Richtlijn 1982/400 - Wijziging van Richtlijn 77/391/EEG en tot instelling van een aanvullende gemeenschappelijke actie voor de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31982L0400

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31982L0400

Richtlijn 82/400/EEG van de Raad van 14 juni 1982 tot wijziging van Richtlijn 77/391/EEG en tot instelling van een aanvullende gemeenschappelijke actie voor de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen

Publicatieblad Nr. L 173 van 19/06/1982 blz. 0018 - 0019

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 15 blz. 0041

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 25 blz. 0201

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 15 blz. 0041

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 25 blz. 0201

*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 14 juni 1982

tot wijziging van Richtlijn 77/391/EEG en tot instelling van een aanvullende gemeenschappelijke actie voor de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen

(82/400/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 43 en 100,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat bij Richtlijn 77/391/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende een gemeenschappelijke actie met het oog op de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen (4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 81/476/EEG (5), de duur van de actie is vastgesteld op drie jaar;

Overwegende dat, gezien de verkregen resultaten en het bevredigende verloop van de door de Lid-Staten ingediende programma's, een aanvullende actie van twee jaar dient te worden ingesteld en de financiering ervan mogelijk dient te worden gemaakt, om de doelstellingen ervan te bereiken;

Overwegende dat in artikel 29, lid 3, van Richtlijn 78/52/EEG van de Raad van 13 december 1977 tot vaststelling van de communautaire criteria voor de nationale programma's voor de versnelde uitroeiing van brucellose, tuberculose en endemische leukose bij runderen (6), is bepaald dat de oorspronkelijk vastgestelde termijn van drie jaar voor elke Lid-Staat ingaat op de datum die door de Commissie wordt vastgesteld in haar beschikking tot goedkeuring van de nationale uitroeiingsprogramma's en dat derhalve de oorspronkelijke programma's van de Lid-Staten, behalve die van Italië en Griekenland, aflopen op een voor iedere Lid-Staat verschillende datum in de loop van 1981; dat, om de Lid-Staten in de gelegenheid te stellen de in verband met de nieuwe actie vereiste technische en financiële aanpassingen aan te brengen, de duur van de oorspronkelijke programma's die in 1981 aflopen, moet worden verlengd tot en met 31 december 1981;

Overwegende dat, om in de oorspronkelijke programma's de wijzigingen te kunnen aanbrengen die eventueel voortvloeien uit het endemiologisch verloop van de betrokken ziekten en zodoende de begonnen acties tot een goed einde te kunnen brengen, de Lid-Staten nieuwe programma's moeten opstellen; dat de duur van de nieuwe programma's op zodanige wijze moet worden berekend dat de actie in haar geheel, namelijk het oorspronkelijke en het nieuwe programma samen, in totaal vijf jaar beslaat,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN

VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 6 van Richtlijn 77/391/EEG wordt het volgende lid toegevoegd:

»3. Voor de Lid-Staten waar de programma's met een looptijd van drie jaar aflopen in 1981, wordt deze termijn van drie jaar evenwel verlengd tot en met 31 december 1981.".

Artikel 2

  • 1. 
    Er wordt een gemeenschappelijke actie ingesteld ter voltooiing van de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen.
  • 2. 
    De duur van deze aanvullende actie wordt op zodanige wijze vastgesteld dat de totale duur van de bij Richtlijn 77/391/EEG ingestelde actie en deze aanvullende actie vijf jaar bedraagt.
  • 3. 
    De Gemeenschap draagt bij in de financiering van de aanvullende actie.

Artikel 3

  • 1. 
    De Lid-Staten stellen nieuwe programma's voor versnelde uitroeiing op, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 4 van Richtlijn 77/391/EEG en met inachtneming van de bij Richtlijn 78/52/EEG vastgestelde criteria, om de continuïteit van de maatregelen in het kader van de oorspronkelijke programma's te garanderen, daarbij rekening houdend met de verkregen resultaten en met de vereiste aanpassingen.
  • 2. 
    De nieuwe programma's worden door België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland en het Verenigd Koninkrijk aan de Commissie medegedeeld uiterlijk twee maanden na de kennisgeving van deze richtlijn en door Italië en Griekenland vóór 1 januari 1983.

Artikel 4

  • 1. 
    De Commissie onderzoekt of de overeenkomstig artikel 3, lid 2, medegedeelde nieuwe programma's beantwoorden aan de bepalingen en doelstellingen van

Richtlijn 77/391/EEG, Richtlijn 78/52/EEG en de onderhavige richtlijn, en derhalve voldoen aan de voorwaarden voor financiële deelneming van de Gemeenschap.

  • 2. 
    Binnen twee maanden na ontvangst van de programma's legt de Commissie ter zake een ontwerp-beschikking voor aan het Permanent Veterinair Comité, hierna »Comité" genoemd. Het Comité brengt hierover advies uit volgens de procedure van artikel 8.
  • 3. 
    De Lid-Staten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking om de nieuwe in artikel 3 bedoelde en overeenkomstig lid 2 goedgekeurde programma's voor versnelde uitroeiing ten uitvoer te leggen op de door de Commissie in haar goedkeuringsbeschikking vastgestelde datum.

Artikel 5

  • 1. 
    Voor uitgaven van de Lid-Staten met betrekking tot maatregelen in het kader van de in artikel 3 bedoelde programma's wordt binnen de in lid 3 en in artikel 2 aangegeven grenzen steun verleend door de Gemeenschap.
  • 2. 
    De Gemeenschap betaalt de Lid-Staten 72,5 Ecu per koe en 36,25 Ecu voor elk ander rund dat in het kader van de in hoofdstuk I van Richtlijn 77/391/EEG bedoelde maatregelen wordt geslacht.
  • 3. 
    De voorlopige bijstand die ten laste van de begroting van de Gemeenschap onder het hoofdstuk betreffende de uitgaven op landbouwgebied wordt verleend, wordt op 35 miljoen Ecu geraamd voor de duur van de in lid 1 bedoelde actie.
  • 4. 
    De door de Lid-Staten genomen maatregelen komen slechts voor financiële deelneming van de Gemeenschap in aanmerking indien de desbetreffende voorschriften bij een overeenkomstig artikel 4 gegeven beschikking zijn goedgekeurd.

Artikel 6

  • 1. 
    Artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1) is van overeenkomstige toepassing op de beslissingen van de Commissie in verband met de gemeenschappelijk financiering van onderhavige maatregel.
  • 2. 
    De verzoeken om betaling moeten betrekking hebben op slachtingen die in de loop van het jaar in de Lid-Staten hebben plaatsgevonden en zij moeten vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar zijn ingediend.
  • 3. 
    De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70.

Artikel 7

  • 1. 
    De veterinaire controles op de toepassing van de programma's worden verricht overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 77/391/EEG.
  • 2. 
    Wanneer alle uitroeiingsprogramma's zijn uitgevoerd dient de Commissie bij de Raad een algemeen verslag in over de resultaten ervan, eventueel vergezeld van een voorstel tot verdere harmonisatie van de preventieve maatregelen van de Lid-Staten.

Artikel 8

  • 1. 
    In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter van het Comité deze procedure, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een Lid-Staat, onverwijld in bij het Comité.
  • 2. 
    In het Comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148, lid 2, van het Verdrag. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
  • 3. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp in van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter op basis van de urgentie van de ter behandeling voorgelegde vraagstukken kan vaststellen. Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van vijfenveertig stemmen.
  • 4. 
    De Commissie stelt de maatregelen vast en legt deze onmiddellijk ten uitvoer wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité. Wanneer zij hiermee niet in overeenstemming zijn of wanneer het Comité geen advies heeft uitgebracht, legt de Commissie onverwijld een voorstel voor aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen. De Raad stelt de maatregelen vast met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad binnen drie maanden na indiening van het voorstel geen maatregelen heeft genomen, stelt de Commissie de voorgestelde maatregelen vast en legt deze onmiddellijk ten uitvoer, tenzij de Raad zich met eenvoudige meerderheid tegen deze maatregelen heeft uitgesproken.

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 14 juni 1982.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • P. 
    de KEERSMAEKER
  • (1) 
    PB nr. C 289 van 11. 11. 1981, blz. 4.
  • (2) 
    PB nr. C 40 van 15. 2. 1982, blz. 26.
  • (3) 
    PB nr. C 112 van 3. 5. 1982, blz. 8.
  • (4) 
    PB nr. L 145 van 13. 6. 1977, blz. 44.
  • (5) 
    PB nr. L 186 van 8. 7. 1981, blz. 20.
  • (6) 
    PB nr. L 15 van 19. 1. 1978, blz. 34.
  • (1) 
    PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.