Verordening 2010/18 - Wijziging van Verordening 300/2008 wat specificaties voor nationale kwaliteitscontroleprogramma’s op het gebied van beveiliging van de burgerluchtvaart betreft - Hoofdinhoud
12.1.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 7/3 |
VERORDENING (EU) Nr. 18/2010 VAN DE COMMISSIE
van 8 januari 2010
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat specificaties voor nationale kwaliteitscontroleprogramma’s op het gebied van beveiliging van de burgerluchtvaart betreft
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie en op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name op artikel 11, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het is van essentieel belang dat elke lidstaat een nationaal kwaliteitscontroleprogramma opstelt en toepast om de doeltreffendheid van zijn nationaal programma voor beveiliging van de burgerluchtvaart te waarborgen, overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 300/2008. |
(2) |
Door de lidstaten toe te passen specificaties voor nationale kwaliteitscontroleprogramma’s moeten in dit verband voor een geharmoniseerde aanpak zorgen. |
(3) |
Activiteiten voor toezicht op de naleving, die onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit moeten worden uitgevoerd, kunnen alleen doeltreffend zijn als zij regelmatig plaatsvinden. Zij mogen niet worden beperkt qua onderwerp, stadium waarin of tijdstip waarop zij worden uitgevoerd. Zij moeten in een op maximale doeltreffendheid gerichte vorm worden uitgevoerd. |
(4) |
Prioriteit dient te worden gegeven aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke methodologie voor activiteiten voor toezicht op de naleving. |
(5) |
Er moet een geharmoniseerde procedure worden ontwikkeld voor de rapportage over de maatregelen die worden getroffen om de verplichtingen waarin deze verordening voorziet na te komen, alsook over de situatie met betrekking tot de beveiliging van de luchtvaart op het grondgebied van de lidstaten. |
(6) |
Nationale kwaliteitscontroleprogramma’s moeten op optimale praktijken zijn gebaseerd. Dergelijke optimale praktijken moeten worden gedeeld met de Commissie en meegedeeld aan alle lidstaten. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 300/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 300/2008
Verordening (EG) nr. 300/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De titel „Bijlage” wordt vervangen door „Bijlage I”. |
2) |
De tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening wordt toegevoegd als bijlage II. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Ze is van toepassing vanaf de datum die vermeld is in de uitvoeringsbepalingen welke overeenkomstig de procedure van artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 worden vastgesteld, maar uiterlijk vanaf 29 april 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 januari 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
BIJLAGE
„
BIJLAGE II
Gemeenschappelijke specificaties voor het nationale kwaliteitscontroleprogramma dat door elke lidstaat moet worden toegepast op het gebied van beveiliging van de burgerluchtvaart
-
1.DEFINITIES
1.1. |
In deze bijlage zijn de volgende definities van toepassing:
|
-
2.BEVOEGDHEDEN VAN DE BEVOEGDE AUTORITEIT
2.1. |
De lidstaten verlenen de bevoegde autoriteit de nodige bevoegdheden voor het toezicht op en de handhaving van alle voorschriften van deze verordening en de uitvoeringsbepalingen daarvan, inclusief de bevoegdheid om sancties vast te stellen overeenkomstig artikel 21. |
2.2. |
De bevoegde autoriteit voert activiteiten voor toezicht op de naleving uit en heeft de nodige bevoegdheden om te eisen dat een vastgestelde tekortkoming binnen de gestelde termijnen wordt verholpen. |
2.3. |
Met betrekking tot activiteiten voor het verhelpen van tekortkomingen en handhavingsmaatregelen wordt een stapsgewijze en evenredige benadering vastgesteld. Deze benadering bestaat uit diverse stappen die moeten worden gevolgd tot de tekortkoming is verholpen, waaronder:
De bevoegde autoriteit mag een of meer van deze stappen overslaan, met name als de tekortkoming ernstig of recurrent is. |
-
3.DOELSTELLINGEN EN INHOUD VAN HET NATIONAAL KWALITEITSCONTROLEPROGRAMMA
3.1. |
De doelstellingen van het nationaal kwaliteitscontroleprogramma zijn na te gaan of maatregelen voor de beveiliging van de luchtvaart effectief en goed worden toegepast en het niveau van naleving van de bepalingen van deze verordening en van het nationaal programma voor de beveiliging van de luchtvaart te bepalen aan de hand van activiteiten voor toezicht op de naleving. |
3.2. |
Het nationaal kwaliteitscontroleprogramma heeft betrekking op de volgende elementen:
|
-
4.TOEZICHT OP DE NALEVING
4.1. |
Om tekortkomingen snel op te sporen en te verhelpen wordt regelmatig toezicht gehouden op alle luchthavens, exploitanten en andere entiteiten met verantwoordelijkheden op het gebied van beveiliging van de luchtvaart. |
4.2. |
Het toezicht wordt uitgeoefend in overeenstemming met het nationaal kwaliteitscontroleprogramma, rekening houdend met het risiconiveau, het type en de aard van de activiteiten, de kwaliteit van de uitvoering, de resultaten van interne kwaliteitscontroles van luchthavens, exploitanten en entiteiten, alsook andere factoren en evaluatieresultaten die een frequenter toezicht noodzakelijk kunnen maken. |
4.3. |
Het toezicht heeft betrekking op de tenuitvoerlegging en doeltreffendheid van de interne kwaliteitscontrolemaatregelen van luchthavens, exploitanten en andere entiteiten. |
4.4. |
Het toezicht op elke individuele luchthaven moet bestaan uit een geschikte mix van activiteiten voor toezicht op de naleving en een uitgebreid overzicht bieden van de tenuitvoerlegging van beveiligingsmaatregelen op het terrein. |
4.5. |
Het beheren, prioriteren en organiseren van het kwaliteitscontroleprogramma zijn taken die losstaan van de operationele uitvoering van de in het kader van het nationale programma voor de beveiliging van de burgerluchtvaart getroffen maatregelen, en worden dus afzonderlijk aangepakt. |
4.6. |
De activiteiten voor het toezicht op de naleving omvatten beveiligingsaudits, -inspecties en tests. |
-
5.METHODE
5.1. |
De toezichtactiviteiten moeten volgens een genormaliseerde aanpak worden uitgevoerd, die onder meer bestaat uit taakopdrachten, planning, voorbereiding, activiteiten ter plaatse, classificering van bevindingen, opstelling van het verslag en het correctieproces. |
5.2. |
Activiteiten voor toezicht op de naleving worden gebaseerd op het systematisch verzamelen van informatie aan de hand van waarnemingen, interviews, documentonderzoek en verificatie. |
5.3. |
Toezicht op de naleving omvat zowel aangekondigde als niet-aangekondigde activiteiten. |
-
6.BEVEILIGINGSAUDITS
6.1. |
Een beveiligingsaudit heeft betrekking op:
|
6.2. |
Bij het vaststellen van de methode voor het uitvoeren van een beveiligingsaudit wordt rekening gehouden met de volgende elementen:
|
6.3. |
Om te kunnen bevestigen of beveiligingsmaatregelen zijn toegepast, moet de uitvoering van een beveiligingsaudit gebaseerd zijn op het systematisch verzamelen van informatie via een van de volgende technieken:
|
6.4. |
Luchthavens met een jaarlijks verkeersvolume van meer dan 10 miljoen passagiers worden minstens om de vier jaar onderworpen aan een beveiligingsaudit die betrekking heeft op alle normen inzake luchtvaartbeveiliging. Dit onderzoek omvat een representatieve steekproef van gegevens. |
-
7.INSPECTIES
7.1. |
Een inspectie heeft betrekking op minstens één reeks direct met elkaar verband houdende beveiligingsmaatregelen van bijlage I bij deze verordening en de overeenkomstige uitvoeringsbepalingen, waarop toezicht wordt gehouden door middel van één inspectie of meerdere inspecties over een redelijke termijn die normaal niet meer dan drie maanden bedraagt. Dit onderzoek omvat een representatieve steekproef van gegevens. |
7.2. |
Een reeks direct met elkaar verband houdende beveiligingsmaatregelen is een reeks van twee of meer in bijlage I bij deze verordening en de overeenkomstige uitvoeringsbepalingen vermelde eisen die zo nauw met elkaar verweven zijn dat de verwezenlijking van de doelstelling alleen adequaat kan worden beoordeeld als ze samen worden bekeken. Het gaat onder meer om de reeksen in aanhangsel I bij deze bijlage. |
7.3. |
De inspecties vinden onaangekondigd plaats. Wanneer de bevoegde autoriteit van oordeel is dat dit in de praktijk niet haalbaar is, mogen de inspecties worden aangekondigd. Bij het vaststellen van de methode voor het uitvoeren van een inspectie wordt rekening gehouden met de volgende elementen:
|
7.4. |
Om te kunnen bevestigen of beveiligingsmaatregelen doeltreffend zijn, moet de uitvoering van de inspectie gebaseerd zijn op het systematisch verzamelen van informatie via een van de volgende technieken:
|
7.5. |
Op luchthavens met een jaarlijks verkeersvolume van meer dan twee miljoen passagiers worden alle in hoofdstukken 1 tot en met 6 van bijlage I bij deze verordening vermelde reeksen direct met elkaar verband houdende beveiligingsmaatregelen minstens om de twaalf maanden geïnspecteerd, tenzij in die periode een audit van de luchthaven is uitgevoerd. De frequentie voor het inspecteren van alle in hoofdstukken 7 tot en met 12 van bijlage I vermelde beveiligingsmaatregelen wordt vastgesteld door de bevoegde autoriteit op basis van een risicobeoordeling. |
7.6. |
Als een lidstaat geen luchthaven met een jaarlijks verkeersvolume van meer dan 2 miljoen passagiers heeft, is de eis van punt 7.5 van toepassing op de luchthaven met het grootste jaarlijks verkeersvolume op het grondgebied van die lidstaat. |
-
8.TESTS
8.1. |
Tests worden uitgevoerd om de doeltreffendheid van de toepassing van minstens de volgende beveiligingsmaatregelen te onderzoeken:
|
8.2. |
Er zal een testprotocol met een methodologie worden ontwikkeld, rekening houdende met de juridische, veiligheids- en exploitatievereisten. Deze methodologie heeft betrekking op de volgende elementen:
|
-
9.ONDERZOEKEN
9.1. |
Onderzoeken worden uitgevoerd telkens de bevoegde autoriteit vaststelt dat er een behoefte bestaat om de activiteiten opnieuw te beoordelen teneinde eventuele zwakheden te identificeren en te verhelpen. Wanneer een zwakheid wordt geïdentificeerd, eist de bevoegde autoriteit dat beschermende maatregelen worden toegepast die in verhouding staan tot het risico. |
-
10.RAPPORTERING
10.1. |
Activiteiten voor toezicht op de naleving worden gerapporteerd of opgeslagen in een gestandaardiseerd formaat dat een permanente analyse van tendensen mogelijk maakt. |
10.2. |
Onder meer de volgende gegevens worden gerapporteerd of opgeslagen:
|
10.3. |
Indien tekortkomingen worden vastgesteld, rapporteert de bevoegde autoriteit de relevante bevindingen aan de luchthaven, de exploitanten of de entiteiten die aan het toezicht zijn onderworpen. |
-
11.GEMEENSCHAPPELIJKE CLASSIFICERING VAN DE NALEVING
11.1. |
Bij activiteiten voor toezicht op de naleving wordt de tenuitvoerlegging beoordeeld van het nationaal programma voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, waarbij gebruik wordt gemaakt van het in aanhangsel II uiteengezette geharmoniseerde systeem voor de classificering van de naleving. |
-
12.RECHTZETTING VAN TEKORTKOMINGEN
12.1. |
Geïdentificeerde tekortkomingen worden onmiddellijk rechtgezet. Als de rechtzetting niet onmiddellijk kan plaatsvinden, worden compensatiemaatregelen toegepast. |
12.2. |
De bevoegde autoriteit eist dat luchthavens, exploitanten of entiteiten die aan activiteiten voor toezicht op de naleving worden onderworpen, ter goedkeuring een actieplan indienen waarin is vermeld hoe zij de in de rapporten beschreven tekortkomingen zullen rechtzetten, samen met een tijdschema voor de tenuitvoerlegging van corrigerende maatregelen, en dat zij bevestigen wanneer deze corrigerende maatregelen zijn voltooid. |
-
13.FOLLOW-UPACTIVITEITEN IN VERBAND MET DE VERIFICATIE VAN DE CORRIGERENDE MAATREGELEN
13.1. |
Nadat de luchthaven, exploitant of entiteit die aan het toezicht is onderworpen, heeft bevestigd dat de vereiste corrigerende maatregelen zijn genomen, verifieert de bevoegde autoriteit de toepassing van de corrigerende maatregelen. |
13.2. |
Bij follow-upactiviteiten wordt gebruikgemaakt van de meest relevante toezichtsmethode. |
-
14.BESCHIKBAARHEID VAN AUDITORS
14.1. |
Elke lidstaat ziet erop toe dat de bevoegde autoriteit voldoende auditors rechtstreeks ter beschikking of onder haar bevoegdheid heeft om alle activiteiten voor toezicht op de naleving uit te voeren. |
-
15.KWALIFICATIECRITERIA VOOR AUDITORS
15.1. |
Elke lidstaat ziet erop toe dat auditors die functies uitoefenen namens de bevoegde autoriteit:
Auditors moeten worden gecertificeerd of een gelijkwaardige goedkeuring krijgen van de bevoegde autoriteit. |
15.2. |
De auditors moeten over de volgende capaciteiten beschikken:
|
15.3. |
Om op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen op beveiligingsgebied moeten auditors periodieke opleidingen volgen waarvan de frequentie volstaat om te garanderen dat de aanwezige capaciteiten behouden blijven en nieuwe capaciteiten worden verworven. |
-
16.BEVOEGDHEDEN VAN AUDITORS
16.1. |
Auditors die toezichtactiviteiten uitvoeren, moeten voldoende bevoegdheden krijgen om de informatie te verkrijgen die nodig is voor het uitvoeren van hun taken. |
16.2. |
Auditors moeten een identiteitsbewijs bij zich dragen waaruit blijkt dat zij bevoegd zijn voor het uitvoeren van activiteiten voor toezicht op de naleving namens de bevoegde autoriteit en dat hen toegang verleent tot alle vereiste zones. |
16.3. |
Auditors hebben het recht om:
|
16.4. |
Ingevolge de aan auditors verleende bevoegdheden handelt de bevoegde autoriteit in de volgende gevallen in overeenstemming met punt 2.3:
|
-
17.OPTIMALE WERKWIJZEN
17.1. |
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van optimale werkwijzen met betrekking tot kwaliteitscontroleprogramma, auditmethoden en auditors. De Commissie deelt deze informatie met de lidstaten. |
-
18.RAPPORTERING AAN DE COMMISSIE
18.1. |
De lidstaten dienen elk jaar een verslag in bij de Commissie over de maatregelen die zij hebben genomen om hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening na te komen en over de situatie op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart in de luchthavens op hun grondgebied. De referentieperiode voor het verslag is 1 januari-31 december. Het verslag moet uiterlijk drie maanden na afloop van de referentieperiode worden ingediend. |
18.2. |
De inhoud van het verslag moet beantwoorden aan aanhangsel III, waarbij gebruik moet worden gemaakt van een door de Commissie ter beschikking gesteld model. |
18.3. |
De Commissie deelt de belangrijkste conclusies van deze verslagen met de lidstaten. |
Aanhangsel I
Elementen die moeten worden opgenomen in de reeks direct met elkaar verband houdende beveiligingsmaatregelen
De reeksen direct met elkaar verband houdende beveiligingsmaatregelen waarnaar verwezen wordt in punt 7.1 van bijlage II omvatten de volgende elementen van bijlage I bij deze verordening en van de overeenkomstige bepalingen van de uitvoeringsbesluiten.
Voor punt 1 — Luchthavenbeveiliging:
i) |
punt 1.1; of |
ii) |
punt 1.2 (behalve bepalingen met betrekking tot identificatiekaarten en doorgangsbewijzen voor voertuigen); of |
iii) |
punt 1.2 (bepalingen met betrekking tot identificatiekaarten); of |
iv) |
punt 1.2 (bepalingen met betrekking tot doorgangsbewijzen voor voertuigen); of |
v) |
punt 1.3 en de relevante elementen van punt 12; of |
vi) |
punt 1.4; of |
vii) |
punt 1.5. |
Voor punt 2 — Afgebakende zones van luchthavens:
Het volledige punt.
Voor punt 3 — Beveiliging van luchtvaartuigen:
i) |
punt 3.1; of |
ii) |
punt 3.2. |
Voor punt 4 — Passagiers en cabinebagage:
i) |
punt 4.1 en de relevante elementen van punt 12; of |
ii) |
punt 4.2; of |
iii) |
punt 4.3. |
Voor punt 5 — Ruimbagage:
i) |
punt 5.1 en de relevante elementen van punt 12; of |
ii) |
punt 5.2; of |
iii) |
punt 5.3. |
Voor punt 6 — Goederen en post:
i) |
alle bepalingen met betrekking tot screening en beveiligingscontroles die worden toegepast door een erkend agent, behalve zoals uiteengezet in punten ii) tot en met v) hieronder; of |
ii) |
alle bepalingen met betrekking tot beveiligingscontroles die worden toegepast door bekende afzenders; of |
iii) |
alle bepalingen met betrekking tot vaste afzenders; of |
iv) |
alle bepalingen met betrekking tot het vervoer van goederen en post; of |
v) |
alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van goederen en post in luchthavens. |
Voor punt 7 — Post en materiaal van luchtvaartmaatschappijen:
Het volledige punt.
Voor punt 8 — Vluchtbenodigdheden:
Het volledige punt.
Voor punt 9 — Luchthavenbenodigdheden:
Het volledige punt.
Voor punt 10 — Beveiligingsmaatregelen tijdens de vlucht:
Het volledige punt.
Voor punt 11— Recrutering en opleiding van personeel:
i) |
alle bepalingen met betrekking tot de recrutering van personeel door luchthavens, luchtvaartmaatschappijen of entiteiten; of |
ii) |
alle bepalingen met betrekking tot de opleiding van personeel door luchthavens, luchtvaartmaatschappijen of entiteiten. |
Aanhangsel II
Geharmoniseerd systeem voor de classificering van de naleving
De volgende classificering van de naleving is van toepassing om de tenuitvoerlegging van het nationaal programma voor de beveiliging van de burgerluchtvaart te beoordelen.
Beveiligingsaudit |
Inspectie |
Test |
|
Volledig in overeenstemming |
|||
In overeenstemming, maar verbeteringen zijn wenselijk |
|||
Niet in overeenstemming |
|||
Niet in overeenstemming, met ernstige tekortkomingen |
|||
Niet van toepassing |
|||
Niet bevestigd |
Aanhangsel III
INHOUD VAN HET VERSLAG AAN DE COMMISSIE
-
1.Organisatiestructuur, verantwoordelijkheden en middelen
a) |
Structuur van de organisatie, verantwoordelijkheden en middelen op het gebied van kwaliteitscontrole, inclusief geplande wijzigingen voor de toekomst (zie punt 3.2, onder a)). |
b) |
Aantal auditors — nu en in de toekomst (zie punt 14). |
c) |
Door de auditors gevolgde opleiding (zie punt 15.2). |
-
2.Operationele toezichtactiviteiten
Alle uitgevoerde toezichtactiviteiten, met vermelding van:
a) |
type (beveiligingsaudit, eerste inspectie, follow-upinspectie, test, andere); |
b) |
luchthavens, exploitanten of entiteiten waarop toezicht wordt gehouden; |
c) |
toepassingsgebied; |
d) |
frequentie; en |
e) |
totaal aantal mandagen op het terrein. |
-
3.Activiteiten voor de rechtzetting van tekortkomingen
a) |
Stand van zaken met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de activiteiten voor de rechtzetting van tekortkomingen. |
b) |
Belangrijkste uitgevoerde of geplande activiteiten (bv. nieuwe betrekkingen, aangekochte apparatuur, bouwwerkzaamheden) en geboekte vooruitgang op weg naar rechtzetting. |
c) |
Toegepaste handhavingsmaatregelen (zie punt 3.2, onder f)). |
-
4.Algemene gegevens en tendensen
a) |
Totaal jaarlijks passagiers- en goederenverkeer en aantal vliegbewegingen. |
b) |
Lijst van luchthavens per categorie. |
c) |
Aantal luchtvaartmaatschappijen die activiteiten uitoefenen vanop het grondgebied van de lidstaat, per categorie (nationaal, Europese Unie, derde land). |
d) |
Aantal erkende agenten. |
e) |
Aantal cateringbedrijven. |
f) |
Aantal schoonmaakbedrijven. |
g) |
Bij benadering het aantal andere entiteiten met verantwoordelijkheden op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (bekende afzenders, grondafhandelingsbedrijven). |
-
5.Situatie op het gebied van beveiliging van luchthavens
Algemene context van de situatie op het gebied van luchtvaarbeveiliging in de lidstaat.
”
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.