Verordening 1980/160 - Wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de EG en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31980R0160

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31980R0160

Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 160/80 van de Raad van 21 januari 1980 houdende wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

Publicatieblad Nr. L 020 van 26/01/1980 blz. 0001 - 0004

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 01 Deel 2 blz. 0131

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 01 Deel 3 blz. 0021

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 01 Deel 3 blz. 0021

VERORDENING (EEG, EURATOM, EGKS) Nr. 160/80 VAN DE RAAD van 21 januari 1980 houdende wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, inzonderheid op artikel 24,

Gezien het voorstel van de Commissie (1), ingediend na advies van het Comité voor het Statuut,

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Hof van Justitie (3),

Overwegende dat in artikel 2 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 3085/78 (5), het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en in artikel 3 van die verordening de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, is vastgesteld ; dat het tot de bevoegdheden van de Raad behoort om op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de andere betrokken Instellingen dit Statuut en deze regeling met gekwalificeerde meerderheid van stemmen te wijzigen;

Overwegende dat is vastgesteld dat de verwerking van de aanpassingscoëfficiënt 157,8 in de tabellen van de basissalarissen volgens de op 29 juni 1976 vastgestelde methode tot aanpassing van de bezoldigingen, tot welke verwerking in december 1976 werd besloten en die van kracht werd op 1 januari 1977, aanleiding heeft gegeven tot ongewilde verhogingen van de aan de betrokkenen uitgekeerde bedragen;

Overwegende dat het dienstig is een oplossing voor deze situatie te vinden door de tabellen van de basissalarissen tot hun juiste niveau terug te brengen en zulks vergezeld te doen gaan van overgangsmaatregelen welke ten doel hebben deze verhogingen geleidelijk weg te werken zonder dat dit een daling van de door de betrokkenen te ontvangen nettobedragen ten gevolge heeft,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De tabellen van de maandelijkse basissalarissen, welke voorkomen in artikel 66 van het Statuut en in de artikelen 20 en 63 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld bij artikel 1, sub a), en artikel 2 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 3084/78 (6), worden respectievelijk vervangen door de tabellen van de bijlagen I, II en III.

Artikel 2

  • 1. 
    Ten aanzien van ambtenaren, andere personeelsleden, gepensioneerden en ontvangers van een vergoeding uit hoofde van artikel 50 van het Statuut, artikel 5 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68, artikel 3 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 2530/72 (7) of artikel 3 van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1543/73 (8), voor wie het uit te keren bedrag als gevolg van de toepassing van artikel 1 van deze verordening een vermindering ondergaat: a) wordt niets teruggevorderd van de bedragen welke de betrokkenen ontvangen hebben in de periode tussen 1 juli 1979 en de datum waarop deze verordening in werking treedt;
  • b) 
    vindt, als overgangsmaatregel, vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening de berekening van de aan de betrokkenen uit te keren bedragen elke maand plaats overeenkomstig de bezoldiging betaald op 30 juni 1979, met inachtneming van de rang, de salaristrap en de gezinslasten van (1)PB nr. C 191 van 30.7.1979, blz. 5. (2)Advies uitgebracht op 18 januari 1980 (nog niet verschenen in het Publikatieblad). (3)Advies uitgebracht op 11 juli 1979. (4)PB nr. L 56 van 4.3.1968, blz. 1. (5)PB nr. L 369 van 29.12.1978, blz. 6. (6)PB nr. L 369 van 29.12.1978, blz. 1. (7)PB nr. L 272 van 5.12.1972, blz. 1. (8)PB nr. L 155 van 11.6.1973, blz. 1.

de betrokkene in de desbetreffende maand, alsmede van alle elementen die recht geven op nieuwe aanspraken of op wijziging van bestaande aanspraken ; bij wijziging van de aanpassingscoëfficiënten na 30 juni 1979, wordt op de in dit punt bedoelde bedragen een aanpassingscoëfficiënt toegepast die gelijk is aan het verschil tussen dat deel van de aanpassingscoëfficiënt dat overeenkomt met de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in de standplaats van de ambtenaar of de verblijfplaats van de gepensioneerde of ontvanger van een vergoeding, en het deel van de aanpassingscoëfficiënt dat overeenkomt met de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in de Lid-Staat met de geringste stijging van deze kosten;

  • c) 
    blijven uitkeringen ineens die berekend worden op grond van de tabellen van de maandelijkse basissalarissen en waarop geen belasting ten bate van de Gemeenschappen wordt ingehouden, plaatsvinden op basis van de salaristabellen die golden tot en met 30 juni 1979, zolang de uitkeringen ineens die berekend worden op grond van deze tabellen hoger zijn dan de overeenkomstige uitkeringen ineens, berekend op grond van de tabellen als bedoeld in artikel 1.
  • 2. 
    De berekeningsvoorschriften als bedoeld in lid 1, sub b), zijn niet meer van toepassing: - vanaf de maand waarin de betrokkene bij berekening het uit te keren bedrag volgens de tabellen van de basissalarissen als vastgesteld bij deze verordening, een bedrag ontvangt dat ten minste gelijk is aan dat wat verkregen wordt bij toepassing van de op 30 juni 1979 geldende tabellen,
  • en ten laatste zes jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.
  • 3. 
    Bij toekenning evenwel van ouderdoms- of invaliditeitspensioen aan een ambtenaar of ander personeelslid op wie vóór zijn beëindiging van de dienst lid 2, eerste streepje, is toegepast en aan wie bij toepassing van de op 30 juni 1979 geldende tabellen een nettopensioen had kunnen worden uitbetaald dat hoger is dan het nettopensioen dat voortvloeit uit de toepassing van de op 1 juli 1979 in werking getreden tabellen, geschiedt de berekening van het aan de betrokkene uit te keren bedrag overeenkomstig de bepalingen van lid 1, sub b). Hetzelfde geldt voor de berekening van de overlevingspensioenen voor rechthebbenden van een ambtenaar of ander personeelslid op wie vóór zijn overlijden het bepaalde in lid 2, eerste streepje, is toegepast.
  • 4. 
    De bepalingen van lid 1, sub b) en c), zijn niet van toepassing op ambtenaren en andere personeelsleden die in dienst treden na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 1979.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 1980.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • G. 
    MARCORA

BIJLAGE I

>PIC FILE= "T0014041">

BIJLAGE II

>PIC FILE= "T0014042">

BIJLAGE III

>PIC FILE= "T0014043">

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.