Verordening 1980/1713 - Wijziging van Verordening (EEG) nr. 1852/78 over een tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstructurering van de kustvisserij

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31980R1713

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31980R1713

Verordening (EEG) nr. 1713/80 van de Raad van 27 juni 1980 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1852/78 over een tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstructurering van de kustvisserij

Publicatieblad Nr. L 167 van 01/07/1980 blz. 0050 - 0051

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 04 Deel 1 blz. 0175

VERORDENING (EEG) Nr. 1713/80 VAN DE RAAD van 27 juni 1980 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1852/78 over een tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstructurering van de kustvisserij

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 1852/78 van de Raad van 25 juli 1978 over een tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstructurering van de kustvisserij (2), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 592/79 (3), is vastgesteld in afwachting van betere informatie over de produktiemogelijkheden in de verschillende gebieden van de Gemeenschap, en, uitgaande van de bijzondere situatie in bepaalde gebieden van de Gemeenschap, in 1978 en 1979 de grondslag heeft gevormd voor financiële bijstand uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling oriëntatie, voor investeringsprojecten die gericht zijn op de ontwikkeling van de kustvisserij of de aquacultuur ; dat wat de visserij betreft deze ontwikkeling bereikt is door het in gebruik nemen van nieuwe vissersvaartuigen;

Overwegende dat het noodzakelijk is eveneens het moderniseren en ombouwen van bepaalde reeds bestaande vissersvaartuigen aan te moedigen;

Overwegende dat in het kader van Verordening (EEG) nr. 1852/78 in de eerste plaats projecten in aanmerking zijn genomen die van belang zijn voor de gebieden die bijzondere moeilijkheden ondervinden als gevolg van de ontwikkelingen in de produktiestructuur en die bovendien voldoen aan bepaalde specifieke criteria ; dat voor het jaar 1980 aan deze criteria een nieuw criterium dient te worden toegevoegd, ten einde, met name wanneer het gaat om substantiële werkzaamheden, rekening te houden met de behoefte aan modernisering en ombouw van vissersvaartuigen, die noodzakelijk zijn voor de aanpassing van de bestaande visserijcapaciteit naargelang van de eisen die rationalisatie van de visserijactiviteiten, verduurzaming van de vangsten of energiebesparing stellen;

Overwegende dat derhalve de termijnen waarbinnen de aanvragen om bijstand bij de Commissie moeten zijn ingediend, dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat het wenselijk is de aanvragen om bijstand betreffende projecten, waanoor door gebrek aan middelen geen bijstand uit het Fonds kon worden verleend in het kader van Verordening (EEG) nr. 1852/78, in aanmerking te nemen in het kader van de onderhavige verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 1852/78 wordt als volgt gewijzigd: 1. Artikel 2, sub a), wordt als volgt gelezen:

"a) de bouw, de aankoop, de modernisering of de ombouw van vissersvaartuigen;".

  • 2. 
    Artikel 3, lid 1, sub a), wordt als volgt gelezen:

"a) voor vissersvaartuigen: - een lengte tussen de loodlijnen hebben van ten minste 12 en ten hoogste 24 meter (40 respectievelijk 80 voet) of een tonnage van ten minste 25 en ten hoogste 130 bruto registerton;

  • betrekking hebben op substantiële werkzaamheden voor de modernisering of ombouw van een of meer bestaande schepen, ten einde de visserijactiviteiten te rationaliseren, de vangst beter te verduurzamen of energie te besparen, terwijl de kosten daarvan ten minste een bedrag van 65 000 Europese rekeneenheden per project dienen te vertegenwoordigen;".
  • 3. 
    Artikel 4, lid 2, wordt als volgt gelezen:

"2. De bijstand van het Fonds is in de eerste plaats bestemd voor projecten die betrekking hebben op gebieden die bijzondere moeilijkheden ondervinden bij het verwezenlijken van de vereiste ontwikkeling van de produktiestructuur en bovendien aan een of meer van de volgende criteria voldoen: (1)Advies uitgebracht op 1.6.1980 (nog niet verschenen in het PB). (2)PB nr. L 211 van 1.8.1978, blz. 30. (3)PB nr. L 78 van 30.3.1979, blz. 5. - bijdragen tot een meer rationele produktie en tot een betere marktvoorziening;

  • de gelegenheid geven om de visserijwerkzaamheden te diversifiëren met name door het gebruik van visvangstmethoden afhankelijk van de voorraden die in de betrokken visserijzones beschikbaar zijn;
  • bijdragen tot een aanpassing van de bestaande visserijcapaciteit naargelang van de eisen die het behoud van de biologische rijkdommen van de zee stelt;
  • de werkgelegenheid in de kustvisserij of in de aquacultuur verbeteren;
  • de arbeidsvoorwaarden en met name de veiligheid van de betrokken arbeidskrachten verbeteren.".
  • 4. 
    Artikel 7 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 7

  • 1. 
    Deze gemeenschappelijke actie loopt tot en met 31 december 1980.
  • 2. 
    De kosten van de gemeenschappelijke actie voor rekening van het Fonds worden geraamd op

5 miljoen Europese rekeneenheden voor 1978,

15 miljoen Europese rekeneenheden voor 1979,

20 miljoen Europese rekeneenheden voor 1980.".

  • 5. 
    Artikel 8, lid 1, wordt als volgt gelezen:

"1. De aanvragen om bijstand uit het Fonds dienen bij de Commissie te worden ingediend: - vóór 1 december 1978 ten aanzien van de projecten die worden ingediend uit hoofde van 1978,

  • vóór 1 juli 1979 ten aanzien van de projecten die worden ingediend uit hoofde van 1979,
  • vóór 1 oktober 1980 ten aanzien van de projecten die worden ingediend uit hoofde van 1980.

De Commissie beslist uiterlijk op 31 maart 1979 over de projecten die zijn ingediend vóór 1 december 1978, uiterlijk op 31 maart 1980 over de projecten die zijn ingediend vóór 1 juli 1979 en uiterlijk op 31 maart 1981 over de projecten die zijn ingediend vóór 1 oktober 1980.".

  • 6. 
    Aan artikel 10 wordt het volgende lid toegevoegd:

"3. Onverminderd artikel 108, lid 3, van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (1), gewijzigd bij Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1252/79 (2), kunnen de kredieten die beschikbaar komen door een beschikking overeenkomstig lid 2, tweede alinea, of door het feit dat de begunstigde afziet van de uitvoering van het project of de in de bijstandsbeschikking vermelde investeringen verlaagt, worden gebruikt voor de financiering van andere projecten.".

Artikel 2

Aanvragen waarvoor door gebrek aan middelen geen bijstand uit het Fonds kon worden verleend in het kader van Verordening (EEG) nr. 1852/78 kunnen in aanmerking worden genomen in het kader en onder de voorwaarden van de onderhavige verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 27 juni 1980.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • A. 
    SARTI (1)PB nr. L 356 van 31.12.1977, blz. 1. (2)PB nr. L 160 van 28.6.1979, blz. 1.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.