Verordening 2010/53 - Vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de EU en, voor vaartuigen van de EU, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn - Hoofdinhoud
26.1.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 21/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 23/2010 VAN DE RAAD
van 14 januari 2010
tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de EU en, voor vaartuigen van de EU, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1359/2008, Verordening (EG) nr. 754/2009, Verordening (EG) nr. 1226/2009 en Verordening (EG) nr. 1287/2009
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 43, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden (1), en met name op artikel 11,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Conform artikel 43, lid 3, van het Verdrag, stelt de Raad op voorstel van de Commissie de maatregelen vast voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden. |
(2) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2) moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen en met name van verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), maatregelen vaststellen inzake de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten. |
(3) |
Op grond van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten zo over de lidstaten en derde landen worden verdeeld dat elke lidstaat een relatieve stabiliteit van de visserij-activiteiten voor elk bestand of elke visserij geniet, mede met inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijke visserijbeleid. Om ervoor te zorgen dat de vangstmogelijkheden optimaal en doeltreffend worden benut, dienen daaraan bepaalde voorwaarden te worden verbonden die er essentieel voor zijn en er functioneel verband mee houden. |
(4) |
De TAC's dienen te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met inachtneming van de biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij een gelijke behandeling van de visserijsectoren moet worden gegarandeerd. In dit verband dient rekening te worden gehouden met de standpunten die naar voren zijn gekomen tijdens de raadpleging van de belanghebbenden, met name op de bijeenkomst van 23 juli 2009 met het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA), de betrokken regionale adviesraden (RAR's) en de lidstaten, en op 29 september 2009 met het RCVA en de betrokken RAR's. |
(5) |
Voor bestanden waarvoor specifieke meerjarenplannen gelden, dienen de TAC's overeenkomstig de in die plannen vervatte voorschriften te worden vastgesteld. Bijgevolg dienen de TAC's voor de bestanden van heek, langoustine en tong in de Golf van Biskaje, het westelijk Kanaal en de Noordzee, schol in de Noordzee, haring in het gebied ten westen van Schotland, kabeljauw in het Kattegat, de Noordzee en het Skagerrak, het oostelijk deel van het Kanaal, het gebied ten westen van Schotland en de Ierse Zee te worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in respectievelijk Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (3), Verordening (EG) nr. 2166/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van de bestanden van zuidelijke heek en langoustines in de Cantabrische Zee en ten westen van het Iberisch Schiereiland (4), Verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad van 23 februari 2006 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in de Golf van Biskaje (5), Verordening (EG) nr. 509/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in het westelijk Kanaal (6), Verordening (EG) nr. 676/2007 van de Raad van 11 juni 2007 tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee (7), Verordening (EG) nr. 1300/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een meerjarenplan voor het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland en de visserijen die dat bestand exploiteren (8), Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (9) en Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad van 6 april 2009 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. |
(6) |
Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 moet worden bepaald op welke bestanden de verschillende, in die verordening bedoelde maatregelen van toepassing zijn. |
(7) |
Uitsluitend voor wetenschappelijk onderzoek uitgevoerde visserijoperaties mogen niet worden opgenomen in het toepassingsgebied van deze verordening, met uitzondering van operaties die worden uitgevoerd door vaartuigen die deelnemen aan initiatieven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij. |
(8) |
Voor sommige soorten, zoals bepaalde haaisoorten, kan zelfs een beperkte vorm van visserijactiviteit een ernstig risico inhouden voor de instandhouding van de soort. Voor dergelijke soorten moet derhalve een volledige beperking van de vangstmogelijkheden worden opgelegd middels een totaalverbod op de visserij op deze soorten. |
(9) |
De maximaal toegestane inspanning voor 2010 dient te worden vastgesteld overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2166/2005, artikel 5 van Verordening (EG) nr. 509/2007, artikel 9 van Verordening (EG) nr. 676/2007, de artikelen 11 en 12 van Verordening (EG) nr. 1342/2008 en de artikelen 5 en 9 van Verordening (EG) nr. 302/2009, en rekening houdend met Verordening (EG) nr. 754/2009 van de Raad van 27 juli 2009 tot uitsluiting van bepaalde groepen vaartuigen uit de visserijinspanningsregeling die is vastgesteld in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1342/2008 (10). |
(10) |
Volgens het advies van de ICES is het noodzakelijk een systeem te handhaven, zij het met herziening, voor het beheer van de visserijinspanning op zandspiering in de EU-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV. |
(11) |
In het licht van het meest recente wetenschappelijke advies van de ICES en overeenkomstig de internationale verbintenissen in het kader van het Verdrag inzake de visserij in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) dient de visserijinspanning op bepaalde diepzeesoorten te worden beperkt. |
(12) |
Bij de benutting van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de Uniewetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (11), Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (12), Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen (13), artikel 21 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (14), Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (15), Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (16), Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (17), Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserijinspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap (18), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (19), Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (20), Verordening (EG) nr. 2115/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van een herstelplan voor zwarte heilbot in het kader van de visserijorganisatie in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (21), Verordening (EG) nr. 2166/2005, Verordening (EG) nr. 388/2006, Verordening (EG) nr. 1966/2006 van de Raad van 21 december 2006 betreffende de elektronische registratie en melding van visserijactiviteiten en een systeem voor teledetectie (22), Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (23), Verordening (EG) nr. 509/2007 (24), Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden, Verordening (EG) nr. 676/2007, Verordening (EG) nr. 1386/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (25), Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (26), Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de EU-wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de EU-wateren (27), Verordening (EG) nr. 1077/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1966/2006 van de Raad betreffende de elektronische registratie en melding van visserijactiviteiten en een systeem voor teledetectie (28), Verordening (EG) nr. 1300/2008, Verordening (EG) nr. 1342/2008, Verordening (EG) nr. 216/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (herschikking) (29), Verordening (EG) nr. 217/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen (herschikking) (30), Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (herschikking) (31), Verordening (EG) nr. 302/2009 en Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (32). |
(13) |
De Unie heeft, volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de visserijrelaties, over de visserijrechten overleg gepleegd met Noorwegen (33), de Faeröer (34) en Groenland (35). Het overleg met Groenland is op 25 november 2009 afgesloten met de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2010 voor EU-vaartuigen in Groenlandse wateren. Het overleg met de Faeröer en Noorwegen is nog niet afgelopen en naar verwachting zullen de overeenkomsten voor 2010 met deze partners begin 2010 worden gesloten. Om te vermijden dat de visserijactiviteiten van de Unie worden onderbroken en tevens de nodige flexibiliteit mogelijk te maken voor het sluiten van deze overeenkomsten begin 2010, moet de Unie de vangstmogelijkheden voor onder die overeenkomsten vallende bestanden voorlopig vaststellen, totdat de overeenkomsten worden gesloten. |
(14) |
De Unie is verdragsluitende partij bij verscheidene visserijorganisaties en neemt aan andere organisaties deel als samenwerkende niet-verdragsluitende partij. Voorts worden de visserijovereenkomsten die Polen vóór de toetreding tot de Europese Unie heeft gesloten, zoals de Overeenkomst voor de instandhouding en het beheer van de koolvisbestanden in het centrale gedeelte van de Beringzee, krachtens de Toetredingsakte van 2003 vanaf de datum van toetreding beheerd door de Unie. De visserijorganisaties hebben aanbevolen om voor 2010 een aantal maatregelen in te voeren, onder meer vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen. Deze vangstmogelijkheden moeten door de Unie ten uitvoer worden gelegd. |
(15) |
De Inter-Amerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC) heeft op haar jaarlijkse vergadering in 2009 geen vangstbeperkingen voor geelvintonijn, grootoogtonijn en gestreepte tonijn vastgesteld; hoewel de Unie geen lid is van de IATTC, dienen de vangstmogelijkheden voor bestanden die onder de jurisdictie van de IATTC vallen, te worden gereguleerd om het duurzame beheer ervan te garanderen. |
(16) |
Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2009 heeft de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat) tabellen goedgekeurd van de onderbenutting en de overbenutting van de vangstmogelijkheden van de bij de Iccat aangesloten partijen. In dit verband heeft de Iccat een besluit aangenomen waarin geconstateerd wordt dat de Unie in 2008 haar quota voor Atlantische en mediterrane zwaardvis, grootoogtonijn en Noord-Atlantische witte tonijn heeft onderbenut. Om rekening te houden met de door de Iccat in de quota van de Unie aangebrachte aanpassingen, is het noodzakelijk de uit die onderbenutting voortvloeiende vangstmogelijkheden over de lidstaten te spreiden op basis van het respectieve aandeel van elke lidstaat in de onderbenutting, zonder te raken aan de voor de jaarlijkse verdeling van de TAC's in de onderhavige verordening bepaalde verdeelsleutel. Tijdens deze vergadering is het herstelplan voor blauwvintonijn aangepast. Voorts heeft de Iccat een aanbeveling betreffende de instandhouding van grootoogvoshaaien aangenomen. Met het oog op de instandhouding van visbestanden is het noodzakelijk deze maatregelen uit te voeren. |
(17) |
Tijdens de derde internationale vergadering over de oprichting van een Regionale Organisatie voor het visserijbeheer op volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) in mei 2007, hebben de deelnemers tussentijdse maatregelen goedgekeurd, waaronder vangstmogelijkheden, om, in afwachting van de oprichting van deze regionale organisatie voor het visserijbeheer, de pelagische en de bodemvisserij in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan te reguleren. In november 2009 zijn deze maatregelen tijdens de achtste internationale vergadering voor de oprichting van de SPRFMO herzien. Conform het door de deelnemers bereikte akkoord zijn deze tussentijdse maatregelen vrijwillig en niet juridisch bindend uit hoofde van het internationaal recht, maar het lijkt niettemin - in het licht van soortelijke bepalingen in de VN-visbestandenovereenkomst raadzaam - deze maatregelen op te nemen in de wetgeving van de Unie. |
(18) |
Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2009 heeft de Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO) vangstbeperkingen vastgesteld voor nog eens twee visbestanden in het SEAFO-verdragsgebied. Deze vangstbeperkingen moeten in EU-recht worden omgezet. |
(19) |
Om redenen van continuïteit moet het vissersvaartuigen van bepaalde derde landen worden toegestaan onder bepaalde voorwaarden in EU-wateren te vissen, met naleving van Verordening (EG) nr. 1006/2008 en de bijbehorende uitvoeringsbepalingen. |
(20) |
Bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden kan de Raad overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1342/2008, op basis van de door de lidstaten aangebrachte gegevens alsmede een beoordeling daarover van het WTECV, bepaalde groepen vaartuigen uitsluiten van de in de betreffende verordening vastgestelde visserijinspanningsregeling, op voorwaarde dat passende gegevens over de kabeljauwvangsten en -teruggooi op de betrokken vaartuigen beschikbaar zijn, dat het percentage kabeljauwvangsten niet meer bedraagt dan 1,5 % van de totale vangsten van de groep vaartuigen en dat de opneming van de groep vaartuigen in de visserijinspanningsregeling een administratieve belasting zou teweegbrengen die niet in verhouding staat tot hun globaal effect op de kabeljauwbestanden. Polen heeft gegevens verstrekt over de kabeljauwvangsten van een groep vaartuigen die bestaat uit één vaartuig dat in de Noordzee op koolvis vist met bodemtrawls met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 100 mm. Het Verenigd Koninkrijk heeft informatie verstrekt over de kabeljauwvangsten van twee groepen vaartuigen die ten westen van Schotland gebruik maken van bodemtrawls. Op basis van deze door het WTECV geëvalueerde gegevens kan worden geconstateerd dat deze kabeljauwvangsten, inclusief teruggooi van deze groepen vaartuigen niet meer dan 1,5 % van hun totale vangst bedragen. Wanneer bovendien rekening wordt gehouden met de toepasselijke controle- en toezichtsmaatregelen, die de garantie bieden dat de visserijactiviteiten van deze groepen vaartuigen worden gevolgd en gecontroleerd, en met het feit dat de opneming van deze groepen vaartuigen een administratieve belasting zou teweegbrengen die niet in verhouding staat tot hun globaal effect op de kabeljauwbestanden, is het aangewezen deze groepen uit te sluiten van de toepassing van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1342/2008, en kunnen de inspanningbeperkingen voor de betrokken lidstaten dienovereenkomstig worden vastgesteld. |
(21) |
Overeenkomstig artikel 291 van het Verdrag moeten de maatregelen die nodig zijn voor het vaststellen van vangstbepalingen voor bepaalde kortlevende bestanden worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (36), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
-
1.Bij deze verordening worden de volgende vangstmogelijkheden vastgesteld, alsmede de voorwaarden die functioneel verbonden zijn met het gebruik van deze vangstmogelijk–heden:
— |
voor het jaar 2010, de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden, en |
— |
voor het jaar 2011, bepaalde beperkingen van de visserijinspanning en, voor de in titel II, hoofdstuk III, afdeling 2, en in de bijlagen IE en V vastgestelde perioden, de vangstmogelijkheden voor bepaalde Antarctische bestanden. |
-
2.In deze verordening worden ook voorlopige vangstmogelijkheden vastgesteld voor bepaalde visbestanden of groepen visbestanden die vallen onder de bilaterale visserijovereenkomsten met Noorwegen en de Faeröer, in afwachting van de afloop van het overleg over de regelingen voor 2010.
Artikel 2
Toepassingsgebied
-
1.Tenzij anders bepaald, is deze verordening van toepassing op:
a) |
EU-EU-vaartuigen, en |
b) |
vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land (hierna „vaartuigen van derde landen” genoemd), in EU-wateren. |
-
2.In afwijking van lid 1 geldt deze verordening, met uitzondering van voetnoot 1 bij de tabel in Deel B van bijlage V, niet voor visserijoperaties die uitsluitend worden uitgevoerd voor wetenschappelijk onderzoek dat plaatsvindt met toestemming en onder het gezag van de lidstaat waarvan het vaartuig de vlag voert, en waarvan de Commissie en de lidstaten in de wateren waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd, van te voren op de hoogte zijn gesteld. Lidstaten die voor wetenschappelijk onderzoek visserijoperaties uitvoeren, stellen de Commissie, de lidstaten in de wateren waarvan het onderzoek wordt gedaan, de ICES en het WTECV op de hoogte van alle vangsten die bij deze visserijoperaties worden gedaan.
-
3.Lid 2 geldt niet voor visserijoperaties door vaartuigen die deelnemen aan initiatieven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij wanneer voor die visserij bijkomende quota gelden.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde definities de volgende definities:
a) |
„EU-vaartuigen”: vaartuigen als gedefinieerd in artikel in artikel 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 2371/2002; |
b) |
„EU-wateren”: wateren als gedefinieerd in artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 2371/2002; |
c) |
„totaal toegestane vangsten (TAC's)”: de hoeveelheden die elk jaar van elk bestand mogen worden gevangen en aangeland; |
d) |
„quotum”: een vast aandeel van de aan de Unie, de lidstaten, of derde landen toegewezen TAC's; |
e) |
„internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen; |
f) |
„maaswijdte”: de maaswijdte zoals vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 517/2008 van de Commissie van 10 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 850/98 wat betreft de bepaling van de maaswijdte en de meting van de twijndikte van visnetten (37); |
g) |
„EU-vissersvlootregister”: het register dat door de Commissie is opgesteld overeenkomstig artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2371/2002; |
h) |
„visserijlogboek”: het logboek bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
Artikel 4
Visserijzones
Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van visserijzones:
a) |
voor de ICES-zones (International Council for the Exploration of the Sea - Internationale Raad voor het onderzoek van de zee): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 218/2009; |
b) |
voor het Skagerrak: het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust; |
c) |
voor het Kattegat: het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen; |
d) |
voor de Golf van Cadiz: het gebied van ICES-zone IXa ten oosten van 7° 23′48″ WL; |
e) |
voor de CECAF-zones (Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic - Visserijcomité voor de centraal-oostelijke Atlantische Oceaan, of FAO-gebied 34): de afbakening van Verordening (EG) nr. 216/2009; |
f) |
voor de NAFO-zones (Northwest Atlantic Fisheries Organisation - Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan): de afbakening van Verordening (EG) nr. 217/2009; |
g) |
voor de SEAFO-zones (South East Atlantic Fisheries Organisation - Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan): de afbakening van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (38); |
h) |
voor de ICCAT-zone (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas - Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen): de afbakening van het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (39); |
i) |
voor de CCAMLR-zones (Commission for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources - Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren): de afbakening van Verordening (EG) nr. 601/2004; |
j) |
voor de IATTC-zone (Inter American Tropical Tuna Convention - Interamerikaanse Commissie voor tropische tonijn): de afbakening van het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica (40); |
k) |
voor de IOTC-zone (Indian Ocean Tuna Commission - Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan): de afbakening van de Overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (41); |
l) |
voor het SPFO-gebied (South Pacific Regional Fisheries Management Organisation - Regionale visserijorganisatie voor het zuidelijke deel van de Stille Oceaan): het gebied op open zee bezuiden 10o noorderbreedte, ten noorden van het CCAMLR-verdragsgebied, ten oosten van het SIOFA-verdragsgebied, zoals vastgesteld in de Visserijovereenkomst voor de Zuid-Indische Oceaan (42), en ten westen van de gebieden die onder de visserijjurisdictie van de Zuid-Amerikaanse staten vallen; |
m) |
voor de WCPFC-zone (Western and Central Pacific Fisheries Convention - Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan): de afbakening van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (43); |
n) |
voor de diepzee van de Beringzee: het diepzeegebied van de Beringzee vanaf 200 zeemijlen van de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee van de aan de Beringzee gelegen kuststaten wordt gemeten. |
TITEL II
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR EU-VAARTUIGEN
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 5
Vangstbeperkingen en toewijzingen
-
1.De vangstbeperkingen voor EU-vaartuigen in EU-wateren of bepaalde niet-EU-wateren en de toewijzing van deze vangstbeperkingen aan de lidstaten, alsmede aanvullende voorwaarden overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96, worden vastgesteld in bijlage I.
-
2.EU-vaartuigen mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de voorschriften van artikel 12 en bijlage III van de onderhavige verordening en van Verordening (EG) nr. 1006/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, vissen in de wateren die onder de visserijjurisdictie van de Faeröer, Groenland, IJsland en Noorwegen vallen, en in de visserijzone rond Jan Mayen.
-
3.De Commissie stelt de vangstbeperkingen voor de zandspieringvisserij in de EU-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV vast volgens de regels in punt 6 van bijlage IID.
-
4.De Commissie stelt de vangstbeperkingen voor lodde in de Groenlandse wateren van de ICES-zones V en XIV voor de Unie vast op 7,7 % van de TAC voor lodde, zodra de TAC is vastgesteld.
-
5.De vangstbeperkingen voor het keverbestand in de EU-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV en voor het sprotbestand in de EU-wateren van de ICES-zones IIa en IV kunnen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure door de Commissie worden herzien in het licht van de wetenschappelijke gegevens die tijdens het eerste halfjaar van 2010 worden verzameld.
-
6.Als gevolg van een herziening van het keverbestand overeenkomstig lid 5 kunnen de vangstbeperkingen voor het wijtingbestand in de EU-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV en voor het schelvisbestand in de EU-wateren van de ICES-zones IIa, III en IV volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure door de Commissie worden herzien om rekening te houden met de industriële bijvangsten in de kevervisserij.
-
7.De Commissie kan de vangstbeperkingen voor het ansjovisbestand in ICES-zone VIII vaststellen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure in het licht van de wetenschappelijke gegevens die tijdens het eerste halfjaar van 2010 worden verzameld.
Artikel 6
Verboden soorten
Het is EU-vaartuigen verboden de onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen:
a) |
Reuzenhaai (Cetorinhus maximus) en witte haai (Carcharodon carcharias) in alle EU- en niet-EU-wateren; |
b) |
Zee-engel (Squatina squatina) in alle EU-wateren; |
c) |
Vleet (Dipturus batus) in de EU-wateren van ICES-zones IIa, III, IV, VI, VII, VIII, IX en X; |
d) |
Golfrog (Raja undulate) en witte rog (Rostroraja alba) in de EU-wateren van ICES-zones VI, VII, VIII, IX en X; en |
e) |
Haringhaai (Lamna nasus) in internationale wateren. |
Artikel 7
Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen
-
1.De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:
a) |
het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002; |
b) |
nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, of op grond van artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1006/2008; |
c) |
het aanlanden van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96; |
d) |
het inhouden van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96; |
e) |
verminderingen of kortingen op grond van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
-
2.Tenzij anders vermeld in bijlage I van deze verordening is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel zijn vastgesteld, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor analytische TAC's zijn vastgesteld.
Artikel 8
Beperkingen van de visserijinspanning
Vanaf 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2011 zijn de maatregelen tot vermindering van de visserijinspanning die zijn vastgesteld in:
a) |
bijlage IIA, van toepassing op het beheer van sommige bestanden in het Kattegat, het Skagerrak, het deel van ICES-zone IIIa dat niet behoort tot het Skagerrak en het Kattegat, de ICES-zones IV, VIa, VIIa en VIId en de EU-wateren van de ICES-zones IIa en Vb; |
b) |
bijlage IIB, van toepassing op het herstel van heek en langoustine in de ICES-zones VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cadiz; |
c) |
bijlage IIC, van toepassing op het beheer van de tongbestanden in ICES-zone VIIe; |
d) |
bijlage IID, van toepassing op het beheer van de zandspieringbestanden in de EU-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV. |
Artikel 9
Vangst- en inspanningsbeperkingen voor de diepzeevisserij
-
1.Naast de vangstbeperkingen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1359/2008 van 28 november 2008 tot vaststelling, voor 2009 en 2010, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (44), is het verboden per zeereis een totale hoeveelheid diepzeesoorten en zwarte heilbot van meer dan 100 kg te vangen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, tenzij het betrokken vaartuig in het bezit is van een diepzeevisserijdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2347/2002.
-
2.De lidstaten zien erop toe dat vaartuigen die hun vlag voeren en op hun grondgebied zijn geregistreerd, visserijactiviteiten die leiden tot de vangst en het aan boord houden van meer dan 10 ton diepzeesoorten en zwarte heilbot per kalenderjaar, slechts uitoefenen als ze in het bezit zijn van een diepzeevisserijdocument.
-
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de voor 2010 geldende visserijinspanningsniveaus, gemeten in kilowattdagen buitengaats, van vaartuigen met diepzeevisserijdocumenten niet meer bedragen dan 65 % van de gemiddelde jaarlijkse visserijinspanning van de vaartuigen van de betrokken lidstaat in 2003 op reizen tijdens welke deze vaartuigen beschikten over diepzeevisserijdocumenten en/of er diepzeesoorten, als opgesomd in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 2347/2002, werden gevangen. Dit lid is alleen van toepassing op visreizen tijdens welke meer dan 100 kg andere diepzeesoorten dan grote zilversmelt is gevangen.
Artikel 10
Voorwaarden voor de aanlanding van vangsten en bijvangsten
-
1.Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangeland mits:
a) |
die vis is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en dat quotum nog niet is opgebruikt; of |
b) |
die vis deel uitmaakt van een quotum van de Unie dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat quotum nog niet is opgebruikt. |
-
2.In afwijking van lid 1 mogen de volgende vissoorten aan boord worden gehouden en aangeland, zelfs indien de lidstaat er geen quota voor heeft of zijn quota of aandelen heeft opgebruikt:
a) |
andere soorten dan haring en makreel, mits
of |
b) |
makreel, mits
|
-
3.Alle aangelande hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het quotum van de Unie niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het quotum van de Unie, met uitzondering van de in lid 2 bedoelde vangsten.
-
4.Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig de artikelen 4 en 11 van Verordening (EG) nr. 850/98.
Artikel 11
Beperkingen op het gebruik van bepaalde vangstmogelijkheden
Van 1 mei tot en met 31 juli 2010 is het vissen op of het aan boord houden van andere maritieme organismen dan haring, makreel, sardines, horsmakreel, sprot, blauwe wijting en zilvervis verboden, en wel in het gebied dat wordt begrensd door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:
Punt |
Breedtegraad |
Lengtegraad |
1 |
52o 27' NB |
12o 19' WL |
2 |
52o 40' NB |
12o 30' WL |
3 |
52o 47' NB |
12o 39,600' WL |
4 |
52o 47' NB |
12o 56' WL |
5 |
52o 13,5' NB |
13o 53,830' WL |
6 |
51o 22' NB |
14o 24' WL |
7 |
51o 22' NB |
14o 03' WL |
8 |
52o 10' NB |
13o 25' WL |
9 |
52o 32' NB |
13o 07,500' WL |
10 |
52o 43' NB |
12o 55' WL |
11 |
52o 43' NB |
12o 43' WL |
12 |
52o 38,800' NB |
12o 37' WL |
13 |
52o 27' NB |
12o 23' WL |
14 |
52o 27' NB |
12o 19' WL |
Artikel 12
Ongesorteerde aanlanding in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en de EU-wateren van ICES-zone IIa
-
1.Wanneer de voor een lidstaat vastgestelde vangstbeperkingen voor haring in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en in de EU-wateren van ICES-zone IIa zijn opgebruikt, is het voor vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Unie geregistreerd zijn en actief zijn in de visserijtakken waarvoor de betrokken vangstbeperkingen gelden, verboden om ongesorteerde vangsten aan te landen die ook haring bevatten.
-
2.De lidstaten zien erop toe dat er een adequaat bemonsteringsprogramma bestaat voor een effectief toezicht op ongesorteerde aanlanding van soorten die zijn gevangen in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en in de EU-wateren van ICES-zone IIa.
-
3.Ongesorteerde vangsten uit de ICES-zones IIIa, IV en VIId en uit de EU-wateren van ICES-zone IIa mogen alleen worden aangeland in havens of andere aanlandingsplaatsen waar een in lid 2 bedoeld bemonsteringsprogramma van kracht is.
Artikel 13
Gegevensverstrekking
Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij deze verordening vermelde bestandscodes.
HOOFDSTUK II
Vismachtigingen in wateren van derde landen
Artikel 14
Vismachtigingen
-
1.Het maximum aantal vismachtigingen voor EU-vaartuigen in wateren van derde landen wordt vastgesteld in bijlage III.
-
2.Indien een lidstaat quota in de in bijlage III genoemde visserijzones op basis van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 aan een andere lidstaat overdraagt (uitwisseling of „swap”), worden daarbij ook de overeenkomstige vismachtigingen overgedragen en wordt de Commissie hiervan in kennis gesteld. Het in bijlage III vastgestelde totale aantal vismachtigingen per visserijzone mag echter niet worden overschreden.
HOOFDSTUK III
Vangstmogelijkheden in wateren van regionale organisaties voor visserijbeheer
Afdeling 1
ICCAT-GEBIED
Artikel 15
Beperking van het aantal vaartuigen dat op blauwvintonijn mag vissen
Voor de onderstaande vaartuigen gelden de in bijlage IV vastgestelde maximumaantallen:
— |
met de hengel of de sleeplijn vissende EU-vaartuigen die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan actief op blauwvintonijn (Thunnus thynnus) tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen; |
— |
vaartuigen die in het kader van de EU-ambachtelijke kustvisserij in de Middellandse Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen; |
— |
EU-vaartuigen die in de Adriatische Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen voor kweekdoeleinden. |
Artikel 16
Bijkomende voorwaarden voor de in bijlage ID toegekende quota voor blauwvintonijn
In aanvulling op artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 302/2009 is het in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee van 15 april tot en met 15 mei 2010 verboden met ringzegenvaartuigen op blauwvintonijn te vissen.
Artikel 17
Recreatie- en sportvisserij
De lidstaten kennen een specifiek deelquota van de hun in bijlage ID toegekende quota voor blauwvintonijn toe aan de recreatie- en sportvisserij.
Artikel 18
Haaien
-
1.In alle visserijtakken geldt een verbod op het aan boord houden, overladen en aanlanden van delen van of volledige karkassen van grootoogvoshaaien (Alopias superciliosus).
-
2.Het is verboden gericht te vissen op voshaaisoorten van het geslacht Alopias spp.
Afdeling 2
CCAMLR-GEBIED
Artikel 19
Verbodsbepalingen en vangstbeperkingen
-
1.Gerichte visserij op de in bijlage V, deel A, vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones en perioden.
-
2.Voor nieuwe en experimentele visserij worden de vangst- en bijvangstbeperkingen per deelgebied vastgelegd in bijlage V, deel B.
Artikel 20
Experimentele visserij
-
1.Een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en er geregistreerd staat, en dat bij de CCAMLR is aangemeld overeenkomstig de artikelen 7 en 7 bis van Verordening (EG) nr. 601/2004, mag deelnemen aan de experimentele visserij met de beug op Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 buiten gebieden onder nationale jurisdictie.
-
2.De vangst- en bijvangstbeperkingen in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 en de verdeling daarvan over de kleine onderzoeksvakken (Small Scale Research Units, SSRU's) in elk gebied worden vastgesteld in bijlage V, deel B. De visserijactiviteiten in een SSRU worden stopgezet zodra de gemelde vangsten de geldende vangstbeperking hebben bereikt, waarna dit vak voor de rest van het seizoen voor de visserij wordt gesloten.
-
3.De visserijactiviteiten vinden plaats in een zo groot mogelijk geografisch gebied en op zoveel verschillende diepten als mogelijk om de nodige informatie te verzamelen voor het bepalen van het visserijpotentieel en om overconcentratie van vangsten en visserijinspanning te voorkomen. In de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 is het echter verboden om te vissen op diepten van minder dan 550 m.
Artikel 21
Visserij op Antarctisch krill in het visseizoen 2010/2011
-
1.Uitsluitend de lidstaten die lid zijn van de CCAMLR mogen tijdens het visseizoen 2010/2011 in het CCAMLR-verdragsgebied op Antarctisch krill (Euphausia superba) vissen. Lidstaten die voornemens zijn om in het CCAMLR-verdragsgebied op Antarctisch krill te vissen, stellen het CCAMLR-secretariaat en de Commissie overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EG) nr. 601/2004 uiterlijk op 1 juni 2010 in kennis van:
a) |
hun voornemen om op Antarctisch krill te vissen, waarbij zij gebruik maken van het in bijlage V, deel C, vastgestelde formulier, |
b) |
de vorm van de netten, waarbij zij gebruik maken van het in bijlage V, deel D, vastgestelde formulier. |
-
2.De in lid 1 vermelde kennisgeving omvat de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde informatie voor elk vaartuig dat van de lidstaat toestemming krijgt om aan de visserij op Antarctisch krill deel te nemen.
-
3.De lidstaten die voornemens zijn om in het CCAMLR-verdragsgebied de visserij op Antarctisch krill te beoefenen, geven alleen kennis van de vaartuigen met vergunning die ten tijde van de kennisgeving hun vlag voeren.
-
4.De lidstaten mogen toestaan dat een ander vaartuig dan de overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 aan de CCAMLR gemelde vaartuigen, deelneemt aan de visserij op Antarctisch krill, wanneer een vaartuig met vergunning om legitieme operationele redenen of vanwege overmacht niet aan die visserij kan deelnemen. De betrokken lidstaten brengen in dat geval het CCAMLR-secretariaat en de Commissie onverwijld op de hoogte, met opgave van:
a) |
alle bijzonderheden over het in lid 2 bedoelde vervangende vaartuig (of de vervangende vaartuigen), inclusief de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde informatie; |
b) |
een volledig overzicht van de redenen voor de vervanging, alsmede van alle relevante ondersteunende bewijsstukken of referenties. |
-
5.De lidstaten staan niet toe dat een vaartuig dat voorkomt op een van de door de CCAMLR vastgestelde lijsten van IOO-vaartuigen, aan de visserij op Antarctisch krill deelneemt.
Artikel 22
Sluiting van de visserij
-
1.Na kennisgeving door het CCAMLR-secretariaat dat de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC is opgevist, zoals omschreven in bijlage IE, zien de lidstaten erop toe dat alle vaartuigen die onder hun vlag varen en vissen in het gebied, het beheersgebied, het deelgebied, de sector, het SSRU of een andere beheerseenheid waarvoor het bericht van sluiting geldt, al hun vistuig vóór de meegedeelde sluitingsdatum en -tijd uit het water halen.
-
2.Zodra het vaartuig een dergelijke kennisgeving ontvangt, mogen in de laatste 24 uur vóór de meegedeelde datum en tijd geen andere beugen meer worden uitgezet. Indien de kennisgeving minder dan 24 uur voor de sluitingsdatum en -tijd wordt toegezonden, mogen na ontvangst van de kennisgeving geen andere beugen worden uitgezet.
-
3.In geval van sluiting van de visserij zoals bedoeld in lid 1 vertrekken alle vaartuigen uit het visserijgebied zodra al het vistuig uit het water is gehaald.
-
4.Indien een vaartuig niet in staat is om al zijn vistuig vóór de meegedeelde sluitingsdatum en -tijd uit het water te halen vanwege:
a) |
de veiligheid van het vaartuig en de bemanning; |
b) |
de beperkingen als gevolg van slechte weersomstandigheden; |
c) |
zee-ijsbedekking; of |
d) |
de noodzaak om het milieu in de Antarctische wateren te beschermen, |
stelt het zijn vlaggenlidstaat in kennis van de situatie. De lidstaat brengt onverwijld het CCAMLR-secretariaat en de Commissie op de hoogte. Het vaartuig doet niettemin al het mogelijke om zijn vistuig zo spoedig mogelijk uit het water te halen.
-
5.Indien lid 4 van toepassing is, stellen de lidstaten een onderzoek in naar de activiteiten van het vaartuig en stellen zij uiterlijk tegen de volgende CCAMLR-vergadering het CCAMLR-secretariaat en de Commissie overeenkomstig hun interne procedures in kennis van hun bevindingen. In het eindverslag wordt beoordeeld of het vaartuig binnen de grenzen van de redelijkheid al het mogelijke heeft gedaan om al zijn vistuig uit het water te halen:
a) |
uiterlijk op de meegedeelde sluitingsdatum en -tijd; en |
b) |
zo spoedig mogelijk na de in lid 4 bedoelde kennisgeving. |
-
6.Indien een vaartuig het gesloten gebied niet verlaat zodra al het vistuig uit het water is gehaald, ziet de vlaggenlidstaat erop toe dat het CCAMLR-secretariaat en de Commissie op de hoogte worden gebracht.
Afdeling 3
IOTC-GEBIED
Artikel 23
Beperking van de visserijcapaciteit van vaartuigen die in het IOTC-gebied vissen
-
1.Het maximum aantal EU-vaartuigen dat in het IOTC-gebied op tropische tonijn vist, en de overeenkomstige in brutotonnage (GT) uitgedrukte capaciteit, wordt vastgesteld in bijlage VI, punt 1.
-
2.Het maximum aantal EU-vaartuigen dat in het IOTC-gebied op zwaardvis (Xiphias gladius) en witte tonijn (Thunnus alalunga) vist, en de overeenkomstige in GT uitgedrukte capaciteit, worden vastgesteld in bijlage VI, punt 2.
-
3.De lidstaten kunnen het in de leden 1 en 2 bedoelde aantal vaartuigen, per type vistuig, wijzigen, mits zij ten genoegen van de Commissie kunnen aantonen dat deze wijziging niet tot een stijging van de visserijinspanning voor de betrokken visbestanden leidt.
-
4.De lidstaten zorgen er bij een voorgestelde overdracht van capaciteit naar hun vloot voor dat de over te dragen vaartuigen voorkomen in het vaartuigenregister van de IOTC of van andere regionale tonijnvisserijorganisaties. Vaartuigen die voorkomen op de lijst van vaartuigen die onwettige, ongereglementeerde en niet-aangegeven visserijactiviteiten verrichten (IOO-vaartuigen) van een regionale organisatie voor visserijbeheer, mogen niet worden overgedragen.
-
5.Rekening houdend met de uitvoering van de bij de IOTC ingediende ontwikkelingsplannen, kunnen de lidstaten de in dit artikel bedoelde maxima van de visserijcapaciteit slechts verhogen binnen de in die ontwikkelingsplannen bepaalde grenzen.
Afdeling 4
SFPO-GEBIED
Artikel 24
Pelagische visserij - capaciteitsbeperking
De lidstaten die in 2007, 2008 of 2009 actief pelagische visserijactiviteiten hebben uitgeoefend in het SFPO-verdragsgebied, beperken de totale GT van de vaartuigen die hun vlag voeren en die op pelagische bestanden vissen in 2010 tot het niveau van 78 610 GT in het SFPO-verdragsgebied, en wel zodanig dat de duurzame exploitatie van de pelagische visbestanden in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan is gewaarborgd.
Artikel 25
Pelagische visserij - vangstbeperkingen
-
1.Alleen de lidstaten die, zoals omschreven in artikel 24, actief pelagische visserijactiviteiten hebben uitgeoefend in het SFPO-verdragsgebied in 2007, 2008 of 2009, mogen in dit gebied op pelagische bestanden vissen met de in bijlage IJ vastgestelde vangstbeperkingen.
-
2.De lidstaten stellen de Commissie maandelijks in kennis van de naam en de kenmerken, met inbegrip van de GT, van hun vaartuigen die betrokken zijn bij de in dit artikel bedoelde visserij.
-
3.Voor het toezicht op de in dit artikel bedoelde visserij sturen de lidstaten de Commissie, ter toezending aan het interim-secretariaat van de SPRFMO, VMS-gegevens, maandelijkse vangstaangiften, en indien voorhanden, gegevens over aanloophavens uiterlijk de 15e dag van de maand volgend op de maand waarop de gegevens betrekking hebben.
Artikel 26
Bodemvisserij
De lidstaten beperken de bodemvisserijinspanning of de uit die visserij voortkomende vangsten in het SPFO-gebied tot het gemiddelde van de jaarlijkse hoeveelheden in de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006, wat betreft het aantal vissersvaartuigen en andere parameters die een maatstaf zijn voor de vangsthoeveelheid, de visserijinspanning en de visserijcapaciteit, en tot de delen van het SFPO-gebied waar tijdens het vorige visseizoen bodemvisserij heeft plaatsgevonden.
Afdeling 5
IATTC-GEBIED
Artikel 27
Ringzegenvisserij
-
1.De visserij met ringzegens op geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) of gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) is verboden:
a) |
van hetzij 29 juli tot en met 28 september 2010, hetzij van 10 november 2010 tot en met 18 januari 2011 in het gebied dat wordt begrensd door:
|
b) |
van 29 september tot en met 29 oktober 2010 in het gebied dat wordt begrensd door:
|
-
2.De betrokken lidstaten delen de Commissie vóór 1 april 2010 de in lid 1, onder a), bedoelde periode mee waarin de visserijactiviteiten worden stilgelegd. Alle ringzegenvissers van de betrokken lidstaten moeten de visserij met de ringzegen in het beschreven gebied en gedurende de vastgestelde periode stopzetten.
-
3.Ringzegenvissers die in IATTC-gebied vissen, moeten alle gevangen grootoogtonijnen, gestreepte tonijnen en geelvintonijnen aan boord houden en aanlanden, behalve vis die om andere redenen dan de grootte als ongeschikt voor menselijke consumptie wordt beschouwd. Eén uitzondering vormt de laatste vangst van een reis, wanneer misschien onvoldoende ruimte is overgebleven om alle bij die vangst gevangen tonijn op te slaan.
Afdeling 6
SEAFO-GEBIED
Artikel 28
Maatregelen ter bescherming van diepzeehaaien
De gerichte visserij op de volgende diepzeehaaien in het SEAFO-verdragsgebied is verboden: roggen (Rajidae), doornhaai (Squalus acanthias), gevlekte gladde lantaarnhaai (Etmopterus bigelowi), kortstaartlantaarnhaai (Etmopterus brachyurus), grote lantaarnhaai (Etmopterus princeps), gladde lantaarnhaai (Etmopterus pusillus), spookkathaai (Apristurus manis), fluweelijshaai (Scymnodon squamulosus) en diepzeehaaien van de superorde Selachimorpha (haaien).
Afdeling 7
WCPFC-GEBIED
Artikel 29
Beperkingen van de visserijinspanning voor geelvintonijn, grootoogtonijn, gestreepte tonijn en witte tonijn
De lidstaten zien erop toe dat de totale inspanning bij de visserij op grootoogtonijn (Thunnus obesus), geelvintonijn (Thunnus albacares), gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) en witte tonijn (Thunnus alalunga) in het WCPFC-gebied wordt beperkt tot de visserijinspanning die in partnerschapsovereenkomsten tussen de Unie en kuststaten in de regio is overeengekomen.
Artikel 30
Gesloten gebied voor de visserij met visconcentratievoorzieningen (FAD's)
-
1.In het gedeelte van het WCPFC-gebied tussen 20°NB en 20°ZB zijn visserijactiviteiten van ringzegenvaartuigen die gebruik maken van FAD's verboden tussen 1 juli 2010, 00.00 uur en 30 september 2010, 24.00 uur. In die periode mogen ringzegenvaartuigen in dat gedeelte van het WCPFC-gebied alleen visserijactiviteiten verrichten indien zich aan boord een waarnemer bevindt die erop toeziet dat het vaartuig op geen enkel ogenblik:
a) |
een FAD of soortgelijk elektronisch apparaat gebruikt of in dienst heeft, |
b) |
met behulp van FAD's vist op scholen. |
-
2.Alle ringzegenvaartuigen die in het in lid 1 bedoelde gedeelte van het WCPFC-gebied vissen, houden alle grootoogtonijn, geelvintonijn en gestreepte tonijn aan boord en landen deze aan of laden deze over.
-
3.Lid 2 geldt niet in de volgende gevallen:
a) |
tijdens de laatste trek van een visreis, indien onvoldoende ruimte is overgebleven om al deze vis op te slaan, |
b) |
wanneer de vis om andere dan met de grootte verband houdende redenen niet geschikt is voor menselijke consumptie, of |
c) |
wanneer zich een ernstige storing van de koelinstallatie voordoet. |
Artikel 31
Beperking van het aantal vaartuigen dat op zwaardvis mag vissen
Het maximum aantal EU-vaartuigen dat in de gebieden bezuiden 20° ZB van het WCPFC-gebied op zwaardvis (Xiphias gladius) mag vissen, wordt vastgesteld in bijlage VII.
Afdeling 8
Beringzee
Artikel 32
Verbod op de visserij in de diepzee van de Beringzee
De visserij op alaskakoolvis (Theragra chalcogramma) in de diepzee van de Beringzee is verboden.
TITEL III
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN EU-WATEREN
Artikel 33
Vangstbeperkingen
Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Noorwegen, alsook vissersvaartuigen die op de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde vangstbeperkingen en de in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1006/2008 en de onderhavige titel vastgestelde voorwaarden, in EU-wateren vissen.
Artikel 34
Vismachtigingen
-
1.Het maximum aantal vismachtigingen voor vaartuigen van derde landen die in EU-wateren vissen, wordt vastgesteld in bijlage VIII.
-
2.Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangeland mits die vis is gevangen met vaartuigen van derde landen die een quotum hebben en dat quotum niet is opgebruikt.
Artikel 35
Verboden soorten
Het is vaartuigen van derde landen verboden de onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen:
a) |
reuzenhaai (Cetorinhus maximus) en witte haai (Carcharodon carcharias) in alle EU-wateren; |
b) |
zee-engel (Squatina squatina) in alle EU-wateren; |
c) |
vleet (Dipturus batis) in de EU-wateren van ICES-zones IIa, III, IV, VI, VII, VIII, IX en X, en |
d) |
golfrog (Raja undulata) en witte rog (Rostroraja alba) in de EU-wateren van ICES-zones VI, VII, VIII, IX en X. |
TITEL IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 36
Wijziging van Verordening (EG) nr. 1359/2008
In deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1359/2008 worden de gegevens betreffende grenadiervis in wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van ICES-subsectie III vallen, vervangen door:
„Soort: |
Grenadiervis Coryphaenoides rupestris |
Gebied: |
III (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) (45) (RNG/03-) |
|
Jaar |
2009 |
2010 |
||
Denemarken |
804 |
804 |
||
Duitsland |
5 |
5 |
||
Zweden |
41 |
41 |
||
EU |
850 |
850 |
Artikel 37
Wijziging van Verordening (EG) nr. 754/2009
In artikel 1 van Verordening (EG) nr. 754/2009 worden de volgende punten toegevoegd:
„c) |
de in het Britse verzoek van 18 juni 2009 aangegeven groep onder Britse vlag varende vaartuigen die in het gebied ten westen van Schotland, in het bijzonder in de Minch (statistische vakken van de ICES 42 E3, 42 E4, 43 E3, 43 E4, 44 E3, 44 E4, 45 E3) gericht op langoustine vissen met bodemtrawls en zegennetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm; |
d) |
de in het Britse verzoek van 18 juni 2009 aangegeven groep onder Britse vlag varende vaartuigen die in het gebied ten westen van Schotland, in het bijzonder in de Firth of Clyde (statistische vakken van de ICES 39 E5 en 40 E5) gericht op langoustine vissen met bodemtrawls en zegennetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm; |
e) |
de in het Poolse verzoek van 24 april 2009, aangevuld bij brief van 11 juli 2009, aangegeven groep onder Poolse vlag varende vaartuigen die in de Noordzee en de EU-wateren van ICES-zone IIa gericht op koolvis vissen met bodemtrawls met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 100 mm onder voltijds toezicht door waarnemers.”. |
Artikel 38
Wijziging van Verordening (EG) nr. 1226/2009
Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1226/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en van de bij die visserij in acht te nemen voorschriften (46) wordt vervangen door:
„Artikel 2
Toepassingsgebied
-
1.Deze verordening is van toepassing op communautaire vissersvaartuigen (communautaire vaartuigen) die in de Oostzee opereren.
-
2.In afwijking van lid 1 geldt deze verordening niet voor visserijoperaties die uitsluitend worden uitgevoerd voor wetenschappelijk onderzoek dat plaatsvindt met toestemming en onder het gezag van de lidstaat waarvan het betrokken vaartuig de vlag voert, en waarvan de Commissie en de lidstaten in de wateren waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd, van te voren op de hoogte zijn gesteld. Lidstaten die voor wetenschappelijk onderzoek visserijoperaties uitvoeren, stellen de Commissie, de lidstaten in de wateren waarvan het onderzoek wordt gedaan, de ICES en het WTECV op de hoogte van alle vangsten die bij deze visserijoperaties worden gedaan.
-
3.Lid 2 geldt niet voor visserijoperaties, uitgevoerd door vaartuigen die deelnemen aan initiatieven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij wanneer voor die visserij bijkomende quota gelden.”.
Artikel 39
Wijziging van Verordening(EG) nr. 1287/2009
Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1287/2009 (47) van de Raad van 27 november 2009 tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden welke in de Zwarte Zee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften wordt vervangen door:
„Artikel 2
Toepassingsgebied
-
1.Deze verordening is van toepassing op communautaire vissersvaartuigen (communautaire vaartuigen) die in de Zwarte Zee opereren.
-
2.In afwijking van lid 1 geldt deze verordening niet voor visserij-operaties die uitsluitend worden uitgevoerd voor wetenschappelijk onderzoek dat plaatsvindt met toestemming en onder het gezag van de lidstaat waarvan het betrokken vaartuig de vlag voert, en waarvan de Commissie en de lidstaten in de wateren waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd, van te voren op de hoogte zijn gesteld. Lidstaten die voor wetenschappelijk onderzoek visserij-operaties uitvoeren, stellen de Commissie, de lidstaten in de wateren waarvan het onderzoek wordt gedaan, de ICES en het WTECV op de hoogte van alle vangsten die bij deze visserij-operaties worden gedaan.
-
3.Lid 2 geldt niet voor visserij-operaties, uitgevoerd door vaartuigen die deelnemen aan initiatieven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij wanneer voor die visserij bijkomende quota gelden.”.
Artikel 40
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.
Op vangstmogelijkheden voor het CCAMLR-gebied die gelden voor perioden die ingaan vóór 1 januari 2010, zijn titel II, hoofdstuk III, afdeling 2, en de bijlagen IE en V van toepassing met ingang van de datum waarop de betrokken vangstmogelijkheden van toepassing zijn.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 januari 2010
Voor de Raad
De voorzitter
-
M.A. MORATINOS
-
Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (PB L 226 van 29.8.1980, blz. 48).
-
Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de Regering van Denemarken en de plaatselijke Regering van de Faeröer, anderzijds (PB L 226 van 29.8.1980, blz. 12).
-
Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 4) en Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de partnerschapsovereenkomst (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 9).
-
Gesloten bij Besluit 2002/738/EG van de Raad (PB L 234 van 31.8.2002, blz. 39).
-
De Europese Gemeenschap trad toe bij Besluit 86/238/EEG van de Raad (PB L 162 van 18.6.1986, blz. 33).
-
Gesloten bij Besluit 2006/539/EG van de Raad (PB L 224 van 16.8.2006, blz. 22).
-
De Gemeenschap trad toe bij Besluit 95/399/EG van de Raad (PB L 236 van 5.10.1995, blz. 24).
-
Gesloten bij Besluit 2008/780/EG van de Raad (PB L 268 van 9.10.2008, blz. 27).
-
De Europese Gemeenschap trad toe bij Besluit 2005/75/EG van de Raad (PB L 32 van 4.2.2005, blz. 1).
-
In afwachting van overleg tussen de Europese Unie en Noorwegen mag niet gericht op grenadiervis worden gevist in ICES-zone IIIa.”
BIJLAGE I
VANGSTBEPERKINGEN, PER SOORT EN PER GEBIED (IN TON LEVEND GEWICHT, TENZIJ ANDERS VERMELD), VOOR EU-VAARTUIGEN IN GEBIEDEN MET VANGSTBEPERKINGEN EN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN DE EU-WATEREN
Alle in deze bijlage vastgestelde vangstbeperkingen worden als quota beschouwd voor de toepassing van artikel 5 van deze verordening en vallen derhalve onder het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1224/2009, met name de artikelen 33 en 34.
Tenzij anders bepaald zijn de verwijzingen naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones.
Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. In de onderstaande overzichtstabel staan naast de in deze verordening gebruikte wetenschappelijke namen de corresponderende gewone namen vermeld:
Wetenschappelijke benaming |
Drielettercode |
Gewone naam |
Amblyraja radiata |
RJR |
Sterrog |
Ammodytes spp. |
SAN |
Zandspieringen |
Argentina silus |
ARU |
Grote zilvervis |
Beryx spp. |
ALF |
Beryciden |
Brosme brosme |
USK |
Lom |
Centrophorus squamosus |
GUQ |
Donkere doornhaai |
Centroscymnus coelolepis |
CYO |
Portugese hondshaai |
Chaceon (Geryon) quinquedens |
CRR |
Rode diepzeekrabben |
Champsocephalus gunnari |
ANI |
IJsvis |
Chionoecetes spp. |
PCR |
Sneeuwkrabben |
Clupea harengus |
HER |
Haring |
Coryphaenoides rupestris |
RNG |
Grenadiervis |
Dalatias licha |
SCK |
Zwarte haai |
Deania calcea |
DCA |
Spitssnuitsnavelhaai |
Dipturus batis |
RJB |
Vleet |
Dissostichus eleginoides |
TOP |
Zwarte patagonische ijsvis |
Engraulis encrasicolus |
ANE |
Ansjovis |
Etmopterus princeps |
ETR |
Grote lantaarnhaai |
Etmopterus pusillus |
ETP |
Gladde lantaarnhaai |
Euphausia superba |
KRI |
Antarctisch krill |
Gadus morhua |
COD |
Kabeljauw |
Galeorhinus galeus |
GAG |
Ruwe haai |
Glyptocephalus cynoglossus |
WIT |
Witje |
Hippoglossoides platessoides |
PLA |
Amerikaanse schol |
Hippoglossus hippoglossus |
HAL |
Heilbot |
Hoplostethus atlanticus |
ORY |
Atlantische slijmkop |
Illex illecebrosus |
SQI |
Kortvinnige pijlinktvis |
Lamna nasus |
POR |
Haringhaai |
Lepidonotothen squamifrons |
NOS |
Grijze zuidpoolkabeljauw |
Lepidorhombus spp. |
LEZ |
Scharretongen |
Leucoraja circularis |
RJI |
Zandrog |
Leucoraja fullonica |
RJF |
Kaardrog |
Leucoraja naevus |
RJN |
Grootoogrog |
Limanda ferruginea |
YEL |
Geelstaartschar |
Limanda limanda |
DAB |
Schar |
Lophiidae |
ANF |
Zeeduivels |
Macrourus spp. |
GRV |
Grenadiers |
Makaira nigricans |
BUM |
Blauwe marlijn |
Mallotus villosus |
CAP |
Lodde |
Martialia hyadesi |
SQS |
Pijlinktvis |
Melanogrammus aeglefinus |
HAD |
Schelvis |
Merlangius merlangus |
WHG |
Wijting |
Merluccius merluccius |
HKE |
Heek |
Micromesistius poutassou |
WHB |
Blauwe wijting |
Microstomus kitt |
LEM |
Tongschar |
Molva dypterygia |
BLI |
Blauwe leng |
Molva molva |
LIN |
Leng |
Nephrops norvegicus |
NEP |
Langoustine |
Pandalus borealis |
PRA |
Noordse garnaal |
Paralomis spp. |
PAI |
Krabben |
Penaeus spp. |
PEN |
Peneide garnalen |
Platichthys flesus |
FLE |
Bot |
Pleuronectes platessa |
PLE |
Schol |
Pleuronectiformes |
FLX |
Platvis |
Pollachius pollachius |
POL |
Pollak |
Pollachius virens |
POK |
Koolvis |
Psetta maxima |
TUR |
Tarbot |
Raja brachyura |
RJH |
Blonde rog |
Raja clavata |
RJC |
Stekelrog |
Raja (Dipturus) nidarosiensis |
JAD |
Noorse rog |
Raja microocellata |
RJE |
Kleinoogrog |
Raja montagui |
RJM |
Gevlekte rog |
Raja undulata |
RJA |
Golfrog |
Rajiformes - Rajidae |
SRX-RAJ |
Roggen |
Reinhardtius hippoglossoides |
GHL |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
Rostroraja alba |
RJA |
Witte rog |
Scomber scombrus |
MAC |
Makreel |
Scophthalmus rhombus |
BLL |
Griet |
Sebastes spp. |
RED |
Roodbaarzen |
Solea solea |
SOL |
Tong |
Sole idae |
SOX |
Tongen |
Sprattus sprattus |
SPR |
Sprot |
Squalus acanthias |
DGS |
Doornhaai |
Tetrapturus albidus |
WHM |
Witte marlijn |
Thunnus maccoyii |
SBF |
Zuidelijke blauwvintonijn |
Thunnus obesus |
BET |
Grootoogtonijn |
Thunnus thynnus |
BFT |
Blauwvintonijn |
Trachurus spp. |
JAX |
Horsmakrelen |
Trisopterus esmarkii |
NOP |
Kever |
Urophycis tenuis |
HKW |
Witte heek |
Xiphias gladius |
SWO |
Zwaardvis |
De onderstaande concordantietabel van gewone benamingen en wetenschappelijke benamingen wordt uitsluitend ter verduidelijking gegeven:
Amerikaanse schol |
PLA |
Hippoglossoides platessoides |
Ansjovis |
ANE |
Engraulis encrasicolus |
Antarctisch krill |
KRI |
Euphausia superba |
Atlantische slijmkop |
ORY |
Hoplostethus atlanticus |
Beryciden |
ALF |
Beryx spp. |
Blauwe leng |
BLI |
Molva dypterygia |
Blauwe marlijn |
BUM |
Makaira nigricans |
Blauwe wijting |
WHB |
Micromesistius poutassou |
Blauwvintonijn |
BFT |
Thunnus thynnus |
Blonde rog |
RJH |
Raja brachyura |
Bot |
FLE |
Platichthys flesus |
Donkere doornhaai |
GUQ |
Centrophorus squamosus |
Doornhaai |
DGS |
Squalus acanthias |
Geelstaartschar |
YEL |
Limanda ferruginea |
Gevlekte rog |
RJM |
Raja montagui |
Gladde lantaarnhaai |
ETP |
Etmopterus pusillus |
Golfrog |
RJU |
Raja undulata |
Grenadiers |
GRV |
Macrourus spp. |
Grenadiervis |
RNG |
Coryphaenoides rupestris |
Griet |
BLL |
Scophthalmus rhombus |
Grijze zuidpoolkabeljauw |
NOS |
Lepidonotothen squamifrons |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
GHL |
Reinhardtius hippoglossoides |
Grootoogrog |
RJN |
Leucoraja naevus |
Grootoogtonijn |
BET |
Thunnus obesus |
Grote lantaarnhaai |
ETR |
Etmopterus princeps |
Grote zilvervis |
ARU |
Argentina silus |
Haring |
HER |
Clupea harengus |
Haringhaai |
POR |
Lamna nasus |
Heek |
HKE |
Merluccius merluccius |
Heilbot |
HAL |
Hippoglossus hippoglossus |
Horsmakrelen |
JAX |
Trachurus spp. |
IJsvis |
ANI |
Champsocephalus gunnari |
Kaardrog |
RJF |
Leucoraja fullonica |
Kabeljauw |
COD |
Gadus morhua |
Kever |
NOP |
Trisopterus esmarkii |
Kleinoogrog |
RJE |
Raja microocellata |
Koolvis |
POK |
Pollachius virens |
Kortvinnige pijlinktvis |
SQI |
Illex illecebrosus |
Krabben |
PAI |
Paralomis spp. |
Langoustine |
NEP |
Nephrops norvegicus |
Leng |
LIN |
Molva molva |
Lodde |
CAP |
Mallotus villosus |
Lom |
USK |
Brosme brosme |
Makreel |
MAC |
Scomber scombrus |
Noordse garnaal |
PRA |
Pandalus borealis |
Noorse rog |
JAD |
Raja (Dipturus) nidarosiensis |
Peneide garnalen |
PEN |
Penaeus spp. |
Pijlinktvis |
SQS |
Martialia hyadesi |
Platvis |
FLX |
Pleuronectiformes |
Pollak |
POL |
Pollachius pollachius |
Portugese hondshaai |
CYO |
Centroscymnus coelolepis |
Rode diepzeekrabben |
CRR |
Chaceon (Geryon) quinquedens |
Roggen |
SRX-RAJ |
Rajiformes - Rajidae |
Roodbaarzen |
RED |
Sebastes spp. |
Ruwe haai |
GAG |
Galeorhinus galeus |
Schar |
DAB |
Limanda limanda |
Scharretongen |
LEZ |
Lepidorhombus spp. |
Schelvis |
HAD |
Melanogrammus aeglefinus |
Schol |
PLE |
Pleuronectes platessa |
Sneeuwkrabben |
PCR |
Chionoecetes spp. |
Spitssnuitsnavelhaai |
DCA |
Deania calcea |
Sprot |
SPR |
Sprattus sprattus |
Stekelrog |
RJC |
Raja clavata |
Sterrog |
RJR |
Ambliraja radiata |
Tarbot |
TUR |
Psetta maxima |
Tong |
SOL |
Solea solea |
Tongen |
SOX |
Sole idae. |
Tongschar |
LEM |
Microstomus kitt |
Vleet |
RJB |
Dipturus Batis |
Wijting |
WHG |
Merlangius merlangus |
Witje |
WIT |
Glyptocephalus cynoglossus |
Witte heek |
HKW |
Urophycis tenuis |
Witte marlijn |
WHM |
Tetrapturus albidus |
Witte rog |
RJA |
Rostroraja alba |
Zandrog |
RJI |
Leucoraja circularis |
Zandspieringen |
SAN |
Ammodytes spp. |
Zeeduivels |
ANF |
Lophiidae |
Zuidelijke blauwvintonijn |
SBF |
Thunnus maccoyii |
Zwaardvis |
SWO |
Xiphias gladius |
Zwarte haai |
SCK |
Dalatias licha |
Zwarte patagonische ijsvis |
TOP |
Dissostichus elegionoides |
BIJLAGE IA
Skagerrak, Kattegat, ICES-zones I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV, EU-wateren van CECAF en wateren van Frans Guyana
Soort: |
Zandspiering Ammodytides |
Gebied: |
Noorse wateren van IV (SAN/04-N.) |
||
Denemarken |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Zandspiering Ammodytidae |
Gebied: |
EU-wateren van IIa, IIIa en IV (2) (SAN/2A3A4.) |
||
Denemarken |
108 834 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
2 379 |
||||
Duitsland |
166 |
||||
Zweden |
3 996 |
||||
EU |
115 375 |
||||
TAC |
200 000 |
Soort: |
Grote zilvervis Argentina silus |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van I en II (ARU/1/2.) |
||
Duitsland |
30 |
||||
Frankrijk |
10 |
||||
Nederland |
24 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
48 |
||||
EU |
112 |
||||
TAC |
112 |
Soort: |
Grote zilvervis Argentina silus |
Gebied: |
EU-wateren van III en IV (ARU/3/4.) |
||
Denemarken |
1 134 |
||||
Duitsland |
11 |
||||
Frankrijk |
8 |
||||
Ierland |
8 |
||||
Nederland |
53 |
||||
Zweden |
44 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
20 |
||||
EU |
1 278 |
||||
TAC |
1 278 |
Soort: |
Grote zilvervis Argentina silus |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van V, VI en VII (ARU/567.) |
||
Duitsland |
389 |
||||
Frankrijk |
8 |
||||
Ierland |
360 |
||||
Nederland |
4 057 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
285 |
||||
EU |
5 099 |
||||
TAC |
5 099 |
Soort: |
Lom Brosme brosme |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van I, II en XIV (USK/1214EI.) |
||
Duitsland |
6 |
||||
Frankrijk |
6 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
6 |
||||
Overige |
3 |
||||
EU |
21 |
||||
TAC |
21 |
Soort: |
Lom Brosme brosme |
Gebied: |
EU-wateren van III (USK/03-C.) |
||
Denemarken |
12 |
||||
Zweden |
6 |
||||
Duitsland |
6 |
||||
EU |
24 |
||||
TAC |
24 |
Soort: |
Lom Brosme brosme |
Gebied: |
EU-wateren van IV (USK/04-C.) |
||
Denemarken |
53 |
||||
Duitsland |
16 |
||||
Frankrijk |
37 |
||||
Zweden |
5 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
80 |
||||
Overige |
5 |
||||
EU |
196 |
||||
TAC |
196 |
Soort: |
Lom Brosme brosme |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van V, VI en VII (USK/567EI.) |
||
Duitsland |
4 |
||||
Spanje |
14 |
||||
Frankrijk |
165 |
||||
Ierland |
16 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
80 |
||||
Overige |
4 |
||||
EU |
283 |
||||
TAC |
3 217 |
Soort: |
Lom Brosme brosme |
Gebied: |
Noorse wateren van IV (USK/04-N.) |
||
België |
0 |
||||
Denemarken |
0 |
||||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Nederland |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Haring (8) Clupea harengus |
Gebied: |
IIIa (HER/03A.) |
||
Denemarken |
10 147 |
||||
Duitsland |
163 |
||||
Zweden |
10 614 |
||||
EU |
20 924 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Haring (10) Clupea harengus |
Gebied: |
EU-wateren van IV benoorden 53° 30'NB (HER/04A.), (HER/04B.) |
||
Denemarken |
15 259 |
||||
Duitsland |
9 595 |
||||
Frankrijk |
6 547 |
||||
Nederland |
14 637 |
||||
Zweden |
1 131 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
16 429 |
||||
EU |
63 598 |
||||
TAC |
niet relevant |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Noorse wateren bezuiden 62°NB (HER/04-N.) |
||
Zweden |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
niet relevant |
Soort: |
Haring (14) Clupea harengus |
Gebied: |
Bijvangsten in IIIa (HER/03A-BC) |
||
Denemarken |
4 652 |
||||
Duitsland |
42 |
||||
Zweden |
748 |
||||
EU |
5 442 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Haring (16) Clupea harengus |
Gebied: |
Bijvangsten in de EU-wateren van IIa en IV; VIId (HER/2A47DX) |
||
België |
51 |
||||
Denemarken |
9 948 |
||||
Duitsland |
51 |
||||
Frankrijk |
51 |
||||
Nederland |
51 |
||||
Zweden |
49 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
189 |
||||
EU |
10 390 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Haring (18) Clupea harengus |
Gebied: |
VIId; IVc (19) (HER/4CXB7D.) |
||
België |
4 615 |
||||
Denemarken |
218 |
||||
Duitsland |
137 |
||||
Frankrijk |
3 550 |
||||
Nederland |
5 557 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
1 242 |
||||
EU |
15 319 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van Vb, VIb en VIaN (22) (HER/5B6ANB) |
||
Duitsland |
1 533 |
||||
Frankrijk |
290 |
||||
Ierland |
2 072 |
||||
Nederland |
1 533 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
8 287 |
||||
EU |
13 715 |
||||
TAC |
24 420 |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
VIIb; VIIc; VIaS (24) (HER/6AS7BC) |
||
Ierland |
6 774 |
||||
Nederland |
677 |
||||
EU |
7 451 |
||||
TAC |
7 451 |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
VI Clyde (25) (HER/06ACL.) |
||
Verenigd Koninkrijk |
720 |
||||
EU |
720 |
||||
TAC |
720 |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
VIIa (26) (HER/07A/MM) |
||
Ierland |
1 250 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
3 550 |
||||
EU |
4 800 |
||||
TAC |
4 800 |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
VIIe en VIIf (HER/7EF.) |
||
Frankrijk |
500 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
500 |
||||
EU |
1 000 |
||||
TAC |
1 000 |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
VIIg (27), VIIh (27), VIIj (27)en VIIk (27) (HER/7G-K.) |
||
Duitsland |
113 |
||||
Frankrijk |
627 |
||||
Ierland |
8 770 |
||||
Nederland |
627 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
13 |
||||
EU |
10 150 |
||||
TAC |
10 150 |
Soort: |
Ansjovis Engraulis encrasicolus |
Gebied: |
VIII (ANE/08.) |
||
Spanje |
6 300 |
||||
Frankrijk |
700 |
||||
EU |
7 000 |
||||
TAC |
7 000 |
Soort: |
Ansjovis Engraulis encrasicolus |
Gebied: |
IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (ANE/9/3411) |
||
Spanje |
3 826 |
||||
Portugal |
4 174 |
||||
EU |
8 000 |
||||
TAC |
8 000 |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
Skagerrak (COD/03AN.) |
||
België |
7 |
||||
Denemarken |
2 140 |
||||
Duitsland |
54 |
||||
Nederland |
13 |
||||
Zweden |
374 |
||||
EU |
2 588 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
Kattegat (COD/03AS.) |
||
Denemarken |
234 |
||||
Duitsland |
5 |
||||
Zweden |
140 |
||||
EU |
379 |
||||
TAC |
379 |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV; het gedeelte van IIIa dat niet bij het Skagerrak en het Kattegat hoort (COD/2A3AX4) |
||
België |
553 |
||||
Denemarken |
3 178 |
||||
Duitsland |
2 015 |
||||
Frankrijk |
683 |
||||
Nederland |
1 796 |
||||
Zweden |
21 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
7 290 |
||||
EU |
15 536 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
Noorse wateren bezuiden 62° NB (COD/04-N.) |
||
Zweden |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
niet relevant |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
VIb; EU-wateren en internationale wateren van Vb ten westen van 12° 00WL en van XII en XIV (COD/561214) |
||
België |
0 |
||||
Duitsland |
1 |
||||
Frankrijk |
13 |
||||
Ierland |
18 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
48 |
||||
EU |
80 |
||||
TAC |
80 |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
VIa; EU-wateren en internationale wateren van Vb ten oosten van 12° 00 WL (COD/5B6A-C) |
||
België |
0 |
||||
Duitsland |
4 |
||||
Frankrijk |
38 |
||||
Ierland |
53 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
145 |
||||
EU |
240 |
||||
TAC |
240 |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
VIIa (COD/07A.) |
||
België |
9 |
||||
Frankrijk |
25 |
||||
Ierland |
444 |
||||
Nederland |
2 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
194 |
||||
EU |
674 |
||||
TAC |
674 |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
VIIb-c, VIIe-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (COD/7XAD34) |
||
België |
167 |
||||
Frankrijk |
2 735 |
||||
Ierland |
825 |
||||
Nederland |
1 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
295 |
||||
EU |
4 023 |
||||
TAC |
4 023 |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
VIId (COD/07D.) |
||
België |
47 |
||||
Frankrijk |
916 |
||||
Nederland |
27 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
101 |
||||
EU |
1 091 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Haringhaai Lamna nasus |
Gebied: |
EC-wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X en XII (POR/3-12) |
||
Denemarken |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Duitsland |
0 |
||||
Ierland |
0 |
||||
Spanje |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
niet relevant |
Soort: |
Scharretongen Lepidorhombus spp. |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (LEZ/2AC4-C) |
||
België |
5 |
||||
Denemarken |
5 |
||||
Duitsland |
5 |
||||
Frankrijk |
29 |
||||
Nederland |
23 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
1 690 |
||||
EU |
1 757 |
||||
TAC |
1 757 |
Soort: |
Scharretongen Lepidorhombus spp. |
Gebied: |
VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (LEZ/561 214) |
||
Spanje |
350 |
||||
Frankrijk |
1 364 |
||||
Ierland |
399 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
966 |
||||
EU |
3 079 |
||||
TAC |
3 079 |
Soort: |
Scharretongen Lepidorhombus spp. |
Gebied: |
VII (LEZ/07.) |
||
België |
494 |
||||
Spanje |
5 490 |
||||
Frankrijk |
6 663 |
||||
Ierland |
3 029 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
2 624 |
||||
EU |
18 300 |
||||
TAC |
18 300 |
Soort: |
Scharretongen Lepidorhombus spp. |
Gebied: |
VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (LEZ/8ABDE.) |
||
Spanje |
1 176 |
||||
Frankrijk |
949 |
||||
EU |
2 125 |
||||
TAC |
2 125 |
Soort: |
Scharretongen Lepidorhombus spp. |
Gebied: |
VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (LEZ/8C3411) |
||
Spanje |
1 188 |
||||
Frankrijk |
59 |
||||
Portugal |
40 |
||||
EU |
1 287 |
||||
TAC |
1 287 |
Soort: |
Schar en bot Limanda limanda en Platichthys flesus |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (D/F/2AC4-C) |
||
België |
513 |
||||
Denemarken |
1 927 |
||||
Duitsland |
2 890 |
||||
Frankrijk |
200 |
||||
Nederland |
11 654 |
||||
Zweden |
6 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
1 620 |
||||
EU |
18 810 |
||||
TAC |
18 810 |
Soort: |
Zeeduivels Lophiidae |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (ANF/2AC4-C) |
||
België |
401 |
||||
Denemarken |
884 |
||||
Duitsland |
432 |
||||
Frankrijk |
82 |
||||
Nederland |
303 |
||||
Zweden |
10 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
9 233 |
||||
EU |
11 345 |
||||
TAC |
11 345 |
Soort: |
Zeeduivels Lophiidae |
Gebied: |
Noorse wateren van IV (ANF/04-N.) |
||
België |
0 |
||||
Denemarken |
0 |
||||
Duitsland |
0 |
||||
Nederland |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Zeeduivels Lophiidae |
Gebied: |
VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (ANF/561214) |
||
België |
200 |
||||
Duitsland |
228 |
||||
Spanje |
214 |
||||
Frankrijk |
2 462 |
||||
Ierland |
557 |
||||
Nederland |
193 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
1 713 |
||||
EU |
5 567 |
||||
TAC |
5 567 |
Soort: |
Zeeduivels Lophiidae |
Gebied: |
VII (ANF/07.) |
||
België |
2 984 |
||||
Duitsland |
333 |
||||
Spanje |
1 186 |
||||
Frankrijk |
19 149 |
||||
Ierland |
2 447 |
||||
Nederland |
386 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
5 807 |
||||
EU |
32 292 |
||||
TAC |
32 292 |
Soort: |
Zeeduivels Lophiidae |
Gebied: |
VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (ANF/8ABDE.) |
||
Spanje |
1 387 |
||||
Frankrijk |
7 721 |
||||
EU |
9 108 |
||||
TAC |
9 108 |
Soort: |
Zeeduivels Lophiidae |
Gebied: |
VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (ANF/8C3411) |
||
Spanje |
1 247 |
||||
Frankrijk |
1 |
||||
Portugal |
248 |
||||
EU |
1 496 |
||||
TAC |
1 496 |
Soort: |
Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Gebied: |
IIIa, EU-wateren van IIIb, IIIc en IIId (HAD/3A/BCD) |
||
België |
7 |
||||
Denemarken |
1 213 |
||||
Duitsland |
77 |
||||
Nederland |
1 |
||||
Zweden |
143 |
||||
EU |
1 441 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (HAD/2AC4.) |
||
België |
225 |
||||
Denemarken |
1 549 |
||||
Duitsland |
986 |
||||
Frankrijk |
1 718 |
||||
Nederland |
169 |
||||
Zweden |
109 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
16 485 |
||||
EU |
21 241 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Gebied: |
Noorse wateren bezuiden 62° NB (HAD/04-N.) |
||
Zweden |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van VIb, XII en XIV (HAD/6B1214) |
||
België |
11 |
||||
Duitsland |
13 |
||||
Frankrijk |
551 |
||||
Ierland |
393 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
4 029 |
||||
EU |
4 997 |
||||
TAC |
4 997 |
Soort: |
Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van Vb en VIa (HAD/5BC6A.) |
||
België |
3 |
||||
Duitsland |
4 |
||||
Frankrijk |
147 |
||||
Ierland |
438 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
2 081 |
||||
EU |
2 673 |
||||
TAC |
2 673 |
Soort: |
Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Gebied: |
VIIb-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (HAD/7X7A34) |
||
België |
129 |
||||
Frankrijk |
7 719 |
||||
Ierland |
2 573 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
1 158 |
||||
EU |
11 579 |
||||
TAC |
11 579 |
Soort: |
Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Gebied: |
VIIa (HAD/07A.) |
||
België |
23 |
||||
Frankrijk |
103 |
||||
Ierland |
617 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
681 |
||||
EU |
1 424 |
||||
TAC |
1 424 |
Soort: |
Wijting Merlangius merlangus |
Gebied: |
IIIa (WHG/03A.) |
||
Denemarken |
151 |
||||
Nederland |
1 |
||||
Zweden |
16 |
||||
EU |
168 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Wijting Merlangius merlangus |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (WHG/2AC4.) |
||
België |
250 |
||||
Denemarken |
1 082 |
||||
Duitsland |
282 |
||||
Frankrijk |
1 627 |
||||
Nederland |
626 |
||||
Zweden |
1 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
4 317 |
||||
EU |
8 185 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Wijting Merlangius merlangus |
Gebied: |
VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (WHG/561 214) |
||
Duitsland |
3 |
||||
Frankrijk |
53 |
||||
Ierland |
129 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
246 |
||||
EU |
431 |
||||
TAC |
431 |
Soort: |
Wijting Merlangius merlangus |
Gebied: |
VIIa (WHG/07A.) |
||
België |
0 |
||||
Frankrijk |
5 |
||||
Ierland |
91 |
||||
Nederland |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
61 |
||||
EU |
157 |
||||
TAC |
157 |
Soort: |
Wijting Merlangius merlangus |
Gebied: |
VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh en VIIk (WHG/7X7A.) |
||
België |
133 |
||||
Frankrijk |
8 180 |
||||
Ierland |
4 565 |
||||
Nederland |
66 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
1 463 |
||||
EU |
14 407 |
||||
TAC |
14 407 |
Soort: |
Wijting Merlangius merlangus |
Gebied: |
VIII (WHG/08.) |
||
Spanje |
1 296 |
||||
Frankrijk |
1 944 |
||||
EU |
3 240 |
||||
TAC |
3 240 |
Soort: |
Wijting Merlangius merlangus |
Gebied: |
IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (WHG/9/3411) |
||
Portugal |
588 |
||||
EU |
588 |
||||
TAC |
588 |
Soort: |
Wijting en pollak Merlangius merlangus en Pollachius pollachius |
Gebied: |
Noorse wateren bezuiden 62° NB (W/P/04-N.) |
||
Zweden |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Heek Merluccius merluccius |
Gebied: |
IIIa; EU-wateren van IIIb, IIIc en IIId (HKE/3A/BCD) |
||
Denemarken |
1 531 |
||||
Zweden |
130 |
||||
EU |
1 661 |
||||
TAC |
1 661 |
Soort: |
Heek Merluccius merluccius |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (HKE/2AC4-C) |
||
België |
28 |
||||
Denemarken |
1 119 |
||||
Duitsland |
128 |
||||
Frankrijk |
248 |
||||
Nederland |
64 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
348 |
||||
EU |
1 935 |
||||
TAC |
1 935 |
Soort: |
Heek Merluccius merluccius |
Gebied: |
VI en VII; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (HKE/571214) |
||
Belgïë |
284 |
||||
Spanje |
9 109 |
||||
Frankrijk |
14 067 |
||||
Ierland |
1 704 |
||||
Nederland |
183 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
5 553 |
||||
EU |
30 900 |
||||
TAC |
30 900 |
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (HKE/*8ABDE) |
|
België |
37 |
Spanje |
1 469 |
Frankrijk |
1 469 |
Ierland |
184 |
Nederland |
18 |
Verenigd Koninkrijk |
827 |
EU |
4 004 |
Soort: |
Heek Merluccius merluccius |
Gebied: |
VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (HKE/8ABDE.) |
||
België |
9 |
||||
Spanje |
6 341 |
||||
Frankrijk |
14 241 |
||||
Nederland |
18 |
||||
EU |
20 609 |
||||
TAC |
20 609 |
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
VI en VII; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (HKE/*57-14) |
|
België |
2 |
Spanje |
1 837 |
Frankrijk |
3 305 |
Nederland |
6 |
EU |
5 150 |
Soort: |
Heek Merluccius merluccius |
Gebied: |
VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (HKE/8C3411) |
||
Spanje |
5 952 |
||||
Frankrijk |
571 |
||||
Portugal |
2 777 |
||||
EU |
9 300 |
||||
TAC |
9 300 |
Soort: |
Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Gebied: |
Noorse wateren van II en IV (WHB/4AB-N.) |
||
Denemarken |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
niet relevant |
Soort: |
Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV (WHB/1X14) |
||
Denemarken |
7 349 |
||||
Duitsland |
2 858 |
||||
Spanje |
6 231 |
||||
Frankrijk |
5 115 |
||||
Ierland |
5 691 |
||||
Nederland |
8 962 |
||||
Portugal |
579 |
||||
Zweden |
1 818 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
9 535 |
||||
EU |
48 138 |
||||
TAC |
540 000 |
Soort: |
Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Gebied: |
VIIIc, IX and X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (WHB/8C3411) |
||
Spanje |
7 881 |
||||
Portugal |
1 970 |
||||
EU |
9 851 |
||||
TAC |
540 000 |
Soort: |
Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Gebied: |
EU-wateren van II, IVa, V, VI ten noorden van 56° 30NB en VII ten westen van 12°WL (WHB/24A567) |
||
Noorwegen |
88 701 |
||||
TAC |
540 000 |
Soort: |
Tongschar en witje Microstomus kitt en Glyptocephalus cynoglossus |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (L/W/2AC4-C) |
||
België |
353 |
||||
Denemarken |
973 |
||||
Duitsland |
125 |
||||
Frankrijk |
266 |
||||
Nederland |
810 |
||||
Zweden |
11 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
3 983 |
||||
EU |
6 521 |
||||
TAC |
6 521 |
Soort: |
Blauwe leng Molva dypterygia |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van VI en VII (BLI/67-) |
||
Duitsland |
21 |
||||
Estland |
3 |
||||
Spanje |
67 |
||||
Frankrijk |
1 536 |
||||
Ierland |
6 |
||||
Litouwen |
1 |
||||
Polen |
1 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
391 |
||||
Overige |
6 |
||||
EU |
2 032 |
||||
TAC |
1 732 |
Soort: |
Leng Molva molva |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van I en II (LIN/1/2.) |
||
Denemarken |
8 |
||||
Duitsland |
8 |
||||
Frankrijk |
8 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
8 |
||||
Overige |
4 |
||||
EU |
38 |
||||
TAC |
38 |
Soort: |
Leng Molva molva |
Gebied: |
IIIa; EU-wateren van IIIb, IIIc en IIId (LIN/03.) |
||
België |
7 |
||||
Denemarken |
51 |
||||
Duitsland |
7 |
||||
Zweden |
20 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
7 |
||||
EU |
92 |
||||
TAC |
92 |
Soort: |
Leng Molva molva |
Gebied: |
EU-wateren van IV (LIN/04.) |
||
België |
16 |
||||
Denemarken |
243 |
||||
Duitsland |
150 |
||||
Frankrijk |
135 |
||||
Nederland |
5 |
||||
Zweden |
10 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
1 869 |
||||
EU |
2 428 |
||||
TAC |
2 428 |
Soort: |
Leng Molva molva |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van V (LIN/05.) |
||
België |
10 |
||||
Denemarken |
6 |
||||
Duitsland |
6 |
||||
Frankrijk |
6 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
6 |
||||
EU |
34 |
||||
TAC |
34 |
Soort: |
Leng Molva molva |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV (LIN/6X14.) |
||
België |
26 |
||||
Denemarken |
5 |
||||
Duitsland |
95 |
||||
Spanje |
1 930 |
||||
Frankrijk |
2 057 |
||||
Ierland |
516 |
||||
Portugal |
5 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
2 369 |
||||
EU |
7 003 |
||||
TAC |
14 164 |
Soort: |
Leng Molva molva |
Gebied: |
Noorse wateren van IV (LIN/04-N.) |
||
België |
0 |
||||
Denemarken |
0 |
||||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Nederland |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Langoustine Nephrops norvegicus |
Gebied: |
IIIa; EU-wateren van IIIb, IIIc en IIId (NEP/3A/BCD) |
||
Denemarken |
3 800 |
||||
Duitsland |
11 |
||||
Zweden |
1 359 |
||||
EU |
5 170 |
||||
TAC |
5 170 |
Soort: |
Langoustine Nephrops norvegicus |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (NEP/2AC4-C) |
||
België |
1 291 |
||||
Denemarken |
1 291 |
||||
Duitsland |
19 |
||||
Frankrijk |
38 |
||||
Nederland |
665 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
21 384 |
||||
EU |
24 688 |
||||
TAC |
24 688 |
Soort: |
Langoustine Nephrops norvegicus |
Gebied: |
Noorse wateren van IV (NEP/04-N.) |
||
Denemarken |
0 |
||||
Duitsland |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Langoustine Nephrops norvegicus |
Gebied: |
VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb (NEP/5BC6.) |
||
Spanje |
33 |
||||
Frankrijk |
130 |
||||
Ierland |
217 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
15 677 |
||||
EU |
16 057 |
||||
TAC |
16 057 |
Soort: |
Langoustine Nephrops norvegicus |
Gebied: |
VII (NEP/07.) |
||
Spanje |
1 346 |
||||
Frankrijk |
5 455 |
||||
Ierland |
8 273 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
7 358 |
||||
EU |
22 432 |
||||
TAC |
22 432 |
Soort: |
Langoustine Nephrops norvegicus |
Gebied: |
VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (NEP/8ABDE.) |
||
Spanje |
234 |
||||
Frankrijk |
3 665 |
||||
EU |
3 899 |
||||
TAC |
3 899 |
Soort: |
Langoustine Nephrops norvegicus |
Gebied: |
VIIIc (NEP/08C.) |
||
Spanje |
97 |
||||
Frankrijk |
4 |
||||
EU |
101 |
||||
TAC |
101 |
Soort: |
Langoustine Nephrops norvegicus |
Gebied: |
IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (NEP/9/3411) |
||
Spanje |
84 |
||||
Portugal |
253 |
||||
EU |
337 |
||||
TAC |
337 |
Soort: |
Noordse garnaal Pandalus borealis |
Gebied: |
IIIa (PRA/03A.) |
||
Denemarken |
2 621 |
||||
Zweden |
1 412 |
||||
EU |
4 033 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Noordse garnaal Pandalus borealis |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (PRA/2AC4-C) |
||
Denemarken |
3 145 |
||||
Nederland |
29 |
||||
Zweden |
127 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
932 |
||||
EU |
4 233 |
||||
TAC |
4 233 |
Soort: |
Noordse garnaal Pandalus borealis |
Gebied: |
Noorse wateren bezuiden 62° NB (PRA/04-N.) |
||
Denemarken |
0 |
||||
Zweden |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Peneide garnalen Penaeus spp |
Gebied: |
Wateren van Frans Guyana (PEN/FGU.) |
||
Frankrijk |
4 108 |
||||
EU |
4 108 |
||||
TAC |
4 108 |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
Skagerrak (PLE/03AN.) |
||
België |
36 |
||||
Denemarken |
4 733 |
||||
Duitsland |
24 |
||||
Nederland |
910 |
||||
Zweden |
253 |
||||
EU |
5 956 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
Kattegat (PLE/03AS.) |
||
Denemarken |
1 353 |
||||
Duitsland |
15 |
||||
Zweden |
152 |
||||
EU |
1 520 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort (PLE/2A3AX4) |
||
België |
2 100 |
||||
Denemarken |
6 824 |
||||
Duitsland |
1 968 |
||||
Frankrijk |
394 |
||||
Nederland |
13 123 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
9 711 |
||||
EU |
34 120 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (PLE/561214) |
||
Frankrijk |
10 |
||||
Ierland |
280 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
417 |
||||
EU |
707 |
||||
TAC |
707 |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
VIIa (PLE/07A.) |
||
België |
42 |
||||
Frankrijk |
18 |
||||
Ierland |
1 063 |
||||
Nederland |
13 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
491 |
||||
EU |
1 627 |
||||
TAC |
1 627 |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
VIIb en VIIc (PLE/7BC.) |
||
Frankrijk |
16 |
||||
Ierland |
64 |
||||
EU |
80 |
||||
TAC |
80 |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
VIId en VIIe (PLE/7DE.) |
||
België |
699 |
||||
Frankrijk |
2 332 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
1 243 |
||||
EU |
4 274 |
||||
TAC |
4 274 |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
VIIf en VIIg (PLE/7FG.) |
||
België |
67 |
||||
Frankrijk |
120 |
||||
Ierland |
201 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
63 |
||||
EU |
451 |
||||
TAC |
451 |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
VIIh, VIIj en VIIk (PLE/7HJK.) |
||
België |
7 |
||||
Frankrijk |
14 |
||||
Ierland |
156 |
||||
Nederland |
27 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
14 |
||||
EU |
218 |
||||
TAC |
218 |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (PLE/8/3411) |
||
Spanje |
67 |
||||
Frankrijk |
269 |
||||
Portugal |
67 |
||||
EU |
403 |
||||
TAC |
403 |
Soort: |
Pollak Pollachius pollachius |
Gebied: |
VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (POL/561214) |
||
Spanje |
6 |
||||
Frankrijk |
194 |
||||
Ierland |
57 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
148 |
||||
EU |
405 |
||||
TAC |
405 |
Soort: |
Pollak Pollachius pollachius |
Gebied: |
VII (POL/07.) |
||
België |
428 |
||||
Spanje |
26 |
||||
Frankrijk |
9 864 |
||||
Ierland |
1 051 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
2 401 |
||||
EU |
13 770 |
||||
TAC |
13 770 |
Soort: |
Pollak Pollachius pollachius |
Gebied: |
VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (POL/8ABDE.) |
||
Spanje |
257 |
||||
Frankrijk |
1 255 |
||||
EU |
1 512 |
||||
TAC |
1 512 |
Soort: |
Pollak Pollachius pollachius |
Gebied: |
VIIIc (POL/08C.) |
||
Spanje |
212 |
||||
Frankrijk |
24 |
||||
EU |
236 |
||||
TAC |
236 |
Soort: |
Pollak Pollachius pollachius |
Gebied: |
IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (POL/9/3411) |
||
Spanje |
278 |
||||
Portugal |
10 |
||||
EU |
288 |
||||
TAC |
288 |
Soort: |
Koolvis Pollachius virens |
Gebied: |
IIIa; EU-wateren van IIa, IIIb, IIIc, IIId en IV (POK/2A34.) |
||
België |
29 |
||||
Denemarken |
3 394 |
||||
Duitsland |
8 572 |
||||
Frankrijk |
20 172 |
||||
Nederland |
86 |
||||
Zweden |
466 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
6 572 |
||||
EU |
39 291 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Koolvis Pollachius virens |
Gebied: |
VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; EU-wateren en internationale wateren van XII en XIV (POK/561214) |
||
Duitsland |
621 |
||||
Frankrijk |
6 163 |
||||
Ierland |
206 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
1 503 |
||||
EU |
8 493 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Koolvis Pollachius virens |
Gebied: |
Noorse wateren bezuiden 62°NB (POK/04-N.) |
||
Zweden |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Koolvis Pollachius virens |
Gebied: |
VII, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (POK/7/3411) |
||
België |
6 |
||||
Frankrijk |
1 428 |
||||
Ierland |
1 525 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
452 |
||||
EU |
3 411 |
||||
TAC |
3 411 |
Soort: |
Tarbot en griet Psetta maxima en Scopthalmus rhombus |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (T/B/2AC4-C) |
||
België |
347 |
||||
Denemarken |
742 |
||||
Duitsland |
189 |
||||
Frankrijk |
89 |
||||
Nederland |
2 633 |
||||
Zweden |
5 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
732 |
||||
EU |
4 737 |
||||
TAC |
4 737 |
Soort: |
Roggen Rajidae |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (SRX/2AC4-C) |
||
België |
235 |
||||
Denemarken |
9 |
||||
Duitsland |
12 |
||||
Frankrijk |
37 |
||||
Nederland |
201 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
903 |
||||
EU |
1 397 |
||||
TAC |
1 397 |
Soort: |
Roggen Rajidae |
Gebied: |
EU-wateren van IIIa (SRX/03-C.) |
||
Denemarken |
45 |
||||
Zweden |
13 |
||||
EU |
58 |
||||
TAC |
58 |
Soort: |
Roggen Rajidae |
Gebied: |
EU-wateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIIe-k (SRX/67AKXD) |
||
België |
1 209 |
||||
Estland |
7 |
||||
Frankrijk |
5 425 |
||||
Duitsland |
16 |
||||
Ierland |
1 747 |
||||
Litouwen |
28 |
||||
Nederland |
5 |
||||
Portugal |
30 |
||||
Spanje |
1 460 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
3 460 |
||||
EU |
13 387 |
||||
TAC |
13 387 |
Soort: |
Roggen Rajidae |
Gebied: |
EU-wateren van VIId (SRX/07D) |
||
België |
80 |
||||
Frankrijk |
670 |
||||
Nederland |
4 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
133 |
||||
EU |
887 |
||||
TAC |
887 |
Soort: |
Roggen Rajidae |
Gebied: |
EU-wateren van VIII en IX. (SRX/89-C.) |
||
België |
11 |
||||
Frankrijk |
2 070 |
||||
Portugal |
1 678 |
||||
Spanje |
1 688 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
12 |
||||
EU |
5 459 |
||||
TAC |
5 459 |
Soort: |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV; EU-wateren en internationale wateren van Vb en VI (GHL/2A-C46) |
||
Denemarken |
3 |
||||
Duitsland |
5 |
||||
Estland |
3 |
||||
Spanje |
3 |
||||
Frankrijk |
45 |
||||
Ierland |
3 |
||||
Litouwen |
3 |
||||
Polen |
3 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
176 |
||||
EU |
244 |
||||
TAC |
612 |
Soort: |
Makreel Scomber scombrus |
Gebied: |
IIIa; EU-wateren van IIa, IIIb, IIIc, IIId en IV (MAC/2A34.) |
||
België |
324 |
||||
Denemarken |
8 537 |
||||
Duitsland |
337 |
||||
Frankrijk |
1 019 |
||||
Nederland |
1 026 |
||||
Zweden |
3 049 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
951 |
||||
EU |
15 243 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
IIIa en IVbc (EU-wateren) (MAC/*03A4BC)(1) |
IVb (EU-wateren) (MAC/*04B.) (1) |
IVc (MAC/*04C.) (1) |
VI; internationale wateren van IIa van 1 januari tot en met 31 maart 2010 (MAC/*2A6.) (1) |
|
Denemarken |
2 684 |
2 613 |
||
Frankrijk |
319 |
|||
Nederland |
319 |
|||
Zweden |
254 |
7 |
||
Verenigd Koninkrijk |
319 |
Soort: |
Makreel Scomber scombrus |
Gebied: |
VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV (MAC/2CX14-) |
||
Duitsland |
12 884 |
||||
Spanje |
13 |
||||
Estland |
107 |
||||
Frankrijk |
8 590 |
||||
Ierland |
42 947 |
||||
Latvia |
79 |
||||
Litouwen |
79 |
||||
Nederland |
18 788 |
||||
Polen |
907 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
118 101 |
||||
EU |
202 495 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Bijzondere voorwaarde:
In de onderstaande zone mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.
EU-wateren van IVa (MAC/*04A-C) |
||
Duitsland |
3 888 |
(1) |
Frankrijk |
2 592 |
(1) |
Ierland |
12 960 |
(1) |
Nederland |
5 670 |
(1) |
Verenigd Koninkrijk |
35 639 |
(1) |
EG EU |
60 749 |
(1) |
Soort: |
Makreel Scomber scombrus |
Gebied: |
VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (MAC/8C3411) |
||
Spanje |
26 577 |
||||
Frankrijk |
176 |
||||
Portugal |
5 493 |
||||
EU |
32 246 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zone niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
VIIIb (MAC/*08B.) |
||
Spanje |
1 984 |
(2) |
Frankrijk |
13 |
(2) |
Portugal |
410 |
(2) |
Soort: |
Tong Solea solea |
Gebied: |
IIIa, EU-wateren van IIIb, IIIc en IIId (SOL/3A/BCD) |
||
Denemarken |
588 |
||||
Duitsland |
34 |
||||
Nederland |
56 |
||||
Zweden |
22 |
||||
EU |
700 |
||||
TAC |
700 |
Soort: |
Tong Solea solea |
Gebied: |
EU-wateren van II en IV (SOL/24.) |
||
België |
753 |
||||
Denemarken |
344 |
||||
Duitsland |
603 |
||||
Frankrijk |
151 |
||||
Nederland |
6 803 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
388 |
||||
EU |
9 042 |
||||
TAC |
14 100 |
Soort: |
Tong Solea solea |
Gebied: |
VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (SOL/561214) |
||
Ierland |
49 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
12 |
||||
EU |
61 |
||||
TAC |
61 |
Soort: |
Tong Solea solea |
Gebied: |
VIIa (SOL/07A.) |
||
België |
186 |
||||
Frankrijk |
2 |
||||
Ierland |
73 |
||||
Nederland |
58 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
83 |
||||
EU |
402 |
||||
TAC |
402 |
Soort: |
Tong Solea solea |
Gebied: |
VIIb en VIIc (SOL/7BC.) |
||
Frankrijk |
10 |
||||
Ierland |
35 |
||||
EU |
45 |
||||
TAC |
45 |
Soort: |
Tong Solea solea |
Gebied: |
VIId (SOL/07D.) |
||
België |
1 136 |
||||
Frankrijk |
2 272 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
811 |
||||
EU |
4 219 |
||||
TAC |
4 219 |
Soort: |
Tong Solea solea |
Gebied: |
VIIe (SOL/07E.) |
||
België |
22 |
||||
Frankrijk |
233 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
363 |
||||
EU |
618 |
||||
TAC |
618 |
Soort: |
Tongen Solea solea |
Gebied: |
VIIf en VIIg (SOL/7FG.) |
||
België |
621 |
||||
Frankrijk |
62 |
||||
Ierland |
31 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
279 |
||||
EU |
993 |
||||
TAC |
993 |
Soort: |
Tong Solea solea |
Gebied: |
VIIh, VIIj, en VIIk (SOL/7HJK.) |
||
België |
41 |
||||
Frankrijk |
83 |
||||
Ierland |
225 |
||||
Nederland |
66 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
83 |
||||
EU |
498 |
||||
TAC |
498 |
Soort: |
Tong Solea solea |
Gebied: |
VIIIa en VIIIb (SOL/8AB.) |
||
België |
60 |
||||
Spanje |
11 |
||||
Frankrijk |
4 426 |
||||
Nederland |
332 |
||||
EU |
4 829 |
||||
TAC |
4 829 |
Soort: |
Tongen Sole idae |
Gebied: |
VIIIc, VIIId, VIIIe, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 (SOX/8CDE34) |
||
Spanje |
412 |
||||
Portugal |
682 |
||||
EU |
1 094 |
||||
TAC |
1 094 |
Soort: |
Sprot Sprattus sprattus |
Gebied: |
IIIa (SPR/03A.) |
||
Denemarken |
22 649 |
||||
Duitsland |
47 |
||||
Zweden |
8 569 |
||||
EU |
31 265 |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
Soort: |
Sprot Sprattus sprattus |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (SPR/2AC4-C) |
||
België |
1 118 |
||||
Denemarken |
88 513 |
||||
Duitsland |
1 118 |
||||
Frankrijk |
1 118 |
||||
Nederland |
1 118 |
||||
Zweden |
1 330 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
3 690 |
||||
EU |
98 005 |
||||
TAC |
170 000 |
Soort: |
Sprot Sprattus sprattus |
Gebied: |
VIId en VIIe (SPR/7DE.) |
||
België |
28 |
||||
Denemarken |
1 798 |
||||
Duitsland |
28 |
||||
Frankrijk |
387 |
||||
Nederland |
387 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
2 904 |
||||
EU |
5 532 |
||||
TAC |
5 532 |
Soort: |
Doornhaai Squalus acanthias |
Gebied: |
EU-wateren van IIIa (DGS/03A-C.) |
||
Denemarken |
0 |
||||
Zweden |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
0 |
Soort: |
Doornhaai Squalus acanthias |
Gebied: |
EU-wateren van IIa en IV (DGS/2AC4-C) |
||
België |
0 |
||||
Denemarken |
0 |
||||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Nederland |
0 |
||||
Zweden |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
0 |
Soort: |
Doornhaai Squalus acanthias |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV (DGS/15X14) |
||
België |
0 |
||||
Duitsland |
0 |
||||
Spanje |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Ierland |
0 |
||||
Nederland |
0 |
||||
Portugal |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
0 |
Soort: |
Horsmakrelen Trachurus spp. |
Gebied: |
EU-wateren van IVb, IVc en VIId (JAX/4BC7D.) |
||
België |
33 |
||||
Denemarken |
14 350 |
||||
Duitsland |
1 267 |
||||
Spanje |
266 |
||||
Frankrijk |
1 190 |
||||
Ierland |
903 |
||||
Nederland |
8 640 |
||||
Portugal |
30 |
||||
Zweden |
49 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
3 415 |
||||
EU |
30 143 |
||||
TAC |
47 454 |
Soort: |
Horsmakrelen Trachurus spp. |
Gebied: |
EU-wateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (JAX/2AX14-) |
||
Denemarken |
9 836 |
||||
Duitsland |
7 675 |
||||
Spanje |
10 468 |
||||
Frankrijk |
3 950 |
||||
Ierland |
25 560 |
||||
Nederland |
30 794 |
||||
Portugal |
1 008 |
||||
Zweden |
439 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
9 256 |
||||
EU |
98 986 |
||||
TAC |
159 881 |
Soort: |
Horsmakrelen Trachurus spp. |
Gebied: |
VIIIc (JAX/08c.) |
||
Spanje |
22 676 |
||||
Frankrijk |
393 |
||||
Portugal |
2 241 |
||||
EU |
25 310 |
||||
TAC |
25 310 |
Soort: |
Horsmakrelen Trachurus spp. |
Gebied: |
IX (JAX/09.) |
||
Spanje |
8 057 |
||||
Portugal |
23 085 |
||||
EU |
31 142 |
||||
TAC |
31 142 |
Soort: |
Horsmakrelen Trachurus spp. |
Gebied: |
X; EU-wateren van CECAF (123) (JAX/X34PRT) |
||
Portugal |
3 072 |
||||
EU |
3 072 |
||||
TAC |
3 072 |
Soort: |
Horsmakrelen Trachurus spp. |
Gebied: |
EU-wateren van CECAF (125) (JAX/341PRT) |
||
Portugal |
1 229 |
||||
EU |
1 229 |
||||
TAC |
1 229 |
Soort: |
Horsmakrelen Trachurus spp. |
Gebied: |
EU-wateren van CECAF (127) (JAX/341SPN) |
||
Spanje |
1 229 |
||||
EU |
1 229 |
||||
TAC |
1 229 |
Soort: |
Kever Trisopterus esmarki |
Gebied: |
IIIa; EU-wateren van IIa en IV (NOP/2A3A4.) |
||
Denemarken |
75 818 |
||||
Duitsland |
14 |
||||
Nederland |
56 |
||||
EU |
75 888 |
||||
TAC |
Niet vastgesteld |
Soort: |
Kever Trisopterus esmarki |
Gebied: |
Noorse wateren van IV (NOP/04-N.) |
||
Denemarken |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Industriële visserij |
Gebied: |
Noorse wateren van IV (I/F/04-N.) |
||
Zweden |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Gecombineerde quota |
Gebied: |
EU-wateren van Vb, VI en VII (R/G/5B67-C) |
||
EU |
Niet relevant |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Andere soorten |
Gebied: |
Noorse wateren van IV (OTH/04-N.) |
||
België |
0 |
||||
Denemarken |
0 |
||||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Nederland |
0 |
||||
Zweden |
Niet relevant |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Andere soorten |
Gebied: |
EU-wateren van IIa, IV en VIa benoorden 56° 30' NB (OTH/2A46AN) |
||
EU |
Niet relevant |
||||
TAC |
Niet relevant |
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
-
Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
-
Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2
-
Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanlanding van haring aan de Commissie melden, uitgesplitst naar IVa en IVb.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor die soorten.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.
-
Uitgezonderd het Blackwater-bestand: het gaat om het haringbestand van het zeegebied van de Theemsmonding in een gebied dat wordt begrensd door een lijn die rechtwijzend zuid gaat vanaf Landguard Point (51° 56' NB, 1° 19,1' OL) tot 51° 33' NB en vandaar rechtwijzend west naar een punt op de kust van het Verenigd Koninkrijk.
-
Tot 50 % van dit quotum mag worden gevangen in EU-wateren van IVb. Gebruikmaking van deze bijzondere voorwaarde moet evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld (HER*04B.).
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Bedoeld is het haringbestand in VIa, benoorden 56° 00' NB, en in het gedeelte van VIa ten oosten van 07° 00' WL en benoorden 55° 00' NB, met uitzondering van de Clyde.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Bedoeld is het haringbestand in VIa, ten zuiden van 56° 00° NB en ten westen van 07° 00° WL.
-
Clyde-bestand: haringbestand in het zeegebied ten noordoosten van een lijn tussen Mull of Kintyre en Corsewall Point.
-
VIIa wordt verminderd met het gebied dat is toegevoegd aan VIIg, VIIh, VIIj en VIIk begrensd:
— |
in het noorden door de breedtegraad op 52° 30'NB, |
— |
in het zuiden door de breedtegraad op 52° 00'NB, |
— |
in het westen door de kust van Ierland, |
— |
in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk. |
-
Deze zone wordt uitgebreid met het gebied dat wordt begrensd:
— |
in het noorden door de breedtegraad op 52° 30'NB, |
— |
in het zuiden door de breedtegraad op 52° 00'NB, |
— |
in het westen door de kust van Ierland, |
— |
in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk. |
-
Voor het gebruik van dit quotum gelden de in punt 1 van het aanhangsel van deze bijlage vastgestelde voorwaarden.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voor het gebruik van dit quotum gelden de in punt 1 van het aanhangsel van deze bijlage vastgestelde voorwaarden.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Bijvangsten van schelvis, pollak, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soort.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voor het gebruik van dit quotum gelden de in punt 2 van het aanhangsel van deze bijlage vastgestelde voorwaarden.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Waarvan tot 5 % mag worden gevist in VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (ANF/*561214)
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Hiervan mag tot 5 % in VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe worden gevangen (ANF/*8ABDE).
-
Exclusief naar schatting 172 ton industriële bijvangsten.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Exclusief naar schatting 485 ton industriële bijvangsten.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Bijvangsten van kabeljauw, pollak, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soort.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Exclusief naar schatting 503 ton industriële bijvangsten.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Exclusief naar schatting 691 ton industriële bijvangsten.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voor het gebruik van dit quotum gelden de in punt 3 van het aanhangsel van deze bijlage vastgestelde voorwaarden.
-
Bijvangsten van kabeljauw, schelvis en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Binnen een globale TAC van 55 105 ton voor het noordelijke heekbestand.
-
Binnen een globale TAC van 55 105 ton voor het noordelijke heekbestand.
-
Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar de EU-wateren van IIa en IV. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.
-
Binnen een globale TAC van 55 105 ton voor het noordelijke heekbestand.
-
Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar zone IV en de EU-wateren van IIa. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.
-
Binnen een globale TAC van 55 105 ton voor het noordelijke heekbestand.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2
-
Waarvan tot 68 % mag worden gevangen in de Noorse Economische Zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM1). Deze voorwaarde geldt pas vanaf de datum van sluiting van de bilaterale visserijovereenkomst met Noorwegen voor 2010.
-
Waarvan tot 27 % mag worden gevangen in de wateren van de Faeröer (WHB/*05B-F). Deze voorwaarde geldt pas vanaf de datum van sluiting van de bilaterale visserijovereenkomst met de Faeröer voor 2010.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Waarvan tot 68 % mag worden gevangen in de Noorse Exclusieve Economische Zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM2). Deze voorwaarde geldt pas vanaf de datum van sluiting van de bilaterale visserijovereenkomst met Noorwegen voor 2010.
-
Waarvan tot 27 % mag worden gevangen in de wateren van de Faeröer (WHB/*05B-F).) Deze voorwaarde geldt pas vanaf de datum van sluiting van de bilaterale visserijovereenkomst met de Faeröer voor 2010.
-
Dit quotum is beschikbaar vanaf de datum van sluiting van de bilaterale visserijovereenkomst met Noorwegen voor 2010. In mindering te brengen op de vangstbeperkingen van Noorwegen die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.
-
In zone IV mag ten hoogste 22 175 ton worden gevangen, zijnde 25 % van het toegangsniveau van Noorwegen.
-
Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
-
Dit quotum mag uitsluitend in de EU-wateren van IIIa, IIIb, IIIc en IIId worden gevangen.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Dit quotum mag uitsluitend in de EU-wateren van IIIa, IIIb, IIIc en IIId worden gevangen.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soort.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Vissen op garnalen van de soorten Penaeus subtilis en Penaeus brasiliensis is verboden in wateren met een diepte van minder dan 30 m.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, pollak en wijting worden in mindering gebracht op de quota voor deze soort.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Vangsten van koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/2AC4-C), gewone rog (Raja clavata) (RJC/2AC4-C), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/2AC4-C), gladde rog (Raja montagui) (RJM/2AC4-C) en sterrog (Amblyraja radiata) (RJR/2AC4-C) worden afzonderlijk gemeld.
-
Bijvangstquotum. Deze soorten mogen niet meer dan 25 % levend gewicht van de totale aan boord gehouden vangsten uitmaken. Deze voorwaarde geldt enkel voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter.
-
Niet van toepassing op vleet (Dipturus batis). Vangsten van deze soorten mogen niet aan boord worden gehouden en worden onmiddellijk, voor zover mogelijk onbeschadigd, teruggezet. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.
-
Vangsten van koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/03-C.), gewone rog (Raja clavata) (RJC/03 C.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/03-C.), gladde rog (Raja montagui) (RJM/03-C.) en sterrog (Amblyraja radiata) (RJR/03-C.) worden afzonderlijk gemeld.
-
Niet van toepassing op vleet (Dipturus batis). Vangsten van deze soorten mogen niet aan boord worden gehouden en worden onmiddellijk, voor zover mogelijk onbeschadigd, teruggezet. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.
-
Vangsten van koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/67AKXD), gewone rog (Raja clavata) (RJC/67AKXD), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/67AKXD), gladde rog (Raja montagui) (RJM/67AKXD), kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/67AKXD), zandrog (Leucoraja circularis) (RJI/67AKXD) en kaardrog (Leucoraja fullonica) (RJF/67AKXD) worden afzonderlijk gemeld.
-
Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata), vleet (Dipturus batis), Noorse rog (Raja (Dipturus) nidarosiensis) en witte rog (Rostroraja alba). Vangsten van deze soorten mogen niet aan boord worden gehouden en worden onmiddellijk, voor zover mogelijk onbeschadigd, teruggezet. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.
-
Waarvan tot 5 % mag worden gevist in de EU-wateren van VIId (SRX/*07D).
-
Vangsten van koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/07D.), gewone rog (Raja clavata) (RJC/07D.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/07D.), gladde rog (Raja montagui) (RJM/07D.) en sterrog (Amblyraja radiata) (RJR/07D.) worden afzonderlijk gemeld.
-
Niet van toepassing op vleet (Dipturus batis) en golfrog (Raja undulate). Vangsten van deze soorten mogen niet aan boord worden gehouden en worden onmiddellijk, voor zover mogelijk onbeschadigd, teruggezet. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.
-
Waarvan tot 5 % mag worden gevist in de EU-wateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k (SRX/*67AKD).
-
Vangsten van koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/89-C.) en gewone rog (Raja clavata) (RJC/89-C.) worden afzonderlijk gemeld.
-
Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata), vleet (Dipturus batis) en witte rog (Rostroraja alba). Vangsten van deze soorten mogen niet aan boord worden gehouden en worden onmiddellijk, voor zover mogelijk onbeschadigd, teruggezet. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(100) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(101) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(102) De hoeveelheden die met andere lidstaten mogen worden geruild, mogen in VIIIa, VIIIb en VIIId worden gevangen (MAC/*8ABD). De door Spanje, Portugal of Frankrijk te ruil aangeboden hoeveelheden die in VIIIa, VIIIb en VIIId worden gevangen, mogen echter niet meer dan 25 % van de quota van de gevende lidstaat bedragen.
(103) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(104) Dit quotum mag uitsluitend in de EU-wateren van IIIa, IIIb, IIIc en IIId worden gevangen.
(105) Waarvan niet meer dan 620 ton in IIIa mag worden gevangen.
(106) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(107) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(108) Met inbegrip van zandspiering.
(109) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(110) Voorlopige TAC. De definitieve TAC zal in het licht van nieuw wetenschappelijk advies in de eerste helft van 2010 worden vastgesteld.
(111) Bijvangsten tot 10 % van de in bijlage IA bij Verordening (EG) nr. 43/2009 vastgestelde quota voor 2009 zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
— |
er wordt een maximummaat bij aanlanding van 100 cm (totale lengte) in acht genomen, en |
— |
de bijvangsten bedragen niet meer dan 10 % van het totale gewicht van de aan boord van het vissersvaartuig gehouden mariene organismen. |
Vangsten die niet aan deze voorwaarden voldoen of deze hoeveelheden overschrijden, moeten onmiddellijk en voor zover mogelijk ongedeerd worden teruggezet.
(112) Bijvangsten tot 10 % van de in bijlage IA bij Verordening (EG) nr. 43/2009 vastgestelde quota voor 2009 zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
— |
vangsten met beuglijnen van ruwe haai (Galeorhinus galeus), zwarte haai (Dalatias licha), spitssnuitdoornhaai (Deania calcea), donkere doornhaai (Centrophorus squamosus), grote lantaarnhaai (Etmopterus princeps), donkerbuiklantaarnhaai (Etmopterus spinax), Portugese hondshaai (Centroscymnus coelolepis) en doornhaai (Squalus acanthias), |
— |
er wordt een maximummaat bij aanlanding van 100 cm (totale lengte) in acht genomen, en |
— |
de bijvangsten bedragen niet meer dan 10 % van het totale gewicht van de aan boord van het vissersvaartuig gehouden mariene organismen. |
Vangsten die niet aan deze voorwaarden voldoen of deze hoeveelheden overschrijden, moeten onmiddellijk en voor zover mogelijk ongedeerd worden teruggezet.
(113) Bijvangsten tot 10 % van de in bijlage IA bij Verordening (EG) nr. 43/2009 vastgestelde quota voor 2009 zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
— |
vangsten met beuglijnen van ruwe haai (Galeorhinus galeus), zwarte haai (Dalatias licha), spitssnuitdoornhaai (Deania calcea), donkere doornhaai (Centrophorus squamosus), grote lantaarnhaai (Etmopterus princeps), donkerbuiklantaarnhaai (Etmopterus spinax), Portugese hondshaai (Centroscymnus coelolepis) en doornhaai (Squalus acanthias), |
— |
er wordt een maximummaat bij aanlanding van 100 cm (totale lengte) in acht genomen, en |
— |
de bijvangsten bedragen niet meer dan 10 % van het totale gewicht van de aan boord van het vissersvaartuig gehouden mariene organismen. |
Vangsten die niet aan deze voorwaarden voldoen of deze hoeveelheden overschrijden, moeten onmiddellijk en voor zover mogelijk ongedeerd worden teruggezet.
(114) Tot 5 % van wat voor dit quotum in sector VIId wordt gevangen, mag worden verrekend met de quota voor de zone: EU-wateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV. Gebruikmaking van deze bijzondere bepaling moet evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld (JAX*/2A-14).
(115) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(116) Tot 5 % van wat voor dit quotum vóór 30 juni in EU-wateren van de sectoren IIa of IVa wordt gevangen, mag worden verrekend met de quota voor de zone van de EU-wateren van IVb, IVc en VIId. Gebruikmaking van deze bijzondere bepaling moet evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld (JAX/*2A4A).
(117) Tot 5 % van dit quotum mag in sector VIId worden gevangen. Gebruikmaking van deze bijzondere bepaling moet evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld (JAX/*07d).
(118) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(119) Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid bedraagt de omrekeningsfactor voor het gewicht van de aanvoer 1,20.
(120) Tot 5 % van dit quotum mag worden gevangen in zone IX. Gebruikmaking van deze bijzondere bepaling moet evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld (JAX/*09).
(121) Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid bedraagt de omrekeningsfactor voor het gewicht van de aanvoer 1,20.
(122) Tot 5 % van dit quotum mag worden gevangen in zone VIIIc. Gebruikmaking van deze bijzondere bepaling moet evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld (JAX/*08C).
(123) Wateren grenzend aan de Azoren.
(124) Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakrelen van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.
(125) Wateren grenzend aan Madeira.
(126) Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakrelen van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.
(127) Wateren grenzend aan de Canarische eilanden.
(128) Het quotum mag uitsluitend in de EU-wateren van IIa, IIIa en IV worden gevangen.
(129) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(130) Inclusief onvermijdelijke bijvangst van horsmakrelen.
(131) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(132) Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.
(133) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(134) Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor „andere soorten”.
(135) Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen; uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg.
(136) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
(137) Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
BIJLAGE IB
NOORDOOSTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN EN GROENLAND
ICES-zones I, II, V, XII, XIV en Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1
Soort: |
Sneeuwkrabben Chionoecetes spp. |
Gebied: |
Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1 (PCR/N01GRN) |
||
Ierland |
62 |
||||
Spanje |
437 |
||||
EU |
500 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van I en II (HER/1/2.) |
||
België |
34 |
||||
Denemarken |
33 079 |
||||
Duitsland |
5 793 |
||||
Spanje |
109 |
||||
Frankrijk |
1 427 |
||||
Ierland |
8 563 |
||||
Nederland |
11 838 |
||||
Polen |
1 674 |
||||
Portugal |
109 |
||||
Finland |
512 |
||||
Zweden |
12 257 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
21 148 |
||||
EU |
96 543 |
||||
Noorwegen |
86 889 |
||||
TAC |
1 483 000 |
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zone niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
Noorse wateren ten noorden van 62° NB en de visserijzone rond Jan Mayen (HER/*2AJMN) |
||
België |
30 |
|
Denemarken |
29 771 |
|
Duitsland |
5 214 |
|
Spanje |
98 |
|
Frankrijk |
1 284 |
|
Ierland |
7 707 |
|
Nederland |
10 654 |
|
Polen |
1 507 |
|
Portugal |
98 |
|
Finland |
461 |
|
Zweden |
11 032 |
|
Verenigd Koninkrijk |
19 033 |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
Noorse wateren van I en II (COD/1N2AB.) |
||
Duitsland |
0 |
||||
Griekenland |
0 |
||||
Spanje |
0 |
||||
Ierland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Portugal |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
niet relevant |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1; Groenlandse wateren van V en XIV (COD/N01514) |
||
Duitsland |
1 595 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
355 |
||||
EU |
2 500 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
Internationale wateren van I en IIb (COD/1/2B.) |
||
Duitsland |
3 928 |
||||
Spanje |
10 155 |
||||
Frankrijk |
1 676 |
||||
Polen |
1 838 |
||||
Portugal |
2 144 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
2 515 |
||||
Alle lidstaten |
100 |
||||
EU |
22 356 |
||||
TAC |
niet relevant |
Soort: |
Kabeljauw en schelvis Gadus morhua en Melanogrammus aeglefinus |
Gebied: |
Wateren van de Faeröer van Vb (C/H/05B-F.) |
||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Heilbot Hippoglossus hippoglossus |
Gebied: |
Groenlandse wateren van V en XIV (HAL/514GRN) |
||
Portugal |
650 |
||||
EU |
Niet relevant |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Heilbot Hippoglossus hippoglossus |
Gebied: |
Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1 (HAL/N01GRN) |
||
EU |
49 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Lodde Mallotus villosus |
Gebied: |
IIb (CAP/02B.) |
||
EU |
0 |
||||
TAC |
0 |
Soort: |
Lodde Mallotus villosus |
Gebied: |
Groenlandse wateren van V en XIV (CAP/514GRN) |
||
Alle lidstaten |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
Gebied: |
Noorse wateren van I en II (HAD/1N2AB.) |
||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Gebied: |
Wateren van de Faeröer (WHB/2A4AXF) |
||
Denemarken |
0 |
||||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Nederland |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Leng en blauwe leng Molva molva en Molva dypterygia |
Gebied: |
Wateren van de Faeröer van Vb (B/L/05B-F.) |
||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Noordse garnaal Pandalus borealis |
Gebied: |
Groenlandse wateren van V en XIV (PRA/514GRN) |
||
Denemarken |
703 |
||||
Frankrijk |
703 |
||||
EU |
Niet relevant |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Noordse garnaal Pandalus borealis |
Gebied: |
Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1 (PRA/N01GRN) |
||
Denemarken |
2 000 |
||||
Frankrijk |
2 000 |
||||
EU |
4 000 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Platvis Pleuronectiformes |
Gebied: |
Wateren van de Faeröer van Vb (FLX/05B-F.) |
||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Koolvis Pollachius virens |
Gebied: |
Noorse wateren van I en II (POK/1N2AB.) |
||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Koolvis Pollachius virens |
Gebied: |
Internationale wateren van I en II (POK/1/2INT) |
||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Koolvis Pollachius virens |
Gebied: |
Wateren van de Faeröer van Vb (POK/05B-F.) |
||
België |
0 |
||||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Nederland |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Gebied: |
Noorse wateren van I en II (GHL/1N2AB.) |
||
Duitsland |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Gebied: |
Internationale wateren van I en II (GHL/1/2INT) |
||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Gebied: |
Groenlandse wateren van V en XIV (GHL/514GRN) |
||
Duitsland |
4 076 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
215 |
||||
EU |
Niet relevant |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Gebied: |
Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1 (GHL/N01GRN) |
||
Duitsland |
1 008 |
||||
EU |
Niet relevant |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Makreel Scomber scombrus |
Gebied: |
Noorse wateren van IIa (MAC/02A-N.) |
||
Denemarken |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Makreel Scomber scombrus |
Gebied: |
Wateren van de Faeröer van Vb (MAC/05B-F.) |
||
Denemarken |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Roodbaarzen Sebastes spp. |
Gebied: |
EU-wateren en internationale wateren van V; internationale wateren van XII en XIV (RED/51214.) |
||
Estland |
210 |
||||
Duitsland |
4 266 |
||||
Spanje |
749 |
||||
Frankrijk |
398 |
||||
Ierland |
1 |
||||
Letland |
76 |
||||
Nederland |
2 |
||||
Polen |
384 |
||||
Portugal |
896 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
10 |
||||
EU |
6 992 |
||||
TAC |
46 000 |
Soort: |
Roodbaarzen Sebastes spp. |
Gebied: |
Noorse wateren van I en II (RED/1N2AB.) |
||
Duitsland |
0 |
||||
Spanje |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Portugal |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Roodbaarzen Sebastes spp. |
Gebied: |
Internationale wateren van I en II (RED/1/2INT) |
||
EU |
Niet relevant |
||||
TAC |
8 600 |
Soort: |
Roodbaarzen Sebastes spp. |
Gebied: |
Groenlandse wateren van V en XIV (RED/514GRN) |
||
Duitsland |
3 082 |
||||
Frankrijk |
16 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
21 |
||||
EU |
Niet relevant |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Roodbaarzen Sebastes spp. |
Gebied: |
IJslandse wateren van Va (RED/05A-IS) |
||
België |
0 |
||||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Roodbaarzen Sebastes spp. |
Gebied: |
Wateren van de Faeröer van Vb (RED/05B-F.) |
||
België |
0 |
||||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Bijvangsten |
Gebied: |
Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1 (XBC/N01GRN) |
||
EU |
2 300 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Andere soorten (45) |
Gebied: |
Noorse wateren van I en II (OTH/1N2AB.) |
||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Andere soorten (47) |
Gebied: |
Wateren van de Faeröer van Vb (OTH/05B-F.) |
||
Duitsland |
0 |
||||
Frankrijk |
0 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
||||
EU |
0 |
||||
TAC |
Niet relevant |
-
Bij het rapporteren van vangsten aan de Commissie worden tevens de gevangen hoeveelheden in elk van de volgende gebieden gerapporteerd: het gereglementeerde gebied van NEAFC, de EU-wateren, de wateren van de Faeröer, de Noorse wateren, de visserijzone rond Jan Mayen en de visserijbeschermingszone rond Svalbard.
-
Dit quotum is beschikbaar vanaf de datum van sluiting van de bilaterale vissrerijovereenkomst met Noorwegen voor 2010. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten worden afgetrokken van het TAC-aandeel van Noorwegen (toegangsquotum). Dit quotum mag worden gevangen in de EU-wateren ten noorden van 62° NB.
-
Dit quotum is beschikbaar vanaf de datum van sluiting van de bilaterale visserijovereenkomst met Noorwegen voor 2010.
-
Zodra de som van de vangsten van alle lidstaten pm ton bedraagt, worden geen nieuwe vangsten meer toegestaan.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Te vangen ten zuiden van 61° NB in West-Groenland en ten zuiden van 62° NB in Oost-Groenland.
-
Vaartuigen mogen een wetenschappelijk waarnemer aan boord hebben.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Met uitzondering van Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.
-
De toewijzing van het aandeel van het voor de Unie beschikbare kabeljauwbestand in de zone Spitsbergen en Bereneiland laat de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Moet worden gevangen door niet meer dan 6 EU-vaartuigen voor de visserij met de beug op demersale soorten die op heilbot vissen. Vangsten van aanverwante soorten worden op dit quotum in mindering gebracht.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Enkel als bijvangst.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Mag ook worden gevangen in Noorse wateren van IV en in internationale wateren van IIa (MAC/*4N-2A).
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Mag in de EU-wateren van IVa (MAC/*04A.) worden gevangen.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Ten hoogste 70 % van het quotum mag worden gevangen in het gebied met de onderstaande coördinaten; in de periode van 1 april tot en met 10 mei mag ten hoogste 15 % van het quotum in dat gebied worden gevangen. (RED/*5X14.).
Punt nr. |
Noorderbreedte |
Westerlengte |
1 |
64° 45 |
28° 30 |
2 |
62° 50 |
25° 45 |
3 |
61° 55 |
26° 45 |
4 |
61° 00 |
26° 30 |
5 |
59° 00 |
30° 00 |
6 |
59° 00 |
34° 00 |
7 |
61° 30 |
34° 00 |
8 |
62° 50 |
36° 00 |
9 |
64° 45 |
28° 30 |
-
Enkel als bijvangst.
-
Er zal enkel worden gevist in de periode van 15 augustus tot en met 30 november 2010. De visserij wordt gesloten wanneer de TAC volledig is opgebruikt door de verdragsluitende partijen bij de NEAFC. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de datum waarop het NEAFC-secretariaat de verdragsluitende partijen van de NEAFC heeft meegedeeld dat de TAC volledig is opgebruikt. Vanaf die datum wordt door de lidstaten het gericht vissen op roodbaars door vaartuigen die hun vlag voeren, verboden.
-
De vaartuigen beperken hun bijvangsten van roodbaars in andere visserijtakken tot maximaal 1 % van de totale aan boord gehouden vangst.
-
Mag alleen met pelagische trawls worden gevangen. Mag in de oostelijke of westelijke wateren worden gevangen. De quota mogen in het gereglementeerde NEAFC-gebied worden gevangen mits aan de Groenlandse voorwaarden voor vangstrapportage is voldaan (RED/*51214).
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Ten hoogste 70 % van het quotum mag worden gevangen in het gebied met de onderstaande coördinaten; in de periode van 1 april tot en met 10 mei mag ten hoogste 15 % van het quotum in dat gebied worden gevangen. (RED/*5-14.)
Punt nr. |
Noorderbreedte |
Westerlengte |
1 |
64° 45 |
28° 30 |
2 |
62° 50 |
25° 45 |
3 |
61° 55 |
26° 45 |
4 |
61° 00 |
26° 30 |
5 |
59° 00 |
30° 00 |
6 |
59° 00 |
34° 00 |
7 |
61° 30 |
34° 00 |
8 |
62° 50 |
36° 00 |
9 |
64° 45 |
28° 30 |
-
Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw niet toegestaan).
-
Te vissen tussen juli en december.
-
Voorlopig quotum in afwachting van de uitkomst van het visserijoverleg met IJsland voor 2010.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2
-
Bijvangsten worden gedefinieerd als vangsten van andere soorten dan de in de vismachtiging vermelde doelsoorten van het vaartuig. Mag in de oostelijke of westelijke wateren worden gevangen.
-
Waarvan pm ton grenadiervis aan Noorwegen wordt toegewezen. Uitsluitend te vangen in V, XIV en NAFO 1.
-
Enkel als bijvangst.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
-
Exclusief soorten zonder handelswaarde.
-
Voorlopig quotum overeenkomstig artikel 1, lid 2.
BIJLAGE IC
NOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN
NAFO-gebied
Alle TAC's en visserijvoorschriften zijn vastgesteld in het kader van de NAFO.
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
NAFO 2J3KL (COD/N2J3KL) |
||
EU |
0 |
||||
TAC |
0 |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
NAFO 3NO (COD/N3NO.) |
||
EU |
0 |
||||
TAC |
0 |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
NAFO 3M (COD/N3M.) |
||
Estland |
61 |
||||
Duitsland |
247 |
||||
Letland |
61 |
||||
Litouwen |
61 |
||||
Polen |
209 |
||||
Spanje |
796 |
||||
Frankrijk |
110 |
||||
Portugal |
1 070 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
521 |
||||
EU |
3 136 |
||||
TAC |
5 500 |
Soort: |
Witje Glyptocephalus cynoglossus |
Gebied: |
NAFO 2J3KL (WIT/N2J3KL) |
||
EU |
0 |
||||
TAC |
0 |
Soort: |
Witje Glyptocephalus cynoglossus |
Gebied: |
NAFO 3NO (WIT/N3NO.) |
||
EU |
0 |
||||
TAC |
0 |
Soort: |
Amerikaanse schol Hippoglossoides platessoides |
Gebied: |
NAFO 3M (PLA/N3M.) |
||
EU |
0 |
||||
TAC |
0 |
Soort: |
Amerikaanse schol Hippoglossoides platessoides |
Gebied: |
NAFO 3LNO (PLA/N3LNO.) |
||
EU |
0 |
||||
TAC |
0 |
Soort: |
Kortvinnige pijlinktvis Illex illecebrosus |
Gebied: |
NAFO-deelgebieden 3 en 4 (SQI/N34.) |
||
Estland |
128 |
||||
Letland |
128 |
||||
Litouwen |
128 |
||||
Polen |
227 |
||||
EU |
|||||
TAC |
34 000 |
Soort: |
Geelstaartschar Limanda ferruginea |
Gebied: |
NAFO 3LNO (YEL/N3LNO.) |
||
EU |
0 |
||||
TAC |
17 000 |
Soort: |
Lodde Mallotus villosus |
Gebied: |
NAFO 3NO (CAP/N3NO.) |
||
EU |
0 |
||||
TAC |
0 |
Soort: |
Noordse garnaal Pandalus borealis |
Gebied: |
NAFO 3L (15) (PRA/N3L.) |
||
Estland |
334 |
||||
Letland |
334 |
||||
Litouwen |
334 |
||||
Polen |
334 |
||||
Alle lidstaten |
334 |
||||
EU |
1 670 |
||||
TAC |
30 000 |
Soort: |
Noordse garnaal Pandalus borealis |
Gebied: |
NAFO 3M (17) (PRA/*N3M.) |
||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
Gebied: |
NAFO 3LMNO (GHL/N3LMNO) |
||
Estland |
321,3 |
||||
Duitsland |
328 |
||||
Letland |
45,1 |
||||
Litouwen |
22,6 |
||||
Spanje |
4 396,5 |
||||
Portugal |
1 837,5 |
||||
EU |
6 951 |
||||
TAC |
11 856 |
Soort: |
Roggen Rajidae |
Gebied: |
NAFO 3LNO (SRX/N3LNO.) |
||
Spanje |
5 833 |
||||
Portugal |
1 132 |
||||
Estland |
485 |
||||
Litouwen |
106 |
||||
EU |
7 556 |
||||
TAC |
12 000 |
Soort: |
Roodbaarzen Sebastes spp. |
Gebied: |
NAFO 3LN (RED/N3LN.) |
||
Estland |
173 |
||||
Duitsland |
119 |
||||
Letland |
173 |
||||
Litouwen |
173 |
||||
EU |
638 |
||||
TAC |
3 500 |
Soort: |
Roodbaarzen Sebastes spp. |
Gebied: |
NAFO 3M (RED/N3M.) |
||
Estland |
1 571 |
||||
Duitsland |
513 |
||||
Spanje |
233 |
||||
Letland |
1 571 |
||||
Litouwen |
1 571 |
||||
Portugal |
2 354 |
||||
EU |
7 813 |
||||
TAC |
10 000 |
Soort: |
Roodbaarzen Sebastes spp. |
Gebied: |
NAFO 3O (RED/N3O.) |
||
Spanje |
1 771 |
||||
Portugal |
5 229 |
||||
EU |
7 000 |
||||
TAC |
20 000 |
Soort: |
Roodbaarzen Sebastes spp. |
Gebied: |
NAFO Subarea 2, Divisions IF and 3K (RED/N1F3K.) |
||
Letland |
269 |
||||
Litouwen |
2 234 |
||||
TAC |
2 503 |
Soort: |
Witte heek Urophycis tenuis |
Gebied: |
NAFO 3NO (HKW/N3NO.) |
||
Spanje |
1 528 |
||||
Portugal |
2 001 |
||||
EU |
3 529 |
||||
TAC |
6 000 |
-
Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag uitsluitend als bijvangst worden gevangen met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
-
Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag uitsluitend als bijvangst worden gevangen met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen
-
Gerichte visserij op kabeljauw in NAFO 3M wordt toegestaan totdat de voor de rest van het jaar verwachte vangsten, inclusief bijvangsten, 100 % van de toegewezen quota bedragen. Na die datum worden uitsluitend bijvangsten van maximaal 1 250 kg of, indien dat meer is, 5 % toegestaan in het kader van de aan de vlaggenlidstaat toegewezen quota.
-
Inclusief de visrechten van Estland, Letland en Litouwen van 61 ton elk en de toewijzing van 209 ton aan Polen overeenkomstig de verdelingsregelingen voor de voormalige USSR die in 2003 door de Visserijcommissie van de NAFO zijn vastgesteld naar aanleiding van de toetreding van Estland, Letland, Litouwen en Polen tot de Europese Unie.
-
Voor lidstaten die niet over een quotum voor kabeljauw beschikken, mogen bijvangsten van kabeljauw bij de vangst van andere soorten in NAFO 3M niet meer bedragen dan 1 250 kg of 5 %, indien dat meer is.
-
Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag uitsluitend als bijvangst worden gevangen met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
-
Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag uitsluitend als bijvangst worden gevangen met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen
-
Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag uitsluitend als bijvangst worden gevangen met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen
-
Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag uitsluitend als bijvangst worden gevangen met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen
-
Te vangen tussen 1 juli en 31 december. Aandeel van de Unie niet nader bepaald;
-
Canada en de lidstaten van de Gemeenschap met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, kunnen samen beschikken over 29 458 ton.
-
Ondanks het feit dat de Unie toegang heeft tot een gedeeld quotum van 85 ton, is besloten dit quotum terug te brengen tot 0. Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag uitsluitend als bijvangst worden gevangen met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
-
Vangsten van vaartuigen binnen dit quotum worden aan de vlaggenlidstaat gemeld en iedere 48 uur via de Commissie aan de uitvoerend secretaris van de NAFO overgemaakt.
-
Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag uitsluitend als bijvangst worden gevangen met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen
-
Met uitzondering van het vak dat wordt begrensd door de volgende coördinaten:
Punt nr. |
Noorderbreedte |
Westerlengte |
1 |
47° 20'0 |
46° 40'0 |
2 |
47° 20'0 |
46° 30'0 |
3 |
46° 00'0 |
46° 30'0 |
4 |
46° 00'0 |
46° 40'0 |
-
Met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen.
-
De vaartuigen mogen ook op dit bestand vissen in sector 3L, in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:
Punt nr. |
Noorderbreedte |
Westerlengte |
1 |
47° 20'0 |
46° 40'0 |
2 |
47° 20'0 |
46° 30'0 |
3 |
46° 00'0 |
46° 30'0 |
4 |
46° 00'0 |
46° 40'0 |
Daarnaast wordt de visserij op garnaal van 1 juni tot en met 31 december 2010 verboden in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:
Punt nr. |
Noorderbreedte |
Westerlengte |
1 |
47° 55'0 |
45° 00'0 |
2 |
47° 30'0 |
44° 15'0 |
3 |
46° 55'0 |
44° 15'0 |
4 |
46° 35'0 |
44° 30'0 |
5 |
46° 35'0 |
45° 40'0 |
6 |
47° 30'0 |
45° 40'0 |
7 |
47° 55'0 |
45° 00'0 |
-
Niet relevant. Visserijbeheer door middel van beperkingen van de visserijinspanning. De betrokken lidstaten geven speciale visdocumenten af voor hun vaartuigen die deze visserij uitoefenen en stellen de Commissie vóór het begin van de activiteiten van de vaartuigen in kennis van deze afgifte overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1627/94.
Lidstaat |
Maximum aantal vaartuigen |
Maximum aantal visdagen |
Denemarken |
2 |
65 |
Estland |
8 |
833 |
Spanje |
10 |
128 |
Letland |
4 |
245 |
Litouwen |
7 |
289 |
Polen |
1 |
50 |
Portugal |
1 |
34 |
Iedere lidstaat meldt de Commissie maandelijks, tijdens de eerste 25 dagen na de kalendermaand van de vangsten, hoeveel visdagen zijn doorgebracht en hoeveel is gevangen in sector 3M en in het in voetnoot (1) gedefinieerde gebied.
-
Gerichte visserij op kabeljauw in NAFO 3LN wordt toegestaan totdat de voor de rest van het jaar verwachte vangsten, inclusief bijvangsten, 100 % van de toegewezen quota bedragen. Na die datum worden uitsluitend bijvangsten van maximaal 1 250 kg of, indien dat meer is, 5 % toegestaan in het kader van de aan de vlaggenlidstaat toegewezen quota.
-
Inclusief de visrechten van Estland, Letland en Litouwen van 173 ton elk overeenkomstig de verdelingsregelingen voor de voormalige USSR, die in 2003 door de Visserijcommissie van de NAFO zijn vastgesteld naar aanleiding van de toetreding van Estland, Letland, Litouwen en Polen tot de Europese Unie.
-
Voor lidstaten die niet over een quotum voor roodbaars beschikken, mogen bijvangsten van roodbaars bij de vangst van andere soorten in NAFO 3LN niet meer bedragen dan 1 250 kg of 5 %, indien dat meer is.
-
Op voorwaarde dat de voor dit bestand voor alle NAFO-partijen vastgestelde TAC van 10 000 ton wordt gerespecteerd. Wanneer deze TAC is opgevist, moet de gerichte visserij op het bestand worden stopgezet, ongeacht het niveau van de vangsten.
BIJLAGE ID
OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE SOORTEN - Alle gebieden
Deze TAC's worden vastgesteld in het kader van de internationale organisaties voor de tonijnvisserij, zoals de ICCAT en de IATTC.
Soort: |
Blauwvintonijn Thunnus thynnus |
Gebied: |
Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en Middellandse Zee (BFT/AE045W) |
||
Cyprus |
70,18 |
||||
Griekenland |
130,30 |
||||
Spanje |
2 526,06 |
||||
Frankrijk |
2 021,93 |
||||
Italië |
1 937,50 |
||||
Malta |
161,34 |
||||
Portugal |
237,66 |
||||
Alle lidstaten |
28,18 |
||||
EU |
7 113,15 |
||||
TAC |
13 500 |
Soort: |
Zwaardvis Xiphias gladius |
Gebied: |
Atlantische Oceaan, benoorden 5° NB (SWO/AN05N) |
||
Spanje |
6 869,8 |
||||
Portugal |
1 408,5 |
||||
Alle lidstaten |
357,5 |
||||
EU |
8 635,7 |
||||
TAC |
13 700 |
Soort: |
Zwaardvis Xiphias gladius |
Gebied: |
Atlantische Oceaan, bezuiden 5° NB (SWO/AS05N) |
||
Spanje |
6 299,8 |
||||
Portugal |
338,6 |
||||
EU |
6 638,4 |
||||
TAC |
15 000 |
Soort: |
Witte tonijn Germo alalunga |
Gebied: |
Atlantische Oceaan, benoorden 5° NB (ALB/AN05N) |
||
Ierland |
4 355,9 |
||||
Spanje |
14 659,9 |
||||
Frankrijk |
5 967,1 |
||||
Verenigd Koninkrijk |
309,4 |
||||
Portugal |
2 624,6 |
||||
EU |
27 916,8 |
||||
TAC |
28 000 |
Soort: |
Witte tonijn Germo alalunga |
Gebied: |
Atlantische Oceaan, bezuiden 5° NB (ALB/AS05N) |
||
Spanje |
943,7 |
||||
Frankrijk |
311 |
||||
Portugal |
660 |
||||
EU |
1 914,7 |
||||
TAC |
29 900 |
Soort: |
Grootoogtonijn Thunnus obesus |
Gebied: |
Atlantische Oceaan (BET/ATLANT) |
||
Spanje |
17 012,7 |
||||
Frankrijk |
8 026,9 |
||||
Portugal |
6 160,4 |
||||
EU |
31 200 |
||||
TAC |
85 000 |
Soort: |
Blauwe marlijn Makaira nigricans |
Gebied: |
Atlantische Oceaan (BUM/ATLANT) |
||
EU |
103 |
||||
TAC |
Niet relevant |
Soort: |
Witte marlijn Tetrapturus alba |
Gebied: |
Atlantische Oceaan (WHM/ATLANT) |
||
EU |
46,5 |
||||
TAC |
Niet relevant |
-
Met uitzondering van Cyprus, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Malta en Portugal, en alleen als bijvangst.
-
In het kader van deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm van de in bijlage IV, punt 1, (BFT/*8301) bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld:
Spanje |
367,23 |
Frankrijk |
165,69 |
EU |
532,92 |
-
In het kader van deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn met een gewicht van ten minste 6,4 kg en een lengte van ten minste 70 cm van de in bijlage IV, punt 1, (BFT/*641) bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld:
Frankrijk |
45 () |
EU |
45 |
-
Deze hoeveelheid kan door de Commissie op verzoek van Frankrijk worden herzien tot 100 ton zoals aangegeven in ICCAT-aanbeveling 08-05.
-
In het kader van deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn met een gewicht tussen 8 kg en 30 kg van de in bijlage IV, punt 3, (BFT/*643) bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld:
Spanje |
50,52 |
Frankrijk |
49,84 |
Italië |
39,34 |
Cyprus |
1,40 |
Malta |
3,23 |
EU |
144,34 |
-
Within this TAC, the following the catch limit and allocation between Member States shall apply to catches of bluefin tuna between and 8 kg and 30 kg by the vessels referred to in point 3 of Annex IV (BFT/*643):
Italië |
39,34 |
EU |
39,34 |
-
Met uitzondering van Spanje en Portugal, en uitsluitend als bijvangst.
-
Het aantal EU-vissersvaartuigen dat op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort vist, wordt overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 520/2007 vastgesteld op 1 253.
-
Het maximum aantal EU-vaartuigen dat gericht op Noord-Atlantische witte tonijn mag vissen, is overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 520/2007 als volgt over de lidstaten verdeeld:
Lidstaat |
Maximum aantal vaartuigen |
Ierland |
50 |
Spanje |
730 |
Frankrijk |
151 |
Verenigd Koninkrijk |
12 |
Portugal |
310 |
BIJLAGE IE
ANTARCTISCH GEBIED
CCAMLR-gebied
Deze door de CCAMLR vastgestelde TAC's worden niet aan de CCAMLR-leden toegewezen, zodat het aandeel van de Unie onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de CCAMLR, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC is opgevist.
Soort: |
IJsvis Champsocephalus gunnari |
Gebied: |
FAO 48.3 Antarctische wateren (ANI/F483.) |
||
TAC |
1 548 |
Soort: |
Ijsvis Champsocephalus gunnari |
Gebied: |
FAO 58.5.2 Antarctische wateren (1) (ANI/F5852.) |
||
TAC |
1 658 |
Soort: |
Zwarte patagonische ijsvis Dissostichus eleginoides |
Gebied: |
FAO 48.3 Antarctische wateren (TOP/F483.) |
||
TAC |
3 000 |
||||
Bijzondere voorwaarden: Binnen de limieten van bovenstaand quotum mag in de onderstaande deelgebieden niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden: |
|||||
Beheersgebied A: 48°°WL tot 43°° 30° WL – 52°° 30°ZB tot 56°°ZB (TOP/*F483A) |
0 |
||||
Beheersgebied B: 43°° 30°WL tot 40°°WL – 52°° 30°ZB tot 56°°ZB (TOP/*F483B) |
900 |
||||
Beheersgebied C: 40°°WL tot 33°° 30°WL – 52°° 30°ZB tot 56°°ZB (TOP/*F483C) |
2 100 |
Soort: |
Zwarte patagonische ijsvis Dissostichus eleginoides |
Gebied: |
FAO 48,4 Antarctische wateren (TOP/F484.) |
||
TAC |
75 |
Soort: |
Zwarte patagonische ijsvis Dissostichus eleginoides |
Gebied: |
FAO 58.5.2 Antarctische wateren (TOP/F5852.) |
||
TAC |
2 550 |
Soort: |
Antarctisch krill Euphausia superba |
Gebied: |
FAO 48 (KRI/F48.) |
||
TAC |
3 470 000 |
||||
Bijzondere voorwaarden: Binnen de limieten van bovenstaand quotum mag in de onderstaande deelgebieden niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden: |
|||||
Sector 48.1 (KRI/F48.1.) |
155 000 |
||||
Sector 48.2 (KRI/F48.2.) |
279 000 |
||||
Sector 48.3 (KRI/F48.3.) |
279 000 |
||||
Sector 48.4 (KRI/F48.4.) |
93 000 |
Soort: |
Antarctisch krill Euphausia superba |
Gebied: |
FAO 58.4.1 Antarctische wateren (KRI/F5841.) |
||
TAC |
440 000 |
||||
Bijzondere voorwaarden: Binnen de limieten van bovenstaand quotum mag in de onderstaande deelgebieden niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden: |
|||||
Sector 58.4.1 ten westen van 115° OL (KRI/*F-41W) |
277 000 |
||||
Sector 58.4.1 ten oosten van 115° OL (KRI/*F-41E) |
163 000 |
Soort: |
Antarctisch krill Euphausia superba |
Gebied: |
FAO 58.4.2 Antarctische wateren (KRI/F5842.) |
||
TAC |
2 645 000 |
||||
Bijzondere voorwaarden: Binnen de limieten van bovenstaand quotum mag in de onderstaande deelgebieden niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden: |
|||||
Sector 58.4.2 ten westen van 55° OL (KRI/*F-42W) |
1 448 000 |
||||
Sector 58.4.2 ten oosten van 55° OL (KRI/*F-42E) |
1 080 000 |
Soort: |
Grijze zuidpoolkabeljauw Lepidonotothen squamifrons |
Gebied: |
FAO 58.5.2 Antarctische wateren (NOS/F5852.) |
||
TAC |
80 |
Soort: |
Krabben Paralomis spp. |
Gebied: |
FAO 48.3 Antarctische wateren (PAI/F483.) |
||
TAC |
1 600 |
Soort: |
Grenadiers Macrourus spp. |
Gebied: |
FAO 58.5.2 Antarctische wateren (GRV/F5852.) |
||
TAC |
360 |
Soort: |
Andere soorten |
Gebied: |
FAO 58.5.2 Antarctische wateren (OTH/F5852.) |
||
TAC |
50 |
Soort: |
Roggen Rajidae |
Gebied: |
FAO 58.5.2 Antarctische wateren (SRX/F5852.) |
||
TAC |
120 |
-
In het kader van deze TAC mag visserij worden bedreven in het gedeelte van statistische sector 58.5.2 van de FAO dat is afgebakend door de lijn die loopt:
a) |
van het snijpunt van lengtegraad 72° 15’OL met de grens als vastgesteld bij de overeenkomst inzake de afbakening van de wateren tussen Australië en Frankrijk („Australia-France Maritime Delimitation Agreement”) zuidwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt daarvan met breedtegraad 53° 25’ZB; |
b) |
vervolgens oostwaarts langs deze breedtegraad tot het snijpunt ervan met lengtegraad 74°OL; |
c) |
daarna langs een geodetische lijn in noordoostelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 52° 40’ZB met lengtegraad 76°OL; |
d) |
vervolgens noordwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt ervan met breedtegraad 52°ZB; |
e) |
daarna langs een geodetische lijn in noordwestelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 51°ZB met lengtegraad 74° 30’OL; en |
f) |
vervolgens langs een geodetische lijn in zuidwestelijke richting naar het beginpunt. |
-
Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2009 tot en met 30 november 2010.
-
Deze TAC is van toepassing voor beugvisserij in de periode van 1 mei tot en met 31 augustus 2010 en voor korfvisserij in de periode van 1 december 2009 tot en met 30 november 2010.
-
Deze TAC is uitsluitend van toepassing ten westen van 79° 20’OL. Het is niet toegestaan ten oosten van deze lengtegraad in deze zone te vissen (zie bijlage IX).
-
Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2009 tot en met 30 november 2010.
-
Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2009 tot en met 30 november 2010.
-
Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2009 tot en met 30 november 2010.
-
Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2009 tot en met 30 november 2010.
-
Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2009 tot en met 30 november 2010.
BIJLAGE IF
ZUIDOOST-ATLANTISCHE OCEAAN
SEAFO-gebied
Deze TAC's worden niet aan de SEAFO-leden toegewezen, zodat het aandeel van de Unie onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de SEAFO, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC is opgevist.
Soort: |
Beryciden Beryx spp. |
Gebied: |
SEAFO (ALF/SEAFO) |
||
TAC |
200 |
Soort: |
Rode diepzeekrabben Chaceon (Geryon) quinquedens |
Gebied: |
SEAFO-deelsector B1 (1) (CRR/F47NAM) |
||
TAC |
0 |
Soort: |
Rode diepzeekrabben Chaceon (Geryon) quinquedens |
Gebied: |
SEAFO, met uitzondering van deelsector B1 (CRR/F47X) |
||
TAC |
200 |
Soort: |
Zwarte patagonische ijsvis Dissostichus eleginoides |
Gebied: |
SEAFO (TOP/SEAFO) |
||
TAC |
200 |
Soort: |
Atlantische slijmkop Hoplostethus atlanticus |
Gebied: |
SEAFO-deelsector B1 (2) (ORY/F47NAM) |
||
TAC |
0 |
Soort: |
Atlantische slijmkop Hoplostethus atlanticus |
Gebied: |
SEAFO, met uitzondering van deelsector B1 (ORY/F47X) |
||
TAC |
50 |
-
In het kader van deze TAC mag de visserij worden bedreven in het gebied dat wordt begrensd:
— |
ten westen door de lengtegraad 0°OL, |
— |
ten noorden door de breedtegraad 20°ZB, |
— |
ten zuiden door de breedtegraad 28°ZB, en |
— |
ten oosten door de buitengrenzen van de Exclusieve Economische Zone van Namibië. |
-
In het kader van deze bijlage mag de visserij worden bedreven in het gebied dat wordt begrensd:
— |
ten westen door de lengtegraad 0°OL, |
— |
ten noorden door de breedtegraad 20°ZB, |
— |
ten zuiden door de breedtegraad 28°ZB, en |
— |
ten oosten door de buitengrenzen van de Exclusieve Economische Zone van Namibië. |
BIJLAGE IG
ZUIDELIJKE BLAUWVINTONIJN - Alle gebieden
Soort: |
Zuidelijke blauwvintonijn Thunnus maccoyii |
Gebied: |
Alle gebieden (SBF/F41-81) |
||
EU |
10 |
||||
TAC |
9 449 |
-
Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
BIJLAGE IH
WCPFC-gebied
Soort: |
Zwaardvis Xiphias gladius |
Gebied: |
Het gedeelte van het WCFPC-gebied ten zuiden van 20° ZB (F7120S) |
||
EU |
niet vastgesteld |
||||
TAC |
niet vastgesteld |
BIJLAGE IJ
SFPO-verdragsgebied
Soort: |
Chileense horsmakreel Trachurus murphyi |
Gebied: |
SFPO-verdragsgebied (CJM) |
||
Duitsland |
49 553 |
||||
Nederland |
47 449 |
||||
Litouwen |
37 998 |
||||
Polen |
44 000 |
||||
EU |
179 000 |
Aanhangsel bij bijlage I
-
1.Kabeljauwselectiviteit in de Noordzee en het Skagerrak
1.1. De lidstaten nemen maatregelen om het gebruik van kabeljauwquota door vaartuigen die onder hun vlag varen, in de Noordzee en het Skagerrak opereren en bodemtrawls, Deense zegennetten en soortgelijk gesleept vistuig - met uitzondering van boomkorren - gebruiken, over heel 2010 te spreiden, en de teruggooi van kabeljauw door deze vaartuigen te beperken, overeenkomstig de voorwaarden van de punten 1.2 tot en met 1.6.
1.2. De lidstaten passen het gebruik van de in punt 1.1 genoemde vistuigen aan aan het gebruik van hun kabeljauwquota. Daartoe stellen de lidstaten tegen het einde van elk kwartaal van 2010 streefcijfers voor het gebruik van hun kabeljauwquota vast, en delen zij deze uiterlijk op 1 februari 2010 mee aan de Commissie.
1.3. Als aan het einde van de eerste drie kwartalen van 2010 het gebruik van het kabeljauwquotum meer dan 10 % boven het streefcijfer ligt, neemt de betrokken lidstaat maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn in punt 1.1 bedoelde vaartuigen technische wijzigingen in hun vistuigen aanbrengen om bijvangsten van kabeljauw te beperken, en wel in een dusdanige mate dat het streefcijfer voor het gebruik van het quotum aan het einde van het volgende kwartaal gehaald wordt.
1.4. Binnen een maand na het einde van het kwartaal waarin het streefcijfer is overschreden, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de in punt 1.3 bedoelde maatregelen en lichten zij daarin toe welke technische wijzigingen in het vistuig moeten worden aangebracht en welke vaartuigen het betreft; voorts verstrekken zij bewijsmateriaal waaruit blijkt welk effect dat waarschijnlijk heeft op de kabeljauwvangst.
1.5. Wanneer het kabeljauwquotum van een lidstaat vóór 15 oktober 2010 voor 90 % is opgebruikt, zijn alle in punt 1.1 bedoelde vaartuigen van die lidstaat die gebruik maken van vistuig met een maaswijdte van 80 mm of meer, met uitzondering van vaartuigen die Deense zegennetten gebruiken, verplicht tot het einde van het jaar het in aanhangsel 4 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 43/2009 bedoelde vistuig te gebruiken, of elk ander vistuig met zodanige technische kenmerken dat daarmee soortgelijke kabeljauwvangsten worden gedaan, hetgeen bevestigd dient te zijn door het WTECV, of, indien het vaartuigen betreft die op langoustine vissen, een zeeflap als omschreven in aanhangsel 3 bij die bijlage of enig ander tuig met een soortgelijk ontsnappingsmechanisme waarvan de werkzaamheid is aangetoond.
1.6. Onverminderd het bepaalde in punt 1.5 mogen de lidstaten de in dat punt bedoelde maatregelen ook toepassen op afzonderlijke vaartuigen of groepen vaartuigen die vóór 15 november 2010 90 % van het nationale kabeljauwquotum hebben opgebruikt dat hun overeenkomstig de nationale methode voor het toewijzen van vangstmogelijkheden beschikbaar was gesteld.
1.7. Onverminderd het bepaalde in de punten 1.3 en 1.5 mogen de lidstaten de in die punten bedoelde maatregelen ook toepassen op afzonderlijke vaartuigen of groepen vaartuigen waarvoor een deel van de nationale kabeljauwquota beschikbaar is gesteld overeenkomstig de nationale methode voor het toewijzen van vangstmogelijkheden.
-
2.Kabeljauwselectiviteit in het oostelijk deel van het Kanaal
2.1. De lidstaten nemen maatregelen om het gebruik van kabeljauwquota door vaartuigen die onder hun vlag varen, in het oostelijk deel van het Kanaal opereren en bodemtrawls, Deense zegennetten en soortgelijk gesleept vistuig - met uitzondering van boomkorren - gebruiken, over heel 2010 te spreiden, en de teruggooi van kabeljauw door deze vaartuigen te beperken, overeenkomstig de voorwaarden van de punten 2.2, 2.3 en 2.4 hieronder.
2.2. De lidstaten passen het gebruik van de in punt 2.1 genoemde vistuigen aan aan het gebruik van hun kabeljauwquota. Daartoe stellen de lidstaten tegen het einde van elk kwartaal van 2010 streefcijfers voor het gebruik van hun kabeljauwquota vast, en delen zij deze uiterlijk op 1 februari 2010 mee aan de Commissie.
2.3. Als aan het einde van het tweede en het derde kwartaal van 2010 het gebruik van het kabeljauwquotum meer dan 10 % boven het streefcijfer ligt, gaat de betrokken lidstaat over tot maatregelen en eventueel tot onmiddellijke sluiting, om ervoor te zorgen dat de in punt 2.1 bedoelde vaartuigen die onder hun vlag varen, bijvangsten van kabeljauw vermijden en buiten het quotum vallende soorten gaan bevissen, en wel in die mate dat het streefcijfer voor het gebruik van het kabeljauwquotum aan het einde van het volgende kwartaal gehaald wordt.
2.4. Op verzoek van de Commissie stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de in punt 2.3 bedoelde maatregelen.
BIJLAGE IIA
VISSERIJINSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN BEPAALDE BESTANDEN IN DE ICES-ZONES IIIa, IV, VIa, VIIa, VIId, EN IN EU-WATEREN VAN DE ICES-ZONES IIa EN Vb
-
1.Toepassingsgebied
1.1. Deze bijlage is van toepassing op EU-vaartuigen die één van de in punt 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 bedoelde vistuigen aan boord hebben of gebruiken en aanwezig zijn in één van de in punt 2 van die bijlage bedoelde geografische gebieden.
1.2. Deze bijlage is niet van toepassing op vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 meter. Deze vaartuigen hoeven niet in het bezit zijn van een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94. De betrokken lidstaten beoordelen de visserijinspanning voor deze vaartuigen aan de hand van de inspanningsgroep waartoe zij behoren, en gebruiken daarvoor adequate bemonsteringsmethoden. In 2010 verzoekt de Commissie om wetenschappelijk advies teneinde de door deze vaartuigen verrichte inspanning te beoordelen en de betrokken vaartuigen later in de inspanningsregeling op te nemen.
-
2.Gereglementeerd tuig en geografische gebieden
Voor de toepassing van deze bijlage gelden de in punt 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 vermelde vistuigcategorieën en de in punt 2 van die bijlage vermelde geografische gebieden.
-
3.Maximaal toegestane visserijinspanning
3.1. De voor de beheersperiode 2010, van 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2011, geldende maximaal toegestane visserijinspanning als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 en artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 676/2007, per inspanningsgroep en per lidstaat, wordt vastgesteld in aanhangsel 1.
3.2. De overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1954/2003 vastgestelde maximumniveaus voor de jaarlijkse visserijinspanning laten de in deze bijlage bepaalde maximaal toegestane visserijinspanning onverlet.
-
4.Verplichtingen van de lidstaten
4.1. De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig de voorwaarden van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 676/2007, artikel 4 en de artikelen 13 tot en met 17 van Verordening (EG) nr. 1342/2008 en de artikelen 26 tot en met 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
4.2. Artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 geldt voor vaartuigen die in het toepassingsgebied van deze bijlage vallen. Het in dat artikel bedoelde geografische gebied is voor kabeljauwbeheer elk van de geografische gebieden van punt 2 en, voor tong- en scholbeheer, ICES-gebied IV.
-
5.Toewijzing van de visserijinspanning
5.1. Indien een lidstaat dit passend acht om de duurzame uitvoering van zijn visserijinspanningsregeling te versterken, verleent hij vaartuigen in de geografische gebieden waarop deze bijlage van toepassing is, geen toestemming voor visserijactiviteiten met gereglementeerd vistuig als deze vaartuigen nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten hebben bedreven, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.
5.2. Een lidstaat mag beheersperioden vaststellen voor de toewijzing van de volledige maximaal toegestane inspanning, of delen daarvan, aan individuele vaartuigen of groepen vaartuigen. In dat geval wordt het aantal dagen of uren tijdens welke een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld. Tijdens dergelijke beheersperioden kan de lidstaat de inspanning opnieuw toewijzen tussen individuele vaartuigen of groepen vaartuigen.
5.3. Lidstaten die de aanwezigheid van vaartuigen in een gebied per uur vaststellen, moeten de benutting van de dagen blijven meten overeenkomstig de in punt 4 bedoelde voorwaarden. Op verzoek van de Commissie moet de lidstaat aantonen welke voorzorgsmaatregelen hij heeft genomen ter voorkoming van excessieve benutting van de inspanning in het gebied wanneer een vaartuig zijn aanwezigheden in het gebied beëindigt vóór het einde van een periode van 24 uur.
-
6.Mededeling van relevante gegevens
6.1. Onverminderd de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 dienen de lidstaten bij de Commissie, op haar verzoek, aan de hand van het in aanhangsel 2 opgenomen modelrapportageformulier de gegevens in over de visserijinspanning die hun vaartuigen gedurende de vorige en daaraan voorafgaande maanden hebben verricht.
6.2. De gegevens worden naar een door de Commissie aan de lidstaten mee te delen e-mailadres gestuurd. Wanneer het systeem voor de uitwisseling van visserijgegevens (FIDES - Fisheries Data Exchange System) - of een ander door de Commissie vastgesteld gegevenssysteem - operationeel wordt, sturen de lidstaten, uiterlijk op de 15e van elke maand, de gegevens over de tot het einde van de voorafgaande maand verrichte inspanning naar dat systeem. De Commissie deelt de lidstaten uiterlijk twee maanden vóór de eerste termijn mee op welke datum het systeem voor de transmissie van gegevens in werking zal treden. De eerste visserijinspanningsaangifte die naar het systeem wordt gestuurd, dient de gegevens over de vanaf 1 februari 2010 verrichte inspanning te omvatten. De lidstaten sturen de Commissie desgevraagd de gegevens over de door hun vissersvaartuigen in januari 2010 verrichte visserijinspanning.
Aanhangsel 1 bij bijlage IIA
Maximaal toegestane visserijinspanning in kilowattdagen
Geografisch gebied: |
Gereglementeerd vistuig |
DK |
DE |
SE |
||
|
TR1 |
197 929 |
4 212 |
16 610 |
||
TR2 |
1 475 629 |
9 316 |
582 233 |
|||
TR3 |
523 126 |
0 |
55 853 |
|||
BT1 |
0 |
0 |
0 |
|||
BT2 |
0 |
0 |
0 |
|||
GN |
115 456 |
26 534 |
13 102 |
|||
GT |
22 645 |
0 |
22 060 |
|||
LL |
1 100 |
0 |
25 339 |
Geografisch gebied: |
Gereglementeerd vistuig |
BE |
DK |
DE |
ES |
FR |
IE |
NL |
SE |
Verenigd Koninkrijk |
||
|
TR1 |
432 |
4 892 761 |
1 379 121 |
2 036 |
2 214 240 |
227 |
371 757 |
248 638 |
8 938 164 |
||
TR2 |
279 868 |
4 106 634 |
516 154 |
0 |
9 638 858 |
15 861 |
1 080 920 |
872 900 |
7 409 969 |
|||
TR3 |
0 |
4 391 356 |
3 501 |
0 |
107 041 |
0 |
48 508 |
263 772 |
21 511 |
|||
BT1 |
1 427 574 |
1 157 265 |
29 271 |
0 |
0 |
0 |
999 808 |
0 |
1 739 759 |
|||
BT2 |
6 229 751 |
88 645 |
1 691 253 |
0 |
829 504 |
0 |
34 923 335 |
0 |
7 337 669 |
|||
GN |
163 531 |
2 307 977 |
224 484 |
0 |
222 598 |
0 |
438 664 |
74 925 |
546 303 |
|||
GT |
0 |
224 124 |
467 |
0 |
2 374 073 |
0 |
0 |
48 968 |
14 004 |
|||
LL |
0 |
56 312 |
0 |
245 |
71 448 |
0 |
0 |
110 468 |
134 880 |
Geografisch gebied: |
Gereglementeerd vistuig |
BE |
FR |
IE |
Verenigd Koninkrijk |
||
|
TR1 |
0 |
138 714 |
59 625 |
603 719 |
||
TR2 |
17 409 |
552 |
845 598 |
1 934 646 |
|||
TR3 |
0 |
0 |
8 433 |
1 588 |
|||
BT1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|||
BT2 |
843 782 |
0 |
514 584 |
111 693 |
|||
GN |
0 |
158 |
18 255 |
5 970 |
|||
GT |
0 |
0 |
0 |
158 |
|||
LL |
0 |
0 |
0 |
70 614 |
Geografisch gebied: |
Gereglementeerd vistuig |
DE |
ES |
FR |
IE |
Verenigd Koninkrijk |
||
|
TR1 |
16 569 |
0 |
3 387 803 |
221 346 |
1 836 929 |
||
TR2 |
0 |
0 |
7 415 |
479 043 |
2 972 845 |
|||
TR3 |
0 |
0 |
0 |
20 355 |
30 042 |
|||
BT1 |
0 |
0 |
7 161 |
0 |
117 544 |
|||
BT2 |
0 |
0 |
13 211 |
3 801 |
4 626 |
|||
GN |
35 442 |
13 836 |
400 503 |
5 697 |
213 454 |
|||
GT |
0 |
0 |
0 |
1 953 |
145 |
|||
LL |
0 |
1 402 142 |
54 917 |
4 250 |
630 040 |
Aanhangsel 2 bij bijlage IIA
Tabel II
Rapportageformaat
Land |
Vistuig |
Gebied |
Jaar |
Maand |
Cumulatieve aangifte |
(1) |
(2) |
(3) |
(4) |
(5) |
(6) |
Tabel III
Gegevensformaat
Naam van het veld |
Maximum aantal letters/cijfers |
Richting (1) L(inks/R(echts) |
Definitie en opmerkingen |
||
|
3 |
— |
Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig is geregistreerd |
||
|
3 |
— |
Eén van de volgende vistuigtypes: TR1 TR2 TR3 BT1 BT2 GN1 GT1 LL1 |
||
|
8 |
L |
Eén van de volgende gebieden: 03AS 02A0407D 07A 06A |
||
|
4 |
— |
Het jaar van de maand waarvoor de aangifte wordt gedaan |
||
|
2 |
— |
Maand waarvoor de visserijinspanningsaangifte wordt gedaan (uitgedrukt in twee cijfers tussen 01 en 12) |
||
|
13 |
R |
Cumulatieve visserijinspanning in kilowattdagen vanaf 1 januari van het jaar (4) tot het einde van de maand (5) |
-
relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een formaat met vaste lengte.
BIJLAGE IIB
VISSERIJINSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE ZUIDELIJKE HEEKBESTANDEN EN LANGOUSTINEBESTANDEN IN DE ICES-SECTOREN VIIIc EN IXa, MET UITZONDERING VAN DE GOLF VAN CADIZ
-
1.Toepassingsgebied
Deze bijlage is van toepassing op EU-vaartuigen met een lengte over alles van ten minste 10 meter, die trawls, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm en kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 60 mm of demersale beuglijnen aan boord hebben of gebruiken, en aanwezig zijn in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cadiz.
-
2.Definities
Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:
a) |
„vistuiggroep”: sleepnetten, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm, alsmede kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 60 mm en demersale beuglijnen; |
b) |
„gereglementeerd tuig”: tuig van de twee vistuigcategorieën die tot de vistuiggroep behoren; |
c) |
„gebied”: de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cadiz; |
d) |
„beheersperiode 2010”: de periode van 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2011; |
e) |
„bijzondere voorwaarden”: de in punt 5.2 genoemde bijzondere voorwaarden. |
-
3.Vaartuigen waarvoor beperkingen van de visserijinspanning gelden
3.1. Een lidstaat verleent vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming voor visserijactiviteiten met gereglementeerd vistuig in het gebied als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007, 2008 of 2009, de vangstcijfers ingevolge een overdracht van dagen tussen vaartuigen niet meegerekend, nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in dat gebied hebben bedreven, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het gebied wordt gebruikt.
3.2. Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in het gebied, mag in dat gebied niet vissen met gereglementeerd vistuig, tenzij het vaartuig na een overdracht een quotum krijgt toegewezen uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 10 of punt 11 van deze bijlage.
-
4.Algemene verplichtingen en activiteitsbeperkingen
4.1. De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig de voorwaarden van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2166/2005 en de artikelen 26 tot en met 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
4.2. De lidstaten zorgen ervoor dat EU-vaartuigen die hun vlag voeren, wanneer ze gereglementeerd vistuig aan boord hebben, niet langer dan het in punt 5 bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied.
4.3. Artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 geldt voor vaartuigen die in het toepassingsgebied van deze bijlage vallen. Het in dat artikel bedoelde geografische gebied is het gebied bedoeld in punt 2.
AAN EU-VAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED
-
5.Maximum aantal dagen
5.1. Het maximum aantal dagen waarvoor een lidstaat tijdens de beheersperiode 2010 een onder zijn vlag varend vaartuig mag toestaan om in het gebied aanwezig te zijn terwijl het gereglementeerd vistuig aan boord heeft, staat vermeld in tabel I.
5.2. Voor de vaststelling van het maximum aantal zeedagen dat een EU-vaartuig na toestemming van zijn vlaggenlidstaat in het gebied aanwezig mag zijn, gelden de onderstaande bijzondere voorwaarden overeenkomstig tabel I:
a) |
de totale aanvoer van heek door het vaartuig in 2007 of 2008 moet per jaar minder dan 5 ton bedragen volgens de aanvoer in levend gewicht zoals opgegeven in het visserijlogboek, en |
b) |
de totale aanvoer van langoustine door het vaartuig in 2007 of 2008 moet per jaar minder dan 2,5 ton bedragen volgens de aanvoer in levend gewicht zoals opgegeven in het visserijlogboek. |
5.3. De in punt 5.2 genoemde bijzondere voorwaarde kan worden overgedragen naar één of meer andere vaartuigen die dat vaartuig in de vloot vervangen, mits het vervangende vaartuig soortgelijk vistuig gebruikt en nog niet eerder heek en langoustine met een hoger gewicht dan vermeld in punt 5.2 heeft aangevoerd.
5.4. De lidstaten mogen de hun toegewezen visserijinspanning beheren aan de hand van een kilowattdagensysteem. Op grond van dat systeem mogen zij een vaartuig met betrekking tot de in tabel I opgenomen soorten gereglementeerd vistuig en bijzondere voorwaarden, toestaan om gedurende een maximum aantal dagen dat verschilt van het in die tabel vastgestelde aantal, aanwezig te zijn in het gebied, mits het totale aantal kilowattdagen dat met het gereglementeerde vistuig en de in punt 5.2 genoemde bijzondere voorwaarde overeenstemt, in acht wordt genomen.
Het totale aantal kilowattdagen moet de som zijn van alle individuele visserijinspanningen die zijn toegewezen aan de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren en in aanmerking komen voor het gereglementeerde vistuig en, in voorkomend geval, voor de bijzondere voorwaarde. Deze individuele visserijinspanningen worden berekend in kilowattdagen door het motorvermogen van elk vaartuig te vermenigvuldigen met het aantal zeedagen waarover het betrokken vaartuig overeenkomstig tabel I zou beschikken indien de bepalingen van dit punt niet werden toegepast. Aangezien het aantal dagen overeenkomstig tabel I onbeperkt is, bedraagt het aantal dagen waarover het vaartuig zou beschikken, 360.
5.5. Lidstaten die gebruik wensen te maken van de in punt 5.4 vastgestelde bepalingen, dienen bij de Commissie een verzoek in met elektronische verslagen waarin voor de in tabel I vermelde vistuiggroep en bijzondere voorwaarde de gegevens worden vermeld voor de berekening op basis van:
— |
de lijst van vaartuigen die mogen vissen, met vermelding van hun nummer in het EU-vissersvlootregister (CFR) en hun motorvermogen, |
— |
de vangstcijfers van 2007, 2008 en 2009 voor dergelijke vaartuigen, waaruit de in bijzondere voorwaarde 5.2, onder a) of b), vastgestelde vangstsamenstelling blijkt, indien deze vaartuigen voor deze bijzondere voorwaarde in aanmerking komen, |
— |
het aantal zeedagen dat elk vaartuig overeenkomstig tabel I oorspronkelijk had mogen vissen en het aantal zeedagen waarover elk vaartuig bij toepassing van punt 5.4 zou beschikken. |
Op basis van deze gegevens mag de Commissie de betrokken lidstaat toestemming verlenen om gebruik te maken van het bepaalde in punt 5.4.
-
6.Beheersperioden
6.1. Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden met een duur van een of meer kalendermaanden.
6.2. Het aantal dagen of uren tijdens dewelke een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat vastgesteld.
Lidstaten die de aanwezigheid van vaartuigen in een gebied per uur vaststellen, moeten de benutting van de dagen blijven meten overeenkomstig punt 4.1. Op verzoek van de Commissie moet de lidstaat aantonen welke voorzorgsmaatregelen hij heeft genomen ter voorkoming van excessieve benutting van dagen in het gebied wanneer een vaartuig aanwezigheden in het gebied beëindigt nadat een periode van 24 uur is afgelopen.
-
7.Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten
7.1. De Commissie kan lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig toestemming van zijn vlaggenlidstaat kan krijgen om in het gebied aanwezig te zijn met gereglementeerd vistuig aan boord, en wel op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004, hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999, artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 of Verordening (EG) nr. 744/2008 van de Raad van 24 juli 2008 tot instelling van een tijdelijke specifieke actie ter bevordering van de herstructurering van de door de economische crisis getroffen vissersvloten van de Europese Gemeenschap (1), hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. Ook vaartuigen waarvoor kan worden aangetoond dat zij definitief uit het gebied verdwenen zijn, komen in aanmerking.
De in kilowattdagen gemeten visserijinspanning die vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, in 2003 met het betrokken vistuig hebben geleverd, wordt gedeeld door de inspanning die alle vaartuigen in 2003 met dat vistuig hebben geleverd. Het aantal extra zeedagen wordt vervolgens berekend door de aldus verkregen ratio te vermenigvuldigen met het aantal dagen dat overeenkomstig tabel I zou zijn toegewezen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag.
Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 3 of punt 5.3 is vervangen of wanneer de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is benut om extra zeedagen te krijgen.
7.2. Lidstaten die gebruik wensen te maken van de in punt 7.1 vastgestelde toewijzingen, dienen bij de Commissie een verzoek in met elektronische verslagen waarin voor de in tabel I vermelde vistuiggroep en bijzondere voorwaarde de gegevens worden vermeld voor de berekening op basis van:
— |
de lijst van vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, met vermelding van hun nummer in het EU-vissersvlootregister (CFR) en hun motorvermogen, |
— |
de in 2003 door die vaartuigen verrichte visserijactiviteit, berekend in zeedagen volgens vistuiggroep en, zo nodig, per bijzondere voorwaarde. |
7.3. Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 5.1 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.
7.4. Tijdens de beheersperiode 2010 mag een lidstaat deze extra zeedagen opnieuw toewijzen aan alle of sommige vaartuigen die nog steeds deel uitmaken van de vloot en die in aanmerking komen voor het gereglementeerde vistuig. Overdracht van extra dagen van een vaartuig waarvan de activiteiten zijn beëindigd en dat in aanmerking kwam voor een bijzondere voorwaarde 5.2, onder a) of b), naar een actief vaartuig dat niet in aanmerking komt voor een bijzondere voorwaarde, is niet toegestaan.
7.5. Extra dagen die eerder door de Commissie waren toegewezen vanwege de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten, mogen in de beheersperiode 2010 niet opnieuw door de lidstaten worden toegewezen, tenzij de Commissie heeft besloten deze extra dagen opnieuw te evalueren op basis van de huidige vistuiggroepen en beperkingen van het aantal zeedagen. Na de indiening van een verzoek om het aantal dagen opnieuw te evalueren, wordt de lidstaat in afwachting van het besluit van de Commissie voorlopig gemachtigd om 50 % van het extra aantal dagen opnieuw toe te wijzen.
-
8.Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers
8.1. De Commissie kan in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers de lidstaten drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met gereglementeerd vistuig aan boord. Dergelijke programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling en moeten inzake gegevensverzameling verder gaan dan de vereisten van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (2) en de uitvoeringsbepalingen daarvan voor nationale programma's.
De waarnemers zijn onafhankelijk van de eigenaar, van de gezagvoerder van het vaartuig en van de bemanning.
8.2. Lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 8.1 bedoelde toewijzingen, dienen een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers ter goedkeuring bij de Commissie in.
8.3. Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 5.1 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat en voor de vaartuigen, het gebied en het vistuig waarvoor het programma voor versterkt toezicht door waarnemers geldt, wijzigen overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.
8.4. Indien een door een lidstaat ingediend programma voor versterkt toezicht door waarnemers reeds in het verleden door de Commissie is goedgekeurd en de lidstaat dit programma ongewijzigd wil blijven toepassen, stelt de lidstaat de Commissie vier weken vóór het begin van de periode waarvoor dit programma van toepassing is, in kennis van de voortzetting ervan.
-
9.Bijzondere voorwaarden voor de toewijzing van dagen
9.1. Indien aan een vaartuig een onbeperkt aantal dagen wordt toegewezen omdat is voldaan aan de bijzondere voorwaarden, mag de aanvoer van het vaartuig in de beheersperiode 2010 niet meer bedragen dan 5 ton heek en 2,5 ton langoustine, gemeten in levend gewicht.
9.2. Vaartuigen mogen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig.
9.3. Wanneer een vaartuig niet aan de betrokken voorwaarde(n) voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de toewijzing van het aantal dagen dat met die bijzondere voorwaarde overeenstemt.
Tabel I
Maximum aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn, per vistuig
Bijzondere voorwaarde |
Gereglementeerd vistuig |
Maximum aantal dagen |
Bodemtrawls, Deense zegennetten of soortgelijke trawls met een maaswijdte ≥ 32 mm, kieuwnetten met een maaswijdte ≥ 60 mm en demersale beuglijnen |
158 |
|
5.2(a) en 5.2(b) |
Bodemtrawls, Deense zegennetten of soortgelijke trawls met een maaswijdte ≥ 32 mm, kieuwnetten met een maaswijdte ≥ 60 mm en demersale beuglijnen |
Onbeperkt |
UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJINSPANNINGEN
-
10.Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren
10.1. Een lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren, toestaan om dagen tijdens welke zij in het gebied aanwezig mogen zijn, voor hetzelfde gebied over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door het overdragende vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het EU-vissersvlootregister geregistreerde vermogen.
10.2. Het product van het overeenkomstig punt 10.1 overgedragen totale aantal dagen in het betrokken gebied en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd in het visserijlogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.
10.3. Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 10.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met gereglementeerd vistuig en gedurende dezelfde beheersperiode.
10.4. Het overdragen van dagen is alleen toegestaan voor vaartuigen waaraan visdagen zijn toegewezen zonder toepassing van de bijzondere voorwaarde.
10.5. Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Spreadsheetformaten voor het verzamelen en doorsturen van de in dit punt bedoelde informatie kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.
-
11.Overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren
Iedere lidstaat kan vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, toestaan om dagen van aanwezigheid in het gebied binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vissersvaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits de voorwaarden van de punten 3.1, 3.2 en 10 van toepassing zijn. Voordat een lidstaat toestemming verleent voor een dergelijke overdracht, stelt hij de Commissie in kennis van het aantal dagen, de visserijinspanning en, in voorkomend geval, de quota waarop de overdracht betrekking heeft.
RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN
-
12.Verzameling van relevante gegevens
Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen van aanwezigheid in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de totale visserijinspanning in het gebied voor gesleept vistuig en staand vistuig, de inspanning van vaartuigen die verschillende soorten vistuig gebruiken in het gebied, en het motorvermogen van deze vaartuigen in kW.
-
13.Mededeling van relevante gegevens
Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 12 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten wordt meegedeeld. Op verzoek van de Commissie doen de lidstaten de Commissie ook gedetailleerde gegevens toekomen over de toegewezen en verrichte visserijinspanning voor het geheel of voor gedeelten van de beheersperioden 2009 en 2010, in het in de tabellen IV en V bedoelde gegevensformaat.
Tabel II
Rapportageformaat voor informatie betreffende de kW-dagen, per jaar
Land |
Vistuig |
Jaar |
Cumulatieve aangifte van inspanning |
(1) |
(2) |
(3) |
(4) |
Tabel III
Gegevensformaat voor informatie betreffende de kW-dagen, per jaar
Naam van het veld |
Maximum aantal letters/cijfers |
Richting (3) L(inks/R(echts) |
Definitie en opmerkingen |
||
|
3 |
Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig is geregistreerd |
|||
|
2 |
Eén van de volgende vistuigtypes: TR = trawlnetten, Deense zegens en soortgelijk vistuig ≥ 32 mm GN = kieuwnetten ≥ 60 mm LL = grondbeug |
|||
|
4 |
2006, 2007, 2008, 2009 of 2010 |
|||
|
7 |
R |
cumulatieve visserijinspanning in kilowattdagen vanaf 1 januari tot en met 31 december van het betrokken jaar |
Tabel IV
Rapportageformaat voor vaartuiggerelateerde informatie
Land |
CFR |
Externe kentekens |
Duur van de beheersperiode |
Aangegeven vistuig |
Bijzondere voorwaarde voor het aangegeven vistuig |
Toegewezen aantal dagen per aangewezen vistuig |
Aantal dagen waarop het aangewezen vistuig is gebruikt |
Over-gedragen dagen |
||||||||||||
No 1 |
No 2 |
No 3 |
… |
No 1 |
No 2 |
No 3 |
… |
No 1 |
No 2 |
No 3 |
… |
No 1 |
No 2 |
No 3 |
… |
|||||
(1) |
(2) |
(3) |
(4) |
(5) |
(5) |
(5) |
(5) |
(6) |
(6) |
(6) |
(6) |
(7) |
(7) |
(7) |
(7) |
(8) |
(8) |
(8) |
(8) |
(9) |
Tabel V
Gegevensformaat voor vaartuiggerelateerde informatie
Naam van het veld |
Maximum aantal letters/cijfers |
Richting (4) L(inks/R(echts) |
Definitie en opmerkingen |
||
|
3 |
Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig is geregistreerd. |
|||
|
12 |
Nummer in EU-vissersvlootregister Uniek identificatienummer van het vissersvaartuig. Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatiereeks (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd. |
|||
|
14 |
L |
Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie. |
||
|
2 |
L |
Duur van de beheersperiode in maanden. |
||
|
2 |
L |
Eén van de volgende vistuigtypes: TR = trawlnetten, Deense zegens en soortgelijk vistuig ≥ 32 mm GN = kieuwnetten ≥ 60 mm LL = grondbeug |
||
|
2 |
L |
Geef aan of, en zo ja welke, van de in punt 7.2 van bijlage IIB genoemde bijzondere voorwaarden a-b van toepassing zijn. |
||
|
3 |
L |
Aantal dagen waarop dit vaartuig overeenkomstig bijlage IIB recht heeft op het aangegeven vistuig en de aangegeven beheersperiode. |
||
|
3 |
L |
Aantal dagen dat het vaartuig effectief in het gebied heeft doorgebracht met gebruikmaking van het aangegeven vistuig gedurende de aangegeven beheersperiode. |
||
|
4 |
L |
Vermeld voor overgedragen dagen „- aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen”. |
-
relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een formaat met vaste lengte.
-
relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een formaat met vaste lengte.
BIJLAGE IIC
VISSERIJINSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN HET TONGBESTAND IN HET WESTELIJK KANAAL IN ICES-ZONE VIIe
ALGEMENE BEPALINGEN
-
1.Toepassingsgebied
1.1. Deze bijlage is van toepassing op EU-vaartuigen met een lengte over alles van ten minste 10 meter, die in punt 3 vermeld vistuig aan boord hebben of gebruiken en aanwezig zijn in zone VIIe. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder de beheersperiode 2010 verstaan de periode van 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2011.
1.2. Vaartuigen die vissen met staande netten met een maaswijdte van 120 mm of groter en die volgens het visserijlogboek in 2004 minder dan 300 kg levend gewicht tong hebben gevangen, zijn vrijgesteld van het bepaalde in deze bijlage, mits:
a) |
deze vaartuigen tijdens de beheersperiode 2010 minder dan 300 kg levend gewicht tong vangen; |
b) |
deze vaartuigen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig; en |
c) |
elke betrokken lidstaat uiterlijk op 31 juli 2010 en 31 januari 2011 bij de Commissie een verslag indient over de hoeveelheden tong die in 2004 in de vangstcijfers voor deze vaartuigen zijn opgenomen en in 2010 door deze vaartuigen zijn gevangen. |
Wanneer aan een van deze voorwaarden niet is voldaan, zijn de betrokken vaartuigen met onmiddellijke ingang niet meer vrijgesteld van het bepaalde in deze bijlage.
-
2.Vistuig
Deze bijlage heeft betrekking op de volgende vistuiggroepen:
a) |
boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm; |
b) |
staande netten met inbegrip van kieuwnetten, schakelnetten en warrelnetten, met een maaswijdte van minder dan 220 mm. |
-
3.Algemene verplichtingen en activiteitsbeperkingen
3.1. De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
3.2. Artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 geldt voor vaartuigen die in het toepassingsgebied van deze bijlage vallen. Het in dat artikel bedoelde geografische gebied is ICES-gebied VIIe.
TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJINSPANNING
-
4.Vaartuigen waarvoor beperkingen van de visserijinspanning gelden
4.1. Vaartuigen die gebruik maken van in punt 2 vermeld vistuig en die vissen in het in punt 1 vermelde gebied, moeten beschikken over een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94.
4.2. Een lidstaat mag vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming verlenen om in het betrokken gebied te vissen met vistuig van een in punt 2 vermelde vistuiggroep, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007, 2008 of 2009 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardige capaciteit, gemeten in kilowatt, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.
4.3. Aan vaartuigen die wel met vistuig van een in punt 2 vermelde vistuiggroep hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om ander vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor het laatstbedoelde vistuig is toegewezen, gelijk is aan of groter dan het aantal voor het eerstbedoelde vistuig toegewezen dagen.
4.4. Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in het in punt 1 vermelde gebied, mag in dat gebied niet vissen met vistuig van een in punt 2 vermelde vistuiggroep, tenzij het vaartuig na een overdracht een quotum krijgt toegewezen uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 10 of punt 11 van deze bijlage.
-
5.Activiteitsbeperkingen
De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Unie geregistreerd zijn, wanneer ze één van de in punt 2 vermelde vistuiggroepen aan boord hebben, niet langer dan het in punt 6 bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied.
AAN EU-VAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED
-
6.Maximum aantal dagen
6.1. Het maximum aantal dagen waarvoor een lidstaat tijdens de beheersperiode 2010 een onder zijn vlag varend vaartuig mag toestaan om in het gebied aanwezig te zijn terwijl het één van de in punt 2 vermelde soorten vistuig aan boord heeft en gebruikt, staat vermeld in tabel I.
6.2. Het maximum aantal dagen waarop een vaartuig in het gehele in deze bijlage en in bijlage IIA bedoelde gebied aanwezig is, mag tijdens de beheersperiode 2010 niet meer bedragen dan het in tabel I van deze bijlage vermelde aantal dagen. Wanneer evenwel voor een vaartuig uitsluitend met betrekking tot zijn aanwezigheid in de in bijlage IIA omschreven gebieden een maximuminspanning is toegewezen, dient dat vaartuig de aldus vastgestelde maximuminspanning in acht te nemen.
6.3. Tijdens de beheersperiode 2010 mogen de lidstaten de hun toegewezen visserijinspanning beheren aan de hand van een kilowattdagensysteem. Op grond van dat systeem mogen de lidstaten een vaartuig, met betrekking tot de in tabel I opgenomen vistuiggroepen, toestaan om tijdens een maximum aantal dagen dat verschilt van het in die tabel vastgestelde aantal, aanwezig te zijn in het gebied, mits het totale aantal kilowattdagen dat met de betrokken groep overeenstemt, in acht wordt genomen.
Voor een specifieke vistuiggroep moet het totale aantal kilowattdagen de som zijn van alle individuele visserijinspanningen die zijn toegewezen aan de vaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren en in aanmerking komen voor die specifieke groep. Deze individuele visserijinspanningen worden berekend in kilowattdagen door het motorvermogen van elk vaartuig te vermenigvuldigen met het aantal zeedagen waarover het betrokken vaartuig overeenkomstig tabel I zou beschikken indien de bepalingen van dit punt niet werden toegepast.
6.4. Lidstaten die de bepalingen van punt 6.3 willen toepassen, moeten bij de Commissie een verzoek indienen met elektronische verslagen waarin voor elke vistuiggroep de gegevens worden vermeld voor de berekening op basis van:
— |
de lijst van vaartuigen die mogen vissen, met vermelding van hun nummer in het EU-vissersvlootregister (CFR) en hun motorvermogen, |
— |
het aantal zeedagen dat elk vaartuig overeenkomstig tabel I oorspronkelijk had mogen vissen en het aantal zeedagen waarover elk vaartuig bij toepassing van punt 6.3 zou beschikken. |
Op basis van deze gegevens mag de Commissie de betrokken lidstaat toestemming verlenen om gebruik te maken van de bepalingen in punt 6.3.
-
7.Beheersperioden
7.1. Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden met een duur van een of meer kalendermaanden.
7.2. Het aantal dagen of uren tijdens welke een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld.
Lidstaten die de aanwezigheid van vaartuigen in een gebied per uur vaststellen, moeten de benutting van de dagen blijven meten overeenkomstig punt 3. Op verzoek van de Commissie moet de lidstaat aantonen welke voorzorgsmaatregelen hij heeft genomen ter voorkoming van excessieve benutting van dagen in het gebied wanneer een vaartuig aanwezigheden in het gebied beëindigt voordat of nadat een periode van 24 uur is afgelopen.
-
8.Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten
8.1. De Commissie kan lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig toestemming van zijn vlaggenlidstaat kan krijgen om in het geografische gebied aanwezig te zijn met één van de in punt 2 bedoelde vistuigen aan boord, en wel op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004, hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999, artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 of Verordening (EG) nr. 744/2008, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren.
De in kilowatt gemeten visserijinspanning die vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, in 2003 met het betrokken vistuig hebben geleverd, wordt gedeeld door de inspanning die alle vaartuigen in 2003 met dat vistuig hebben geleverd. Het aantal extra zeedagen wordt vervolgens berekend door de aldus verkregen ratio te vermenigvuldigen met het aantal dagen dat overeenkomstig tabel I zou zijn toegewezen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag.
Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 4.2 is vervangen of wanneer de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is benut om extra zeedagen te krijgen.
8.2. Lidstaten die gebruik wensen te maken van de in punt 8.1 bedoelde toewijzingen, dienen bij de Commissie een verzoek in met elektronische verslagen waarin per vistuiggroep de gegevens worden vermeld voor de berekening op basis van:
— |
de lijst van vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, met vermelding van hun nummer in het EU-vissersvlootregister (CFR) en hun motorvermogen, |
— |
de in 2003 door die vaartuigen verrichte visserijactiviteit, berekend in zeedagen per betrokken vistuiggroep. |
8.3. Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 6.2 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.
8.4. Tijdens de beheersperiode 2010 mag een lidstaat deze extra zeedagen opnieuw toewijzen aan alle of sommige vaartuigen die nog steeds deel uitmaken van de vloot en die in aanmerking komen voor de betrokken vistuiggroepen.
8.5. Extra dagen die eerder door de Commissie waren toegewezen vanwege de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten, mogen in de beheersperiode 2010 niet opnieuw door de lidstaten worden toegewezen, tenzij de Commissie heeft besloten deze extra dagen opnieuw te evalueren op basis van de huidige vistuiggroepen en beperkingen van het aantal zeedagen. Na de indiening van een verzoek om het aantal dagen opnieuw te evalueren, wordt de lidstaat in afwachting van het besluit van de Commissie voorlopig gemachtigd om 50 % van het extra aantal dagen opnieuw toe te wijzen.
-
9.Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers
9.1. De Commissie kan op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector, de lidstaten tussen 1 februari 2010 en 31 januari 2011 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met vistuig van een in punt 2 vermelde vistuiggroep aan boord. Dergelijke programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling en moeten inzake gegevensverzameling verder gaan dan de vereisten die voor nationale programma's zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 199/2008 en Verordening (EG) nr. 665/2008.
De waarnemers moeten onafhankelijk zijn van de eigenaar, van de gezagvoerder van het vissersvaartuig en van de bemanning.
9.2. De lidstaten die gebruik wensen te maken van de in punt 9.1 bedoelde toewijzingen, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers bij de Commissie indienen.
9.3. Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 6.1 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat en voor de vaartuigen, het gebied en het vistuig waarvoor het programma voor versterkt toezicht door waarnemers geldt, wijzigen overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.
9.4. Indien een door een lidstaat ingediend programma voor versterkt toezicht door waarnemers reeds in het verleden door de Commissie is goedgekeurd en de lidstaat dit programma ongewijzigd wil blijven toepassen, stelt de lidstaat de Commissie vier weken vóór het begin van de periode waarvoor dit programma van toepassing is, in kennis van de voortzetting ervan.
Tabel I
Maximum aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn, per vistuiggroep
Vistuig punt 3 |
Benaming Enkel de in punt 3 vermelde vistuiggroepen worden gebruikt |
Westelijk kanaal |
3.a. |
Boomkorren met een maaswijdte ≥ 80 mm |
164 |
3.b. |
Staande netten met een maaswijdte < 220 mm |
164 |
UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJINSPANNINGEN
-
10.Overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren
10.1. Een lidstaat mag een vissersvaartuig dat zijn vlag voert, toestaan om dagen tijdens welke het vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn, voor hetzelfde gebied over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door het overdragende vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het EU-vissersvlootregister geregistreerde vermogen.
10.2. Het product van het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd in het visserijlogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.
10.3. Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 10.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde in punt 2 bedoelde vistuiggroep en gedurende dezelfde beheersperiode.
10.4. Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een gedetailleerd spreadsheetformaat worden vastgesteld voor het doorsturen van deze verslagen aan de Commissie.
-
11.Overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren
Iedere lidstaat kan vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, toestaan om dagen van aanwezigheid in het gebied binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vissersvaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits de punten 4.2, 4.4, 6 en 10 mutatis mutandis van toepassing zijn. Voordat een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie in kennis van het aantal dagen, de visserijinspanning en, indien van toepassing, de quota waarop de overdracht betrekking heeft, overeenkomstig de tussen de betrokken lidstaten gemaakte afspraken.
RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN
-
12.Verzameling van relevante gegevens
Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de visdagen aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de totale visserijinspanning in het gebied voor gesleept vistuig en staand vistuig en de inspanning van vaartuigen die verschillende soorten vistuig gebruiken in het gebied als bedoeld in deze bijlage.
-
13.Mededeling van relevante gegevens
Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 12 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten wordt meegedeeld. Op verzoek van de Commissie doen de lidstaten de Commissie ook gedetailleerde gegevens toekomen over de toegewezen en verrichte visserijinspanning voor het geheel of voor gedeelten van de beheersperioden 2009 en 2010, in het in de tabellen IV en V bedoelde gegevensformaat.
Tabel II
Rapportageformaat voor informatie betreffende de kW-dagen, per jaar
Land |
Vistuig |
Jaar |
Cumulatieve aangifte van inspanning |
(1) |
(2) |
(3) |
(4) |
Tabel III
Gegevensformaat voor informatie betreffende de kW-dagen, per jaar
Naam van het veld |
Maximum aantal letters/cijfers |
Richting (1) L(inks/R(echts) |
Definitie en opmerkingen |
||
|
3 |
Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig is geregistreerd |
|||
|
2 |
Eén van de volgende vistuigtypes: BT = boomkorren ≥ 80 mm GN = kieuwnetten < 220 mm TN = schakelnetten of warrelnetten < 220 mm |
|||
|
4 |
2006, 2007, 2008, 2009 of 2010 |
|||
|
7 |
R |
Cumulatieve visserijinspanning in kilowattdagen vanaf 1 januari tot en met 31 december van het betrokken jaar |
Tabel IV
Rapportageformaat voor vaartuiggerelateerde informatie
Land |
CFR |
Externe kentekens |
Duur van de beheersperiode |
Aangegeven vistuig |
Toegewezen aantal dagen per aangewezen vistuig |
Aantal dagen waarop het aangewezen vistuig is gebruikt |
Overgedragen dagen |
|||||||||
No 1 |
No 2 |
No 3 |
… |
No 1 |
No 2 |
No 3 |
… |
No 1 |
No 2 |
No 3 |
… |
|||||
(1) |
(2) |
(3) |
(4) |
(5) |
(5) |
(5) |
(5) |
(6) |
(6) |
(6) |
(6) |
(7) |
(7) |
(7) |
(7) |
(8) |
Tabel V
Gegevensformaat voor vaartuiggerelateerde informatie
Naam van het veld |
Maximum aantal letters/cijfers |
Richting (2) L(inks/R(echts) |
Definitie en opmerkingen |
||
|
3 |
Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig is geregistreerd. |
|||
|
12 |
Nummer in EU-vissersvlootregister Uniek identificatienummer van het vissersvaartuig. Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatiereeks (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd. |
|||
|
14 |
L |
Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie. |
||
|
2 |
L |
Duur van de beheersperiode in maanden. |
||
|
2 |
L |
Eén van de volgende vistuigtypes: BT = boomkorren ≥ 80 mm GN = kieuwnetten < 220 mm TN = schakelnetten of warrelnetten < 220 mm |
||
|
3 |
L |
Aantal dagen waarop dit vaartuig overeenkomstig bijlage IIC recht heeft op het aangegeven vistuig en de aangegeven beheersperiode. |
||
|
3 |
L |
Aantal dagen dat het vaartuig effectief in het gebied heeft doorgebracht met gebruikmaking van het aangegeven vistuig gedurende de aangegeven beheersperiode. |
||
|
4 |
L |
Vermeld voor overgedragen dagen „- aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen”. |
-
relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een formaat met vaste lengte.
-
relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een formaat met vaste lengte.
BIJLAGE IID
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VAARTUIGEN DIE VISSEN OP ZANDSPIERING IN DE ICES-ZONES IIa, IIIa EN IV
-
1.De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op EU-vaartuigen die in de EU-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm.
-
2.De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden gelden voor vaartuigen van derde landen die, tenzij anders is bepaald, in de EU-wateren van ICES-zone IV op zandspiering mogen vissen op grond van een machtiging of als gevolg van overleg tussen de Unie en Noorwegen als bepaald in de goedgekeurde notulen van de conclusies van het visserijoverleg tussen de Europese Unie en Noorwegen.
-
3.In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan:
a) |
de periode van 24 uur die begint om 00:00 uur op een welbepaalde kalenderdag en eindigt om 24:00 uur op dezelfde kalenderdag, of een deel van deze periode, dan wel; |
b) |
een in het visserijlogboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur tussen de datum en het tijdstip van vertrek en de datum en het tijdstip van aankomst, of een deel van een dergelijke periode. |
-
4.Iedere betrokken lidstaat houdt een gegevensbank bij die voor de EU-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV en voor ieder vaartuig dat zijn vlag voert, of in de Unie is geregistreerd en met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm heeft gevist, de volgende gegevens bevat:
a) |
de naam en het interne registratienummer van het vaartuig; |
b) |
het geïnstalleerde motorvermogen van het vaartuig in kilowatt, gemeten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86; |
c) |
het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied tijdens welke is gevist met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm; |
d) |
het aantal kilowattdagen, d.w.z. het product van het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en het geïnstalleerde motorvermogen in kilowatt. |
-
5.Experimentele visserij in verband met de dichtheid van zandspiering begint niet vóór 1 april 2010 en eindigt niet na 6 mei 2010.
Het totale maximum van de visserijinspanning dat voor de experimentele visserij in verband met de dichtheid van zandspiering in 2010 is toegestaan, wordt bepaald op basis van de totale visserijinspanning die in 2007 is geleverd door EU-vaartuigen als vastgesteld overeenkomstig punt 4, en wordt verdeeld over de lidstaten overeenkomstig de voor deze TAC toegewezen quota.
-
6.De in bijlage I vastgestelde TAC's en quota voor zandspiering in de EU-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV worden door de Commissie zo spoedig mogelijk herzien op basis van advies van de ICES en het WTECV over de omvang van het zandspieringbestand in de Noordzee in jaargang 2009, met inachtneming van de volgende beginselen en andere in het wetenschappelijke advies opgenomen relevante elementen:
De TAC voor de EU-wateren van de ICES-zones IIa en IV wordt vastgesteld volgens de volgende formule:
TAC 2010 = -333+R1,2010*3.692
R1,2010 geeft de bestandsgrootte in miljarden aan voor zandspiering in de leeftijdsklasse 1 per 1 januari 2010; de TAC wordt uitgedrukt in 1 000 ton.
-
7.Indien de in punt 6 berekende TAC meer dan 400 000 ton bedraagt, wordt de TAC vastgesteld op 400 000 ton.
-
8.De commerciële visserij met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm is verboden van 1 augustus 2010 tot en met 31 december 2010.
BIJLAGE III
Kwantitatieve beperkingen inzake vismachtigingen voor EU-vaartuigen in wateren van derde landen
Gebied |
Visserij |
Aantal vismachtigingen |
Verdeling van de vismachtigingen over de lidstaten |
Maximum aantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn |
Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen (6) |
Haring, benoorden 62° 00' NB |
93 |
DK: 32, DE: 6, FR: 1, IE: 9, NL: 11, PL: 1, SV: 12, UK: 21 |
69 |
Demersale soorten, benoorden 62° 00' NB |
80 |
DE: 16, IE: 1, ES: 20, FR: 18, PT: 9, UK: 14 |
50 |
|
Makreel, bezuiden 62° 00' NB, ringzegenvisserij |
11 |
niet relevant |
||
Makreel, bezuiden 62° 00' NB, trawlvisserij |
19 |
niet relevant |
||
Makreel, benoorden 62° 00' NB, ringzegenvisserij |
11 (2) |
DK: 11 |
niet relevant |
|
Industriële soorten, bezuiden 62° 00' NB |
480 |
DK: 450, UK: 30 |
150 |
|
Wateren van de Faeröer (7) |
Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer |
26 |
BE: 0, DE: 4, FR: 4, UK: 18 |
13 |
Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met mazen niet kleiner dan 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62° 28' NB en ten oosten van 6° 30' WL |
8 (3) |
4 |
||
Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden 1 maart - 31 mei en 1 oktober - 31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61° 20' NB en 62° 00' NB en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen. |
70 |
BE: 0, DE: 10, FR: 40, UK: 20 |
26 |
|
Trawlvisserij op blauwe leng met netten met mazen niet kleiner dan 100 mm in het gebied ten zuiden van 61° 30' NB en ten westen van 9° 00' WL en in het gebied tussen 7° 00' WL en 9° 00' WL ten zuiden van 60° 30' NB en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60° 30' NB, 7° 00' WL en 60° 00' NB, 6° 00' WL |
70 |
20 (5) |
||
Gerichte trawlvisserij op koolvis met netten met mazen niet kleiner dan 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt. |
70 |
22 (5) |
||
Visserij op blauwe wijting. Het totale aantal vismachtigingen kan met 4 vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, „main fishing area of blue whiting” genaamd, in te stellen. |
36 |
DE: 3, DK: 19, FR: 2, NL: 5, UK: 5 |
20 |
|
Lijnvisserij |
10 |
UK: 10 |
6 |
|
Makreelvisserij |
12 |
DK: 12 |
12 |
|
Haringvisserij benoorden 61° NB |
21 |
DK: 7, DE: 1, IE: 2, FR: 0, NL: 3, SV: 3, UK: 5 |
21 |
-
Deze verdeling geldt voor de ringzegen- en trawlvisserij.
-
Te kiezen uit de 11 vismachtigingen voor ringzegenvisserij op makreel bezuiden 62° 00’NB.
-
Volgens de goedgekeurde notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor „Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.
-
Maximum aantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn.
-
Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.
-
De vismachtigingen voor visserijactiviteiten in deze wateren mogen pas worden verleend vanaf de datum van sluiting van de bilaterale visserijovereenkomst met Noorwegen voor 2010.
-
De vismachtigingen voor visserijactiviteiten in deze wateren mogen pas worden verleend vanaf de datum van sluiting van de bilaterale visserijovereenkomst met de Faeröer voor 2010.
BIJLAGE IV
ICCAT-GEBIED
-
1.Maximum aantal met de hengel of de sleeplijn vissende EU-vaartuigen die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen:
Spanje |
63 |
Frankrijk |
44 |
EU |
107 |
-
2.Maximum aantal vaartuigen die in het kader van de communautaire ambachtelijke kustvisserij in de Middellandse Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen:
Spanje |
139 |
Frankrijk |
86 |
Italië |
35 |
Cyprus |
25 |
Malta |
89 |
EU |
374 |
-
3.Maximum aantal EU-vaartuigen die in de Adriatische Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen voor kweekdoeleinden:
Italië |
68 |
EU |
68 |
BIJLAGE V
CCAMLR-GEBIED
Deel A
VERBOD OP GERICHTE VISSERIJ IN HET CCAMLR-GEBIED
Doelsoorten |
Gebied |
Gesloten tijd |
Haaien (alle soorten) |
Verdragsgebied |
Het hele jaar |
Notothenia rossii |
FAO 48.1 Antarctische wateren, bij het Antarctisch Schiereiland FAO 48.2 Antarctische wateren, rond de South Orkneys FAO 48.3 Antarctische wateren, rond South Georgia |
Het hele jaar |
Vinvis |
FAO 48.1 Antarctische wateren (1) FAO 48.2 Antarctische wateren (1) |
Het hele jaar |
Gobionotothen gibberifrons Chaenocephalus aceratus Pseudochaenichthys georgianus Lepidonotothen squamifrons Patagonotothen guntheri Electrona carlsbergi (1) |
FAO 48.3 |
Het hele jaar |
Dissostichus spp. |
FAO 48.5 Antarctische wateren |
1.12.2009 tot en met 30.11.2010 |
Dissostichus spp. |
FAO 88.3 Antarctische wateren (1) FAO 58.5.1 Antarctische wateren (1) (2) FAO 58.5.2. Antarctische wateren ten oosten van 79° 20'OL en buiten de EEZ ten westen van 79° 20'OL (1) FAO 88.2 Antarctische wateren ten noorden van 65°ZB (1) FAO 58.4.4 Antarctische wateren (1) (2) FAO 58.6 Antarctische wateren (1) FAO 58.7 Antarctische wateren (1) |
Het hele jaar |
Lepidonotothen squamifrons |
Het hele jaar |
|
Alle soorten met uitzondering van Champsocephalus gunnari en Dissostichus eleginoides |
FAO 58.5.2 Antarctic |
1.12.2009 tot en met 30.11.2010 |
Dissostichus mawsoni |
Antarctische wateren (1)binnen het gebied begrensd door breedtegraden 55° 30' ZB en 57° 20' ZB en lengtegraden 25° 30' WL en 29° 30' WL |
Het hele jaar |
Deel B
VANGST- EN BIJVANGSTBEPERKINGEN VOOR NIEUWE EN EXPERIMENTELE VISSERIJ IN HET CCAMLR-GEBIED IN 2009/2010
Deelgebied/Sector |
Regio |
Seizoen |
SSRU |
Vangstbeperking voor Dissostichus spp. (ton) |
Bijvangstbeperking (ton) |
||
Roggen |
Macrourus spp. |
Andere soorten |
|||||
58.4.1 |
Gehele sector |
1.12.2009 tot en met 30.11.2010 |
SSRU A, B, D, F en H: 0 SSRU C: 100 SSRU E: 50 SSRU G:60 |
Totaal 210 |
Gehele sector: 50 |
Gehele sector: 33 |
Gehele sector: 20 |
58.4.2 |
Gehele sector |
1.12.2009 tot en met 30.11.2010 |
SSRU A: 30 SSRU B, C en D: 0 SSRU E: 40 |
Totaal 70 |
Gehele sector: 50 |
Gehele sector: 20 |
Gehele sector: 20 |
88.1 |
Gehele sector |
1.12.2009 tot en met 31.8.2010 |
SSRU A: 0 SSRUs B, C en G: 372 SSRUs D, E and F: 0 SSRUs H, I and K: 2 104 SSRUs J en L: 374 SSRU M: 0 |
Totaal 2 850: |
142 SSRU A: 0 SSRU B, C en G: 50 SSRU D, E en F: 0 SSRU H, I en K: 105 SSRU J en L: 50 SSRU M: 0 |
430 SSRU A: 0 SSRU B, C en G: 40 SSRU D, E en F: 0 SSRU H, I en K: 320 SSRU J en L: 70 SSRU M: 0 |
20 SSRU A: 0 SSRU B, C en G: 60 SSRU D, E en F: 0 SSRU H, I en K: 60 SSRU J en L: 40 SSRU M: 0 |
88.2 |
Ten zuiden van 65° ZB |
1.12.2009 tot en met 31.8.2010 |
SSRU A en B: 0 SSRUs C, D, F en G: 214 SSRU E: 361 |
Totaal 575 (3) |
50 (3) SSRU A en B: 0 SSRU C, D, F en G: 50 SSRU E: 50 |
92 (3) SSRU A en B: 0 SSRU C, D, F en G: 34 SSRU E: 58 |
20 SSRU A en B: 0 SSRU C, D, F en G: 80 SSRU E: 20 |
Deel C
KENNISGEVING VAN HET VOORNEMEN OM AAN DE VISSERIJ OP EUPHAUSIA SUPERBA DEEL TE NEMEN
Verdragsluitende partij:
Visseizoen:
Naam van het vaartuig:
Verwacht vangstniveau (ton):
Vangsttechniek: |
Conventioneel sleepnet |
Continu vissysteem |
|
Pomptechniek om de kuil leeg te maken |
|
Andere goedgekeurde methodes: Gelieve te specificeren |
Van de vangst af te leiden producten en de omrekeningsfactoren daarvoor (4):
Productsoort |
% van de vangst |
Omrekeningsfactor (5) |
Deelgebied/Sector |
Dec |
Jan |
Feb |
Maa |
Apr |
Mei |
Jun |
Jul |
Aug |
Sep |
Okt |
Nov |
|
48.1 |
|||||||||||||
48.2 |
|||||||||||||
48.3 |
|||||||||||||
48.4 |
|||||||||||||
48.5 |
|||||||||||||
48.6 |
|||||||||||||
58.4.1 |
|||||||||||||
58.4.2 |
|||||||||||||
88.1 |
|||||||||||||
88.2 |
|||||||||||||
88.3 |
|||||||||||||
X |
Kruis in de vakjes aan waar en wanneer u waarschijnlijk zult vissen. |
||||||||||||
Voorzorgsvangstbeperkingen niet vastgesteld, en derhalve beschouwd als experimentele visserij. |
N.B.: De hier door u verstrekte gegevens zijn louter informatief en beletten u niet te vissen in gebieden of periodes die u niet heeft opgegeven.
Deel D
NETCONFIGURATIE EN GEBRUIK VAN VANGSTTECHNIEKEN
Netopening (mond) omtrek (m) |
Verticale opening (m) |
Horizontale opening (m) |
Lengte en maaswijdte netpanelen
Paneel |
Lengte (m). |
Maaswijdte (mm) |
1e paneel |
||
2e paneel |
||
3e paneel |
||
….. |
||
Eindpaneel (kuil) |
Teken diagram van elke gebruikte netconfiguratie
Er worden verscheidene vangsttechnieken gebruikt (6): Ja Neen
Vangsttechniek |
Verwacht aandeel van gebruik in de tijd (%) |
|
1 |
||
2 |
||
3 |
||
4 |
||
5 |
||
… |
Totaal 100 % |
Er is een inrichting voor het weren van zeezoogdieren aanwezig (7): Ja Nee
Toelichtingen betreffende vangsttechnieken, vistuigconfiguratie en -kenmerken en vispatronen:
-
Behalve voor wetenschappelijk onderzoek.
-
Met uitzondering van wateren onder nationale jurisdictie (EEZ's).
-
Regels inzake vangstbeperkingen voor bijvangstsoorten per SSRU, die binnen de totale bijvangstbeperkingen per deelgebied van toepassing zijn:
— |
Roggen 5 % van de in het kader van de vangstbeperking voor Dissostichus spp. vastgestelde hoeveelheid, of 50 ton, al naargelang welke hoeveelheid het grootst is, |
— |
Macrourus spp.: 16 % van de maximale vangst van Dissostichus spp., |
— |
Andere soorten: 20 ton per SSRU. |
-
Voor zover mogelijk te verstrekken inlichtingen.
-
Omrekeningsfactor = totaalgewicht/verwerkt gewicht.
-
Zo ja, geef frequentie van omschakeling tussen vangsttechnieken:
-
Zo ja, teken ontwerp van de inrichting:
BIJLAGE VI
IOTC-GEBIED
-
1.Maximum aantal EU-vaartuigen die in het IOTC-gebied op tropische tonijn mogen vissen
Lidstaat |
Maximum aantal vaartuigen |
Capaciteit (BT) |
Spanje |
22 |
61 364 |
Frankrijk |
21 |
31 467 |
Italië |
1 |
2 137 |
Portugal |
5 |
1 627 |
Totaal |
49 |
96 595 |
-
2.Maximum aantal EU-vaartuigen die in het IOTC-gebied op zwaardvis en witte tonijn mogen vissen
Lidstaat |
Maximum aantal vaartuigen |
Capaciteit (BT) |
Spanje |
27 |
11 600 |
Frankrijk |
25 |
1 940 |
Portugal |
15 |
6 925 |
Verenigd Koninkrijk |
4 |
1 400 |
Totaal |
71 |
21 865 |
-
3.De in punt 1 vermelde vaartuigen mogen in het IOTC-gebied tevens op zwaardvis en witte tonijn vissen.
-
4.De in punt 2 vermelde vaartuigen mogen in het IOTC-gebied tevens op tropische tonijn vissen.
BIJLAGE VII
WCPFC-GEBIED
1. |
Maximum aantal EU-vaartuigen die in het WCPFC-gebied op zwaardvis mogen vissen in de gebieden bezuiden 20° ZB van het WCPFC-gebied.
|
BIJLAGE VIII
Kwantitatieve beperkingen inzake vismachtigingen voor vissersvaartuigen van derde landen in EU-wateren
Vlaggenstaat |
Visserij |
Aantal vismachtigingen |
Maximum aantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn |
Noorwegen (1) |
Haring, benoorden 62° 00' NB |
20 |
20 |
Faeröer (2) |
Makreel, VIa (benoorden 56° 30' NB), VIIe, f, h; horsmakreel, IV, VIa (benoorden 56° 30' NB), VIIe, f, h; haring, VIa (benoorden 56° 30' NB) |
14 |
14 |
Haring, benoorden 62° 00' NB |
21 |
21 |
|
Haring, IIIa |
4 |
4 |
|
Industriële visserij op kever en sprot, IV, VIa (benoorden 56° 30' NB): zandspiering, IV (incl. onvermijdelijke bijvangsten van blauwe wijting) |
15 |
15 |
|
Leng en Lom |
20 |
10 |
|
Blauwe wijting, II, VIa (benoorden 56° 30' NB), VIb, VII (ten westen van 12° 00' WL) |
20 |
20 |
|
Blauwe leng |
16 |
16 |
|
Venezuela |
Snapper (3) (Wateren van Frans Guyana) |
41 |
pm |
Haaien (3) (Wateren van Frans Guyana) |
4 |
pm |
-
De vismachtigingen voor vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren mogen pas worden afgegeven vanaf de datum van sluiting van de bilaterale visserijovereenkomst met Noorwegen voor 2010.
-
De vismachtigingen voor vaartuigen die de vlag van de Faeröer voeren mogen pas worden afgegeven vanaf de datum van sluiting van de bilaterale visserijovereenkomst met de Faeröer voor 2010.
-
Voordat deze vergunningen worden afgegeven moet worden aangetoond dat er een geldig contract bestaat tussen de eigenaar van het schip die de vergunning aanvraagt en een in het departement Frans Guyana gevestigd verwerkingsbedrijf, en dat in dat contract staat dat minstens 75 % van de door het vaartuig in kwestie gevangen snappers of 50 % van de gevangen haaien in dat departement moet worden aangeland voor verwerking in dat bedrijf. Dit contract moet door worden bekrachtigd door de Franse autoriteiten die waarborgen dat het aansluit op de huidige capaciteit van het in het contract genoemde verwerkingsbedrijf en op de doelstellingen inzake de ontwikkeling van de economie van Guyana. Aan de vergunningaanvraag wordt een exemplaar van het naar behoren bekrachtigd contract gehecht. Wanneer bovenbedoelde bekrachtiging wordt geweigerd maken de Franse autoriteiten deze weigering bekend en vermelden zij de redenen ervoor aan de betrokken partij en aan de Commissie.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.