Aanbeveling 2001/64 - Uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001H0064

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001H0064

Aanbeveling van de Raad van 19 januari 2001 inzake de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

Publicatieblad Nr. L 022 van 24/01/2001 blz. 0027 - 0037

Aanbeveling van de Raad

van 19 januari 2001

inzake de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

(2001/64/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 128, lid 4,

Gezien de vijftien van de lidstaten ontvangen uitvoeringsverslagen over het jaar 2000, waarin verslag wordt gedaan over de uitvoering van de nationale actieplannen voor 1999 en waarin de aanpassingen worden beschreven die in de nationale actieplannen zijn aangebracht om rekening te houden met de bij de richtsnoeren voor 2000 ingevoerde veranderingen,

Gezien de aanbeveling van de Raad van 14 februari 2000 inzake de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten(1),

Gezien de op 6 september 2000 ingediende aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De Raad heeft in de resoluties van de Raad van 15 december 1997(2) en 22 februari 1999(3) en in het besluit van 13 maart 2000(4) zijn goedkeuring gehecht aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor de jaren 1998, 1999 en 2000.
  • (2) 
    Op de Europese Raad te Lissabon van 23 en 24 maart 2000 is overeenstemming bereikt over een integrale strategie ter bevordering van de werkgelegenheid, economische hervormingen en de sociale samenhang in het kader van de kennismaatschappij, is de toezegging tot het scheppen van de voorwaarden voor volledige werkgelegenheid gedaan en is het belang van levenslang leren onderstreept.
  • (3) 
    Op de Europese Raad te Santa Maria da Feira van 19 en 20 juni 2000 is er met klem op gewezen dat de sociale partners een toonaangevende rol te spelen hebben bij de modernisering van de werkorganisatie, de bevordering van het levenslang leren en de verhoging van de participatiegraad, met name van vrouwen.
  • (4) 
    De Raad heeft op 19 juni 2000 de aanbeveling betreffende de globale richtsnoeren van het economisch beleid goedgekeurd en de Europese Raad van Amsterdam heeft op 16 en 17 juni 1997 een resolutie goedgekeurd betreffende het stabiliteits- en groeipact, waarin de verplichtingen van de lidstaten zijn vastgelegd.
  • (5) 
    In het tezamen met de Commissie opgestelde gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2000 wordt de werkgelegenheidssituatie in de Gemeenschap beschreven en wordt nagegaan welke maatregelen de lidstaten bij de uitvoering van hun werkgelegenheidsbeleid overeenkomstig de richtsnoeren genomen hebben.
  • (6) 
    Het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor economische politiek hebben op 31 oktober 2000 een gezamenlijk advies over deze aanbeveling uitgebracht.
  • (7) 
    De Raad acht het in het licht van de bestudering van de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten dienstig aanbevelingen te doen; dergelijke aanbevelingen moeten met mate worden gedaan, geconcentreerd zijn op prioritaire vraagstukken en gebaseerd zijn op een verantwoorde en nauwkeurige analyse.
  • (8) 
    Bij maatregelen ter aanvulling van de acties van de lidstaten om bij te dragen tot de totstandbrenging van volledige werkgelegenheid, moeten de bevoegdheden van de lidstaten in acht worden genomen.
  • (9) 
    De Raad erkent dat de lidstaten zich reeds veel moeite getroost hebben om uitvoering te geven aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aan de aanbeveling van 14 februari 2000; bij de evaluatie van de effecten van dit beleid moet rekening worden gehouden met het meerjarenperspectief van de werkgelegenheidsrichtsnoeren.
  • (10) 
    Bij de invulling van de werkgelegenheidsrichtsnoeren is een integrale strategische aanpak voor de ontwikkeling en uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid in de lidstaten nodig.
  • (11) 
    De ontwikkeling en verwezenlijking van levenslang leren is van cruciaal belang voor de ontwikkeling van een concurrerende en dynamische kenniseconomie en vereist de actieve inzet van alle betrokken actoren, onder meer van de overheidsinstanties, de sociale partners en van elk individu, en een relevante bijdrage van de civiele samenleving.
  • (12) 
    Ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid, die in de meeste lidstaten een al lang bestaand probleem is, zouden alle jongeren de mogelijkheid moeten krijgen om in het arbeidsproces te worden opgenomen voordat zij zes maanden werkloos zijn.
  • (13) 
    Ter voorkoming van langdurige werkloosheid onder volwassenen, die ongeveer de helft van de werkloosheid in de Europese Unie uitmaakt, zou aan alle volwassen werklozen de mogelijkheid van een nieuwe start moeten worden geboden voordat zij twaalf maanden werkloos zijn.
  • (14) 
    Het is belangrijk de in belasting- en uitkeringsstelsels bestaande belemmeringen voor de werkgelegenheid te verminderen om te zorgen voor een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen en oudere werknemers.
  • (15) 
    Om de schepping van arbeidsplaatsen door meer dynamische ondernemingen te stimuleren, moeten het ondernemingsklimaat en de uitrusting van mensen die een onderneming willen starten, worden verbeterd.
  • (16) 
    De randvoorwaarden moeten worden geschapen om de groeimogelijkheden in de dienstensector aan te boren.
  • (17) 
    Voor het duurzaam scheppen van nieuwe werkgelegenheid zijn werkgelegenheidsvriendelijke belastingstelsels nodig waarbij de huidige hoge belasting op arbeid wordt verlegd naar andere bronnen van belastinginkomsten, zoals energie en milieu.
  • (18) 
    Plaatselijke maatregelen op werkgelegenheidsgebied leveren een grote bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese werkgelegenheidsstrategie.
  • (19) 
    De oprichting van partnerschappen op alle passende niveaus is de sleutel tot de modernisering van de arbeidsorganisatie en de bevordering van het aanpassingsvermogen van de ondernemingen en hun personeel.
  • (20) 
    Genderkloven op de arbeidsmarkt, die met name doorwerken in de werkgelegenheid, de werkloosheid en de beloning, alsmede de seksesegregatie in beroepen en sectoren, vereisen allesomvattende mainstreamingstrategieën en -maatregelen om werk en gezin beter te kunnen combineren,

DOET HIERBIJ de in de bijlage beschreven aanbevelingen aan de afzonderlijke lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 januari 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

  • B. 
    Ringholm
  • (1) 
    PB L 52 van 25.2.2000, blz. 32.
  • (2) 
    PB C 30 van 28.1.1998, blz. 1.
  • (3) 
    PB C 69 van 12.3.1999, blz. 2.
  • (4) 
    PB L 72 van 21.3.2000, blz. 15.

BIJLAGE

AANBEVELINGEN VOOR DE AFZONDERLIJKE LIDSTATEN

  • I. 
    BELGIË

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

De situatie op de Belgische arbeidsmarkt is in 1999 verbeterd. Er heeft zich met name een sterke stijging van het werkgelegenheidscijfer en een daling van het werkloosheidscijfer tot onder het EU-gemiddelde voorgedaan. Het tempo van de werkgelegenheidsgroei nam evenwel af en lag onder het EU-gemiddelde, terwijl de reeds lang bestaande uitdagingen slechts geleidelijk aan worden aangepakt:

  • de instroom in de langdurige werkloosheid is groot en er zijn grote aantallen langdurig werklozen, die in 1999 nog altijd 5 % van de beroepsbevolking uitmaakten;
  • de arbeidsparticipatie van ouderen (12 procentpunten onder het EU-gemiddelde) is laag en dit is met name het geval bij de 55-plussers, met een werkgelegenheidscijfer (24,7 %) dat nog steeds het laagste in de Unie is;
  • de gemiddelde belastingdruk op arbeid is nog steeds een van de hoogste in de EU;
  • er beginnen zich tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden af te tekenen, terwijl de verschillen in werkloosheid tussen de gewesten nog steeds aanzienlijk zijn.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van de uitvoering van een preventiebeleid, de herziening van het belasting- en uitkeringsstelsel, de verbetering van de samenwerking tussen de arbeidsmarktinstanties, de verlaging van de belastingdruk op arbeid en de ontwikkeling van levenslang leren.

België zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    intensiveren van de inspanningen die gericht zijn op de implementatie van de nieuwe op maat gesneden aanpak voor alle werkloze jongeren, zodat deze nog voor het eind van de eerste zes maanden van hun werkloosheid bereikt worden; zetten van beslissende stappen bij de uitwerking en het opstarten van een passend systeem van tijdige interventiemaatregelen voor werkloze volwassenen;
  • 2. 
    verdergaan met het onderzoek naar regelingen in de belasting- en uitkeringsstelsels die met name ouderen van arbeidsmarktdeelname weerhouden. België zou met name zorg moeten dragen voor een nauwgezette monitoring van de maatregelen die beogen te voorkomen dat werknemers voortijdig stoppen met werken, en zou een versterking van de maatregelen dienen te overwegen die dit tegengaan;
  • 3. 
    doorgaan met de inspanningen om de samenwerking tussen de verschillende arbeidsmarktinstanties te versterken, zodat de verscheidene activeringsmaatregelen geïntegreerd en gecoördineerd worden;
  • 4. 
    doorgaan met en zorg dragen voor een nauwgezette monitoring van de maatregelen die gericht zijn op een verlaging van de belastingdruk op arbeid, zodat mensen gestimuleerd worden om te gaan werken en werkgevers ertoe gebracht worden om mensen aan te nemen, en zorg dragen voor een nauwgezette monitoring van de effecten van de verlaging van de sociale premies;
  • 5. 
    ontwikkelen en uitvoeren van een integrale strategie voor levenslang leren om lacunes in vaardigheden te voorkomen en een steviger fundament voor een kenniseconomie en een kennismaatschappij te leggen.

II. DENEMARKEN

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

De bijzonder gunstige situatie op de arbeidsmarkt houdt aan. Denemarken heeft zowel het hoogste percentage werkende mannen als het hoogste percentage werkende vrouwen en een van de laagste werkloosheidscijfers van de EU. De belangrijkste uitdagingen voor Denemarken liggen nog steeds in de noodzaak om:

  • de huidige beroepsbevolking uit te breiden, met name door werkenden te stimuleren om langer door te gaan met werken en het aantal uitkeringstrekkers in de werkende leeftijd te verminderen;
  • een beter evenwicht tussen vrouwen en mannen in beroepen te bewerkstelligen.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van de verlaging van de belastingdruk op arbeid, de prikkels voor werknemers om langer deel te blijven uitmaken van de werkzame beroepsbevolking, de integratie van werkloze vrouwen en de vermindering van de omvang van de seksesegregatie.

Denemarken zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    doorgaan met en zorg dragen voor een nauwgezette monitoring van de implementatie van de lopende hervormingen die tot doel hebben om de algehele belastingdruk op arbeid en met name de belastingdruk op de lagere inkomens te verlagen;
  • 2. 
    tegen de achtergrond van de noodzakelijke toename van het aanbod aan arbeidskrachten, uitbreiden van het aantal regelingen die het aantrekkelijk maken om aan het werk te gaan of aan het werk te blijven en doorgaan met de nauwgezette monitoring van de hervorming van vut- en vertrekregelingen;
  • 3. 
    blijven streven naar een substantiëlere mainstreamingaanpak en een integrale strategie, waardoor de huidige omvang van de seksesegregatie naar beroepen op de arbeidsmarkt kan worden teruggedrongen.

III. DUITSLAND

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Daar het herstel van de Duitse economie aanhoudt, wordt de ommekeer in de werkgelegenheidsontwikkeling steeds duidelijker. De werkloosheid daalt verder, terwijl de gevolgen van de Duitse hereniging nog steeds doorwerken. De Duitse arbeidsmarkt wordt nog steeds met de volgende belangrijke uitdagingen geconfronteerd:

  • het langzame tempo waarmee het verlies aan arbeidsplaatsen gecompenseerd wordt, dat zich gedurende het grootste deel van de jaren negentig heeft voorgedaan (- 1,2 procentpunten per jaar vanaf 1991 tot 1998); grote regionale verschillen in de werkloosheidscijfers, waarbij het met name de nieuwe Länder zijn die met werkloosheid te maken hebben;
  • de aanhoudende langdurige werkloosheid, waarmee 4,4 % van de beroepsbevolking geconfronteerd wordt;
  • de algehele belastingdruk op arbeid behoort ondanks recente hervormingen tot de hoogste van de EU;
  • het lage percentage 55- tot 64-jarigen dat nog werkzaam is (zo'n 37,8 %), hetgeen er op wijst dat er nóg een bijkomend onbenut arbeidspotentieel is, alsmede de behoefte aan een krachtiger integraal beleid voor levenslang leren waarmee de inzetbaarheid van de beroepsbevolking kan worden verbeterd.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van de belastingdruk op arbeid, het preventiebeleid, het belasting- en uitkeringsstelsel, met name voor oudere werknemers, levenslang leren en gelijke kansen.

Duitsland zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    voortgaan met de algehele invoering van de preventieve aanpak die gericht is op tijdige maatregelen, zodat kan worden ingespeeld op individuele behoeften en voorkomen wordt dat mensen langdurig werkloos worden. Er zou een nauwgezette monitoring moeten plaatsvinden van de stappen die in de richting van de gemeenschappelijke en nationale doelen worden gezet;
  • 2. 
    voortgaan met onderzoek naar hindernissen en regelingen die arbeidsmarktparticipatie voor alle categorieën en met name voor ouderen onaantrekkelijk maken. De ontwikkelingen in de participatiecijfers van ouderen zouden gemonitord moeten worden en er zouden nog meer maatregelen moeten worden genomen om de inzetbaarheid van deze categorie te verbeteren;
  • 3. 
    aanpakken van de lacunes in vaardigheden op de arbeidsmarkt door in samenwerking met de sociale partners verbeteringen in de kadervoorwaarden, met inbegrip van stimulerende maatregelen, voor bij- en nascholing, permanente opleiding en permanent leerlingwezen aan te brengen en door een algemene strategie te ontwikkelen en kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor levenslang leren vast te leggen. In het algemeen vormend onderwijs en andere opleidingsvormen dienen maatregelen te worden genomen waardoor een betere overstap naar de moderne functies in de wereld van het werk mogelijk wordt;
  • 4. 
    doorgaan met en zorg dragen voor de monitoring van de inspanningen ter verlaging van de belastingdruk op arbeid, met name op basis van de recente belastinghervorming van 2000 en de milieubelastinghervorming, door middel van een verlaging van de belastingen en de sociale premies. De arbeidskosten, ook die in de onderste loonschalen, zouden met inachtneming van de noodzakelijke consolidatie op belastinggebied verder moeten worden verlaagd;
  • 5. 
    voortgaan met en versterken van de tweesporenaanpak die gendermainstreaming met specifieke maatregelen voor de gelijke kansen combineert, waarbij in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan de effecten van het belasting- en uitkeringsstelsel op de werkgelegenheid voor vrouwen; nemen van maatregelen om de kloof tussen de seksen op het punt van de salarissen te verkleinen.

IV. GRIEKENLAND

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Eind 1999 voldeed Griekenland aan de convergentiecriteria van de Economische en Monetaire Unie. Griekenland heeft echter een van de laagste werkgelegenheidscijfers (55,4 %) van de EU. De werkloosheid is de laatste jaren toegenomen, hetgeen vooral aan de groeiende beroepsbevolking (vrouwen en immigranten) en een voortdurende afname van de werkgelegenheid in de landbouwsector toe te schrijven is. De werkloosheid ligt nog steeds boven het EU-gemiddelde. Ook de langdurige werkloosheid is gegroeid. Deze situatie duidt op de volgende structurele arbeidsmarktproblemen:

  • de werkloosheidscijfers voor jongeren en vrouwen en het percentage langdurig werklozen zijn nog steeds hoog en liggen boven het EU-gemiddelde;
  • op het punt van de arbeidsdeelname en werkloosheid gaapt er een grote kloof tussen de seksen;
  • in het kader van de onderwijshervormingen worden stappen gezet om levenslang leren tot ontwikkeling te brengen, maar het ontbreekt aan een duidelijke strategie voor levenslang leren, terwijl de stelsels van het algemeen vormend onderwijs en de beroepsopleidingen verder dienen te worden verbeterd;
  • aanzienlijke administratieve lasten staan de ontwikkeling van ondernemingen vooral in de startfase in de weg, terwijl er ondanks verbeteringen op een aantal terreinen nog steeds weinig werkgelegenheid in de dienstensector is;
  • het gebruik van nieuwe technologieën en de modernisering van de arbeidsorganisatie zijn voor verbetering vatbaar.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van de algehele beleidsaanpak, preventie en activering, gendermainstreaming en een grotere participatie van vrouwen, algemeen vormend onderwijs en beroepsopleidingen, de vermindering van de administratieve lasten en de modernisering van de arbeidsorganisatie.

Griekenland zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    ontwikkelen van een strategisch raamwerk en een reeks goed gestructureerde beleidsmaatregelen voor de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren ten aanzien van de vier pijlers;
  • 2. 
    in overeenstemming met richtsnoer 1 en richtsnoer 2 door het verder uitwerken van de bestaande plannen voor een snelle hervorming van de diensten voor de arbeidsvoorziening beslissende en coherente maatregelen nemen om te voorkomen dat jonge en volwassen werklozen afglijden naar langdurige werkloosheid; de voorzieningen op statistisch gebied moeten worden bijgesteld, zodat er tijdig beleidsindicatoren over preventie en activering beschikbaar komen en de geboekte vooruitgang op doeltreffende wijze gemonitord kan worden;
  • 3. 
    de mogelijkheid onderzoeken om de belasting op arbeid en/of het arbeidsinkomen te verlagen om de werkgelegenheid te verruimen. Griekenland moet tevens door middel van gendermainstreaming zorgen voor een grotere arbeidsmarktparticipatie van vrouwen;
  • 4. 
    goedkeuren van een integrale strategie voor levenslang leren waarin streefcijfers zijn vastgelegd, en aanbrengen van verdere verbeteringen in de stelsels van het algemeen vormend onderwijs en de beroepsopleidingen, zodat het bekwaamheidsniveau van de beroepsbevolking omhoog gaat; meer ondersteuning geven aan bij- en nascholing door met name een grotere actieve betrokkenheid van de sociale partners te bewerkstelligen;
  • 5. 
    goedkeuren en uitvoeren van een coherente strategie die gericht is op een substantiële vermindering van de administratieve lasten voor het starten van ondernemingen, zodat het ondernemerschap gestimuleerd wordt en alle mogelijkheden voor de schepping van arbeidsplaatsen in de dienstensector benut worden;
  • 6. 
    stimuleren van een partnerschapsaanpak en bevorderen dat er op alle passende niveaus door de sociale partners concrete afspraken over de modernisering van de arbeidsorganisatie worden gemaakt, zodat ondernemingen productiever worden en beter kunnen concurreren en tegelijkertijd het vereiste evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid bereikt wordt.
  • V. 
    SPANJE

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

In Spanje hebben de economie en de werkgelegenheid zich in de afgelopen jaren positief ontwikkeld. Desalniettemin zijn er nog steeds een aantal belangrijke uitdagingen:

  • het werkgelegenheidscijfer behoort, ondanks dat zich momenteel een stijging voordoet, tot de laagste in Europa. De werkloosheid is met 15,9 % nog steeds groot, hoewel zich vanaf 1996 een aanzienlijke daling heeft voorgedaan. De langdurige werkloosheid is eveneens gedaald, maar vooral vrouwen en oudere werknemers hebben nog steeds erg onder werkloosheid te lijden;
  • het percentage tijdelijke banen ligt hoog. Het merendeel van dit soort tijdelijke banen is van korte duur en het zijn vooral vrouwen en jongeren die dit soort banen hebben;
  • de discrepanties tussen de regio's zijn groot, terwijl de geografische mobiliteit zeer beperkt is;
  • hoewel het werkgelegenheidscijfer voor vrouwen stijgt, heeft Spanje een van de laagste percentages werkende vrouwen in Europa (37,6 %). De kloof tussen het percentage werkende vrouwen en het percentage werkende mannen is met 30,3 % nergens elders in Europa zo groot. De werkloosheid onder vrouwen bedraagt 23,1 %;
  • nog geen 35 % van de bevolkingsgroep van de 25- tot 64-jarigen heeft een diploma middelbaar onderwijs. Voortijdig schoolverlaten komt op grote schaal voor en de deelname van volwassenen aan onderwijs en scholing is bijzonder gering. Het ontbreekt aan een integrale aanpak voor levenslang leren.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van het preventie- en activeringsbeleid, de verbetering van het statistische monitoringsysteem, gendermainstreaming, levenslang leren, het aanpassingsvermogen en het belasting- en uitkeringsstelsel.

Spanje zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    voortgaan met de modernisering van de openbare arbeidsvoorziening, zodat deze doeltreffender wordt, en meer vaart zetten achter de uitvoering van de preventieve aanpak, zodat alle potentiële belanghebbenden bereikt worden. In het kader van deze actie moet het werk aan het statistische monitoringsysteem worden afgerond overeenkomstig het nationale actieplan en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid;
  • 2. 
    meer doen voor de mainstreaming van de gelijke kansen om binnen een tijdsbestek dat, rekening houdend met de omvang van het probleem, afdoende is toegesneden op de urgentie van deze doelstelling, het werkgelegenheidscijfer voor vrouwen dichter bij het EU-gemiddelde te brengen;
  • 3. 
    uitwerken en uitvoeren van een coherente strategie voor levenslang leren die streefcijfers omvat en zowel betrekking heeft op de initiële als op de voortgezette algemeen vormende en beroepsgerichte opleidingen, zodat het opleidingsniveau omhoog gaat en meer volwassenen aan onderwijs- en scholingsactiviteiten deelnemen. Aan het probleem van de vroegtijdige schoolverlaters moet bijzondere aandacht worden geschonken;
  • 4. 
    in samenwerking met de sociale partners blijven streven naar aanpassing van de arbeidsverhoudingen, met inbegrip van de arbeidsregelingen, en op de ontwikkeling van nieuwe vormen van arbeidsorganisatie, waarbij moet worden gezorgd voor een passend evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid voor de hele beroepsbevolking;
  • 5. 
    onderzoek doen naar regelingen in het belasting- en uitkeringsstelsel die positieve, respectievelijk negatieve uitwerkingen hebben, met het doel om de arbeidsmarktparticipatie en het aantal stabiele arbeidsplaatsen te doen stijgen.

VI. FRANKRIJK

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

De verbetering van de werkgelegenheidssituatie houdt aan. Desalniettemin zijn er nog steeds een aantal belangrijke structurele problemen:

  • de participatie van de categorie van de 55- tot 64-jarigen ligt nog steeds duidelijk onder het EU-gemiddelde (28,3 % tegen 35,9 %) en in 1999 heeft zich geen wijziging in de afnemende trend voorgedaan;
  • de daling van de werkloosheid was aan de bescheiden kant en het werkloosheidscijfer ligt met 11,3 % nog steeds boven het EU-gemiddelde van 10,8 %;
  • De belasting op arbeid is hoog.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van oudere werknemers die deel uitmaken van de werkzame beroepsbevolking, de verlaging van de belastingdruk op arbeid, preventie en levenslang leren.

Frankrijk zou het volgende moeten doen:

  • 1. 
    zich meer moeite getroosten om vervroegde uittreding van oudere werknemers aan banden te leggen door een meer integrale aanpak waarbij ook de sociale partners betrokken zijn;
  • 2. 
    doorgaan met en evalueren van de beleidsmaatregelen die gericht zijn op de verlaging van de belastingdruk op arbeid en met name van de maatregelen die gericht zijn op laaggeschoolde en slecht betaalde werknemers;
  • 3. 
    doorgaan met de uitvoering van op maat gesneden en tijdige interventiemaatregelen voor werklozen en intensievere toepassing van dergelijke maatregelen om werkloosheid van jongeren en volwassenen te voorkomen;
  • 4. 
    blijven streven naar de modernisering van de arbeidsorganisatie en zorg dragen voor een nauwgezette monitoring van de daadwerkelijke effecten van de invoering van de 35-urige werkweek; nemen van beslissende stappen om de effectiviteit van het bij- en nascholingssysteem te vergroten en stimuleren van een integraal beleid voor levenslang leren;
  • 5. 
    voortgaan met de uitvoering van coherente strategieën waarin regelgeving, belastingmaatregelen en andere maatregelen opgenomen zijn en die tot doel hebben om de administratieve lasten voor ondernemingen te verminderen, alsmede evalueren van de effecten van het streven om nieuwe arbeidsplaatsen voor jongeren te scheppen.

VII. IERLAND

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Economisch gezien en op het punt van de werkgelegenheid heeft Ierland het buitengewoon goed gedaan. Het werkgelegenheidscijfer kwam in 1999 boven het gemiddelde van de Europese Unie te liggen. Bovendien bleef het werkloosheidscijfer bij alle categorieën dalen. Deze ontwikkelingen duiden erop dat de krapte op de arbeidsmarkt aan het toenemen is. Er doet zich nog steeds een aantal structurele problemen voor:

  • het belangrijkste probleem voor Ierland is, net als voor een aantal andere landen, gelegen in het voorkomen van tekorten op de arbeidsmarkt en de daarmee gepaard gaande druk op de lonen;
  • het participatiecijfer voor vrouwen is weliswaar aanzienlijk gestegen, maar ligt nog steeds onder het EU-gemiddelde, en de kloof tussen het percentage werkende vrouwen en het percentage werkende mannen is tussen 1998 en 1999 slechts in geringe mate kleiner geworden;
  • in het verlengde van de toenemende tekorten op de arbeidsmarkt is het belangrijk voor Ierland dat er in onderwijs en scholing voor zowel werklozen als werkenden wordt geïnvesteerd. Ierland is een van de weinige landen waar de deelname van werklozen aan scholingsmaatregelen gestegen is. Tegelijkertijd is het aantal werkenden dat aan scholingsmaatregelen deelneemt nergens in de Unie zo laag als in Ierland.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van de arbeidsmarktdeelname van vrouwen en de ontwikkeling van een strategie voor bedrijfsinterne opleidingen en levenslang leren.

Ierland zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    doorgaan met de integrale strategie die gericht is op een toename van het aantal werkende vrouwen door middel van de slechting van hindernissen in het belastingstelsel en de uitbreiding van de kinderopvang; nemen van maatregelen om de kloof tussen de seksen op het punt van de salarissen te verkleinen;
  • 2. 
    doorgaan met en intensiveren van het streven naar een bestendige toename van de productiviteit en verbeteren van de vaardigheden en kwalificaties van de beroepsbevolking door een sterker accent op bedrijfsinterne opleidingen en door de verdere ontwikkeling van levenslang leren en de vastlegging van streefcijfers.

VIII. ITALIË

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

De werkgelegenheid is in 1999 gegroeid, hetgeen vooral toe te schrijven was aan de goedkeuring van belastingprikkels en flexibele arbeidsregelingen. Ondanks deze verbeteringen zijn enkele structurele arbeidsmarktproblemen in Italië nog niet opgelost, vooral als men de regionale verschillen in aanmerking neemt:

  • het lage werkgelegenheidscijfer van 52,5 % ligt bijna 10 procentpunten onder het EU-gemiddelde. Vooral het werkgelegenheidscijfer voor ouderen ligt met 27,5 % op een bijzonder laag niveau;
  • het werkgelegenheidscijfer voor vrouwen is sterker gestegen dan dat van mannen, maar behoort met 38,1 % nog steeds tot de laagste in de EU;
  • de werkloosheid is tot 11,3 % gedaald, maar ligt nog steeds 2 procentpunten boven het EU-gemiddelde. Met 12,4 % blijft het werkloosheidscijfer voor de categorie van de 15- tot 24-jarigen bijna 4 procentpunten hoger dan het EU-gemiddelde. Bij de langdurige werkloosheid deed zich met een daling van 7,1 % van de beroepsbevolking in 1998 tot 6,9 % in 1999 slechts een marginale verbetering voor;
  • karakteristiek voor de arbeidsmarkt, met name in de zuidelijke regio's, is de brede kloof tussen de seksen wat werkgelegenheid betreft (circa 30 procentpunten) en de werkloosheid onder vrouwen, die met 15,6 % bijna twee keer zo hoog is als de werkloosheid onder mannen, die op 8,7 % ligt;
  • de verschillen tussen de regio's zijn met werkloosheidscijfers die uiteenlopen van 6,5 % in het midden en noorden tot 22 % in het zuiden nog steeds erg groot;
  • tegenover een EU-gemiddelde van 66 % bezit 51,5 % van de beroepsbevolking een diploma van het middelbaar onderwijs, maar slechts 6,1 % van de volwassenen neemt in vergelijking met een EU-gemiddelde van 8,7 % aan onderwijs en scholing deel;

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van de beleidsmix voor de vier pijlers, de belasting- en uitkeringsstelsels, activering en preventie, gendermainstreaming en de kloof tussen de seksen, levenslang leren.

Italië zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    verder verbeteren van het evenwicht in de beleidsmix ten aanzien van de vier pijlers door een verdere versterking van het beleid dat op inzetbaarheid gericht is, door voortzetting van de modernisering van de arbeidsorganisatie, met inbegrip van het regelgevend kader, door de uitwerking van een integrale strategie op het gebied van de gelijke kansen en door voortzetting van de inspanningen op het gebied van gendermainstreaming;
  • 2. 
    voortgaan met de uitvoering van de hervorming van de pensioenstelsels via de voor 2001 geplande herziening en de herziening van andere uitkeringsstelsels om de uitstroom uit de arbeidsmarkt aan banden te leggen en voortgaan met de inspanningen die gericht zijn op de verlaging van de belastingdruk, met name voor de laagbetaalden;
  • 3. 
    in het kader van het op inzetbaarheid gerichte beleid verder uitvoeren van doeltreffende maatregelen om te voorkomen dat jonge en volwassen werklozen langdurig werkloos worden; daartoe behoren een integrale hervorming van de openbare arbeidsvoorziening in het hele land en een snelle totstandbrenging van een systeem voor arbeidsmarktgegevens, alsmede de voortzetting van de huidige inspanningen om het statistische monitoringsysteem bij te stellen;
  • 4. 
    een actief arbeidsmarktbeleid voeren en specifieke maatregelen nemen om de brede kloof tussen de seksen op het punt van arbeidsdeelname en werkloosheid te verkleinen, teneinde vrouwen meer en betere kansen op de arbeidsmarkt te geven;
  • 5. 
    goedkeuren en uitvoeren van een coherente strategie voor levenslang leren, waarin nationale streefcijfers zijn vastgelegd; de sociale partners zouden actiever moeten zijn bij het realiseren van meer scholingsmogelijkheden voor de beroepsbevolking.

IX. LUXEMBURG

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

In Luxemburg was de situatie op de arbeidsmarkt in 1999 goed, hetgeen hand in hand ging met een sterke economische groei en de grootste stijging van het werkgelegenheidscijfer in de EU (4,8 procentpunten). Het werkloosheidscijfer daalde verder en is nog steeds het laagst van de EU (2,3 %). Desalniettemin kunnen er toch een aantal structurele problemen worden vastgesteld:

  • het totale nationale werkgelegenheidscijfer is ondanks een goede werkgelegenheidssituatie met een groot aantal grensarbeiders erg laag. De cijfers zijn vooral laag bij de 55-plussers (26,3 %) en bij vrouwen (48,5 %), hoewel beide cijfers sinds 1998 gestegen zijn;
  • de kloof tussen het percentage werkende vrouwen en het percentage werkende mannen is met 25,9 procentpunten nog steeds een van de grootste van de EU;
  • het binnenlandse aanbod aan geschoolden is niet voldoende;
  • het percentage volwassen werknemers dat aan bij- en nascholingsmaatregelen deelneemt, is nog steeds laag (5,3 %).

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van het overleg tussen de sociale partner, de arbeidsparticipatie van ouderen en vrouwen, en levenslang leren.

Luxemburg zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    stimuleren van de sociale partners om op constructieve wijze overleg te voeren, aangezien dit onmisbaar is voor het welslagen van het in het nationale actieplan neergelegde werkgelegenheidsbeleid;
  • 2. 
    voortgaan met de inspanningen en nemen van maatregelen, waaronder de herziening van het belasting- en uitkeringsstelsel, om de participatiecijfers voor ouderen en vrouwen te doen stijgen; ondernemen van stappen ter bevordering van gendermainstreaming;
  • 3. 
    doorgaan met de uitvoering van de kaderwetgeving op het gebied van de bij- en nascholing en werken aan de beleidsontwikkeling en -uitvoering - waaronder het vastleggen van streefcijfers - zodat de deelname aan onderwijs en scholing toeneemt.
  • X. 
    NEDERLAND

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Nederland kende in 1999 een gezonde werkgelegenheidsontwikkeling, de werkgelegenheidscijfers liggen duidelijk boven het EU-gemiddelde. Het werkloosheidscijfer nam verder af tot 3,3 %, hetgeen lager is dan het EU-gemiddelde. Desalniettemin zijn er nog steeds een aantal structurele problemen:

  • hoewel de langdurige werkloosheid daalt, doen zich bij een aantal specifieke categorieën - met name laaggeschoolden, ouderen en etnische minderheden - nog steeds problemen voor;
  • een groot aantal mensen in de werkende leeftijd maken door arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en andere uitkeringen geen deel uit van de arbeidsmarkt;
  • er beginnen zich tekorten op de arbeidsmarkt af te tekenen en dit gaat gepaard met druk op de lonen.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van het belasting- en uitkeringsstelsel en het statistische monitoringsysteem.

Nederland zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    doorgaan met de samenwerking met de sociale partners om de regelingen in het uitkeringsstelsel weg te nemen die de deelname van met name mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering op een open arbeidsmarkt in de weg staan en tot armoedevallen kunnen leiden;
  • 2. 
    doorgaan met de bijstelling van het statistisch apparaat, zodat voor de monitoring en evaluatie van de doorlopende uitvoering van de preventieve aanpak tijdig beleids- en output-indicatoren beschikbaar komen.

XI. OOSTENRIJK

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

De Oostenrijkse arbeidsmarkt heeft het in het afgelopen jaar beter gedaan, het totale werkgelegenheidscijfer kwam uit op 68,2 % (en op 59,7 % bij vrouwen). Dit cijfer komt in de buurt van de doelstelling van 70 %, die op de Europese Raad te Lissabon is vastgelegd, en ligt ver boven het EU-gemiddelde. De totale werkloosheid daalde tot 3,8 % in 1999 en behoort, evenals de werkloosheid onder jongeren en de langdurige werkloosheid, tot de laagste in de EU. Ondanks deze goede prestaties in het algemeen zijn er nog steeds een aantal structurele problemen op de arbeidsmarkt:

  • de algehele belastingdruk ligt boven het gemiddelde en de belastingdruk op arbeid is in de periode van 1994 tot 1998 nog verder gestegen. De aangekondigde lastenverlichting van zo'n 0,4 procentpunten van het BBP in 2003 is een eerste stap voorwaarts;
  • er gaapt nog steeds een grote kloof tussen de seksen op het punt van arbeidsdeelname en werkloosheid, hoewel het percentage werkende vrouwen boven het EU-gemiddelde ligt;
  • het werkgelegenheidscijfer voor ouderen ligt onder het EU-gemiddelde. De werkloosheid onder de 50-plussers is nog steeds hoog.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van de inzetbaarheid van ouderen, gendermainstreaming en de belasting op arbeid.

Oostenrijk zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    méér doen om tot een aanzienlijke verlaging van de hoge belastingdruk op arbeid te komen door met name aandacht te besteden aan die groepen die op de arbeidsmarkt met problemen geconfronteerd worden;
  • 2. 
    doorgaan met de integrale strategie ter verkleining van de nog steeds aanzienlijke kloof tussen de seksen op het punt van de arbeidsdeelname, bijvoorbeeld door middel van maatregelen die een bijdrage leveren aan de verkleining van de verschillen in salariëring en de combinatie van betaald werk en gezinstaken gemakkelijker maken;
  • 3. 
    doorgaan met de inspanningen om de programma's voor vervroegde uittreding en andere regelingen zodanig te hervormen dat ouderen langer doorgaan met werken, waardoor een aanzienlijke stijging van het werkgelegenheidscijfer voor ouderen bereikt wordt.

XII. PORTUGAL

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

De werkgelegenheidssituatie is in 1999 verder verbeterd, de positieve trend van het vorige jaar hield daarmee aan. Het werkloosheidscijfer behoort tot de laagste in de EU en de langdurige werkloosheid is snel afgenomen. De arbeidsmarkt kent evenwel een aantal structurele zwakke punten, die maatregelen vereisen:

  • het gemiddelde opleidingsniveau van de beroepsbevolking is laag. Slechts 21,2 %, tegenover een EU-gemiddelde van 66 % heeft minimaal een diploma van het middelbaar onderwijs. De deelname aan onderwijs en scholing ligt met 3,6 % onder het EU-gemiddelde van 8,7 % en 45 % van de jongeren in de leeftijdsgroep van de 18- tot 24-jarigen gaat voortijdig van school;
  • in de dienstensector zijn enorme mogelijkheden voor de schepping van arbeidsplaatsen voorhanden, hetgeen te zien is aan het werkgelegenheidscijfer van 36,2 % voor de dienstensector, maar er moet een coherente strategie worden ontwikkeld om het ondernemerschap te stimuleren;
  • er is een stevige input van de sociale partners nodig om de belangrijkste uitdagingen voor de Portugese arbeidsmarkt, en met name het lage opleidingsniveau en de modernisering van de arbeidsorganisatie en de arbeidsverhoudingen, aan te pakken;
  • met het oog op een algehele verbetering van de situatie van de vrouw op de arbeidsmarkt, is er, vooral in sommige bedrijfstakken, een beter evenwicht tussen de seksen nodig.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van onderwijs en scholing, de vermindering van de administratieve lasten voor ondernemingen, de partnerschapsaanpak, seksesegregatie en de mogelijkheden voor kinderopvang.

Portugal zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    verder gaan met het ontwikkelen en uitvoeren van een integrale strategie voor levenslang leren, waarin ook wordt ingehaakt op het vraagstuk van het voortijdig schoolverlaten en duidelijke doelstellingen en passende maatregelen worden vastgelegd. Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de kwaliteit van het onderwijs en de scholing om lacunes in vaardigheden te voorkomen;
  • 2. 
    blijven streven naar een vermindering van de administratieve lasten voor ondernemingen, de benutting van de mogelijkheden voor de schepping van arbeidsplaatsen in de dienstensector en de bevordering van de schepping van arbeidsplaatsen voor mensen met middelbare en hogere opleidingen in de dienstensector;
  • 3. 
    blijven streven naar de uitvoering van een partnerschapsbenadering en bevorderen dat de sociale partners, met name ten aanzien van de modernisering van de arbeidsorganisatie, de aanpassing van de arbeidsverhoudingen, met inbegrip van de arbeidsregelingen, en de bij- en nascholing concrete afspraken maken;
  • 4. 
    zich blijven inzetten voor de combinatie van betaald werk en gezinstaken, door middel van een uitbreiding van de kinderopvang, en bestuderen van mogelijkheden om het evenwicht tussen de seksen op het niveau van de bedrijfstakken te verbeteren.

XIII. FINLAND

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Finland maakt al vijf jaar een sterke economische groei door, wat niet wegneemt dat zich nog steeds een aantal belangrijke structurele problemen voordoen:

  • het totale werkloosheidscijfer is met 10,2 % nog steeds hoog, terwijl de werkloosheid vooral een structureel karakter heeft. De jeugdwerkloosheid en de langdurige werkloosheid van 50-plussers zijn nog steeds een punt van grote zorg;
  • Finland heeft dankzij een aantal recente initiatieven vooruitgang geboekt bij de verlaging van de belastingdruk op arbeid. Deze belastingdruk ligt evenwel nog steeds boven het EU-gemiddelde;
  • Finland heeft in een aantal sectoren te maken met lacunes in vaardigheden (zowel bij functies voor hoger opgeleiden als bij functies voor lager opgeleiden) en in het algemeen dient de beroepsbevolking gemobiliseerd te worden door een versterkte nadruk op actieve arbeidsmarktmaatregelen van hoge kwaliteit;
  • de regionale discrepanties op het gebied van de werkgelegenheid zijn nog steeds aanzienlijk.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van de belasting- en uitkeringsstelsels, de belastingdruk op arbeid en de seksesegregatie van de arbeidsmarkt naar beroepen en bedrijfstakken.

Finland zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    voortgaan met de herziening van de bestaande belasting- en uitkeringsstelsels, zodat er meer prikkels komen om betaald werk te verrichten en om werknemers aan te nemen, en toespitsen van het beleid voor levenslang leren op ouderen, zodat deze langer deel blijven uitmaken van de werkzame beroepsbevolking;
  • 2. 
    doorgaan met de onlangs ontwikkelde beleidsinitiatieven om, met inachtneming van de economische situatie en de arbeidsmarktomstandigheden in Finland, tot een verlaging van de belastingdruk op arbeid te komen;
  • 3. 
    in het kader van de aanpak voor gendermainstreaming monitoren en evalueren van de huidige segregatie naar beroepen en bedrijfstakken op de arbeidsmarkt.

XIV. ZWEDEN

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Zweden heeft een van de hoogste werkgelegenheidscijfers van de EU en doet het qua banengroei sinds kort beter. Hierdoor is de werkloosheid in 1999 tot 7,2 % gedaald. Er doen zich evenwel nog steeds een aantal structurele problemen op de arbeidsmarkt voor:

  • de belastingdruk op arbeid is met name bij de lager geschoolden en lager betaalden nog steeds erg hoog. Tegenover een EU-gemiddelde van 39,2 % heeft Zweden met 52,7 % in 1998 nog steeds een van de hoogste belastingpercentages op arbeid van de EU;
  • een groot aantal mensen in de werkende leeftijd zijn aangewezen op uitkeringen;
  • de lacunes in vaardigheden zijn met name op regionaal niveau een factor geworden die de economische groei en de regionale ontwikkeling in de weg staat;
  • de huidige omvang van de seksesegregatie naar beroepen en bedrijfstakken is ondanks een goed ontwikkeld beleid op het gebied van de gelijke kansen nog steeds een punt van zorg.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van de belastingdruk op arbeid en gendermainstreaming.

Zweden zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    méér doen - onder andere streefcijfers vastleggen rekening houdend met de nationale situatie - om tot een verlaging van de hoge belastingdruk op arbeid te komen voor met name degenen met een laag netto-arbeidsloon;
  • 2. 
    ontwikkelen van nog méér beleidsinitiatieven voor verdere aanpassingen in de uitkerings- en bijstandsregelingen, zodat er passende prikkels komen om aan het werk te gaan;
  • 3. 
    in het kader van de in 1999 op gang gebrachte hervormingen in verband met gendermainstreaming monitoren en evalueren van de huidige omvang van de seksesegregatie naar beroepen en bedrijfstakken op de arbeidsmarkt.

XV. VERENIGD KONINKRIJK

Problemen op het gebied van de arbeidsmarktprestaties

Het Verenigd Koninkrijk kende in 1999 een gezonde werkgelegenheidsontwikkeling, de werkgelegenheidscijfers voor mannen en vrouwen liggen duidelijk boven het EU-gemiddelde. Het werkloosheidscijfer nam in 1999 verder af tot 6,1 % en ligt daarmee onder het EU-gemiddelde. Desalniettemin zijn er nog steeds een aantal structurele problemen:

  • de instroom van jongeren en volwassenen in de langdurige werkloosheid (respectievelijk 17 % en 11 %) is nog steeds groter dan in de best presterende lidstaten;
  • hoewel de langdurige werkloosheid afneemt, doen zich nog steeds problemen voor bij specifieke groepen en met name bij huishoudens waar niemand werk heeft, bij kansarme groepen en in een aantal geografische gebieden. De werkloosheid bij eenoudergezinnen is nog steeds een probleem;
  • in een aantal sectoren en met name in de IT-sector doen zich lacunes in vaardigheden voor. Een algemeen probleem in het Verenigd Koninkrijk is dat het niveau van de basisvaardigheden laag is;
  • hoewel de kloof tussen de seksen op het punt van de salariëring kleiner aan het worden is, is ze in vergelijking met het EU-gemiddelde altijd nog groot. Nergens anders in de EU is de kloof tussen de seksen wat betreft de arbeidsmarkteffecten van het ouderschap zo groot, hetgeen erop duidt dat er behoefte is aan voldoende en betaalbare kinderopvang;
  • de huidige omvang van de seksesegregatie naar beroepen en bedrijfstakken ligt boven het EU-gemiddelde.

Na grondige analyse blijkt dat er meer gedaan moet worden om te voldoen aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren en aanbevelingen ten aanzien van het aanpassingsvermogen, de seksespecifieke salarisverschillen, de mogelijkheden voor kinderopvang, een preventiebeleid voor werklozen en levenslang leren.

Het Verenigd Koninkrijk zou dan ook het volgende moeten doen:

  • 1. 
    verbeteren van het evenwicht bij de beleidsuitvoering van de richtsnoeren met het doel om, met name door de bevordering van de samenwerking tussen de sociale partners op alle passende niveaus, tot een intensivering en grotere zichtbaarheid van de inspanningen op het gebied van de modernisering van de arbeidsorganisatie te komen;
  • 2. 
    doorgaan met de inspanningen om de seksespecifieke salarisverschillen te verkleinen en nemen van maatregelen voor de verbetering van de kinderopvang, zodat het gemakkelijker wordt voor mannen en vrouwen met kinderen om te gaan werken; er dient bijzondere aandacht te worden geschonken aan alleenstaande ouders;
  • 3. 
    versterken van een actief arbeidsmarktbeleid voor volwassen werklozen die nog geen twaalf maanden werkloos zijn, zodat een groter aantal mensen van de activeringsmaatregelen kan profiteren, alsmede een aanvulling bieden op de steun in het kader van het Jobseekers' Allowance Regime (subsidiestelsel voor werkzoekenden);
  • 4. 
    intensiveren van de inspanningen die gericht zijn op de uitvoering van initiatieven voor levenslang leren, en met name van initiatieven die gericht zijn op een algemene verhoging van het niveau van de basisvaardigheden. Hierbij dient te worden aangetoond hoe er toegang kan worden verleend aan groepen die van oudsher slechts schoorvoetend van de geboden mogelijkheden gebruik maken of niet in staat zijn om geschikte mogelijkheden te vinden.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.