Richtlijn 1983/515 - Acties voor de aanpassing van de capaciteit in de visserijsector

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31983L0515

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31983L0515

Richtlijn 83/515/EEG van de Raad van 4 oktober 1983 inzake bepaalde acties voor de aanpassing van de capaciteit in de visserijsector

Publicatieblad Nr. L 290 van 22/10/1983 blz. 0015 - 0019

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 04 Deel 2 blz. 0185

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 04 Deel 2 blz. 0185

++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 4 oktober 1983

inzake bepaalde acties voor de aanpassing van de capaciteit in de visserijsector

( 83/515/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 42 en 43 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Overwegende dat , mede ten gevolge van de recente ontwikkeling van het zeerecht en de daaruit voortvloeiende invoering van de economische 200-mijlszones , de context waarin de visserij wordt beoefend is veranderd ;

Overwegende dat de Raad , gezien de precaire situatie van de bestanden van bepaalde soorten in de viszones van de Gemeenschap , heeft besloten voorschriften voor het vissen op deze soorten en maxima voor de vangst van deze soorten vast te stellen ;

Overwegende dat de vissersvloot van de Gemeenschap zich heeft moeten aanpassen aan deze nieuwe omstandigheden in de visserij ; dat deze aanpassing echter moet worden voortgezet ;

Overwegende dat het voor de Gemeenschap , zowel in het belang van de vissers als van de consumenten , van belang is gedurende de periode die nodig is om de bestanden van de bedreigde soorten weer op peil te brengen , in de Lid-Staten de produktiecapaciteit te handhaven die nodig zal zijn voor een optimale exploitatie van de weer op peil gebrachte bestanden ;

Overwegende dat in verband met de uiteenlopende sociaal-structurele problemen moet worden gezocht naar gedifferentieerde oplossingen om ertoe bij te dragen dat in elk van de betrokken gebieden een optimale produktiecapaciteit wordt gehandhaafd en de markt wordt ontwikkeld ; dat een optimaal effect kan worden bereikt indien de Lid-Staten op basis van communautaire uitgangspunten en criteria , via eigen wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen specifieke acties voor de structurele aanpassing van de visserijsector ten uitvoer leggen door instelling van een regeling voor de verlening van financiële steun ;

Overwegende dat handhaving van de op middellange termijn vereiste produktiecapaciteit kan worden bevorderd door acties om de tijdelijke inkrimping mogelijk te maken van de visserijactiviteit van vaartuigen met een wegens de vangstbeperkingen onzekere rentabiliteit ; dat steun in de vorm van forfaitaire stillegpremies dient te worden verleend aan degenen die zich ertoe verbinden hun vaartuigen stil te leggen en aan erkende producentenorganisaties die plannen opstellen om de visserijinspanning van de aan hun leden toebehorende schepen te beperken ;

Overwegende dat het feit dat de produktiecapaciteit wordt gehandhaafd , niet wegneemt dat moet worden overgegaan tot definitieve inkrimping van de vangstcapaciteit van de vloten die technisch moeilijk aan te passen zijn aan de vangstmogelijkheden die op middellange termijn in de visserijzones van de Lid-Staten en daarbuiten worden verwacht en dat deze inkrimping kan worden bevorderd door de verlening van een beëindigingspremie ; dat deze premie slechts mag worden verleend als de betrokken vaartuigen vooraf uit de registers voor vissersvaartuigen zijn geschrapt , om deze vaartuigen definitief van alle visserijactiviteit in de Lid-Staten uit te sluiten ;

Overwegende dat , gelet op het communautaire belang van deze maatregelen , de Gemeenschap dient deel te nemen in de financiering ervan ; dat de Gemeenschap moet kunnen nagaan of de door de Lid-Staten in dit verband vastgestelde uitvoeringsbepalingen bijdragen tot het bereiken van het gestelde doel ; dat daartoe moet worden voorzien in een procedure in het kader waarvan in het Permanent Comité voor de visserijstructuur een nauwe samenwerking tot stand wordt gebracht tussen de Lid-Staten en de Commissie ;

Overwegende dat deze actie een specifiek karakter draagt en derhalve niet kan worden gelijkgesteld met de gemeenschappelijke acties in het kader van het EOGFL , afdeling Oriëntatie ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Ten einde in de visserijsector de aanpassing van de produktiecapaciteit van de vloten aan de nieuwe vangstmogelijkheden te bevorderen , kunnen de Lid-Staten onder de in deze richtlijn bepaalde voorwaarden een financiële steunregeling invoeren voor acties tot tijdelijke of definitieve verlaging van de produktiecapaciteit .

2 . Onder de in deze richtlijn bepaalde voorwaarden neemt de Gemeenschap deel in de uitgaven die door de Lid-Staten krachtens lid 1 worden gedaan .

Artikel 2

Voor de in artikel 1 bedoelde financiële steun kunnen in aanmerking komen producenten , natuurlijke personen of rechtspersonen , die een of meer vaartuigen exploiteren die de vlag van een Lid-Staat voeren , geregistreerd zijn in de Gemeenschap en waarvan de kenmerken zijn gespecificeerd in de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn .

Artikel 3

1 . De in artikel 1 bedoelde acties tot tijdelijke verlaging van de produktiecapaciteit worden ten uitvoer gelegd door tijdelijke stillegging van vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van ten minste 18 meter die na 1 januari 1958 in bedrijf zijn genomen .

2 . De in artikel 1 bedoelde financiële steun bestaat in de verlening aan de betrokkenen door de Lid-Staten , in het kader van de in artikel 7 bedoelde beslissing , van een dagelijkse stilligpremie . Deze wordt :

  • vastgesteld aan de hand van het aantal stilligdagen waarmee het geconstateerde of per type vaartuig forfaitair geraamde gemiddelde aantal stilligdagen tijdens de drie kalenderjaren voorafgaand aan het eerste verzoek om toekenning van de premie , wordt overschreden ;
  • berekend op basis van ten hoogste 12 % van de aankoopkosten of de verzekerde waarde van het betrokken vaartuig voor een gemiddelde jaarlijkse visserijactiviteit van 250 dagen .

3 . De premie wordt alleen toegekend :

  • voor vaartuigen die een visserijactiviteit hebben uitgeoefend of die een vaartuig vervangen dat een visserijactiviteit heeft uitgeoefend gedurende ten minste 120 dagen in het kalenderjaar dat voorafgaat aan het eerste verzoek om toekenning van de premie ;
  • voor stilligperiodes van ten minste :

i ) 45 dagen per jaar voor vaartuigen waarop de in artikel 4 , lid 1 , sub a ) , bedoelde stilligplannen betrekking hebben ;

ii ) 45 opeenvolgende dagen per jaar voor vaartuigen waarvoor de in artikel 4 , lid 1 , sub b ) , bedoelde verplichting is aangegaan .

4 . Wanneer de premie per type vaartuig forfaitair wordt geraamd , mag het in lid 2 bedoelde gemiddelde in geen geval minder zijn dan 115 dagen .

Artikel 4

1 . De in artikel 3 , lid 2 , bedoelde stilligpremie wordt slechts toegekend :

a ) aan de erkende producentenorganisaties :

indien stilligplannen worden vastgesteld die ten doel hebben de visserijactiviteit van de aan hun leden toebehorende vaartuigen te beperken . In de stilligplannen moeten met name worden vermeld :

  • de naam en de technische specificatie van de betrokken vaartuigen ,
  • het stilligprogramma voor elk van deze vaartuigen ,
  • de thuishaven(s ) tijdens de stilligperiodes ;

b ) aan de andere begunstigden :

indien door de betrokkene schriftelijk de verplichting wordt aangegaan gedurende een vastgestelde periode de visserijactiviteit van een of meer vaartuigen waarvan hij eigenaar is , stil te leggen en iedere eventuele verandering van thuishaven gedurende de stilligperiode van het betrokken vaartuig of de betrokken vaartuigen te melden .

2 . De Lid-Staten kunnen , rekening houdend met de stilligplannen of de aangegane verplichtingen , alsmede met het gemiddelde aantal stilligdagen geconstateerd gedurende de drie voorafgaande kalenderjaren , tot gehele of gedeeltelijke uitbetaling van de premie overgaan zodra voor het betrokken vaartuig een minimum-stilligperiode als bepaald in artikel 3 , lid 3 , tweede streepje , is bereikt . Iedere premie die nog verschuldigd is voor stilligdagen waarmee de periodes van 45 dagen worden overschreden , wordt pas aan het einde van het jaar uitbetaald .

Artikel 5

1 . De in artikel 1 bedoelde acties ter definitieve verlaging van de produktiecapaciteit hebben betrekking op vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van ten minste 12 m . De acties worden uitgevoerd door middel van

  • sloop van de vaartuigen ;
  • definitieve overbrenging van de vaartuigen naar een derde land , of
  • bestemming van de vaartuigen voor andere doeleinden dan voor de visserij , in de wateren van de Gemeenschap .

2 . De in artikel 1 bedoelde financiële steun bestaat in de toekenning aan de eigenaar van het vaartuig door de Lid-Staten , in het kader van de in artikel 7 bedoelde beslissing en na de afgifte van de verklaring van schrapping van het schip uit de registers voor vissersvaartuigen , van een beëindigingspremie die forfaitair per bruto registerton wordt vastgesteld .

3 . De beëindigingspremie wordt uitsluitend toegekend voor vaartuigen waarmee in het kalenderjaar dat voorafgaat aan het verzoek om toekenning van de premie ten minste 100 dagen is gevist .

4 . Alle Lid-Staten nemen de nodige maatregelen opdat vaartuigen waarvoor een beëindigingspremie is betaald , definitief worden uitgesloten van de beoefening van de visserij in de wateren van de Gemeenschap .

5 . De Lid-Staten doen aan de Commissie de lijst toekomen van de vaartuigen waarvoor de in lid 2 bedoelde premie is toegekend . Deze lijst zal in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt .

Artikel 6

1 . Voor elk van de in artikel 1 bedoelde acties doen de Lid-Staten aan de Commissie toekomen :

  • een plan van de beoogde actie ;
  • een raming van de jaarlijkse uitgaven ;
  • de ontwerpen van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen welke zij in het kader van deze richtlijn voornemens zijn vast te stellen , en
  • de voor het van kracht worden van deze richtlijn vastgestelde bepalingen , die de uitvoering van deze richtlijn mogelijk kunnen maken .

2 . Bij de toezending aan de Commissie van de in lid 1 bedoelde inlichtingen , geven de Lid-Staten het verband aan tussen de betrokken maatregel en de doelstellingen van de andere in de visserijsector bestaande of beoogde structurele maatregelen .

Artikel 7

1 . Na de in artikel 6 bedoelde inlichtingen te hebben ontvangen , gaat de Commissie na of de overwogen acties , uit een oogpunt van overeenstemming met deze richtlijn en rekening houdend met de andere voor de visserijsector bestaande of beoogde structurele maatregelen , voldoen aan de voorwaarden voor financiële deelneming van de Gemeenschap . Binnen twee maanden na de mededeling wordt ter zake een beslissing genomen volgens de procedure van artikel 13 .

2 . De Lid-Staten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die naar aanleiding van de in lid 1 bedoelde beslissing zijn vastgesteld .

Artikel 8

De financiële deelneming van de Gemeenschap in de door de Lid-Staten overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn toegekende steun is afhankelijk van een overeenkomstig artikel 7 , lid 1 , genomen beslissing inzake de nationale bepalingen waarbij deze steun geregeld is .

Artikel 9

1 . Overeenkomstig de in de volgende leden omschreven voorwaarden komen de uitgaven van de Lid-Staten in verband met de in artikel 1 bedoelde steun voor vergoeding door de Gemeenschap in aanmerking .

2 . Er kan alleen vergoeding worden verleend voor de uitgaven van de Lid-Staten die het gevolg zijn van steun tot de toekenning waarvan wordt besloten gedurende een tijdvak van drie jaar vanaf de datum waarop deze richtlijn van kracht wordt .

3 . Voor de uitgaven die het gevolg zijn van de in artikel 5 bedoelde steun kan een vergoeding van ten hoogste 650 Ecu per bruto registerton worden verleend .

4 . Binnen de grenzen van de hiertoe in de begroting opgenomen kredieten vergoedt de Gemeenschap de Lid-Staten 50 % van de voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven .

De totale kosten ten laste van de begroting van de Gemeenschap worden geraamd op :

  • 44 miljoen Ecu voor de in artikel 3 bedoelde financiële steun ;
  • 32 miljoen Ecu voor de in artikel 5 bedoelde financiële steun .

5 . De eventuele uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 13 .

Artikel 10

1 . De verzoeken om vergoeding hebben betrekking op de uitgaven die door de Lid-Staten tijdens een kalenderjaar zijn gedaan en worden voor 1 juni van het daaropvolgende jaar bij de Commissie ingediend .

2 . De Commissie neemt na raadpleging van het Permanent Comité voor de visserijstructuur in een of meer keren een besluit over deze verzoeken .

3 . De Commissie kan voorschotten verstrekken .

4 . De uitvoeringsbepalingen van de leden 1 en 3 worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 .

Artikel 11

De artikelen 8 en 9 van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ( 2 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 3509/80 ( 3 ) , zijn mutatis mutandis van toepassing op de verrichtingen die worden gefinancierd op grond van deze richtlijn .

Artikel 12

De artikelen 92 tot en met 94 van het Verdrag zijn op het door deze richtlijn bestreken gebied van toepassing ten aanzien van andere nationale steunmaatregelen dan die bedoeld in de artikelen 3 en 5 .

Artikel 13

1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar het bepaalde in dit artikel , wordt de zaak door de voorzitter , hetzij op diens eigen initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat , voorgelegd aan het Permanent Comité voor de visserijstructuur , hierna genoemd het " Comité " .

2 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt een ontwerp van de te treffen maatregelen voor . Het Comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de aan een onderzoek onderworpen vraagstukken . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 45 stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De voorzitter neemt niet aan de stemming deel .

3 . De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn . Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het door het Comité uitgebrachte advies , worden zij door de Commissie onverwijld ter kennis van de Raad gebracht ; in dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten tot ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen . De Raad kan binnen een maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen .

Artikel 14

In afwijking van artikel 2 van Verordening ( EEG ) nr . 1223/83 ( 4 ) wordt het in artikel 9 , lid 3 , van deze richtlijn genoemde bedrag omgerekend in nationale valuta tegen de representatieve koersen die van kracht zijn op 1 januari van het jaar waarin de in artikel 5 , lid 2 , van deze richtlijn bedoelde premie wordt toegekend .

Artikel 15

De Lid-Staten die de in artikel 1 bedoelde financiële steunregeling invoeren , moeten dit doen binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van kennisgeving ( 5 ) van deze richtlijn .

Artikel 16

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Luxemburg , 4 oktober 1983 .

Voor de Raad

De Voorzitter

C . SIMITIS

( 1 ) PB nr . C 6 van 6 . 1 . 1978 , blz . 120 .

( 2 ) PB nr . L 94 van 28 . 4 . 1970 , blz . 13 .

( 3 ) PB nr . L 367 van 31 . 12 . 1980 , blz . 87 .

( 4 ) PB nr . L 132 van 21 . 5 . 1983 , blz . 33 .

( 5 ) Van deze richtlijn is de Lid-Staten kennisgegeven .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.