Besluit 2010/405 - 2010/405/: Besluit van de Raad van 12 juli 2010 houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed

1.

Wettekst

22.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 189/12

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 12 juli 2010

houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed

(2010/405/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 329, lid 1,

Gezien de verzoeken van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Letland, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, Malta, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, Roemenië en de Republiek Slovenië,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Met het oog op de geleidelijke invoering van zo’n ruimte moet de Unie maatregelen nemen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen, met name als dit nodig is voor de goede werking van de interne markt.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 81 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moeten die maatregelen onder meer de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor wetsconflicten beogen, met inbegrip van maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen.

 

(3)

Op 17 juli 2006 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan een voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2201/2003 wat de bevoegdheid betreft en tot invoeging van regels inzake toepasselijk recht in huwelijkszaken („de voorgestelde verordening”).

 

(4)

In zijn vergadering op 5 en 6 juni 2008 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan politieke richtsnoeren waarin werd vastgesteld dat er over de voorgestelde verordening geen unanimiteit was en dat onoverkomelijke moeilijkheden beletten die unanimiteit toen en in de afzienbare toekomst te bewerkstelligen. Hij constateerde dat de met het voorstel beoogde doelen niet binnen een redelijke termijn op grond van de ter zake geldende bepalingen van de Verdragen konden worden verwezenlijkt.

 

(5)

In die omstandigheden dienden Griekenland, Spanje, Italië, Luxemburg, Hongarije, Oostenrijk, Roemenië en Slovenië bij brieven van 28 juli 2008 bij de Commissie een verzoek in waarin zij het voornemen te kennen gaven om onderling een nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht in huwelijkszaken en verzochten zij de Commissie bij de Raad een voorstel in die zin in te dienen. Bij brief van 12 augustus 2008 zond Bulgarije een identiek verzoek aan de Commissie toe en bij brief van 12 januari 2009 voegde Frankrijk zich bij het verzoek, bij brief van 15 april 2010 Duitsland, bij brief van 22 april 2010 België, bij brief van 17 mei 2010 Letland en bij brief van 31 mei 2010 Malta en Portugal tijdens de vergadering van de Raad van 4 juni 2010. Op 3 maart 2010 trok Griekenland zijn verzoek in. In totaal hebben veertien lidstaten om nauwere samenwerking verzocht.

 

(6)

Met de nauwere samenwerking moet in de deelnemende lidstaten een duidelijk en allesomvattend rechtskader tot stand worden gebracht op het gebied van echtscheiding en scheiding van tafel en bed, moeten de burgers geschikte oplossingen worden aangereikt op het vlak van rechtszekerheid, voorspelbaarheid en flexibiliteit en moet een „rush naar de rechter” worden voorkomen.

 

(7)

De voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 20 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in de artikelen 326 en 329 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zijn vervuld.

 

(8)

Het gebied van de nauwere samenwerking, namelijk het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed, behoort volgens artikel 81, lid 2, onder c), en artikel 81, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie tot de gebieden die onder de Verdragen vallen.

 

(9)

De voorwaarde van artikel 20, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, namelijk dat slechts in laatste instantie nauwere samenwerking kan worden aangegaan, is vervuld, aangezien de Raad in juni 2008 constateerde dat de met de voorgestelde verordening beoogde doelen niet binnen een redelijke termijn door de Unie in haar geheel konden worden verwezenlijkt.

 

(10)

Nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed beoogt de ontwikkeling van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen, en de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor wetsconflicten. Zoals vereist door artikel 20, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie beoogt nauwere samenwerking de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie, de bescherming van haar belangen en de versterking van haar integratieproces.

 

(11)

Nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed eerbiedigt de Verdragen en het recht van de Unie en doet geen afbreuk aan de interne markt of de economische, sociale en territoriale samenhang. Zij vormt geen belemmering of discriminatie in de handel tussen de lidstaten en verstoort de mededinging tussen de lidstaten niet.

 

(12)

Nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed eerbiedigt de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van de niet-deelnemende lidstaten. De gemeenschappelijke collisieregels in de deelnemende lidstaten laten de regels van de niet-deelnemende lidstaten onverlet. De rechters van de niet-deelnemende lidstaten blijven de bestaande nationale collisieregels toepassen om te bepalen welk recht van toepassing is op de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed.

 

(13)

Nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed eerbiedigt het recht van de Unie inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, aangezien geen afbreuk wordt gedaan aan reeds bestaand acquis.

 

(14)

Dit besluit eerbiedigt de rechten, beginselen en vrijheden die worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name in artikel 21.

 

(15)

Nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed staat, overeenkomstig artikel 328 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op elk moment open voor alle lidstaten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Letland, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, Malta, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, Roemenië en de Republiek Slovenië worden hierbij gemachtigd onderling nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed, door toepassing van de relevante bepalingen van de Verdragen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

  • S. 
    LARUELLE
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.