Richtlijn 1982/884 - Grenswaarde van de luchtkwaliteit voor lood

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31982L0884

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31982L0884

Richtlijn 82/884/EEG van de Raad van 3 december 1982 betreffende een grenswaarde van de luchtkwaliteit voor lood

Publicatieblad Nr. L 378 van 31/12/1982 blz. 0015 - 0018

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 15 Deel 4 blz. 0017

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 15 Deel 4 blz. 0017

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 4 blz. 0056

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 4 blz. 0056

++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 3 december 1982

betreffende een grenswaarde van de luchtkwaliteit voor lood

( 82/884/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 235 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat één van de voornaamste taken van de Europese Economische Gemeenschap bestaat in het bevorderen van de harmonische ontwikkeling van de economische activiteit in de gehele Gemeenschap , alsmede van een gestadige en evenwichtige expansie en dat het ondenkbaar is dit te verwezenlijken zonder bestrijding van verontreiniging en hinder en zonder verbetering van de kwaliteit van het bestaan en van de bescherming van het milieu ;

Overwegende dat het gebruik van lood thans leidt tot loodverontreiniging van talrijke bestanddelen van het milieu ;

Overwegende dat ingeademd lood op significante wijze bijdraagt tot de totale belasting van het lichaam met lood ;

Overwegende dat de bescherming van de mens tegen het gevaar van lood toezicht op zijn blootstelling aan het in de atmosfeer voorkomende lood vereist ;

Overwegende dat ingevolge het eerste ( 4 ) en tweede ( 5 ) actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu voorrang moet worden gegeven aan een actie met betrekking tot deze schadelijke stof ; dat in die zelfde actieprogramma's is bepaald dat de nationale programma's op dit gebied dienen te worden gecoordineerd , en dat het beleid in de Gemeenschap moet worden geharmoniseerd op basis van een gemeenschappelijk concept op lange termijn , gericht op verbetering van de kwaliteit van het bestaan ; dat , aangezien het Verdrag niet voorziet in de daartoe vereiste bevoegdheden , gebruik dient te worden gemaakt van artikel 235 ;

Overwegende dat er onvoldoende technische en wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn om de Raad in staat te stellen specifieke normen voor het milieu in het algemeen vast te stellen en dat de aanvaarding van grenswaarden voor de bescherming van de menselijke gezondheid ook tot de bescherming van het milieu zal bijdragen ;

Overwegende dat een grenswaarde voor het in de atmosfeer voorkomende lood dient te worden vastgesteld ;

Overwegende dat de krachtens deze richtlijn genomen maatregelen economisch haalbaar moeten zijn en verenigbaar met een evenwichtige ontwikkeling ; dat de termijnen voor de uitvoering ervan bijgevolg voldoende lang moeten zijn ; dat er ook rekening dient te worden gehouden met Richtlijn 78/611/EEG van de Raad van 29 juni 1978 betreffende de aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het loodgehalte van benzine ( 6 ) ;

Overwegende dat de kwaliteit van de lucht dient te worden gecontroleerd op plaatsen waar mensen lange tijd ononderbroken aan lood kunnen worden blootgesteld en waar het gevaar bestaat dat de grenswaarde niet in acht wordt genomen ;

Overwegende dat het van belang is dat de Commissie wordt ingelicht over de plaatsen waar monsters worden genomen , de bemonsterings - en analysemethoden die worden gebruikt voor het vaststellen van de loodconcentratie in de atmosfeer , de plaatsen waar de in de richtlijn vastgestelde grenswaarde is overschreden , alsmede de concentraties die er zijn geconstateerd en de maatregelen die zijn getroffen om herhaling te voorkomen ;

Overwegende dat de Commissie met ingang van het tweede jaar volgende op de tenuitvoerlegging van deze richtlijn jaarlijks een samenvattend verslag dient te publiceren over de toepassing van de nationale voorschriften die krachtens deze richtlijn worden vastgesteld ;

Overwegende dat de toepassing van de maatregelen krachtens deze richtlijn er niet toe mag leiden dat daar waar bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn de loodverontreiniging gering is ten opzichte van de vastgestelde grenswaarde , de kwaliteit van de lucht merkbaar achteruitgaat ;

Overwegende dat voor de toepassing van deze richtlijn de criteria in acht dienen te worden genomen die in de bijlage voor de keuze van de bemonsteringsmethode zijn vastgesteld ; dat voor de analyse van de genomen monsters gebruik dient te worden gemaakt van de in de bijlage genoemde referentiemethode of van enige andere methode ten aanzien waarvan vooraf aan de Commissie is aangetoond dat zij gelijkwaardige resultaten oplevert ;

Overwegende dat het in het licht van de technische en wetenschappelijke vooruitgang op dit gebied wenselijk kan zijn de bij de keuze van een bemonsteringsmethode en de referentiemethode voor de analyse in acht te nemen criteria later aan te passen ; dat er , ten einde de daartoe noodzakelijke werkzaamheden vlot te doen verlopen , dient te worden voorzien in een procedure waarbij een nauwe samenwerking tot stand wordt gebracht tussen de Lid-Staten en de Commissie in een comité voor aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Bij deze richtlijn wordt een grenswaarde van de luchtkwaliteit voor lood vastgesteld ten einde een specifieke bijdrage te leveren tot de bescherming van de mens tegen de gevolgen van lood in het milieu .

2 . Deze richtlijn is niet van toepassing op beroepsmatige blootstelling .

Artikel 2

1 . In deze richtlijn wordt onder " grenswaarde " verstaan de concentratie van lood in de atmosfeer die onder de hierna volgende voorwaarden niet mag worden overschreden .

2 . De grenswaarde bedraagt 2 microgram Pb m3 , uitgedrukt in een gemiddelde jaarlijkse concentratie .

3 . De Lid-Staten kunnen te allen tijde een strengere waarde vaststellen dan in deze richtlijn is voorgeschreven .

Artikel 3

1 . De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor zorg te dragen dat vijf jaar na de kennisgeving van deze richtlijn de overeenkomstig artikel 4 gemeten loodconcentraties in de atmosfeer de in artikel 2 genoemde grenswaarde niet overschrijden .

2 . Wanneer een Lid-Staat van oordeel is dat de bij artikel 2 , lid 2 , vastgestelde grenswaarde vier jaar na de kennisgeving van deze richtlijn op bepaalde plaatsen kan worden overschreden , stelt hij de Commissie hiervan in kennis .

3 . De betrokken Lid-Staten dienen binnen twee jaar na de tenuitvoerlegging van deze richtlijn bij de Commissie plannen in voor een geleidelijke verbetering van de kwaliteit van de lucht op deze plaatsen . In deze plannen die aan de hand van relevante gegevens over aard , oorsprong en ontwikkeling van de verontreiniging worden opgesteld , wordt met name een beschrijving gegeven van de maatregelen en procedures die door de betrokken Lid-Staten worden toegepast of overwogen . Deze maatregelen en procedures moeten erop zijn gericht om de loodconcentratie in de atmosfeer op deze plaatsen zo spoedig mogelijk en uiterlijk zeven jaar na de kennisgeving van deze richtlijn te brengen onder of op het peil van de bij artikel 2 , lid 2 , vastgestelde grenswaarde . Bij deze maatregelen en procedures moet rekening worden gehouden met Richtlijn 78/611/EEG en de bij de toepassing daarvan geboekte resultaten .

Artikel 4

De Lid-Staten zorgen voor de installatie en werking van meetstations op plaatsen waar mensen lange tijd ononderbroken kunnen worden blootgesteld en waar volgens hen het gevaar bestaat dat het bepaalde in de artikelen 1 en 2 niet in acht wordt genomen .

Artikel 5

1 . Voor de toepassing van deze richtlijn verstrekken de Lid-Staten de Commissie op haar verzoek inlichtingen omtrent :

  • de plaatsen waar monsters worden genomen ;
  • de bemonsterings - en analysemethoden die worden gebruikt voor het vaststellen van de loodconcentratie in de atmosfeer .

2 . Met ingang van het kalenderjaar volgende op de tenuitvoerlegging van deze richtlijn delen de Lid-Staten de Commissie jaarlijks uiterlijk op 1 juli mede , op welke plaatsen de bij artikel 2 , lid 2 , vastgestelde grenswaarde in het voorafgaande kalenderjaar is overschreden en welke concentraties er zijn geconstateerd .

3 . Tevens doen zij de Commissie uiterlijk tijdens het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de overschrijding optrad , mededeling van de maatregelen die zij hebben getroffen om herhaling te voorkomen .

Artikel 6

Met ingang van het tweede jaar volgende op de tenuitvoerlegging van deze richtlijn publiceert de Commissie jaarlijks een samenvattend verslag over de toepassing van deze richtlijn .

Artikel 7

De toepassing van de maatregelen krachtens deze richtlijn mag er niet toe leiden dat daar waar bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn de loodverontreiniging gering is ten opzichte van de bij artikel 2 , lid 2 , vastgestelde grenswaarde , de kwaliteit van de lucht merkbaar achteruit gaat .

Artikel 8

Voor de toepassing van deze richtlijn nemen de Lid-Staten de criteria in acht die in de bijlage voor de keuze van de bemonsteringsmethode zijn vastgesteld ; voor de analyse van de genomen monsters maken de Lid-Staten gebruik van de in de bijlage genoemde referentiemethode of van enige andere methode ten aanzien waarvan zij vooraf aan de Commissie aantonen dat de resultaten ervan gelijkwaardig zijn .

Artikel 9

De procedure voor de aanpassing van deze richtlijn aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang volgens de artikelen 10 en 11 heeft betrekking op de bij de keuze van een bemonsteringsmethode in acht te nemen criteria en op de referentiemethode die in de bijlage worden vermeld .

Deze aanpassing mag niet tot gevolg hebben dat de bij artikel 2 , lid 2 , vastgestelde effectieve concentratiewaarde al dan niet rechtstreeks wordt gewijzigd .

Artikel 10

1 . Er wordt een comité ingesteld voor de aanpassing van deze richtlijn aan de vooruitgang van wetenschap en techniek . Dit comité , hierna te noemen " het Comité " , is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie .

2 . Het Comité stelt zijn reglement van orde vast .

Artikel 11

1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , leidt de voorzitter deze procedure bij het Comité in , hetzij op eigen initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

2 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan bepalen naar gelang van de urgentie van het vraagstuk . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 45 stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De voorzitter neemt geen deel aan de stemming .

3 . De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité .

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of bij gebreke van een advies , doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

Indien na verloop van een termijn van drie maanden , te rekenen vanaf de datum van indiening van het voorstel bij de Raad , deze geen besluit heeft genomen , worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld .

Artikel 12

1 . De Lid-Staten doen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die noodzakelijk zijn om binnen 24 maanden na kennisgeving van deze richtlijn aan het bepaalde in deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

2 . De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede , die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen .

Artikel 13

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 3 december 1982 .

Voor de Raad

De Voorzitter

Ch . CHRISTENSEN

( 1 ) PB nr . C 154 van 7 . 7 . 1975 , blz . 29 .

( 2 ) PB nr . C 28 van 9 . 2 . 1976 , blz . 31 .

( 3 ) PB nr . C 50 van 4 . 3 . 1976 , blz . 9 .

( 4 ) PB nr . C 112 van 20 . 12 . 1973 , blz . 1 .

( 5 ) PB nr . C 139 van 13 . 6 . 1977 , blz . 1 .

( 6 ) PB nr . L 197 van 22 . 7 . 1978 , blz . 19 .

BIJLAGE

CRITERIA IN ACHT TE NEMEN BIJ DE KEUZE VAN EEN BEMONSTERINGSMETHODE EN REFERENTIEMETHODE VOOR DE ANALYSE VAN DE LOODCONCENTRATIES IN DE ATMOSFEER

De deeltjes in de atmosfeer moeten door een meettoestel op een filter worden opgevangen om daarna te worden geanalyseerd voor de bepaling van het loodgehalte .

A . Criteria in acht te nemen bij de keuze van de bemonsteringsmethode

1 . Filter

Het filter moet bij de tijdens de monsterneming gebruikte nominale snelheid een vangstrendement hebben van ten minste 99 % van alle deeltjes met de gemiddelde aërodynamische diameter van 0,3 mm .

2 . Vangstrendement

Onder vangstrendement van het meettoestel wordt verstaan de verhouding tussen de in massa uitgedrukte concentratie van de deeltjes in de door het filter opgevangen lucht en de concentratie in de atmosfeer . Dit rendement mag niet lager liggen dan de in de onderstaande tabel vermelde waarden en mag niet door de windrichting worden beïnvloed .

Kleinste aanvaardbare vangstrendementen ( % ) :

Windsnelheid * Deeltjesgrootte ( aërodynamische diameter ) *

  • 5 mm * 10 mm *

2 ms-1 * 95 * 65 *

4 ms-1 * 95 * 60 *

6 ms-1 * 85 * 40 *

3 . Doorstroming tijdens de monsterneming

De luchtstroom door het filter moet tijdens de bemonsteringsperiode constant blijven met een tolerantie van min of meer 5 % van de nominale waarde .

4 . Plaats

De meetstations ( meetapparaten ) moeten zoveel mogelijk worden opgesteld op een wijze die representatief is voor de gebieden waar de metingen moeten geschieden .

5 . Wijze van werking

De monsterneming moet continu zijn , hoewel dagelijkse of wekelijkse onderbrekingen van enkele minuten toelaatbaar zijn voor het vervangen van de filters . Een berekende gemiddelde jaarwaarde zal slechts als geldig worden beschouwd wanneer de monsterneming heeft plaatsgevonden op ten minste 10 werkdagen per maand gedurende de eerste vijf jaar na kennisgeving van de richtlijn en op ten minste 15 werkdagen per maand daarna , die zoveel mogelijk gelijkelijk over de betrokken periode zijn gespreid . De gemiddelde jaarwaarde wordt berekend door de som van de geldige dagwaarden te delen door het aantal dagen waarop geldige waarden zijn verkregen .

B . Referentieanalysemethode

Als referentieanalysemethode moet de atoomabsorptiespectrometrie worden gebruikt , waarbij de analysefout bij het bepalen van lood in de opgevangen deeltjes kleiner is dan een waarde die overeenkomt met een concentratie in de atmosfeer van 0,1 mg m3 lood ( 5 % van de grenswaarde van 2 mg m3 ) . Deze analysefout moet door middel van een passende kalibreringsfrequentie binnen het vastgestelde gebied gehandhaafd blijven .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.