Verordening 1982/2959 - Vaststelling voor het verkoopseizoen 1982/1983 van de algemene voorschriften inzake de produktiesteun voor olijfolie

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31982R2959

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31982R2959

Verordening (EEG) nr. 2959/82 van de Raad van 4 november 1982 tot vaststelling voor het verkoopseizoen 1982/1983 van de algemene voorschriften inzake de produktiesteun voor olijfolie

Publicatieblad Nr. L 309 van 05/11/1982 blz. 0030 - 0033

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 2959/82 VAN DE RAAD

van 4 november 1982

tot vaststelling voor het verkoopseizoen 1982/1983 van de algemene voorschriften inzake de produktiesteun voor olijfolie

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1413/82 (2), inzonderheid op artikel 5, lid 4, en artikel 36,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat bij artikel 5 van Verordening nr. 136/66/EEG een steunregeling voor de produktie van olijfolie is ingesteld; dat deze steun voor het verkoopseizoen 1982/1983 op basis van de werkelijk geproduceerde hoeveelheid olie wordt verleend aan olijfproducenten die lid zijn van organisaties als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2958/82 van de Raad van 4 november 1982 houdende bijzondere maatregelen voor het verkoopseizoen 1982/1983 met betrekking tot de organisaties van olijfolieproducenten (3), terwijl deze steun aan andere olijfproducenten wordt toegekend op basis van het aantal en het produktiepotentieel van de olijfbomen en van de forfaitair vastgestelde opbrengst daarvan, een en ander op voorwaarde dat de geproduceerde olijven werkelijk zijn geoogst;

Overwegende dat het olijventeeltkadaster nog niet bestaat, zodat het produktiepotentieel van de olijfbomen niet kan worden bepaald; dat in afwachting van de instelling van dit kadaster de steun voor niet-georganiseerde olijfproducenten moet worden berekend op basis van de gemiddelde opbrengst van de olijfbomen;

Overwegende dat voor de goede werking van de steunregeling de soorten olijfolie moeten worden bepaald waarvoor de steun wordt toegekend; dat, om de toepassing van de steunregeling voor olie uit perskoeken van olijven te vereenvoudigen, dient te worden bepaald dat de hoeveelheid van deze olie waarvoor steun kan worden toegekend, in het algemeen wordt vastgesteld op basis van de hoeveelheid door persing verkregen olijfolie;

Overwegende dat voor de goede werking van de regeling inzake de steun die wordt verleend aan bij een producentenorganisatie aangesloten olijfproducenten, moet worden bepaald dat deze steun slechts wordt uitgekeerd voor de hoeveelheden olie die zijn verkregen in erkende oliefabrieken; dat de betrokken oliefabriek, om te kunnen worden erkend, een aantal voorwaarden in acht dient te nemen; dat daartoe moet worden voorzien in de mogelijkheid dat de producerende Lid-Staat een beroep doet op de medewerking van de bedrijfsverenigingen van oliefabrikanten;

Overwegende dat de steun van groot belang is voor de olieproducenten en dat hij een financiële last vormt voor de Gemeenschap; dat een adequate administratieve controle dient te worden ingesteld om te waarborgen dat de steun slechts wordt toegekend voor olie die daarvoor in aanmerking kan komen;

Overwegende dat voor deze controle in de eerste plaats moet worden uitgegaan van een stelsel van teeltaangiften;

Overwegende dat, om gemakkelijker te kunnen controleren of de leden van producentenorganisaties recht op steun hebben, dient te worden bepaald dat de organisaties een gezamenlijke teeltaangifte voor al hun leden moeten indienen, de gegevens aangaande de bedrijven van een nader te bepalen percentage van hun leden moeten verifiëren en dat zij met hetzelfde doel een gezamenlijke steunaanvraag moeten indienen voor de leden die in een bepaalde periode olie hebben geproduceerd; dat voor de goede werking van de steunregeling dient te worden voorzien in de mogelijkheid om aan die organisaties voorschotten op de steun uit te keren zodra de steunaanvraag is ingediend; dat om dezelfde reden dient te worden bepaald dat de betrokken Lid-Staten de voorwaarden vaststellen voor de verdeling van de steun onder de producenten die lid zijn van een organisatie;

Overwegende dat om te controleren of de leden van de producentenorganisaties recht hebben op de steun, deze organisaties de hoeveelheden olie dienen te verifiëren waarvoor de steun wordt aangevraagd door elk lid en dat zij daarvoor dienen uit te gaan van de teeltaangifte enerzijds en van de voorraadboekhouding van de erkende oliefabrieken anderzijds;

Overwegende dat voor een doeltreffende controle dient te worden voorgeschreven dat de voorraadboekhouding van de erkende oliefabrieken op uniforme wijze moet worden gevoerd; dat met hetzelfde doel een representatief aantal van deze oliefabrieken aan controle van de producentenorganisaties dient te worden onderworpen;

Overwegende dat voor een goed beheer van deze steunregeling dient te worden bepaald dat in geval van twijfel betreffende de werkelijke produktie van een olijfproducent, de Lid-Staat vaststelt welke hoeveelheid olijfolie voor steun in aanmerking komt;

Overwegende dat met het oog op de correcte toepassing van de steunregeling moet worden bepaald dat, wanneer de in de aanvragen of in de teeltaangiften vervatte gegevens niet met de werkelijke situatie overeenstemmen, de aangesloten producenten, ongeacht de door de Lid-Staten toe te passen sancties, voor een nader te bepalen periode geen recht meer hebben op de steun die wordt vastgesteld op basis van de werkelijk geproduceerde hoeveelheid olie; dat eveneens met het oog daarop de organisaties van olijfolieproducenten die de voorgeschreven controles niet hebben verricht financieel verantwoordelijk moeten worden gesteld voor de steunbedragen die onrechtmatig zijn uitgekeerd aan de aangesloten olijfproducenten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het verkoopseizoen 1982/1983 gelden de in de volgende artikelen vastgestelde algemene voorschriften voor de toekenning van de in artikel 5 van Verordening nr. 136/66/EEG bedoelde steun voor de produktie van olijfolie.

Artikel 2

De produktiesteun wordt verleend voor olijfolie die beantwoordt aan de definities als vermeld in de punten 1 en 4 van de bijlage van Verordening nr. 136/66/EEG.

Voor olijfproducenten die lid zijn van een producentenorganisatie wordt de produktiesteun verleend voor de werkelijk geproduceerde hoeveelheid op voorwaarde dat de betrokken olie is verkregen in een erkende oliefabriek.

Artikel 3

  • 1. 
    Elke olijfproducent dient vóór een nader te bepalen datum een teeltaangifte in waarin hij:
  • de nodige gegevens verstrekt inzake de geteelde olijfbomen en de ligging daarvan,
  • verklaart dat hij, voor het lopende verkoopseizoen, de olijven heeft geoogst,
  • vermeldt wat de bestemming van de olijven is.

Voor de olijfproducenten die lid zijn van een producentenorganisatie als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2958/82 dient de organisatie een gezamenlijke teeltaangifte in voor alle leden en controleert zij de teeltaangiften van een nader te bepalen percentage van de olijfproducenten die lid zijn van de organisatie.

  • 2. 
    In deze verordening wordt onder olijfproducent verstaan elke producent van voor de produktie van olie bestemde olijven.

Artikel 4

De produktiesteun wordt toegekend op aanvraag van elke belanghebbende, ingediend in de Lid-Staat waar de olie is geproduceerd.

Voor olijfproducenten die geen lid zijn van een producentenorganisatie, wordt de door elk van hen ingediende teeltaangifte als steunaanvraag beschouwd.

Voor olijfproducenten die lid zijn van een producentenorganisatie, dient de organisatie elke maand een gezamenlijke steunaanvraag in voor alle leden die hun olieproduktie hebben voltooid, mits de in artikel 5 bedoelde controles zijn uitgevoerd.

Voor olijfproducenten die lid zijn van een producentenorganisatie en die door hen geproduceerde olijven hebben verkocht, kan de aanvraag om produktiesteun slechts op de geproduceerde hoeveelheid olie betrekking hebben indien die hoeveelheid daadwerkelijk kan worden bepaald.

Artikel 5

  • 1. 
    Vóór de steunaanvraag wordt opgesteld, verifieert elke producentenorganisatie de hoeveelheid olijfolie waarvoor de steun wordt aangevraagd door elk van haar leden. Voor die verificatie controleert de organisatie met name:
  • of de hoeveelheid geproduceerde olijven die door iedere olijfproducent is opgegeven als zijnde verwerkt in een erkende oliefabriek, overeenkomt met de gegevens in zijn teeltaangifte;
  • of de door iedere olijfproducent verstrekte informatie betreffende de verwerkte hoeveelheden olijven en de verkregen hoeveelheden olie overeenstemmen met de in de voorraadboekhouding van de erkende oliefabrieken vermelde hoeveelheden olijven en olie.
  • 2. 
    Ingeval de in lid 1, eerste streepje, bedoelde overeenstemming niet wordt aangetoond, verlangt de producentenorganisatie de nodige bewijsstukken.

Indien de producentenorganisatie na onderzoek van die stukken de geproduceerde hoeveelheid olijven niet kan bepalen, wordt het dossier van de betrokken olijfproducent toegezonden aan de Lid-Staat.

Ingeval de in lid 1, tweede streepje, bedoelde overeenstemming niet wordt aangetoond, zendt de producentenorganisatie het dossier van de olijfproducent toe aan de Lid-Staat.

Artikel 6

  • 1. 
    Elke producerende Lid-Staat wordt gemachtigd aan de producentenorganisaties die daarom verzoeken, een voorschot uit te keren op de steun die door de aangesloten olijfproducenten is aangevraagd. Dit voorschot is voor iedere olijfproducent ten hoogste gelijk: - aan het bedrag dat wordt verkregen wanneer de volgens artikel 11 vastgestelde opbrengst aan olijven en olie wordt toegepast op de olijfbomen die in produktie zijn,
  • aan 50 % van het gevraagde steunbedrag.
  • 2. 
    De betrokken Lid-Staten stellen de voorwaarden vast voor de uitkering van de steun, alsmede van het voorschot daarop door de producentenorganisaties aan hun leden.

De Lid-Staten delen de Commissie de daartoe genomen maatregelen mede zodra deze zijn vastgesteld.

Artikel 7

  • 1. 
    Iedere producentenorganisatie controleert de activiteit en de voorraadboekhouding van de haar door de betrokken Lid-Staat aangewezen erkende oliefabrieken. De oliefabrieken worden door de betrokken Lid-Staat gekozen en moeten representatief zijn voor de verwerkingscapaciteit van een bepaald produktiegebied.
  • 2. 
    Elke producentenorganisatie stelt de betrokken Lid-Staat in kennis van de resultaten van de in lid 1 bedoelde controles.

Artikel 8

  • 1. 
    Elke producerende Lid-Staat stelt een stelsel van administratieve controle in waardoor wordt gewaarborgd dat het produkt waarvoor steun wordt aangevraagd, daarvoor in aanmerking kan komen.
  • 2. 
    De producerende Lid-Staten verifiëren de activiteit van elke producentenorganisatie, en met name dat de controles door deze organisaties zijn verricht.
  • 3. 
    Met betrekking tot de in punt 1 van de bijlage bij Verordening nr. 136/66/EEG bedoelde olijfolie die door niet-georganiseerde olijfproducenten is vervaardigd, moet bij de controle die ter plaatse en door middel van steekproeven geschiedt, kunnen worden nagegaan of:
  • de teeltaangifte juist is;
  • de olijvenoogst heeft plaatsgevonden;
  • de geoogste olijven voor olieproduktie zijn bestemd en, zo mogelijk, of deze olijven inderdaad tot olie zijn verwerkt.
  • 4. 
    De in lid 3 bedoelde controle heeft betrekking op een nader te bepalen percentage olijfproducenten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de omvang van de bedrijven.

Artikel 9

De producerende Lid-Staten leggen de erkende oliefabrieken de verplichting op om een gestandaardiseerde voorraadboekhouding te voeren die voldoet aan nader te bepalen criteria.

De betrokken Lid-Staten gaan na of de boekhouding overeenkomstig die criteria wordt gevoerd.

Artikel 10

  • 1. 
    De producerende Lid-Staat bepaalt de hoeveelheid olijfolie die voor steun in aanmerking komt op basis van de overeenkomstig artikel 4 ingediende aanvragen.
  • 2. 
    De Lid-Staat bepaalt de hoeveelheid olijfolie die voor steun in aanmerking komt voor de georganiseerde producenten wier dossiers hem door de producentenorganisaties zijn toegezonden overeenkomstig artikel 5, lid 2,

Daartoe houdt hij rekening met de overeenkomstig artikel 11 vastgestelde opbrengst aan olijven en aan olie.

  • 3. 
    Wanneer aan de hand van de in de artikelen 7, 8 en 9 bedoelde controles de juistheid van de gegevens in de voorraadboekhouding van een erkende oliefabriek niet kan worden bevestigd, wordt de hoeveelheid olie die voor steun in aanmerking komt, door de Lid-Staat bepaald voor elk lid van een organisatie die zijn olijfproduktie in de betrokken oliefabriek heeft laten verwerken, zulks onverminderd de eventuele sancties tegen de betrokken oliefabriek.
  • 4. 
    Voorts wordt de hoeveelheid van de in punt 4 van de bijlage bij Verordening nr. 136/66/EEG bedoelde olijfolie, die voor steunverlening in aanmerking kan worden genomen, vastgesteld op basis van de produktie van de in punt 1 van die bijlage bedoelde olie.

Artikel 11

De in artikel 5, lid 2, eerste alinea, tweede streepje, van Verordening nr. 136/66/EEG bedoelde opbrengst aan olijven en aan olie wordt per homogeen produktiegebied vastgesteld op basis van de gegevens die uiterlijk op 31 mei 1983 door de producerende Lid-Staten moeten worden verstrekt.

Artikel 12

  • 1. 
    De Lid-Staten erkennen slechts oliefabrieken die voldoen aan de volgende voorwaarden:
  • a) 
    zij mogen niet zijn vervolgd voor bij de controles krachtens artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3137/81 (1) geconstateerde onregelmatigheden;
  • b) 
    zij moeten een voorraadboekhouding voeren overeenkomstig de voorschriften van artikel 9;
  • c) 
    zij moeten zich onderwerpen aan alle in het kader van de toepassing van de steunregeling ingestelde controles.

Voor de toepassing van de regeling inzake de erkenning van de oliefabrieken kan de betrokken Lid-Staat een beroep doen op de medewerking van de bedrijfsverenigingen waarbij genoemde oliefabrieken zijn aangesloten.

  • 2. 
    De erkenning wordt ingetrokken zodra, behoudens overmacht, niet meer wordt voldaan aan een van de in lid 1 bedoelde erkenningsvoorwaarden.

Artikel 13

Onverminderd de door de Lid-Staten krachtens artikel 11 bis van Verordening nr. 136/66/EEG te treffen sancties, hebben de bij een producentenorganisatie aangesloten olijfproducenten gedurende een nader te bepalen periode geen recht op de steun die op grond van de werkelijk geproduceerde hoeveelheid olie wordt toegekend, indien bij de controles:

  • a) 
    wordt vastgesteld dat er beduidende verschillen zijn tussen de gegevens van de teeltaangifte en de werkelijke situatie in de betrokken bedrijven;
  • b) 
    verschillen worden geconstateerd tussen de inlichtingen omtrent de hoeveelheid verwerkte olijven en de geproduceerde hoeveelheid olie, die zij in hun aanvraag hebben verstrekt, en de in de voorraadboekhouding van de erkende oliefabrieken opgegeven hoeveelheden olijven en olie.

Onverminderd de door de Lid-Staten krachtens artikel 11 bis van Verordening nr. 136/66/EEG te nemen sancties moet, indien een producentenorganisatie de haar krachtens de artikelen 5 en 7 opgedragen controles niet heeft verricht, deze organisatie de betrokken Lid-Staat de bedragen terugbetalen, die onrechtmatig zijn uitgekeerd als steun aan de aangesloten olijfproducenten.

Artikel 14

De Lid-Staten delen aan de Commissie de maatregelen mede die zij vaststellen voor de toepassing van deze verordening.

Artikel 15

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 november 1982.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 4 november 1982.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • B. 
    HAARDER
  • (1) 
    PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66.
  • (2) 
    PB nr. L 162 van 10. 6. 1982, blz. 6.
  • (3) 
    Zie blz. 28 van dit Publikatieblad.
  • (1) 
    PB nr. L 312 van 31. 10. 1981, blz. 64.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.