Besluit 2009/359 - Aanvulling van de definitie van inert afval ter uitvoering van artikel 22, lid 1, onder f), van Richtlijn 2006/21/EG betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën - Hoofdinhoud
1.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/46 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 april 2009
tot aanvulling van de definitie van inert afval ter uitvoering van artikel 22, lid 1, onder f), van Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3012)
(2009/359/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (1), en met name op artikel 22, lid 1, onder f),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2006/21/EG bevat een definitie van inert afval. |
(2) |
De aanvulling van de definitie van inert afval is bedoeld om duidelijke criteria en voorwaarden vast te stellen om te kunnen bepalen welke afvalstoffen uit de winningsindustrieën als inert afval kunnen worden beschouwd. |
(3) |
Om de administratieve lasten in verband met de uitvoering van deze beschikking tot een minimum te beperken, dienen vanuit technisch oogpunt afvalstoffen waarvoor bestaande relevante informatie beschikbaar is, van specifieke tests te worden vrijgesteld en dienen de lidstaten de mogelijkheid te hebben om lijsten op te stellen van afvalmaterialen die overeenkomstig de in deze beschikking vermelde criteria als inert kunnen worden beschouwd. |
(4) |
Om de kwaliteit en de representativiteit van de gebruikte informatie te waarborgen dient deze beschikking te worden toegepast in het kader van de afvalkarakterisering die overeenkomstig Beschikking 2009/360/EG van de Commissie (2) wordt uitgevoerd, en op dezelfde informatiebronnen te worden gebaseerd. |
(5) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 18 van Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
-
1.Afval wordt als inert afval in de zin van artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2006/21/EG beschouwd, wanneer zowel op korte als op lange termijn aan alle onderstaande criteria wordt voldaan:
a) |
het afval is niet in significante mate onderhevig aan ontleding of oplossing of andere significante veranderingen waarvan kan worden verwacht dat ze schadelijke milieueffecten of schade aan de gezondheid van de mens kunnen veroorzaken; |
b) |
het afval heeft een sulfidezwavelgehalte van ten hoogste 0,1 % of het afval heeft een sulfidezwavelgehalte van ten hoogste 1 % en de neutralisatievermogensverhouding, gedefinieerd als de verhouding tussen het neutralisatievermogen en het zuurvormend vermogen en bepaald op basis van een statische test (prEN 15875), is groter dan 3; |
c) |
het afval levert geen risico op zelfontbranding op en is niet brandbaar; |
d) |
het gehalte van stoffen in het afval die mogelijkerwijs schadelijk voor het milieu of de gezondheid van de mens zijn, met name As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Mo, Ni, Pb, V en Zn, ook alleen in kleine deeltjes van het afval, is zo laag dat het risico voor mens en milieu op zowel korte als lange termijn te verwaarlozen is. Om te kunnen worden beschouwd als zo laag dat het risico voor mens en milieu te verwaarlozen is, mag het gehalte aan deze stoffen niet hoger zijn dan de nationale drempelwaarden voor locaties die als niet verontreinigd worden gekwalificeerd, of relevante nationale natuurlijke achtergrondniveaus; |
e) |
het afval bevat nagenoeg geen bij de winning of verwerking gebruikte producten die schadelijk voor het milieu of de gezondheid van de mens kunnen zijn. |
-
2.Afval kan zonder specifieke tests als inert afval worden beschouwd als op grond van bestaande informatie of geldige procedures of regelingen naar genoegen van de bevoegde autoriteit kan worden aangetoond dat op afdoende wijze rekening is gehouden met en wordt voldaan aan de in lid 1 vastgestelde criteria.
-
3.De lidstaten kunnen lijsten opstellen van afvalmaterialen die overeenkomstig de in de leden 1 en 2 gespecificeerde criteria als inert kunnen worden beschouwd.
Artikel 2
De beoordeling of afval overeenkomstig deze beschikking al dan niet inert is, wordt in het kader van de in Beschikking 2009/360/EG bedoelde afvalkarakterisering voltooid en wordt op dezelfde informatiebronnen gebaseerd.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 april 2009.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
-
Zie bladzijde 48 van dit Publicatieblad.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.