Verordening 1983/2908 - Gemeenschappelijke actie voor herstructurering, modernisering en ontwikkeling van de visserij, alsmede voor ontwikkeling van de aquicultuur

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31983R2908

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31983R2908

Verordening (EEG) nr. 2908/83 van de Raad van 4 oktober 1983 inzake een gemeenschappelijke actie voor herstructurering, modernisering en ontwikkeling van de visserij, alsmede voor ontwikkeling van de aquicultuur

Publicatieblad Nr. L 290 van 22/10/1983 blz. 0001

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 04 Deel 2 blz. 0171

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 04 Deel 2 blz. 0171

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 2908/83 VAN DE RAAD

van 4 oktober 1983

inzake een gemeenschappelijke actie voor herstructurering , modernisering en ontwikkeling van de visserij , alsmede voor ontwikkeling van de aquicultuur

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 42 en 43 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat in artikel 9 , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 101/76 van de Raad van 19 januari 1976 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijk structuurbeleid in de visserijsector ( 4 ) is bepaald dat voor het bereiken van de in lid 1 van dat artikel vermelde doeleinden kan worden besloten tot uitvoering van gemeenschappelijke acties , voor zover deze de doeleinden van artikel 39 , lid 1 , sub a ) , van het Verdrag betreffen ; dat deze gemeenschappelijke acties kunnen worden gefinancierd door de afdeling Oriëntatie van het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw , ingevolge het bepaalde in artikel 1 , lid 3 , van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ( 5 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 3509/80 ( 6 ) ;

Overwegende dat , als gevolg van wijzigingen in de internationale situatie ten aanzien van de uitoefening van de visserij en van de noodzakelijke maatregelen voor instandhouding en beheer van de visbestanden in de maritieme wateren van de Gemeenschap , de vangstmogelijkheden voor de communautaire vissersvloot zijn verminderd met als consequentie een onzekere inkomenssituatie voor de betrokkenen ;

Overwegende dat , ten einde de economische onzekerheid van de producenten van de Gemeenschap te verminderen , in het kader van een gemeenschappelijke actie dient te worden overgegaan tot herstructurering van de betrokken vloten door een vernieuwing en , in voorkomend geval , een economische uitbouw van die vloten , die aangepast is aan de reële vangstmogelijkheden , hetgeen een optimale produktiviteit op lange termijn van die produktiemiddelen moet waarborgen ;

Overwegende dat de ontwikkeling van de aquicultuur kan bijdragen tot verbetering van de voorziening van de Lid-Staten met visserijprodukten ; dat derhalve ook deze activiteit via deze gemeenschappelijke actie moet worden gestimuleerd ;

Overwegende dat het dienstig is in de Middellandse Zee de kustzones te beschermen door de aanleg van kunstmatige structuren die ten doel hebben de herpopulatie van de visgronden te vergemakkelijken en het mogelijk te maken om , na een overgangsperiode , deze zones optimaal te exploiteren ;

Overwegende dat , met het oog op een technisch en economisch adequate herstructurering of ontwikkeling van de visserij of aquicultuur , de bijstand van het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw voor investeringsprojecten slechts dient te worden verleend indien deze projecten worden uitgevoerd in het kader van meerjarige oriëntatieprogramma's voorzien van een grondige analyse die de Commissie in staat stelt enerzijds de oorspronkelijke situatie van de produktiestructuur en anderzijds de prognoses van elke Lid-Staat over de nieuwe produktiestructuur te beoordelen ; dat er , wat de aanleg van door kunstmatige structuren beschermde zones betreft , mee lijkt te kunnen worden volstaan dat elke Lid-Staat de Commissie op de hoogte brengt door toezending van een schematische beschrijving van de in dat verband te verrichten investeringen ;

Overwegende dat , ten einde de feitelijke ontwikkelingen van de structuren te kunnen volgen , bij een jaarlijks onderzoek van het programma de gedane investeringen in aanmerking moeten kunnen worden genomen ; dat het derhalve dienstig is dat de Lid-Staten ter zake gegevens verzamelen en deze verwerken in een aan de Commissie toe te zenden samenvatting waaraan , in voorkomend geval , een overzicht wordt toegevoegd van de aanpassingen die in het programma moesten worden aangebracht , met het oog op de goedkeuring daarvan door de Commissie ;

Overwegende dat , in verband met de termijn die nodig is voor het opstellen van de programma's of voor de schematische beschrijvingen , voor het eerste jaar van uitvoering van de gemeenschappelijke actie de mogelijkheid moet worden geopend projecten te financieren zonder dat deze een onderdeel vormen van deze programma's of beschrijvingen ;

Overwegende dat de criteria dienen te worden vastgesteld aan de hand waarvan kan worden bepaald welke projecten bij voorrang in aanmerking moeten worden genomen ;

Overwegende dat , om overeenstemming tussen het optreden van de Gemeenschap en dat van de Lid-Staten te waarborgen , dient te worden bepaald dat de betrokken Lid-Staat zijn instemming met door het Fonds te financieren projecten heeft verleend en in de financiering daarvan bijdraagt ;

Overwegende dat bijstand van het Fonds in de vorm van een kapitaalsubsidie van ten hoogste 25 % van het investeringsbedrag in het algemeen een toereikende bijdrage voor de totstandkoming van de investering is ;

Overwegende dat Groenland , Ierland , Noord-Ierland , de Mezzogiorno , de Franse overzeese departementen en Griekenland in een bijzondere situatie verkeren die wordt gekenmerkt door een achterblijven van de economische en sociale ontwikkeling , moeilijkheden bij de autofinanciering en hun perifere ligging ten opzichte van de rest van de Gemeenschap ; dat voor uitvoering van waardevolle economische initiatieven in die gebieden een bijzonder sterke stimulans vereist is ; dat het daarom dienstig is te bepalen dat de bijstand van het Fonds voor die gebieden 50 % kan bedragen ;

Overwegende dat dit verhoogde deelnemingspercentage eveneens moet worden toegepast voor projecten die betrekking hebben op de aanleg van kunstmatige structuren ter bevordering van de herpopulatie van de visgronden in kustgebieden , rekening houdend met de omvang van de investeringen ten opzichte van het voordeel op korte termijn voor de van de visserij levende bevolking ;

Overwegende dat , om te waarborgen dat de begunstigden de voorwaarden naleven die bij de toekenning van de bijstand van het Fonds zijn gesteld , dient te worden voorzien in een efficiënte controleprocedure en in de mogelijkheid de bijstand van het Fonds te schorsen , te verminderen of in te trekken ;

Overwegende dat voor het onderzoek van de programma's een procedure dient te worden vastgesteld die een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie waarborgt in het kader van het Permanent Comité voor de visserijstructuur ; dat moet worden bepaald dat voor de goedkeuring van de projecten niet alleen de procedure in voornoemd comité moet worden gevolgd , maar dat voor de financiële aspecten het Comité van het Fonds moet worden geraadpleegd , bedoeld in artikel 11 van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Ten einde de in het kader van de oriëntatie van het gemeenschappelijk visserijbeleid vereiste structurele aanpassingen te bevorderen en de omstandigheden te scheppen waarin de in artikel 9 van Verordening ( EEG ) nr . 101/76 genoemde doeleinden kunnen worden bereikt , wordt een gemeenschappelijke actie gevoerd voor herstructurering , modernisering en ontwikkeling van bepaalde vissersvloten alsmede voor ontwikkeling van de aquicultuur .

2 . Het geheel van de in deze verordening vervatte maatregelen vormt een gemeenschappelijke actie in de zin van artikel 6 , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 .

3 . De Commissie kan , overeenkomstig de titels III en IV , bijstand verlenen voor de gemeenschappelijke actie door uit het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw , afdeling Oriëntatie , hierna te noemen het Fonds , projecten te financieren die voldoen aan het bepaalde in deze verordening .

Artikel 2

In deze verordening wordt verstaan onder :

  • meerjarig oriëntatieprogramma , hierna te noemen " programma " , een geheel van in een Lid-Staat te bereiken doeleinden dat vergezeld gaat van een inventaris van de daartoe aan te wenden middelen en dat gericht is op de herstructurering , modernisering en ontwikkeling van bepaalde vissersvloten , alsmede de ontwikkeling van de aquicultuur ;
  • project , elk materieel investeringsproject van overheidsinstanties , semi-overheidsinstanties of particulieren dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op

a ) de aankoop of de bouw van nieuwe vissersvaartuigen en de modernisering of de ombouw van in bedrijf zijnde vissersvaartuigen ;

b ) de bouw , uitrusting of modernisering van installaties voor de teelt van vis , schaal - , schelp - en weekdieren ;

c ) de aanleg binnen een driemijlszone vanaf de basislijnen , van kunstmatige structuren ter bevordering van de herpopulatie van de visgronden in kustzones van het Middellandse-Zeegebied .

TITEL I

Meerjarige oriëntatieprogramma's

Artikel 3

De Lid-Staten stellen voor de in artikel 2 , tweede streepje , sub a ) en b ) , bedoelde investeringen aan de hand van de in artikel 4 bedoelde gegevens programma's op met een looptijd die ten minste even lang is als de overwogen duur van de gemeenschappelijke actie .

In de programma's moet met name worden vermeld welke methode , maatregelen en middelen zullen worden aangewend om uiteindelijk de volgende doeleinden te bereiken :

a ) voor de visserij : een bevredigend evenwicht tussen de vangstcapaciteit van de volgens deze programma's in te zetten produktiemiddelen en de tijdens de looptijd van die programma's te verwachten omvang van de visbestanden ;

b ) voor de aquicultuur : een kwantitatief significante en een economisch rendabele produktie van vis , schaal - , schelp - en weekdieren .

Artikel 4

In de programma's moeten ten minste de volgende gegevens worden vermeld :

A . Visserij

1 . De oorspronkelijke situatie en tendensen , die voor de verschillende categorieën van de vloot kunnen worden geconstateerd .

2 . Een globale raming van de vangstcapaciteit van de verschillende categorieën van de sub 1 bedoelde vloot . Hierbij dient te worden uitgegaan van de inventaris van de in bedrijf zijnde vissersvaartuigen .

3 . Een raming van de ontwikkeling van de capaciteit van de vloot , welke als volgt tot stand moet zijn gekomen :

  • raming van het aantal vissersvaartuigen waarvoor het in de bedoeling ligt ze aan de visserij te onttrekken en vermelding van hun vangstcapaciteit ;
  • raming van het aantal vaartuigen dat tijdelijk zal worden stilgelegd ;
  • raming , rekening houdende met het aantal door de reders uit de Gemeenschap bij de werven van de betrokken Lid-Staat bestelde vaartuigen , van het aantal , de tonnage en de vangstcapaciteit van de vaartuigen waarvoor het in de bedoeling ligt deze tijdens de looptijd van het programma in gebruik te nemen .

B . Aquicultuur

1 . De grenzen van de zone waarvoor het programma geldt , de redenen voor de vaststelling van deze grenzen , alsmede de aanduiding en de beschrijving van de locaties waarvoor de aquicultuur bij voorrang dient te worden ontwikkeld .

2 . Oorspronkelijke situatie en overzicht van de bestaande structuren .

3 . Beknopte beschrijving van de teeltmethoden en met name van de methoden die worden gebruikt bij de intensieve teelt van elk van de betrokken soorten .

4 . Raming van de oppervlakte van nieuwe bedrijven voor extensieve , semi-intensieve en intensieve teelt en raming van de te verwachten produktie .

C . Visserij en aquicultuur

1 . Verwachte effecten van het programma op

  • de algemene economische situatie in de betrokken gebieden ,
  • de economische levensvatbaarheid van de bedrijven ,
  • de werkgelegenheid .

2 . Situering van het programma ten opzichte van eventuele andere maatregelen tot stimulering van de harmonische ontwikkeling van de economie in het betrokken gebied , en met name vermelding van de samenhang met programma's voor regionale ontwikkeling .

3 . Geplande termijnen voor de uitvoering van het programma .

4 . Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ter bevordering van de herstructurering of de ontwikkeling van de vloot of van aquicultuurbedrijven .

Artikel 5

1 . De betrokken Lid-Staat zendt de programma's aan de Commissie .

2 . De Commissie gaat na of de overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 vastgestelde programma's , rekening houdende met de produktiemogelijkheden , de maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden , de behoefte aan de betrokken produkten en de oriëntatie van het gemeenschappelijk visserijbeleid , het kader kunnen vormen waarbinnen de projecten die voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking kunnen komen , moeten worden ingediend .

3 . Uiterlijk binnen zes maanden na de mededeling van een programma wordt volgens de procedure van artikel 21 over de goedkeuring van dat programma beslist .

Artikel 6

1 . Elk programma dat door de Commissie is goedgekeurd wordt ieder jaar opnieuw onderzocht . Hiertoe wordt het Permanent Comité voor de visserijstructuur geraadpleegd .

2 . Met het oog op het in lid 1 bedoelde onderzoek zendt de betrokken Lid-Staat de Commissie jaarlijks voor 30 september een samenvatting over de stand van uitvoering van het programma met daarbij gevoegd , in voorkomend geval , een overzicht van de noodzakelijke aanpassingen .

3 . De Commissie beslist volgens de procedure van artikel 21 over de goedkeuring van deze aanpassingen .

Artikel 7

De betrokken Lid-Staten stellen een schematische beschrijving op ter informatie van de Commissie over geplande investeringen in de in artikel 2 , tweede streepje , sub c ) , bedoelde sectoren , en vermelden daarbij de geplande termijn voor de uitvoering van die investeringen , alsmede een raming van de daaraan verbonden uitgaven .

TITEL II

Projecten

Artikel 8

1 . De in artikel 2 , tweede streepje , sub a ) en b ) , bedoelde projecten moeten

a ) passen in de programma's ;

b ) voldoende waarborgen bieden ten aanzien van hun rentabiliteit ;

c ) bijdragen tot de duurzame structuurverbetering die met de programma's wordt nagestreefd .

2 . De in artikel 2 , tweede streepje , sub c ) , bedoelde projecten moeten passen in de in artikel 7 bedoelde schematische beschrijving , terwijl het verband met de beroepsactiviteiten van de kustbevolking die leeft van de visserij of de aquicultuur moet worden aangegeven en het voordeel dat voor hen aan deze projecten verbonden is moet worden aangetoond .

3 . In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen projecten tot en met 30 november 1984 bijstand krijgen uit het Fonds zonder dat zij een onderdeel vormen van een door de Commissie goedgekeurd programma of van een schematische beschrijving in de zin van artikel 7 .

Artikel 9

1 . Om voor bijstand uit het Fonds in aanmerking te kunnen komen , moeten de in artikel 2 , tweede streepje , sub a ) , bedoelde projecten betrekking hebben op vissersvaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen tussen 9 en 33 meter , die voorzien zijn van de nodige uitrusting voor het vissen en voor de veiligheid van de bemanning .

De werkzaamheden voor de modernisering of de omschakeling van in gebruik zijnde vissersvaartuigen als bedoeld in artikel 2 , tweede streepje , sub a ) , moeten van aanzienlijke omvang zijn , ten doel hebben de visserijactiviteit te rationaliseren , de vangst beter te bewaren of energie te besparen , en daarmee moet ten minste 20 000 Ecu per project gemoeid zijn .

De grens van 20 000 Ecu wordt op 10 000 Ecu gebracht voor projecten inzake schepen met een lengte tussen de loodlijnen tussen 9 en 12 meter .

2 . Om voor bijstand uit het Fonds in aanmerking te kunnen komen , moeten de in artikel 2 , tweede streepje , sub b ) , bedoelde aquicultuurprojecten een voldoende capaciteit hebben voor een duurzame commerciële exploitatie .

Bovendien moeten de projecten betreffende de schelpdiercultuur worden uitgevoerd in wateren die beantwoorden aan nationale of communautaire kwaliteitsnormen .

3 . Om voor bijstand uit het Fonds in aanmerking te kunnen komen , moeten de in artikel 2 , tweede streepje , sub c ) , bedoelde projecten inzake kunstmatige structuren betrekking hebben op de installatie van vaste of mobiele elementen die moeten dienen om de beschermde zones af te bakenen en die tevens als substraat moeten dienen waarop of waaromheen zich populaties van vissen , schaal - , schelp - en weekdieren kunnen ontwikkelen . Deze elementen moeten van een model zijn dat erkend is door de bevoegde instanties van de betrokken Lid-Staten .

Bovendien moet in de beschermde zones de eerste drie jaar alle visserijactiviteit , inclusief het vissen met vast vistuig of het rapen van weekdieren , worden verboden .

Artikel 10

De Lid-Staten vergewissen zich ervan dat de projecten worden uitgevoerd door natuurlijke personen of rechtspersonen die aan de volgende voorwaarden voldoen :

1 . Projecten op het gebied van de visserij :

  • indien het natuurlijke personen betreft :

sedert ten minste vijf jaar moeten zij hun belangrijkste beroepsactiviteit hebben uitgeoefend in de visserij of in daarmee samenhangende activiteiten ; in het geval van mede-eigendom dient ten minste één van de partners deze voorwaarde te vervullen ;

  • indien het rechtspersonen betreft :

in de vijf boekjaren voorafgaande aan het jaar waarin het project wordt ingediend moeten zij een aanzienlijke ervaring hebben opgedaan in de visserij of in daarmee samenhangende activiteiten ; indien het rechtspersonen betreft die nog geen vijf jaar bestaan , moeten zij voor 60 % bestaan uit natuurlijke of rechtspersonen die voldoen aan bovenstaande voorwaarden ;

  • in alle gevallen moet de kapitein van het bij een project betrokken vaartuig een opleidingsniveau hebben dat het mogelijk maakt een optimaal gebruik te maken van de uitrusting van dit vaartuig .

2 . Projecten op het gebied van de aquicultuur :

de betrokkenen moeten voldoende beroepsbekwaamheid aantonen inzake de teelt van vis , schaal - , schelp - en weekdieren .

3 . Projecten met betrekking tot de aanleg van kunstmatige structuren :

de projecten moeten uitgaan van een erkende producentenorganisatie , een produktiecooperatie of een daartoe door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat aangeweven instantie .

Artikel 11

1 . De bijstand uit het Fonds voor projecten die voldoen aan de in de artikelen 8 en 9 genoemde voorwaarden is in de eerste plaats bestemd :

a ) wat de aankoop of de bouw van nieuwe vissersvaartuigen betreft , voor de inbedrijfstelling van schepen :

  • die bestemd zijn voor de vervanging van vaartuigen die ouder zijn dan 12 jaar ;
  • die bestemd zijn voor de vervanging van vaartuigen die door een ongeluk of schipbreuk verloren zijn gegaan , die onherstelbaar zijn beschadigd , die zijn gesloopt of die definitief aan de visserij zijn onttrokken ;
  • die hun thuishaven krijgen in de kustgebieden waar de visserij traditioneel economisch belangrijk is en in het bijzonder in de gebieden genoemd in bijlage VII van de resolutie van de Raad van 3 november 1976 ;

b ) wat de modernisering van vissersvaartuigen betreft , voor de projecten ter stimulering van een meer rationeel gebruik van brandstof of van visserijtypes waarmee brandstof kan worden bespaard en voor uit economisch en technisch oogpunt gecoordineerde projecten , alsook voor projecten ter verbetering van de vangstverwerking ;

c ) wat de aquicultuur betreft , voor modelprojecten die bedoeld zijn om de produktie in de betrokken sector te helpen oriënteren en ontwikkelen en , in voorkomend geval , de herscholing van vissers te vergemakkelijken .

2 . Onverminderd het bepaalde in lid 1 houdt de Commissie bij de evaluatie van de projecten eveneens rekening met de volgende elementen :

a ) de diversificatie van de economische activiteit via de vangst of de teelt van bepaalde soorten vis , schaal - , schelp - en weekdieren ;

b ) de arbeids - en levensomstandigheden aan boord en met name de veiligheid van de werknemers ;

c ) de deelneming van de begunstigde aan een producentenorganisatie ;

d ) de eisen inzake bescherming van het milieu ;

e ) het consumentenbelang .

TITEL III

Procedure voor het onderzoek van de projecten

Artikel 12

1 . De aanvragen om bijstand uit het Fonds moeten via de betrokken Lid-Staat worden ingediend nadat deze gunstig advies heeft verstrekt .

2 . De Commissie beslist volgens de procedure van artikel 21 , na raadpleging van het Comité van het Fonds over de financiële aspecten , tweemaal per jaar over de aanvragen om bijstand . Dit geschiedt uiterlijk op 30 april en 31 oktober . De eerste beschikking van ieder jaar heeft betrekking op de aanvragen die uiterlijk op 31 oktober van het vorige jaar zijn ingediend . De tweede beschikking heeft betrekking op de aanvragen die uiterlijk op 31 maart van het lopende jaar zijn ingediend .

3 . De bijstandsbeschikking wordt ter kennis gebracht van de betrokken Lid-Staat en van de begunstigden .

4 . De gegevens die in de aanvragen moeten voorkomen , alsmede de vorm waarin zij moeten worden vermeld , worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21 .

5 . In afwijking van lid 2 worden in 1984 de beschikkingen van de Commissie uiterlijk op 15 juni en 30 november genomen . De eerste beschikking heeft betrekking op de verzoeken die uiterlijk op 15 januari 1984 zijn ingediend . De tweede beschikking heeft betrekking op verzoeken die uiterlijk op 31 maart 1984 zijn ingediend .

Artikel 13

1 . Projecten waarvoor communautaire steun wordt verleend uit hoofde van andere gemeenschappelijke acties in de zin van artikel 6 , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 of die steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling krijgen , vallen niet binnen de werkingssfeer van de onderhavige verordening .

2 . Projecten betreffende de bouw van vissersvaartuigen ter vervanging van vaartuigen waarvoor steun voor de definitieve verlaging van de capaciteit is toegekend in het kader van Richtlijn 83/515/EEG ( 7 ) , zijn niet ontvankelijk .

TITEL IV

Financiële en algemene bepalingen

Artikel 14

1 . De duur van de gemeenschappelijke actie bedraagt drie jaar , te rekenen vanaf 1 januari 1983 .

2 . De totale kosten van de gemeenschappelijke actie ten laste van het Fonds worden geraamd op 156 miljoen Ecu .

3 . Artikel 6 , lid 5 , van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 is op de onderhavige verordening van toepassing .

Artikel 15

1 . De bijstand uit het Fonds bestaat uit kapitaalsubsidies die ineens of in gedeelten worden uitgekeerd .

2 . Voor elk project en in verhouding tot de investering die voor bijstand uit het Fonds in aanmerking wordt genomen ,

  • mag de bijstand van het Fonds niet meer dan 25 % bedragen ,
  • moet de bijdrage van de begunstigde ten minste 50 % bedragen .

3 . In afwijking van het bepaalde in lid 2 ,

a ) - mag de bijstand van het Fonds 50 % bedragen ,

  • moet de bijdrage van de begunstigde ten minste 25 % bedragen

voor Groenland , Griekenland , Ierland , Noord-Ierland , de Mezzogiorno en de Franse overzeese departementen ;

b ) - mag de bijstand van het Fonds 50 % bedragen ,

  • moet de bijdrage van de begunstigde ten minste 5 % bedragen

in verhouding tot de gedane investering , voor projecten als bedoeld in artikel 2 , tweede streepje , sub c ) .

4 . De financiële bijdrage van de betrokken Lid-Staat moet ten minste 5 % bedragen .

Artikel 16

Vissersvaartuigen waarvoor bijstand uit het Fonds is toegekend in het kader van een in artikel 2 , tweede streepje , sub a ) , bedoeld project , mogen niet

i ) buiten de Gemeenschap worden verkocht ,

ii ) normaliter hun activiteit uitoefenen vanuit een buiten de Gemeenschap gelegen haven ,

iii ) hun vissersactiviteit stopzetten , behoudens in geval van overmacht ,

een en ander gedurende een tijdvak van

  • ten minste tien jaar vanaf het tijdstip van inbedrijfstelling van het vissersvaartuig ,
  • ten minste vijf jaar vanaf het tijdstip waarop de moderniserings - of ombouwwerkzaamheden zijn voltooid .

Artikel 17

De bijstand uit het Fonds mag de mededingingsverhoudingen niet beïnvloeden op een wijze die onverenigbaar is met de in de betrokken bepalingen van het Verdrag vervatte beginselen .

Artikel 18

1 . Bijstand uit het Fonds wordt verleend aan de natuurlijke of rechtspersonen , of aan groeperingen daarvan , die de financiële lasten van de uitvoering van het project uiteindelijk dragen .

De bijstand uit het Fonds wordt uitgekeerd door tussenkomst van de daartoe door de betrokken Lid-Staat aangewezen instanties .

2 . Tijdens de periode waarin het Fonds bijstand verleent , verstrekt een daartoe door de betrokken Lid-Staat aangewezen autoriteit of instantie aan de Commissie , op haar verzoek , alle bewijsstukken of bescheiden waardoor kan worden aangetoond dat aan de financiële of andere met betrekking tot elk project gestelde voorwaarden is voldaan . De Commissie kan zo nodig tot controle ter plaatse overgaan .

Na het Comité van het Fonds te hebben geraadpleegd over de financiële aspecten , kan de Commissie volgens de procedure van artikel 21 besluiten de bijstand uit het Fonds te schorsen , te verminderen of in te trekken :

  • indien het project niet wordt uitgevoerd zoals voorzien , of
  • indien bepaalde opgelegde voorwaarden niet zijn vervuld , of
  • indien de begunstigde , in strijd met de in zijn aanvraag vervatte en in de bijstandsbeschikking overgenomen gegevens , niet binnen een termijn van twee jaar na de kennisgeving van deze beschikking begint met de uitvoering van de werkzaamheden of indien hij voor het verstrijken van deze termijn niet voldoende waarborgen heeft gegeven voor de uitvoering van het project .

De beschikking wordt ter kennis van de betrokken Lid-Staat en van de begunstigde gebracht .

De Commissie vordert de onverschuldigd uitgekeerde bedragen terug .

3 . De kredieten die beschikbaar komen door een beschikking overeenkomstig lid 2 of door het feit dat de begunstigde afziet van de uitvoering van het project of de in de bijstandsbeschikking vermelde investeringen verlaagt , kunnen worden gebruikt voor de financiering van andere projecten .

4 . De wijze van toepassing van dit artikel wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 .

Artikel 19

1 . Voor elk project waarvoor bijstand uit het Fonds is verleend , zendt de begunstigde via de Lid-Staat aan de Commissie een verslag over de resultaten van het project , met name de financiële resultaten .

Dit verslag wordt ingediend :

  • twee jaar na de laatste uitkering van de bijstand voor de in artikel 2 , tweede streepje , sub a ) en b ) , bedoelde projecten ;
  • vijf jaar na de laatste uitkering van de bijstand voor de in artikel 2 , tweede streepje , sub c ) , bedoelde projecten .

2 . Indien de begunstigde de in lid 1 vermelde verplichtingen niet nakomt , kan de Commissie , na voorafgaande ingebrekestelling , volgens de procedure van artikel 21 en na raadpleging van het Comité van het Fonds over de financiële aspecten , besluiten geheel of gedeeltelijk op de bijstandsbeschikking terug te komen . De beschikking wordt ter kennis van de betrokken Lid-Staat en van de begunstigde gebracht . De Commissie vordert de uitgekeerde bedragen geheel of gedeeltelijk terug .

3 . De uitvoeringsbepalingen van dit artikel , met name ten aanzien van de gegevens die moeten worden vermeld in het in lid 1 bedoelde verslag , worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21 , na raadpleging van het Comité van het Fonds over de financiële aspecten .

Artikel 20

1 . De aanvragen om bijstand uit het Fonds die bij de Commissie zijn ingediend en die betrekking hebben op projecten waarvoor deze bijstand bij gebrek aan kredieten niet kon worden verleend , kunnen door de betrokken Lid-Staten in overleg met de aanvragers worden overgeboekt naar het volgende begrotingsjaar . De aanvragen om overboeking moeten bij de Commissie worden ingediend binnen een termijn van 30 dagen na de datum waarop de Lid-Staat in kennis is gesteld van het resultaat van de procedure van artikel 12 . Een aanvraag om bijstand kan evenwel slechts eenmaal worden overgeboekt .

2 . Aanvragen om bijstand uit het Fonds die voor de eerste maal bij de Commissie zijn ingediend uit hoofde van Verordening ( EEG ) nr . 31/83 van de Raad van 21 december 1982 over een tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstructurering van de kustvisserij en de aquicultuur ( 8 ) en waarvoor bij gebrek aan kredieten geen bijstand kon worden verleend , kunnen in aanmerking worden genomen in het kader en onder de voorwaarden van de onderhavige verordening .

Artikel 21

1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar het bepaalde in dit artikel , wordt de zaak door de voorzitter , hetzij op diens eigen initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat , voorgelegd aan het Permanent Comité voor de visserijstructuur , hierna genoemd het " Comité " .

2 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt een ontwerp van de te treffen maatregelen voor . Het Comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de aan een onderzoek onderworpen vraagstukken . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 45 stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De voorzitter neemt niet aan de stemming deel .

3 . De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn . Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het door het Comité uitgebrachte advies , worden zij door de Commissie onverwijld ter kennis van de Raad gebracht ; in dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten tot ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen . De Raad kan binnen één maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen .

Artikel 22

In afwijking van artikel 1 van Verordening ( EEG ) nr . 129/78 ( 9 ) wordt het in artikel 9 , lid 1 , tweede alinea , van de onderhavige verordening vermelde bedrag in nationale valuta omgerekend tegen de representatieve koersen die van kracht zijn op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de Commissie zich voor de eerste maal in de zin van artikel 12 van de onderhavige verordening uitspreekt over de betrokken aanvraag om bijstand .

Artikel 23

De eerste bijstandsbeschikkingen ter uitvoering van deze verordening worden vastgesteld uit hoofde van het begrotingsjaar 1983 . Zij hebben betrekking op de uiterlijk op 15 januari 1984 ingediende aanvragen .

Artikel 24

De artikelen 92 tot en met 94 van het Verdrag zijn op het door deze verordening bestreken gebied toepasselijk ten aanzien van andere nationale steunmaatregelen dan die bedoeld in deze verordening .

Artikel 25

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Luxemburg , 4 oktober 1983 .

Voor de Raad

De Voorzitter

C . SIMITIS

( 1 ) PB nr . C 243 van 22 . 9 . 1980 , blz . 5 .

( 2 ) PB nr . C 346 van 19 . 12 . 1980 , blz . 112 .

( 3 ) PB nr . C 348 van 31 . 12 . 1980 , blz . 18 .

( 4 ) PB nr . L 20 van 28 . 1 . 1976 , blz . 19 .

( 5 ) PB nr . L 94 van 28 . 4 . 1970 , blz . 13 .

( 6 ) PB nr . L 367 van 31 . 12 . 1980 , blz . 87 .

( 7 ) Zie blz . 15 van dit Publikatieblad .

( 8 ) PB nr . L 5 van 7 . 1 . 1983 , blz . 1 .

( 9 ) PB nr . L 20 van 25 . 1 . 1978 , blz . 16 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.