Verordening 1981/1054 - Gemeenschappelijke actie voor de ontwikkeling van de rundveemesterij in Ierland en Noord-Ierland

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31981R1054

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31981R1054

Verordening (EEG) nr. 1054/81 van de Raad van 21 april 1981 betreffende een gemeenschappelijke actie voor de ontwikkeling van de rundveemesterij in Ierland en Noord-Ierland

Publicatieblad Nr. L 111 van 23/04/1981 blz. 0001 - 0003

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 13 blz. 0050

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 21 blz. 0160

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 13 blz. 0050

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 21 blz. 0160

VERORDENING (EEG) Nr. 1054/81 VAN DE RAAD van 21 april 1981 betreffende een gemeenschappelijke actie voor de ontwikkeling van de rundveemesterij in Ierland en Noord-Ierland

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Overwegende dat volgens artikel 39, lid 2, sub a), van het Verdrag bij het tot stand brengen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid rekening moet worden gehouden met de maatschappelijke structuur van de landbouw en de structurele en natuurlijke ongelijkheid tussen de verschillende landbouwgebieden;

Overwegende dat, om de in artikel 39, lid 1, sub a) en b), van het Verdrag omschreven doelstellingen te verwezenlijken, bijzondere maatregelen op communautair niveau moeten worden genomen die zijn afgestemd op de produktieomstandigheden in bepaalde probleemgebieden ; dat soortgelijke maatregelen tijdelijk nodig kunnen zijn in andere gebieden met bijzondere handicaps;

Overwegende dat de dierlijke produktie van essentieel belang is voor de Ierse en Noordierse landbouw ; dat de veefokkerij en de rundvleesproduktie een belangrijk onderdeel van de veeteelt in deze gebieden vormen ; dat recente ontwikkelingen in deze sector, waaronder het aanzienlijk toegenomen aantal slachtingen van normaal voor de fokkerij aangehouden dieren, in grote mate hebben bijgedragen tot de huidige achteruitgang van de inkomens in de landbouw;

Overwegende dat een veelomvattend programma voor de ontwikkeling van de rundveemesterij, dat zowel op het fokken als het mesten van hoogwaardige dieren gericht is, kan bijdragen tot een verbetering van de huidige slechte inkomenssituatie in de Ierse en Noordierse landbouw;

Overwegende dat de rundveefokkerij het best kan worden verbeterd door zowel de bedrijfsprestatietoetsen als het afstammelingenonderzoek bij vleesstieren op te voeren, om zodoende fokstieren van een behoorlijk gehalte te verkrijgen;

Overwegende dat de sedert kort geconstateerde geringere toepassing van kunstmatige inseminatie bij koeien als gevolg van de hoge kosten, een ongunstige uitwerking op de ontwikkeling van de rundveehouderij heeft gehad ; dat bijzondere financiële steun nodig is om de inseminatiekosten van de veehouders te verlagen;

Overwegende dat de ontwikkeling van de veehouderij in de laatste jaren ook werd gehinderd doordat veel weiden en hooiland als gevolg van onvoldoende toediening van kalk van minderwaardige kwaliteit zijn;

Overwegende voorts dat de situatie nog wordt verergerd doordat onvoldoende wintervoeder van goede kwaliteit beschikbaar is ; dat een bijzondere regeling nodig is om landbouwers die zulks nog niet doen, tot het inkuilen van voeder aan te zetten, zodat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het wintervoeder worden verbeterd;

Overwegende dat financiële steun van de Gemeenschap noodzakelijk is, omdat Ierland en het Verenigd Koninkrijk wegens hun beperkte economische en budgettaire mogelijkheden niet over voldoende middelen beschikken om een dergelijk programma te financieren;

Overwegende dat het bovenbedoelde een gemeenschappelijke actie vormt in de zin van artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3509/80 (3), (1) Advies uitgebracht op 9 april 1981 (nog niet verschenen in het Publikatieblad). (2) PB nr. L 94 van 28.4.1970, blz. 13. (3) PB nr. L 367 van 31.12.1980, blz. 87.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt een gemeenschappelijke actie in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70 ingesteld die moet worden uitgevoerd door Ierland en, voor wat Noord-Ierland betreft, door het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 2

De Commissie kan voor de gemeenschappelijke actie steun verlenen door via de afdeling Oriëntatie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, hierna "het Fonds" te noemen, de in artikel 3 omschreven maatregelen met betrekking tot de verbetering van de kwaliteit van de rundveemesterij te financieren.

Artikel 3

  • 1. 
    De in artikel 2 bedoelde maatregelen omvatten steun voor: a) het opvoeren van de bedrijfsprestatietoetsen bijvleesstieren om tot een eerste selectie te komenvan stieren die de nodige eigenschappen voor eenefficiënte rundvleesproduktie bezitten;
  • b) 
    het opvoeren van het afstammelingenonderzoek bijvleesstieren om te komen tot een definitieve selectievan stieren met een behoorlijke fokwaarde methet oog op de produktie van vleesrunderen van beterekwaliteit;
  • c) 
    het bevorderen van een ruimere toepassing vankunstmatige inseminatie;
  • d) 
    de verbetering van weiden en hooiland door eenruimere toepassing van kalkbemesting;
  • e) 
    het opvoeren van de kwaliteit en de kwantiteit vanwintervoeder door landbouwers, die zulks nog nietdoen, ertoe aan te zetten gebruik te maken van kuilvoeder.
  • 2. 
    De wijze van toepassing van dit artikel wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 18, leden 2 en 3, van Richtlijn 72/159/EEG (1).
  • 3. 
    Uitgaven die op grond van andere gemeenschappelijke acties in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70 in aanmerking komen voor communautaire steun, vallen niet onder deze verordening.

Artikel 4

  • 1. 
    De looptijd van de gemeenschappelijke actie mag niet langer zijn dan twee jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de Commissie de in artikel 3 bedoelde maatregelen heeft goedgekeurd.
  • 2. 
    De door Ierland, en, wat Noord-Ierland betreft, door het Verenigd Koninkrijk gedane uitgaven voor deze maatregelen komen voor bijstand van het Fonds, afdeling Oriëntatie, in aanmerking tot een maximumbedrag van: - 3,2 miljoen Ecu (A) voor de in artikel 3, lid 1, suba) en b), bedoelde maatregelen;
  • 26,5 miljoen Ecu (A) voor de in artikel 3, lid 1, subc), bedoelde maatregel;
  • 18,0 miljoen Ecu (A) voor de in artikel 3, lid 1, subd), bedoelde maatregel;
  • 7,6 miljoen Ecu (A) voor de in artikel 3, lid 1, sube), bedoelde maatregel.
  • 3. 
    Het Fonds vergoedt Ierland en het Verenigd Koninkrijk 50 % van de voor bijstand in aanmerking komende uitgaven. De voor bijstand in aanmerking komende uitgaven mogen evenwel niet hoger liggen dan: - 7,5 Ecu (A) per koe voor de in artikel 3, lid 1, subc), bedoelde maatregel;
  • 4,0 Ecu (A) per ton kalk voor de in artikel 3, lid 1,sub d), bedoelde maatregel;
  • 4,5 Ecu (A) per ton kuilvoeder voor de in artikel 3,lid 1, sub e), bedoelde maatregel.

Artikel 5

  • 1. 
    De totale bijdrage uit het Fonds voor de gemeenschappelijke actie wordt voor de in artikel 4, lid 1, genoemde periode op 27,5 miljoen Ecu geraamd.
  • 2. 
    De Commissie stelt, in overleg met de Ierse Regering en de Regering van het Verenigd Koninkrijk de procedure vast, volgens welke zij regelmatig over de uitvoering van de maatregelen wordt ingelicht. Eventueel wijzen de Ierse Regering en de Regering van het Verenigd Koninkrijk daarbij tevens de instanties aan die met de technische uitvoering van deze maatregelen belast zijn.

Artikel 6

  • 1. 
    De vergoedingsaanvragen hebben betrekking op de uitgaven die door Ierland en het Verenigd Koninkrijk in de loop van één kalenderjaar zijn gedaan en worden vóór 1 juni van het daaropvolgende jaar bij de Commissie ingediend.
  • 2. 
    Tot bijstand van het Fonds wordt besloten overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70.
  • 3. 
    De wijze van toepassing van dit artikel wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. (1) PB nr. L 96 van 23.4.1972, blz. 1.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 21 april 1981.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • G. 
    BRAKS

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.