Richtlijn 1984/538 - Harmonisatie van nationale wetgeving inzake het toelaatbare geluidsvermogensniveau van gazonmaaimachines

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31984L0538

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31984L0538

Richtlijn 84/538/EEG van de Raad van 17 september 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het toelaatbare geluidsvermogensniveau van gazonmaaimachines

Publicatieblad Nr. L 300 van 19/11/1984 blz. 0171 - 0178

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 15 Deel 5 blz. 0114

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 15 Deel 5 blz. 0114

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 6 blz. 0192

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 6 blz. 0192

++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 17 september 1984

betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het toelaatbare geluidsvermogensniveau van gazonmaaimachines

( 84/538/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat de technische voorschriften waaraan gazonmaaimachines krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen , onder andere betrekking hebben op het door die gazonmaaimachines uitgestraalde geluid ; dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen ; dat zij daardoor het handelsverkeer binnen de Europese Gemeenschap belemmeren ;

Overwegende dat deze belemmeringen voor het tot stand komen en de werking van de gemeenschappelijke markt kunnen worden beperkt en zelfs opgeheven indien alle Lid-Staten ter vervanging van hun huidige wetgeving dezelfde voorschriften vaststellen ;

Overwegende dat de voorschriften van deze richtlijn in de eerste plaats tot doel hebben de bescherming van de mens tegen geluidsoverlast te waarborgen door de hinder te verminderen die wordt veroorzaakt door het lawaai van gazonmaaimachines ;

Overwegende dat het derhalve noodzakelijk is dat op communautair niveau de maximaal toelaatbare grenswaarden van het uitgestraalde geluid van gazonmaaimachines alsmede de gemeenschappelijke methode voor het meten van dit geluid worden vastgesteld ;

Overwegende dat het wenselijk is dat de consument in kennis wordt gesteld van de akoestische eigenschappen van gazonmaaimachines ; dat een doeltreffend middel om de consument voor te lichten erin bestaat als vereiste te stellen dat de waarde van het geluidsvermogensniveau op elke maaimachine wordt vermeld ; dat het echter niet nodig is deze vermelding als vereiste te stellen op die maaimachines die wegens hun constructie weinig geluidshinder veroorzaken , zoals elektrische maaimachines met een kleine maaibreedte ;

Overwegende dat op grond van het certificaat van overeenstemming dat door een fabrikant of in de Gemeenschap gevestigde importeur is afgegeven , kan worden verondersteld dat gazonmaaimachines met het bepaalde in deze richtlijn in overeenstemming zijn ; dat de Lid-Staten genoemde certificaten als bewijsmiddelen moeten erkennen om aldus het vrije verkeer van gazonmaaimachines in de gehele Gemeenschap te verzekeren ;

Overwegende dat het , onverminderd de artikelen 169 en 170 van het Verdrag , wenselijk is dat in het kader van de samenwerking tussen bevoegde instanties van de Lid-Staten bepalingen worden vastgesteld die de oplossing kunnen vergemakkelijken van geschillen van technische aard betreffende de overeenstemming van de produktie met de voorschriften van deze richtlijn ;

Overwegende dat het nodig is uitdrukkelijk te bevestigen dat de belanghebbenden dienen te beschikken over geschikte rechtsmiddelen om beroep in te stellen tegen de beslissingen van de nationale autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van de uitvoering van deze richtlijn ;

Overwegende dat in verband met de vooruitgang van de techniek de technische voorschriften van deze richtlijn snel moeten kunnen worden aangepast ; dat , om het uitvoeren van de ter zake vereiste maatregelen te vergemakkelijken , moet worden voorzien in een procedure waarbij een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht binnen het Comité ingesteld bij artikel 5 van Richtlijn 79/113/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake het bepalen van het geluid dat door bouwterreinmachines en bouwterreinmaterieel wordt uitgestraald ( 4 ) , zoals gewijzigd bij Richtlijn 81/1051/EEG ( 5 ) ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Deze richtlijn betreft de beperking van het toelaatbare geluidsvermogensniveau van gazonmaaimachines door de vaststelling van grenswaarden en de methode voor het meten van dit niveau .

2 . Onder gazonmaaimachine wordt verstaan alle materieel met motor dat geschikt is voor het onderhoud door maaien , ongeacht de techniek die daarbij wordt toegepast , van grasvelden voor recreatieve , decoratieve en dergelijke doeleinden .

3 . Deze richtlijn is van toepassing op gazonmaaimachines als bedoeld in lid 2 met uitzondering van :

  • kooimaaimachines met motor ,
  • land - en bosbouwmaterieel ,
  • niet-onafhankelijk werkende machines ( bij voorbeeld getrokken messenkooien ) waarvan het maaimechanisme wordt aangedreven door de wielen of door een niet-specifiek trekkend of dragend toestel ,
  • gecombineerde machines waarvan de hoofdkrachtbron een geïnstalleerd vermogen van meer dan 20 kW heeft .

Artikel 2

De Lid-Staten nemen alle nuttige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 1 bedoelde gazonmaaimachines alleen in de handel kunnen worden gebracht indien hun geluidsvermogensniveau , bij meting onder de in bijlage I vermelde omstandigheden , niet hoger is dan het toelaatbare geluidsvermogensniveau dat in onderstaande tabel naar gelang van de maaibreedte van de gazonmaaimachine is aangegeven :

Maaibreedte van de gazonmaaimachine ( L ) * Toelaatbaar geluidsvermogensniveau in dB ( A ) /1 pW *

50 cm < L * 50 cm * 96 *

50 cm < L * 120 cm * 100 *

50 cm < L > 120 cm * 105 *

Artikel 3

De overeenstemming van de gazonmaaimachine met de voorschriften van deze richtlijn wordt door de fabrikant of de in de Gemeenschap gevestigde importeur onder zijn verantwoordelijkheid bevestigd in een certificaat waarvan het model voorkomt in bijlage II , dat bij het apparaat moet zijn gevoegd en dat gebaseerd is op het proces-verbaal van het onderzoek dat voor elk type gazonmaaimachine is uitgevoerd door een laboratorium dat voorkomt op de lijst die door elke Lid-Staat wordt opgesteld en die aan de andere Lid-Staten wordt meegedeeld . Dit certificaat kan worden weergegeven op de gebruiksaanwijzing of op het garantiebewijs .

Artikel 4

Op gazonmaaimachines moeten , voordat ze ten verkoop worden aangeboden , op duidelijke en duurzame wijze , hetzij direct op de gazonmaaimachine , hetzij op een blijvend aangebracht plaatje ( bij voorbeeld geklonken of zelfklevend plaatje ) de merktekens worden aangebracht voor de identificatie van de fabrikant , de aanduiding van het type en de opgave van het maximale geluidsvermogensniveau in dB ( A ) ten opzichte van 1 pW dat door de fabrikant wordt gegarandeerd .

In bijlage III staat het model van een dergelijke vermelding .

Artikel 5

1 . De Lid-Staten kunnen , onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2 , de verkoop , het in gebruik nemen of het gebruik van gazonmaaimachines niet om redenen in verband met hun geluidsvermogensniveau weigeren , verbieden of beperken , indien deze machines voldoen aan de voorschriften van de richtlijn , vergezeld gaan van het in artikel 3 bedoelde certificaat van overeenstemming en de in artikel 4 bedoelde vermelding erop is aangebracht .

2 . De Lid-Staten kunnen voorzieningen treffen om het gebruik van gazonmaaimachines in zones die zij gevoelig achten , te reglementeren .

Artikel 6

De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om zich ervan te vergewissen dat de gazonmaaimachines aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen . Deze controle geschiedt overeenkomstig de in bijlage IV vastgestelde technische voorschriften .

Artikel 7

1 . Constateert de Lid-Staat waar de gazonmaaimachine is gefabriceerd , dat een gazonmaaimachine niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze richtlijn , of wordt hij door een andere Lid-Staat hiervan op de hoogte gesteld , dan neemt hij de nodige maatregelen om de overeenstemming van de verdere produktie van gazonmaaimachines van hetzelfde type te verzekeren .

Binnen een maand stelt de Lid-Staat , onder opgave van redenen , de overige Lid-Staten en de Commissie op de hoogte van de getroffen maatregelen .

2 . Indien de Lid-Staat het gebrek aan overeenstemming waarvan hij in kennis is gesteld , betwist , trachten de betrokken Lid-Staten het geschil op te lossen . De Commissie wordt op de hoogte gehouden . Voor zover nodig pleegt zij het dienstige overleg om tot een oplossing te komen .

Artikel 8

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de bijlagen van deze richtlijn aan te passen aan de vooruitgang van de techniek , worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 5 van Richtlijn 79/113/EEG .

Artikel 9

Deze richtlijn laat de mogelijkheid onverlet dat de Lid-Staten met inachtneming van het Verdrag , inzonderheid van de artikelen 30 tot en met 36 , het op de bestuurdersplaats van bedrijfsgazonmaaimachines met een maaibreedte van meer dan 120 cm waargenomen lawaai beperken , voor zover zulks niet inhoudt dat gazonmaaimachines die voldoen aan deze richtlijn , moeten worden aangepast aan andere emissiebepalingen , in de zin van bijlage I van de richtlijn .

Artikel 10

1 . De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 juli 1987 aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

2 . De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle belangrijke bepalingen van intern recht mede , die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen .

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 17 september 1984 .

Voor de Raad

De Voorzitter

P . BARRY

( 1 ) PB nr . C 86 van 2 . 4 . 1979 , blz . 9 .

( 2 ) PB nr . C 127 van 21 . 5 . 1979 , blz . 80 .

( 3 ) PB nr . C 247 van 11 . 10 . 1979 , blz . 19 .

( 4 ) PB nr . L 33 van 8 . 2 . 1979 , blz . 15 .

( 5 ) PB nr . L 376 van 30 . 12 . 1981 , blz . 42 .

BIJLAGE I

METHODE VOOR HET METEN VAN HET LUCHTGELUID DAT DOOR GAZONMAAIMACHINES WORDT UITGESTRAALD

WERKINGSSFEER

Deze meetmethode is van toepassing op gazonmaaimachines . Hierin zijn de procedures aangegeven voor de proeven ter bepaling van het geluidsvermogensniveau van deze machines met het oog op de afgifte van de verklaring dat zij overeenstemmen met de voorschriften .

Deze technische procedures zijn in overeenstemming met de voorschriften van bijlage I van Richtlijn 79/113/EEG .

De bepalingen van bijlage I van Richtlijn 79/113/EEG gelden voor gazonmaaimachines , met inachtneming van de volgende wijzigingen :

4 . BEOORDELINGSFACTOREN VOOR HET WEERGEVEN VAN DE RESULTATEN

4.1 . Het naar de omgeving uitgestraalde geluid

Het naar de omgeving uitgestraalde geluid van een gazonmaaimachine wordt uitgedrukt door het geluidsvermogensniveau .

6 . MEETOMSTANDIGHEDEN

6.1 . Meetobject

6.1.1 . Gazonmaaimachines met een voorziening voor het opvangen van het gras worden met deze voorziening beproefd onder normale gebruiksomstandigheden .

6.1.2 . Het maaimechanisme wordt ingesteld op de minimumhoogte waarbij het zich ten minste 3 cm boven de grond bevindt . Het gazon op de meetplaats wordt , alvorens enige geluidsmeting plaatsvindt , met deze instelling van het maaimechanisme gemaaid .

Voor de geluidsmeting moet de maaimachine vrij zijn gemaakt van gras en moet de grasvanger leeg zijn .

6.2 . Werking van de geluidsbron gedurende de metingen

Voor elke geluidsmeting moet de motor van de gazonmaaimachine volgens de instructies van de fabrikant op temperatuur worden gebracht .

De metingen van het geluidsvermogensniveau van gazonmaaimachines worden in beginsel verricht bij stilstaande maaimachine , zonder de bedienende persoon , terwijl maaimechanisme en motor op het maximale toerental werken .

Indien het maaimechanisme niet kan worden ontkoppeld van de aandrijfwielen van de gazonmaaimachine wordt zij al rijdend getest , vergezeld van de bedienende persoon en onder de volgende omstandigheden :

  • maaimachine met directe transmissie :

In dat geval beweegt de maaimachine zich voort met een zodanige snelheid dat het maaimechanisme op het maximale door de fabrikant vastgestelde toerental werkt ;

  • maaimachine met regelbare transmissie :

In dat geval wordt de hoogste overbrengingsverhouding gekozen . De maaimachine beweegt zich voort met een zodanige snelheid dat het maaimechanisme op het maximale door de fabrikant vastgestelde toerental werkt .

a ) Gazonmaaimachines met verbrandingsmotor

De motorolie die bij de metingen gebruikt wordt voor de werking van de maaimachine , wordt door de fabrikant aangegeven . Het brandstofreservoir mag niet meer dan voor de helft gevuld zijn .

b ) Maaimachines met elektrische motor

Indien de gazonmaaimachine door een accu wordt gevoed , dient men zich ervan te vergewissen dat deze maximaal is opgeladen . Indien zij door een stroomaggregaat of via het net wordt gevoed , dient de frequentie van de voedingsstroom voor de motor stabiel te zijn tot op min of meer 1 Hz .

6.3 . Meetterrein

De meetplaats dient vlak en horizontaal te zijn . De meetplaats , met inbegrip van de microfoonpunten , dient een niet-vochtig gazon te zijn .

6.4 . Meetoppervlak , meetafstand , plaats en aantal van de meetpunten

6.4.1 . Meetoppervlak

Het voor de beproeving te gebruiken meetoppervlak vormt een halve bol . De straal van de halve bol wordt bepaald door de maaibreedte van de maaimachine .

De straal is :

  • 4 m wanneer de maaibreedte van de te beproeven maaimachine 1,2 m of minder bedraagt ;
  • 10 m wanneer de maaibreedte van de te beproeven maaimachine meer bedraagt dan 1,2 m .

6.4.2 . Plaats en aantal van de meetpunten

6.4.2.1 . Algemeen

Voor het meten van het geluid dat wordt uitgestraald door stilstaande of rijdende gazonmaaimachines bedraagt het aantal meetpunten 6 , namelijk de punten 2 , 4 , 6 , 8 , 10 en 12 , gelegen overenkomstig punt 6.4.2.2 van bijlage I van Richtlijn 79/113/EEG . Voor de metingen bij een stilstaande gazonmaaimachine valt het middelpunt van de halve bol samen met de projectie op de grond van het geometrische middelpunt van de gazonmaaimachine wanneer deze is gericht van meetpunt 1 naar meetpunt 5 . Voor metingen met een rijdende machine loopt de verplaatsingsas door de ligging van de meetpunten 1 en 5 .

7 . UITVOERING VAN DE METINGEN

7.1.1 . Meting van ander geluid

Meting van secundair geluid wordt niet in aanmerking genomen ( punt 7.1.1 , sub b ) ) .

7.1.5 . Aanwezigheid van obstakels

Visuele controle in een cirkelvormige zone met een straal die driemaal zo groot is als die van de halve bol voor de meting , en waarvan het middelpunt samenvalt met dat van de halve bol , is voldoende om na te gaan of wordt voldaan aan het bepaalde in de derde alinea van punt 6.3 van bijlage I van Richtlijn 79/113/EEG .

7.2 . Meting van het geluidsdrukniveau L pA

De meting van L pA wordt verricht overeenkomstig punt 7.2 , eerste alinea , van bijlage I van Richtlijn 79/113/EEG . Wanneer de maaimachine rijdt , is de meetduur gelijk aan de tijd die de machine nodig heeft om met een constante snelheid het traject A - B ( zie figuur 1 ) af te leggen .

De geluidsdrukniveaus L pA van een gazonmaaimachine dienen ten minste driemaal te worden gemeten . Indien de door middel van deze metingen gevonden geluidsvermogensniveaus meer dan 1 dB verschillen , dienen er nieuwe metingen te worden verricht totdat twee geluidsvermogensniveaus worden gevonden die niet meer dan 1 dB verschillen . Het hoogste van deze geluidsvermogensniveaus geldt als het geluidsvermogensniveau van de maaimachine .

Opmerking : Wanneer men gebruik maakt van een geluidsniveaumeter voor de metingen met de rijdende maaimachine , zal in de meeste gevallen L pA gelijk zijn aan het niveau dat wordt gemeten bij de doorgang van de maaimachine door het middelpunt van de halve bol .

8 . VERWERKING VAN DE RESULTATEN

8.6.2 . Akoestische eigenschappen van de meetplaats

Voor deze metingen dient de overeenkomstig punt 8.6.2 van bijlage I van Richtlijn 79/113/EEG bepaalde constante C gelegen te zijn tussen 0,5 en 2 dB waarbij K2 = 0 .

9 . TE REGISTREREN GEGEVENS

9.1 . De geluidsbron waaraan de meting wordt verricht :

f ) maaibreedte

g ) draaisnelheid van het maaimechanisme .

9.4 . Akoestische gegevens

b ) " grootte van het meetoppervlak S in m2 " wordt geschrapt .

1 . plaats , datum en uur waarop de metingen zijn verricht .

figuur 1 : zie P.b .

BIJLAGE II

MODEL VAN EEN DOOR DE FABRIKANT AFGEGEVEN CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING

Ondergetekende , ... ( naam , voornaam , adres )

verklaart dat gazonmaaimachine :

1 . soort ... ( verbrandingsmotor , elektrische motor , enz . )

2 . merk ...

3 . type ...

4 . serienummer ...

in overeenstemming is met het bepaalde in Richtlijn 84/538/EEG

Gewaarborgd geluidsvermogensniveau ... dB ( A )

  • soort maaimechanisme ...
  • maaibreedte ... cm
  • draaisnelheid van het maaimechanisme ... omwentelingen/min

Gedaan te ... , op ...

... ( handtekening )

... ( functie )

BIJLAGE III

MODEL VOOR DE VERMELDING WAARMEE HET GELUIDSVERMOGENSNIVEAU WORDT AANGEGEVEN : zie P.b .

BIJLAGE IV

TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE CONTROLE VAN DE OVEREENSTEMMING VAN DE MAAIMACHINES MET DE VOORSCHRIFTEN VAN DE RICHTLIJN

De controle op de overeenstemming van de produktie met de voorschriften van de richtlijn wordt , zo mogelijk , door middel van steekproeven uitgevoerd .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.