Aanbeveling 1984/635 - Bevordering van positieve acties voor vrouwen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31984H0635

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31984H0635

84/635/EEG: Aanbeveling van de Raad van 13 december 1984 betreffende de bevordering van positieve acties voor vrouwen

Publicatieblad Nr. L 331 van 19/12/1984 blz. 0034 - 0035

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 05 Deel 4 blz. 0124

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 05 Deel 4 blz. 0124

*****

AANBEVELING VAN DE RAAD

van 13 december 1984

betreffende de bevordering van positieve acties voor vrouwen

(84/635/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien de ontwerp-aanbeveling ingediend door de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat op Gemeenschapsniveau reeds verschillende acties werden ondernomen ter bevordering van gelijke kansen voor vrouwen; dat in het bijzonder de Raad, op de grondslag van de artikelen 100 en 235 van het Verdrag, de Richtlijnen 75/117/EEG (4), 76/207/EEG (5) en 79/7/EEG (6) betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen heeft vastgesteld; dat andere rechtsnormen worden voorbereid;

Overwegende dat in artikel 2, lid 4, van Richtlijn 76/207/EEG is bepaald dat deze geen belemmering vormt voor maatregelen die beogen te bevorderen dat mannen en vrouwen gelijke kansen krijgen, in het bijzonder door feitelijke ongelijkheden op te heffen welke de kansen van de vrouwen op de in artikel 1, lid 1, van die richtlijn bedoelde gebieden nadelig beïnvloeden;

Overwegende dat de bestaande rechtsnormen inzake gelijke behandeling, die ten doel hebben rechten te geven aan individuele personen, ontoereikend zijn voor de opheffing van alle feitelijke ongelijkheden tenzij de regeringen, de sociale partners en andere betrokken instanties gelijktijdig maatregelen treffen ten einde de nadelige gevolgen te ondervangen die voor de vrouwen in het arbeidsproces voortvloeien uit attitudes, gedragspatronen en sociale structuren;

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 12 juli 1982 betreffende de bevordering van gelijke kansen voor de vrouw (7) de algemene doelstellingen heeft goedgekeurd van het nieuwe actieprogramma van de Gemeenschap inzake de bevordering van gelijke kansen voor de vrouw (1982-1985), te weten de intensivering van de actie ter verzekering van de naleving van het beginsel van gelijke behandeling en de bevordering van gelijke kansen in de praktijk door positieve actie (deel B van het programma) en de wil heeft uitgesproken passende maatregelen te treffen om deze doelstellingen te verwezenlijken;

Overwegende dat in een tijd van economische crisis de op nationaal en Gemeenschapsniveau ondernomen actie niet alleen dient te worden voortgezet doch ook te worden geïntensiveerd om het bereiken van gelijke kansen in de praktijk te bevorderen door positieve acties, met name op het gebied van gelijke beloning en gelijke behandeling ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden;

Overwegende dat het Europese Parlement het belang van positieve acties heeft benadrukt,

BEVEELT DE LID-STATEN AAN:

  • 1. 
    Een beleid van positieve actie aan te nemen, dat ten doel heeft de feitelijke ongelijkheden die vrouwen in het beroepsleven ondervinden, weg te nemen en een gemengde werkgelegenheid te bevorderen; dit beleid moet passende algemene en specifieke maatregelen omvatten die in het kader van het nationale beleid en de nationale gebruiken en met volledige inachtneming van de bevoegdheden van de sociale partners ten uitvoer worden gelegd, ten einde:
  • a) 
    de voor werkende of werkzoekende vrouwen nadelige effecten die het resultaat zijn van attitudes, gedragspatronen en structuren welke berusten op het denkbeeld van een traditionele verdeling van de rollen van mannen en vrouwen in de samenleving, weg te nemen of te compenseren,
  • b) 
    de deelneming van vrouwen aan de verschillende beroepsactiviteiten in de sectoren van het beroepsleven waar zij thans ondervertegenwoordigd zijn te bevorderen, en dit met name in de sectoren met toekomst en op hoge niveaus van verantwoordelijkheid, om tot een betere benutting van het menselijk potentieel te komen;
  • 2. 
    Een kader van passende bepalingen te scheppen ten einde de invoering en uitbreiding van dergelijke maatregelen te bevorderen en te vergemakkelijken;
  • 3. 
    Maatregelen voor positieve acties te nemen, na te streven of aan te moedigen in de overheidssector en in de particuliere sector;
  • 4. 
    Er zorg voor te dragen dat de positieve acties zoveel mogelijk acties omvatten die betrekking hebben op de volgende aspecten:
  • voorlichting en bewustmaking zowel van het grote publiek als in de wereld van de arbeid met betrekking tot de noodzaak gelijke kansen voor vrouwen in het beroepsleven te bevorderen,
  • eerbiediging van de waardigheid van de vrouw op de arbeidsplaats,
  • kwalitatieve en kwantitatieve studies en analyses met betrekking tot de situatie van vrouwen op de arbeidsmarkt,
  • diversificatie van de beroepskeuzemogelijkheden en een betere aanpassing van de beroepskwalificaties aan de behoeften, met name door middel van een adequate beroepsopleiding, daarbij inbegrepen tenuitvoerlegging van aangepaste begeleidende maatregelen en pedagogische methoden,
  • maatregelen die nodig zijn om de diensten voor arbeidsbemiddeling, beroepskeuzevoorlichting en advies, de beschikking te geven over voldoende gekwalificeerd personeel om op basis van de vereiste deskundigheid inzake de specifieke problemen van vrouwelijke werklozen bijstand te bieden,
  • het stimuleren van sollicitaties, aanwerving en bevordering van vrouwen in sectoren, in beroepen en op niveaus waar zij ondervertegenwoordigd zijn, met name op verantwoordelijke posten,
  • aanpassing van de arbeidsomstandigheden, aanpassing van de organisatie van de arbeid en de arbeidstijd,
  • stimulering van begeleidende maatregelen, bij voorbeeld die welke gericht zijn op een betere verdeling van de taken in beroep en maatschappij,
  • actieve deelneming van de vrouw in besluitvormingsorganen, met inbegrip van die welke werknemers, werkgevers of zelfstandigen vertegenwoordigen;
  • 5. 
    Ervoor te zorgen dat met alle passende middelen aan de in de punten 1 tot en met 4 omschreven acties en maatregelen een zo ruim mogelijke bekendheid wordt gegeven bij het publiek en in de wereld van de arbeid, zulks vooral bij de potentiële begunstigden;
  • 6. 
    De nationale comités en instanties voor gelijke kansen in staat te stellen een significante bijdrage te leveren tot de bevordering van dergelijke maatregelen. Zulks veronderstelt dat deze comités en instanties over de nodige actiemiddelen beschikken;
  • 7. 
    De sociale partners zoveel mogelijk aan te moedigen om in de eigen organisaties en op de arbeidsplaats positieve acties te bevorderen, bij voorbeeld door richtsnoeren, beginselen, gedragscodes, praktijkregels of andere geschikte formules voor de uitvoering van dergelijke acties voor te stellen;
  • 8. 
    Mede in de overheidssector initiatieven ter bevordering van de gelijke kansen te ontplooien, die als voorbeeld kunnen dienen, met name op de gebieden waar nieuwe informatietechnologieën worden gebruikt of ontwikkeld;
  • 9. 
    De nodige regelingen te treffen voor het bijeenbrengen van gegevens, de follow-up en de evaluatie van maatregelen van particuliere en overheidsorganisaties,

EN VERZOEKT HIERTOE DE COMMISSIE:

  • 1. 
    In samenwerking met de Lid-Staten een stelselmatige uitwisseling en een evaluatie van gegevens en ervaringen met betrekking tot positieve acties in de Gemeenschap te bevorderen en te organiseren;
  • 2. 
    Binnen drie jaar na aanneming van deze aanbeveling, aan de hand van door de Lid-Staten verstrekte informatie, aan de Raad een verslag voor te leggen over de vooruitgang die bij de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling is geboekt.

Gedaan te Brussel, 13 december 1984.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • R. 
    QUINN
  • (1) 
    PB nr. C 143 van 30. 5. 1984, blz. 3.
  • (2) 
    PB nr. C 315 van 26. 11. 1984, blz. 81.
  • (3) 
    Advies uitgebracht op 12 november 1984 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).
  • (4) 
    PB nr. L 45 van 19. 2. 1975, blz. 19.
  • (5) 
    PB nr. L 39 van 14. 2. 1976, blz. 40.
  • (6) 
    PB nr. L 6 van 10. 1. 1979, blz. 24.
  • (7) 
    PB nr. C 186 van 21. 7. 1982, blz. 3.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.