeieren die zijn verzameld op bedrijven die op de dag van verzameling buiten de gebieden A en B gelegen waren, en vervoerd werden in een ontsmette verpakking.

  • 5. 
    Op de diergezondheidscertificaten die de in de leden 1, 2 en 3, en lid 4, onder b) en c), bedoelde zendingen pluimvee of eendagskuikens naar andere lidstaten vergezellen, wordt het volgende vermeld:

„Deze zending voldoet aan de veterinairrechtelijke voorschriften van Beschikking 2006/415/EG van de Commissie.”.

  • 6. 
    Het in de leden 1 tot en met 4 bedoelde vervoer geschiedt onder officieel toezicht. Het wordt slechts toegestaan nadat de officiële dierenarts zich ervan heeft vergewist dat op het bedrijf van herkomst geen verdenking van hoogpathogene aviaire influenza bestaat. De gebruikte vervoermiddelen moeten vóór en na gebruik worden gereinigd en ontsmet.

Artikel 7

Afwijkingen voor broedeieren en SPF-eieren

  • 1. 
    In afwijking van artikel 5, onder a), mag de getroffen lidstaat het vervoer van broedeieren toestaan die:
 

a)

zijn verzameld op bedrijven die op de dag van verzameling in gebied B gelegen waren, naar een aangewezen broederij in de getroffen lidstaat of, na overeenstemming tussen de bevoegde autoriteiten, naar een aangewezen broederij in een andere lidstaat of in een derde land;

 

b)

zijn verzameld op bedrijven die op de dag van verzameling in gebied B gelegen waren en waar het pluimvee met negatief resultaat een serologisch onderzoek op aviaire influenza heeft ondergaan waarmee de ziekte bij een prevalentie van 5 % met een betrouwbaarheid van ten minste 95 % kan worden aangetoond en waarbij de traceerbaarheid gewaarborgd is, naar een willekeurige broederij.

  • 2. 
    In afwijking van artikel 5, onder a), staat de getroffen lidstaat de verzending van broedeieren en SPF-eieren voor wetenschappelijke, diagnostische of farmaceutische doeleinden toe van bedrijven die op de dag van verzameling in gebied A of B gelegen waren, naar aangewezen laboratoria, instituten of farmaceutische of vaccinproducenten in de getroffen lidstaat of, na overeenstemming tussen de bevoegde autoriteiten, naar een aangewezen broederij in een andere lidstaat of in een derde land.
  • 3. 
    Op de diergezondheidscertificaten die de in lid 1, onder a) en b), en lid 2 bedoelde zendingen broedeieren naar andere lidstaten vergezellen, wordt het volgende vermeld:

„Deze zending voldoet aan de veterinairrechtelijke voorschriften van Beschikking 2006/415/EG van de Commissie.”.

  • 4. 
    Het krachtens lid 1 of 2 toegestane vervoer geschiedt onder officieel toezicht. Het wordt slechts toegestaan nadat de officiële dierenarts zich ervan heeft vergewist dat op het bedrijf van herkomst geen verdenking van hoogpathogene aviaire influenza bestaat. De gebruikte vervoermiddelen moeten vóór en na gebruik worden gereinigd en ontsmet.

Artikel 8

Afwijkingen voor vlees, gehakt vlees en separatorvlees van vrij vederwild en vleesbereidingen en vleesproducten die met dat vlees bereid zijn

  • 1. 
    In afwijking van artikel 5, onder b), mag de getroffen lidstaat de verzending op de binnenlandse markt toestaan van vers vlees, gehakt vlees, separatorvlees en vleesbereidingen of vleesproducten van vrij vederwild afkomstig uit gebied A of B, indien dit vlees is voorzien van het in bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG bedoelde identificatiemerk of van het overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2076/2005 vastgestelde nationale merk.
  • 2. 
    In afwijking van artikel 5, onder b), staat de getroffen lidstaat het vervoer toe van:
 

a)

producten van vlees van vrij vederwild afkomstig uit gebied A of B, die een behandeling tegen aviaire influenza hebben ondergaan overeenkomstig bijlage III, punt 1, onder a), b) of c), van Richtlijn 2002/99/EG;

 

b)

vers vlees van vrij vederwild afkomstig van buiten de gebieden A en B, dat is geproduceerd in inrichtingen binnen gebied A of B overeenkomstig bijlage III, sectie IV, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en is gecontroleerd overeenkomstig bijlage I, sectie IV, hoofdstuk VIII, bij Verordening (EG) nr. 854/2004;

 

c)

gehakt vlees, vleesbereidingen, separatorvlees en vleesproducten met vlees als bedoeld onder b), geproduceerd in inrichtingen in gebied A of B overeenkomstig bijlage III, secties V en VI, bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

Artikel 9

Afwijking voor dierlijke bijproducten

  • 1. 
    In afwijking van artikel 5, onder c), staat de getroffen lidstaat het volgende toe:
 

a)

de verzending van gebied A of B van dierlijke bijproducten van vogels die:

 

i)

voldoen aan de voorwaarden van de volgende bijlagen of delen daarvan bij Verordening (EG) nr. 1774/2002:

 

bijlage V;

 

bijlage VII, hoofdstuk II, onder A, hoofdstuk III, onder B, hoofdstuk IV, onder A, hoofdstuk VI, onder A en B, hoofdstuk VII, onder A, hoofdstuk VIII, onder A, hoofdstuk IX, onder A, en hoofdstuk X, onder A; en tevens

 

bijlage VIII, hoofdstuk II, onder B, hoofdstuk III, punt II, onder A, en hoofdstuk VII, onder A, punt 1, onder a); of

 

ii)

onder toepassing van bioveiligheidsmaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het virus vervoerd worden naar aangewezen installaties die overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 15 of artikel 17 of 18 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 zijn erkend, om daar te worden verwijderd of zodanig verder te worden verwerkt of te worden gebruikt dat ten minste de inactivering van het avaire-influenzavirus gewaarborgd is; of

 

iii)

onder toepassing van bioveiligheidsmaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het virus vervoerd worden naar overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1774/2002 gemachtigde en geregistreerde gebruikers of verzamelcentra om aan dieren te worden vervoederd na een behandeling overeenkomstig bijlage IX, punt 5, onder a), punt ii) en iii), van die verordening om ten minste de inactivering van het aviaire-influenzavirus te waarborgen;

 

b)

de verzending uit gebied B van onbewerkte veren of delen van veren overeenkomstig bijlage VIII, hoofdstuk VIII, onder A, punt 1, onder a), bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, afkomstig van pluimvee of gekweekt vederwild;

 

c)

de verzending uit gebied A of B van veren en delen van veren, verkregen van pluimvee of vrij vederwild, die zijn behandeld met stoom of op een andere wijze zodat alle ziekteverwekkers worden geëlimineerd.

  • 2. 
    De getroffen lidstaat zorgt ervoor dat de in lid 1, onder b) en c), van dit artikel bedoelde producten vergezeld gaan van een handelsdocument overeenkomstig bijlage II, hoofdstuk X, bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, waarin, in geval van producten als bedoeld in lid 1, onder c), van dit artikel, in punt 6.1 wordt verklaard dat de producten zijn behandeld met stoom of op een andere wijze zodat alle ziekteverwekkers worden geëlimineerd.

Een dergelijk handelsdocument is echter niet vereist voor bewerkte sierveren, bewerkte veren die door reizigers voor eigen gebruik worden vervoerd en zendingen van bewerkte veren die voor niet-industriële doeleinden aan privé-personen worden gestuurd.

Artikel 10

Voorwaarden voor verplaatsingen

  • 1. 
    Indien de verplaatsing van onder deze beschikking vallende dieren of producten daarvan krachtens artikel 6, 7, 8 en 9 wordt toegestaan, wordt deze beslissing gebaseerd op het gunstige resultaat van een door de bevoegde autoriteit uitgevoerde risicobeoordeling, en worden alle nodige bioveiligheidsmaatregelen genomen om de verspreiding van aviaire influenza te voorkomen.
  • 2. 
    Indien de verzending, de verplaatsing of het vervoer van de in lid 1 bedoelde producten krachtens de artikelen 7, 8 en 9 en onder gerechtvaardigde voorwaarden of met beperkingen wordt toegestaan, worden deze producten verkregen, gehanteerd, behandeld, opgeslagen en vervoerd zonder afbreuk te doen aan de diergezondheidsstatus van andere producten die aan alle veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer, het in de handel brengen of de uitvoer naar derde landen voldoen.

Artikel 11

Naleving en informatie

Alle lidstaten nemen onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

De getroffen lidstaat past deze maatregelen toe zodra hij bij pluimvee redelijkerwijs de aanwezigheid vermoedt van het hoogpathogene aviaire influenzavirus van het subtype H5N1.

De getroffen lidstaat verschaft de Commissie en de andere lidstaten regelmatig de nodige informatie over de epidemiologie van de ziekte en in voorkomend geval over de extra controle- en bewakingsmaatregelen en de bewustmakingscampagnes.

Artikel 12

Geldigheid

Deze beschikking is van toepassing tot en met 30 juni 2007.

Artikel 13

Intrekking

Beschikking 2006/135/EG wordt ingetrokken.

Artikel 14

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie

 

  • (7) 
    Zie bladzijde 61 van dit Publicatieblad.
 

BIJLAGE

DEEL A

Gebied A zoals ingesteld overeenkomstig artikel 4, lid 2:

 

ISO-landcode

Lidstaat

Gebied A

Datum einde geldigheid art. 4, lid 4, onder b)

Code (indien voorhanden)

Naam

DK

DENEMARKEN

 

In de provincie Funen de gemeenten:

 
 

ÅRSLEV

 
 

KERTEMINDE

 
 

LANGESKOV

 
 

MUNKEBO

 
 

NYBORG

 
 

ODENSE

 
 

ØRBÆK

 
 

OTTERUP

 
 

RINGE

 
 

RYSLINGE

 
 

ULLERSLEV

28.6.2006

HU

HONGARIJE

 

In de provincie Bács-Kiskun de gemeenten:

 
 

KISKŐRÖS

 
 

KECEL

 
 

IMREHEGY

 
 

ORGOVÁNY

 
 

KASKANTYÚ

 
 

BÓCSA

 
 

SOLTVADKERT

 
 

TÁZLÁR

 
 

PIRTÓ

 
 

KISKUNHALAS

 
 

JAKABSZÁLLÁS

 
 

BUGACPUSZTAHÁZA

 
 

BUGAC

 
 

SZANK

 
 

KISKUNMAJSA-BODOGLÁR

 
 

HARKAKÖTÖNY

 
 

FÜLÖPJAKAB

 
 

MÓRICGÁT

 
 

PETŐFISZÁLLÁS

 
 

JÁSZSZENTLÁSZLÓ

 
 

KISKUNMAJSA

 
 

KISKUNFÉLEGYHÁZA

 
 

GÁTÉR

 
 

PÁLMONOSTORA

 
 

KÖMPÖC

 
 

CSÓLYOSPÁLOS

9.7.2006

 

In de provincie Csongrád de gemeenten:

 
 

ÜLLÉS

 
 

BORDÁNY

 
 

ZSOMBÓ

 
 

SZATYMAZ

 
 

SÁNDORFALVA

 
 

FELGYŐ

 
 

FORRÁSKÚT

 
 

BALÁSTYA

 
 

DÓC

 
 

KISTELEK

 
 

ÓPUSZTASZER

 
 

CSONGRÁD

 
 

BAKS

 
 

CSENGELE

 
 

PUSZTASZER

 
 

CSANYTELEK

 
 

TÖMÖRKÉNY

9.7.2006

DEEL B

Gebied B zoals ingesteld overeenkomstig artikel 4, lid 2:

 

ISO-landcode

Lidstaat

Gebied B

Datum einde geldigheid art. 4, lid 4, onder b)

Code (indien voorhanden)

Naam

DK

DENEMARKEN

ADNS

De provincie:

28.6.2006

00700

FUNEN

HU

HONGARIJE

ADNS

De provincies:

9.7.2006

00003

BÁCS-KISKUN

00006

CSONGRÁD

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.