Richtlijn 1980/987 - Harmonisatie van nationale wetgeving inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31980L0987

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31980L0987

Richtlijn 80/987/EEG van de Raad van 20 oktober 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever

Publicatieblad Nr. L 283 van 28/10/1980 blz. 0023 - 0027

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 2 blz. 0121

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 05 Deel 4 blz. 0035

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 2 blz. 0121

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 05 Deel 2 blz. 0219

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 05 Deel 2 blz. 0219

RICHTLIJN VAN DE RAAD van 20 oktober 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (80/987/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat er voorzieningen nodig zijn om werknemers bij insolventie van de werkgever te beschermen in het bijzonder om de honorering van hun onvervulde aanspraken te garanderen met inachtneming van de noodzaak van een evenwichtige economische en sociale ontwikkeling in de Gemeenschap;

Overwegende dat er tussen de Lid-Staten nog verschillen bestaan ten aanzien van de bescherming van de werknemers op dit gebied ; dat het van belang is ernaar te streven deze verschillen die rechtstreeks van invloed kunnen zijn op de werking van de gemeenschappelijke markt te verkleinen;

Overwegende dat bijgevolg de onderlinge aanpassing van de wetgevingen op dit gebied op de weg van de vooruitgang in de zin van artikel 117 van het Verdrag dient te worden bevorderd;

Overwegende dat de arbeidsmarkt van Groenland wegens de geografische ligging van dit gebied en de daar bestaande beroepsstructuren fundamenteel verschilt van die van de andere gebieden in de Gemeenschap;

Overwegende dat indien de Helleense Republiek op 1 januari 1981 lid wordt van de Europese Economische Gemeenschap overeenkomstig de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Helleense Republiek en de aanpassing der Verdragen, in de bijlage van de richtlijn onder het hoofd "Griekenland" die categorieën werknemers dienen te worden vermeld waarvan de aanspraken overeenkomstig artikel 1, lid 2, kunnen worden uitgesloten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

AFDELING I Werkingssfeer en definities

Artikel 1

  • 1. 
    Deze richtlijn is van toepassing op uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voortvloeiende aanspraken van werknemers tegenover werkgevers die in staat van insolventie in de zin van artikel 2, lid 1, verkeren.
  • 2. 
    De Lid-Staten kunnen bij wijze van uitzondering de aanspraken van bepaalde categorieën werknemers van de werkingssfeer van deze richtlijn uitsluiten op grond van de bijzondere aard van de arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding van de werknemers of op grond van het bestaan van andere waarborgen die de werknemers een zelfde mate van bescherming bieden als deze richtlijn.

De lijst van de in de eerste alinea bedoelde categorieën werknemers gaat in de bijlage.

  • 3. 
    Deze richtlijn is niet van toepassing op Groenland. Deze uitzondering zal opnieuw worden bezien wanneer de beroepsstructuren in dit gebied een andere ontwikkeling te zien geven.

Artikel 2

  • 1. 
    In de zin van deze richtlijn wordt een werkgever geacht in staat van insolventie te verkeren: a) wanneer is verzocht om inleiding van een in de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de betrokken Lid-Staat neergelegde procedure die betrekking heeft op het vermogen van de werkgever ter gezamenlijke voldoening van diens schuldeisers en waarbij de in artikel 1, lid 1, bedoelde aanspraken in aanmerking kunnen worden genomen en
  • b) 
    wanneer de autoriteit die uit hoofde van de genoemde wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen bevoegd is, - hetzij besloten heeft tot inleiding van de procedure,
  • hetzij geconstateerd heeft dat de onderneming of de vestiging van de werkgever definitief is gesloten, en dat er gebrek aan voldoende activa is om inleiding van de procedure te rechtvaardigen. (1)PB nr. C 135 van 9.6.1978, blz. 2. (2)PB nr. C 39 van 12.2.1979, blz. 26. (3)PB nr. C 105 van 26.4.1979, blz. 15.
  • 2. 
    Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het nationale recht met betrekking tot de definitie van de termen "werknemer", "werkgever", "bezoldiging", "verkregen recht" of "recht in wording".

AFDELING II Bepalingen inzake waarborgfondsen

Artikel 3

  • 1. 
    De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen opdat waarborgfondsen onder voorbehoud van artikel 4 de onvervulde aanspraken van de werknemers honoreren die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen en die betrekking hebben op het loon over de vóór een bepaalde datum vallende periode.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde datum is naar keuze van de Lid-Staten - hetzij die van het intreden van de insolventie van de werkgever,
  • hetzij die van de aanzegging van het ontslag van de betrokken werknemer wegens insolventie van de werkgever,
  • hetzij die van het intreden van de insolventie van de werkgever of die van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst of de arbeidsverhouding van de betrokken werknemer wegens insolventie van de werkgever.

Artikel 4

  • 1. 
    De Lid-Staten hebben de bevoegdheid om de in artikel 3 bedoelde betalingsverplichting van de waarborgfondsen te beperken.
  • 2. 
    Indien de Lid-Staten van de in lid 1 bedoelde bevoegdheid gebruik maken, moeten zij er voor zorgen dat - in het in artikel 3, lid 2, eerste streepje, bedoelde geval de onvervulde aanspraken worden gehonoreerd die betrekking hebben op het loon over de laatste drie maanden van de arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding binnen een periode van zes maanden vóór de datum van het intreden van de insolventie van de werkgever;
  • in het in artikel 3, lid 2, tweede streepje, bedoelde geval de onvervulde aanspraken worden gehonoreerd die betrekking hebben op het loon over de laatste drie maanden van de arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding vóór de datum van de aanzegging van het ontslag van de werknemer wegens insolventie van de werkgever;
  • in het in artikel 3, lid 2, derde streepje, bedoelde geval de onvervulde aanspraken worden gehonoreerd die betrekking hebben op het loon over de laatste achttien maanden van de arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding vóór de datum van het intreden van de insolventie van de werkgever of vóór de datum van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst of de arbeidsverhouding van de werknemer wegens insolventie van de werkgever. In dit geval kunnen de Lid-Staten de betalingsverplichting beperken tot het loon over een periode van acht weken, of over perioden die in totaal een periode van acht weken bedragen.
  • 3. 
    De Lid-Staten kunnen evenwel, ten einde te voorkomen dat er bedragen worden uitgekeerd die voorbijschieten aan het sociale doel van deze richtlijn, een plafond vaststellen voor de waarborg voor het honoreren van onvervulde aanspraken van de werknemers.

Indien de Lid-Staten van deze bevoegdheid gebruik maken, delen zij aan de Commissie mee welke methoden zij hanteren om het plafond vast te stellen.

Artikel 5

De Lid-Staten stellen de nadere regels vast voor de organisatie, de financiering en de werking van de waarborgfondsen en nemen daarbij met name de volgende beginselen in acht: a) het vermogen van de fondsen moet gescheiden zijn van het bedrijfskapitaal van de werkgevers en dient zodanig te zijn gevormd dat het niet vatbaar is voor beslag bij een procedure wegens insolventie;

  • b) 
    de werkgevers moeten in de financiering bijdragen, tenzij de overheid voor de volledige financiering zorgt;
  • c) 
    de verplichting om aanspraken te honoreren rust op het fonds, ongeacht of de verplichtingen om bij te dragen tot de financiering werden nagekomen.

AFDELING III Bepalingen inzake sociale zekerheid

Artikel 6

De Lid-Staten kunnen voorschrijven dat de artikelen 3, 4 en 5 niet gelden voor de premiebedragen uit hoofde van nationale wettelijke stelsels van sociale zekerheid of uit hoofde van voor een of meer bedrijfstakken geldende aanvullende stelsels van sociale voorzieningen welke bestaan naast de nationale wettelijke stelsels van sociale zekerheid.

Artikel 7

De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het niet-betalen aan hun verzekeringsinstellingen van door de werkgever vóór het intreden van diens insolventie verschuldigde premiebedragen uit hoofde van de nationale wettelijke stelsels van sociale zekerheid, het recht van de werknemer op prestaties ten aanzien van deze verzekeringsinstellingen niet nadelig beïnvloedt, voor zover de loonpremies op het uitgekeerde loon zijn ingehouden.

Artikel 8

De Lid-Staten vergewissen zich ervan dat de nodige maatregelen worden getroffen om de belangen van de werknemers en die van de personen die de onderneming of vestiging van de werkgever op de datum van het intreden van de insolventie van de werkgever reeds hebben verlaten, te beschermen met betrekking tot hun verkregen rechten of hun rechten in wording op ouderdomsuitkeringen, met inbegrip van uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, uit hoofde van voor een of meer bedrijfstakken geldende aanvullende stelsels van sociale voorzieningen welke bestaan naast de nationale wettelijke stelsels van sociale zekerheid.

AFDELING IV Algemene en slotbepalingen

Artikel 9

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de Lid-Staten om wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe te passen of in te voeren die gunstiger zijn voor de werknemers.

Artikel 10

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de Lid-Staten a) om de nodige maatregelen te treffen met het oog op het voorkomen van misbruiken;

  • b) 
    om de in artikel 3 bedoelde verplichting tot honorering van aanspraken of de in artikel 7 bedoelde verplichting tot garantie te weigeren of te beperken, indien blijkt dat nakoming van de verplichting niet gerechtvaardigd is wegens het bestaan van speciale banden tussen werkgever en werknemer en van gemeenschappelijke belangen die hun beslag hebben gekregen in bedrieglijke samenheuling tussen hen.

Artikel 11

  • 1. 
    De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen zesendertig maanden na kennisgeving van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
  • 2. 
    De Lid-Staten delen de Commissie de tekst mede van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 12

Binnen achttien maanden na afloop van de in artikel 11, lid 1, bedoelde termijn van zesendertig maanden verstrekken de Lid-Staten de Commissie alle nodige gegevens ten einde haar in staat te stellen aan de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn voor te leggen.

Artikel 13

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 20 oktober 1980.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • J. 
    SANTER

BIJLAGE Categorieën werknemers waarvan de aanspraken van de werkingssfeer van de richtlijn kunnen worden uitgesloten volgens artikel 1, lid 2

  • I. 
    Werknemers met een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding van bijzondere aard
  • A. 
    GRIEKENLAND

De gezagvoerder en de bemanningsleden van een vissersvaartuig indien en voor zover zij worden betaald in de vorm van een aandeel in de winst of de bruto-opbrengst van het vaartuig.

  • B. 
    IERLAND 1. Thuiswerkers (dat wil zeggen personen die thuis stukwerk verrichten), voor zover zij geen schriftelijke arbeidsovereenkomst hebben.
  • 2. 
    De naaste bloedverwanten van de werkgever die geen schriftelijke arbeidsovereenkomst hebben en wier werk een privéwoning of een landbouwbedrijf betreft waarin de werkgever en de naaste bloedverwanten wonen.
  • 3. 
    Personen die normaliter minder dan achttien uur per week werkzaam zijn bij een of meer werkgevers en die niet hoofdzakelijk met het voor dit werk ontvangen loon in hun levensonderhoud voorzien.
  • 4. 
    Personen die zijn aangeworven in de visserij voor seizoenarbeid, incidenteel werk of deeltijdarbeid en die worden betaald in de vorm van een aandeel in de vangst.
  • 5. 
    De echtgenoot of echtgenote van de werkgever.
  • C. 
    NEDERLAND

Huispersoneel in dienst van een natuurlijke persoon, werkend op minder dan drie dagen per week voor die persoon.

  • D. 
    VERENIGD KONINKRIJK 1. De gezagvoerder en de bemanningsleden van een vissersvaartuig die worden betaald in de vorm van een aandeel in de winst of in de bruto-opbrengst van het vaartuig.
  • 2. 
    De echtgenoot of echtgenote van de werkgever.

II. Werknemers die andere waarborgen genieten

  • A. 
    GRIEKENLAND

De bemanning van zeeschepen.

  • B. 
    IERLAND 1. Pensioengerechtigde werknemers in vaste dienst bij een plaatselijke of andere overheid of bij een onderneming voor openbaar vervoer.
  • 2. 
    Docenten die recht hebben op pensioen en die werkzaam zijn in een van de onderstaande instellingen : National Schools, Secondary Schools, Comprehensive Schools, Teachers' Training Colleges.
  • 3. 
    Pensioengerechtigde werknemers in vaste dienst bij een van de door het Ministerie van Financiën gefinancierde particuliere ziekenhuizen.
  • C. 
    ITALIË 1. Werknemers die recht hebben op uitkeringen uit hoofde van de vigerende wetgeving op het gebied van de inkomensgarantie in geval van een economische crisis van de onderneming.
  • 2. 
    De bemanning van zeeschepen.
  • D. 
    VERENIGD KONINKRIJK 1. Ingeschreven dokwerkers, behalve die welke geheel of hoofdzakelijk belast zijn met andere dan dokwerkerswerkzaamheden.
  • 2. 
    De bemanning van zeeschepen.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.