Verordening 1981/3821 - Wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de EG en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31981R3821

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31981R3821

Verordening (Euratom, EGKS,EEG) nr. 3821/81 van de Raad van 15 december 1981 houdende wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Publicatieblad Nr. L 386 van 31/12/1981 blz. 0001 - 0003

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 1 Deel 2 blz. 0019

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 01 Deel 3 blz. 0114

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 1 Deel 2 blz. 0019

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 01 Deel 3 blz. 0114

VERORDENING (EURATOM, EGKS, EEG) Nr. 3821/81 VAN DE RAAD van 15 december 1981 houdende wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, inzonderheid op artikel 24,

Gelet op het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid op artikel 13,

Gezien het voorstel van de Commissie, gedaan na advies van het Comité voor het Statuut,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Gezien het advies van het Hof van Justitie,

Na kennis te hebben genomen van het verslag van het Comité van overleg, ingesteld bij besluit van de Raad van 23 juni 1981,

Overwegende dat de bijzonder moeilijke sociaal-economische toestand aanleiding geeft tot het instellen van een buitengewone heffing berekend op grond van de economische gegevens die betrekking hebben op het gemiddelde van de in de Lid-Staten geconstateerde verschillen tussen de ontwikkeling van de reële lonen per hoofd en de ontwikkeling van: - de algemene produktiviteit (reëel BBP per werkende),

  • de uitbetaalbare produktiviteit, namelijk de produktiviteit gecorrigeerd voor de ruilvoet,
  • de produktiviteit per hoofd van de beroepsbevolking, omvattende de werkenden en de werklozen,

welke heffing geldt voor de door de Gemeenschappen uitbetaalde nettobezoldigingen, -pensioenen en -vergoedingen bij beëindiging van de dienst;

Overwegende echter dat de toepassing van de heffing op pensioenen en vergoedingen bij beëindiging van de dienst gedurende de eerste vijf jaar dient te worden opgeschort;

Overwegende dat daartoe het Statuut dient te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1 Wijzigingen in het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen

Artikel 1

Na artikel 66 van het Statuut van de ambtenaren wordt een artikel 66 bis ingevoegd, luidende:

"Artikel 66 bis

  • 1. 
    Tijdelijk, en tot 1 juli 1991, is, in afwijking van artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68, op de nettobezoldigingen, -pensioenen en -vergoedingen bij beëindiging van de dienst een buitengewone heffing van toepassing.
  • 2. 
    a) Gedurende de eerste vijf jaar bedraagt deze heffing op de in lid 3 bedoelde heffingsgrondslag: - 2,54 % van de heffingsgrondslag tijdens het eerste jaar,
  • 5,08 % van deze grondslag tijdens het tweede jaar,
  • 7,62 % van deze grondslag tijdens het derde jaar,
  • 10,16 % van deze grondslag tijdens het vierde jaar, en
  • 12,7 % tijdens het vijfde jaar. (1) PB nr. C 327 van 14.12.1981, blz. 56.
  • b) 
    Tijdens de daarop volgende jaren blijft, behoudens andersluidend besluit van de Raad, genomen op voorstel van de Commissie met de in artikel 148, lid 2, tweede alinea, eerste mogelijkheid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap bedoelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen en na raadpleging van het Europese Parlement, het tijdens het vijfde jaar bereikte heffingspercentage van 12,7 van toepassing.
  • 3. 
    a) Voor ambtenaren in actieve dienst, gedetacheerde ambtenaren en ambtenaren die hun militaire dienst vervullen, is de heffingsgrondslag gelijk aan het met de rang en de salaristrap overeenkomende basissalaris waarvan voor de berekening van de bezoldiging wordt uitgegaan, verminderd met: - enerzijds de bijdragen voor de stelsels van sociale zekerheid en de pensioenbijdrage, alsmede de belasting welke, vóór enige heffing, verschuldigd zou zijn door een ambtenaar van dezelfde rang en dezelfde salaristrap, die geen personen ten laste heeft in de zin van artikel 2 van bijlage VII
  • en anderzijds een bedrag dat gelijk is aan het basissalaris van een ambtenaar van de rang D 4, eerste salaristrap.
  • b) 
    Voor gepensioneerden en diegenen die een vergoeding ontvangen uit hoofde van de artikelen 41 en 50 van het Statuut, artikel 3 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 2530/72 of Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1543/73 is de heffingsgrondslag gelijk aan het pensioen of de vergoeding, verminderd met: - enerzijds de door de betrokkene eventueel betaalde bijdragen voor de communautaire sociale zekerheid en de pensioenbijdrage, alsmede de belasting welke de betrokkene, vóór enige heffing verschuldigd zou zijn, wanneer hij geen personen ten laste had in de zin van artikel 2 van bijlage VII;
  • en anderzijds een bedrag dat gelijk is aan het dubbele van het basissalaris van een ambtenaar van de rang D 4, eerste salaristrap.

De toepassing van de heffing op pensioenen en vergoedingen bij beëindiging van de dienst wordt echter gedurende de eerste vijf jaar opgeschort.

Vanaf het zesde jaar wordt de heffing op pensioenen en vergoedingen bij beëindiging van de dienst, op de in de vorige alinea bedoelde voorwaarden, slechts toegepast op grond van een door de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europese Parlement, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen genomen besluit.

  • c) 
    De elementen op grond waarvan de heffingsgrondslag wordt vastgesteld, worden uitgedrukt in Belgische frank met toepassing van een aanpassingscoëfficiënt van 100.
  • 4. 
    De toepassing van de verschillende percentages van de heffing mag niet tot gevolg hebben dat de bezoldiging, het pensioen of de vergoeding bij beëindiging van de dienst daalt beneden het nettobedrag dat onmiddellijk vóór deze toepassing aan bezoldiging, pensioen of vergoeding werd ontvangen.

Het deel van de heffing dat in de loop van een jaar als gevolg van de voorgaande bepaling niet is toegepast, wordt ten belope van het verschuldigde bedrag gevoegd bij de heffing van het volgende jaar.

  • 5. 
    De heffing wordt ieder jaar, telkens overeenkomstig het desbetreffende percentage, van toepassing gelijk met het besluit houdende jaarlijkse aanpassing van de bezoldigingen dat wordt genomen overeenkomstig Besluit 81/1061/Euratom, EGKS, EEG betreffende de methode voor de aanpassing van de bezoldigingen, en werkt door in de nabetalingen welke uit deze aanpassing voortvloeien.
  • 6. 
    De heffing wordt elke maand ingehouden ; de opbrengst ervan wordt als ontvangst in de algemene begroting van de Gemeenschappen opgevoerd.".

HOOFDSTUK 2 Wijzigingen in de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen

Artikel 2

  • 1. 
    In artikel 20 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden wordt tussen de tweede en derde alinea een alinea ingevoegd, luidende: "De bepalingen van artikel 66 bis van het Statuut betreffende de buitengewone heffing zijn van overeenkomstige toepassing op tijdelijke functionarissen, gepensioneerde tijdelijke functionarissen en hun rechthebbenden die een overlevingspensioen genieten.".
  • 2. 
    Na artikel 63 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden wordt een artikel 63 bis ingevoegd, luidende:

"Artikel 63 bis

De bepalingen van artikel 66 bis van het Statuut zijn van overeenkomstige toepassing.".

HOOFDSTUK 3 Slotbepalingen

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij wordt van kracht op het tijdstip waarop Besluit 81/1061/Euratom, EGKS, EEG van de Raad van 15 december 1981 tot wijziging van de methode voor de aanpassing van de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Gemeenschappen (1) in werking treedt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 15 december 1981.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • D. 
    HOWELL (1) Zie blz. 6 van dit Publikatieblad.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.