Besluit 2008/411 - Harmonisering van de 3400 - 3800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de EG

1.

Wettekst

4.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 144/77

 

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 21 mei 2008

betreffende de harmonisering van de 3 400-3 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1873)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/411/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking) (1), met name op artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Commissie heeft zich in haar mededeling over „Snelle toegang tot het spectrum voor draadloze elektronische communicatiediensten door meer flexibiliteit” (2), die zich onder meer richt op de 3 400-3 800 MHz-band, voorstander getoond van een meer flexibel spectrumgebruik. De lidstaten onderstreepten in het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum (Radio Spectrum Policy Group — RSPG) over het draadlozetoegangsbeleid voor elektronische communicatie (Wireless Access Policy for Electronic Communications Services — WAPECS) van 23 november 2005 het belang van technologie- en dienstenneutraliteit als belangrijke beleidsdoelstellingen met het oog op een meer flexibel spectrumgebruik. Deze beleidsdoelstellingen moeten volgens dit advies bovendien niet abrupt maar geleidelijk worden ingevoerd om verstoring van de markt te voorkomen.

 

(2)

De toewijzing van de 3 400-3 800 MHz-band voor vaste, nomadische en mobiele toepassingen is een belangrijk element bij de convergentie van de mobiele, vaste en omroeptoepassingen en weerspiegelt de technische innovatie. Bij de diensten die in deze frequentieband worden verschaft, zou de toegang van eindgebruikers tot breedbandcommunicatie voorop moeten staan.

 

(3)

Verwacht wordt dat draadlozebreedbanddiensten voor elektronische communicatie waarvoor de 3 400-3 800 MHz-band is bestemd, grotendeels pan-Europees zullen zijn in die zin dat gebruikers van dergelijke diensten voor elektronische communicatie in een lidstaat ook toegang zouden kunnen krijgen tot gelijkwaardige diensten in andere lidstaten.

 

(4)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Beschikking nr. 676/2002/EG heeft de Commissie de Europese Conferentie voor post en telecommunicatie (hierna de „CEPT”) op 4 januari 2006 een mandaat gegeven om voorwaarden te formuleren voor het verstrekken van geharmoniseerde radiofrequentiebanden in de EU voor draadlozebreedbandtoepassingen.

 

(5)

Op grond van dat mandaat heeft de CEPT een rapport ingediend (CEPT-rapport 15) over draadlozebreedbandtoepassingen, waarin wordt vastgesteld dat de invoering van vaste, nomadische en mobiele netwerken technisch haalbaar is binnen de 3 400-3 800 MHz-frequentieband onder de technische voorwaarden die zijn beschreven in Beschikking ECC/DEC/(07)02 en Aanbeveling ECC/REC/(04)05 van het Comité voor elektronische communicatie (ECC).

 

(6)

De resultaten van dit mandaat aan de CEPT zouden zo snel mogelijk in de Gemeenschap moeten worden toegepast en door de lidstaten moeten worden uitgevoerd gezien de vraag in de markt naar de invoering van diensten voor terrestrische elektronische communicatie die in deze banden breedbandtoegang verlenen. Gezien de verschillen in het huidige gebruik en de vraag in de markt voor de 3 400-3 600 MHz en 3 600-3 800 MHz-subbanden op nationaal niveau zou voor het toewijzen en ter beschikking stellen van de twee subbanden niet dezelfde termijn moeten worden vastgesteld.

 

(7)

Bij het toewijzen en ter beschikking stellen van de 3 400-3 800 MHz-band in overeenstemming met de resultaten van het mandaat inzake draadlozebreedbandtoegang, wordt er rekening mee gehouden dat er andere bestaande toepassingen zijn in deze banden en wordt het toekomstige gebruik van deze banden door andere systemen en diensten waarvoor deze banden zijn toegewezen in overeenstemming met de radioregelgeving van de ITU (toewijzing op niet-exclusieve basis) niet uitgesloten. Passende criteria om samen met andere systemen en diensten gebruik te maken van dezelfde of aangrenzende banden werden ontwikkeld in het ECC-rapport 100. Dit rapport bevestigt onder meer dat het delen met satellietdiensten in veel gevallen haalbaar is gezien de mate waarin deze diensten zijn ingevoerd in Europa, de eisen inzake geografische scheiding en de evaluatie per geval van feitelijke terreintopografie.

 

(8)

Block Edge Masks (BEM) (eisen voor het maximale vermogen aan de randen van het toegewezen blokspectrum) zijn technische parameters die van toepassing zijn op het volledige blokspectrum van een specifieke gebruiker, ongeacht het aantal kanalen dat wordt bestreken door de technologie waarvoor de gebruiker heeft gekozen. Het is de bedoeling dat deze BEM's deel uitmaken van de vergunningsregeling voor het spectrumgebruik. Zij bestrijken zowel emissies binnen het blok als emissies daarbuiten. Het betreft hier regelgevende voorschriften die erop gericht zijn het risico van schadelijke interferentie tussen aangrenzende netwerken in goede banen te leiden, die geen afbreuk doen aan de beperkingen die zijn vastgesteld in de normen voor apparatuur op grond van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (3) (de R&TTE-richtlijn).

 

(9)

De harmonisering van technische voorwaarden voor de beschikbaarheid en een doelmatig spectrumgebruik bestrijkt niet de toewijzing, de vergunningsprocedures en timing of het besluit om gebruik te maken van concurrerende selectieprocedures voor het toewijzen van radiofrequenties; deze zullen georganiseerd worden door de lidstaten in overeenstemming met de communautaire wetgeving.

 

(10)

Verschillen in de nationale wetgevingen zouden kunnen leiden tot concurrentieverstoringen. Het bestaande regelgevingskader geeft de lidstaten instrumenten om een oplossing te vinden voor deze problemen op een evenredige, niet-discriminerende en objectieve manier, in overeenstemming met de communautaire wetgeving met inbegrip van Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn) (4) en Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) (5).

 

(11)

Het gebruik van de 3 400-3 800 MHz-band door andere bestaande toepassingen in derde landen kan de invoering en het gebruik van deze band door elektronischecommunicatienetwerken in verschillende lidstaten beperken. Informatie over dergelijke beperkingen dient op grond van artikel 7 en artikel 6, lid 2, van Beschikking nr. 676/2002/EG aan de Commissie te worden meegedeeld en in overeenstemming met artikel 5 van Beschikking nr. 676/2002/EG te worden gepubliceerd.

 

(12)

Om ook op langere termijn te zorgen voor een doelmatig gebruik van de 3 400-3 800 MHz-band, moeten de administraties doorgaan met studies die kunnen bijdragen tot een grotere efficiëntie en een meer innovatief gebruik, zoals „meshed”-netwerkarchitecturen. Met dergelijke studies moet ook rekening worden gehouden als een herziening van deze beschikking wordt overwogen.

 

(13)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Radiospectrumcomité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Deze beschikking beoogt de voorwaarden te harmoniseren voor de beschikbaarheid en het doelmatige gebruik van de 3 400-3 800 MHz-band voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen zonder afbreuk te doen aan de bescherming en de voorgezette exploitatie van andere bestaande toepassingen in deze band.

Artikel 2

  • 1. 
    Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking zorgen de lidstaten voor de toewijzing en beschikbaarstelling op niet-exclusieve basis van de 3 400-3 600 MHz-band aan terrestrische elektronischecommunicatienetwerken, in overeenstemming met de in de bijlage bij deze beschikking vermelde parameters.
  • 2. 
    De lidstaten wijzen vóór 1 januari 2012 de 3 600-3 800 MHz-band op niet-exclusieve basis toe aan terrestrische elektronischecommunicatienetwerken en stellen deze vervolgens beschikbaar, in overeenstemming met de in de bijlage bij deze beschikking vermelde parameters.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de in de leden 1 en 2 vermelde netwerken passende bescherming bieden aan systemen in aangrenzende banden.
  • 4. 
    De lidstaten zijn niet verplicht de verplichtingen uit hoofde van deze beschikking uit te voeren in geografische gebieden waar coördinatie met derde landen een afwijking vergt van de in de bijlage bij deze beschikking vermelde parameters.

De lidstaten doen alle praktische inspanningen om dergelijke afwijkingen op te lossen en stellen de Commissie hiervan in kennis, met inbegrip van de geografische gebieden in kwestie, en maken de relevante informatie bekend overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG.

Artikel 3

De lidstaten staan het gebruik van de 3 400-3 800 MHz-band toe in overeenstemming met artikel 2 voor netwerken voor vaste, nomadische en mobiele elektronische communicatie.

Artikel 4

De lidstaten houden nauwlettend toezicht op het gebruik van de 3 400-3 800 MHz-band en delen hun bevindingen aan de Commissie mee, zodat de beschikking periodiek en tijdig kan worden getoetst.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 mei 2008.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie

 

  • (2) 
    COM(2007) 50.
 

BIJLAGE

IN ARTIKEL 2 BEDOELDE PARAMETERS

De volgende technische parameters, ook wel Block Edge Mask (BEM) genoemd, zijn een wezenlijk onderdeel van de voorwaarden die nodig zijn om te kunnen zorgen voor co-existentie wanneer er geen bilaterale of multilaterale overeenkomsten zijn tussen aangrenzende netwerken. Minder strikte technische parameters kunnen ook worden gebruikt indien exploitanten van dergelijke netwerken deze overeenkomen. Apparatuur die wordt gebruikt in deze band, kan ook gebruikmaken van andere e.i.r.p-grenswaarden (1) dan die welke hieronder zijn vermeld, mits geschikte onderdrukkingstechnieken worden toegepast in overeenstemming met Richtlijn 1999/5/EG die ten minste een gelijkwaardig niveau van bescherming bieden als wordt geboden door deze technische parameters (2).

  • A) 
    GRENSWAARDEN VOOR EMISSIES BINNEN HET BLOK

Tabel 1

E.i.r.p.-spectrumdichtheidsgrenswaarden voor vaste en nomadische toepassingen tussen 3 400 en 3 800 MHz

 

Stationstype

Maximale e.i.r.p.-spectrumdichtheid

(dBm/MHz)

(met inbegrip van toleranties en het ATPC-bereik (bereik voor automatische regeling van het zendvermogen))

Centraal station (en Repeater Station down-links)

+53 (3)

Eindstation buiten (en Repeater Station up-links)

+50

Eindstation (indoor)

+42

Tabel 2

De e.i.r.p.-spectrumdichtheidsgrenswaarden voor mobiele toepassingen tussen 3 400 en 3 800 MHz

 

Stationstype

Maximale e.i.r.p.-spectrumdichtheid

(dBm/MHz)

(Minimale ATPC-bereik: 15 dB)

Centraal station

+53 (4)

Eindstation

+25

  • B) 
    GRENSWAARDEN VOOR EMISSIE BUITEN HET BLOK (BLOCK EDGE MASK VOOR CENTRALE STATIONS)

Figuur

Centraal station voor emissies buiten het blok

Tabel

Beschrijving in tabelvorm van het Block Edge Mask voor het centrale station

 

Frequentieafwijking

Grenswaarden voor de vermogensdichtheid van door het centrale station uitgezonden signalen

(dBm/MHz)

Binnen de band (binnen het toegewezen blok)

Zie de tabellen 1 en 2

ΔF = 0

  • – 
    6

0<ΔF<A

  • – 
    6 – 41· (ΔF/A)

A

  • – 
    47

A<ΔF<B

  • – 
    47 – 12· ((ΔF – A)/(B – A))

ΔF≥B

  • – 
    59
 

  • (1) 
    Equivalent isotroop uitgestraald vermogen.
  • (2) 
    De generieke technische voorwaarden die van toepassing zijn op vaste en nomadische netwerken worden beschreven in de Geharmoniseerde Normen EN 302 326-2 en EN 302 326-3, die ook definities omvatten voor een centraal en een eindstation. De term centraal station kan worden beschouwd als gelijkwaardig aan de term basisstation in de context van mobiele cellulaire netwerken.
  • (3) 
    De e.i.r.p.-spectrumdichtheid van het centrale station in de tabel wordt als geschikt beschouwd voor conventionele sectorantennes van 90 graden.
  • (4) 
    De e.i.r.p.-spectrumdichtheid van het centrale station in de tabel wordt als geschikt beschouwd voor conventionele sectorantennes van 90 graden.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.