Verordening 1992/1188 - Wijziging van Verordening (EEG) nr. 1637/91 tot vaststelling van een vergoeding met betrekking tot de in artikel 5 quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde referentiehoeveelheden en van een vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31992R1188

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31992R1188

Verordening (EEG) nr. 1188/92 van de Raad van 28 april 1992 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1637/91 tot vaststelling van een vergoeding met betrekking tot de in artikel 5 quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde referentiehoeveelheden en van een vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie

Publicatieblad Nr. L 124 van 09/05/1992 blz. 0001 - 0002

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 42 blz. 0026

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 42 blz. 0026

VERORDENING (EEG) Nr. 1188/92 VAN DE RAAD van 28 april 1992 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1637/91 tot vaststelling van een vergoeding met betrekking tot de in artikel 5 quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde referentiehoeveelheden en van een vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten (1), inzonderheid op artikel 5 quater, lid 6,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 1637/91 (2) onder andere een communautaire regeling is vastgesteld voor de financiering van de beëindiging van de melkproduktie die beperkt is tot 3 % van de gegarandeerde totale hoeveelheden, leveranties en directe verkoop, en op grond waarvan, na volledige en definitieve beëindiging van de melkproduktie uiterlijk op 31 maart 1992, onder bepaalde voorwaarden een vergoeding wordt uitbetaald; dat de bijlage van voornoemde verordening voorziet in een financiële toewijzing per Lid-Staat en dat in die verordening is bepaald dat het door de Lid-Staat gestelde doel van verlaging kan worden bereikt met een vergoeding van minder dan 10 ecu per 100 kg/jaar;

Overwegende dat artikel 2, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 1637/91 bepaalt dat, indien de financiële toewijzing niet volledig wordt opgebruikt, het beschikbare bedrag wordt gebruikt voor de betaling van een vergoeding aan alle producenten wier referentiehoeveelheid verlaagd blijft; dat voor de toepassing van deze bepaling in bepaalde Lid-Staten niet alle communautaire middelen zijn aangewend; dat het overschot derhalve zou kunnen worden gebruikt om de regeling inzake de definitieve beëindiging van de melkproduktie met nog eens zes maanden te verlengen; dat die verordening derhalve in die zin moet worden gewijzigd;

Overwegende dat in bepaalde Lid-Staten is gebleken dat de verlagingsdoelstelling is gehaald c.q. overtroffen met een vergoeding van minder dan 10 ecu per 100 kg/jaar, zonder dat de communautaire financiering volledig is opgebruikt; dat in dat geval, mede om verder te kunnen gaan met de noodzakelijke structurele aanpassingen, de Lid-Staten gemachtigd moeten worden om de regeling inzake de definitieve beëindiging van de melkproduktie met nog eens zes maanden te verlengen;

Overwegende voorts dat, gezien de verlenging van de regeling inzake de extra heffing en hetgeen in bepaalde Lid-Staten nodig is verband met de regionale ontwikkeling, met het oog op het behoud van de mogelijkheden voor aanpassing en structuurontwikkeling aan de Lid-Staten de mogelijkheid moet worden geboden om binnen de financiële grenzen die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 1637/91 de producenten die op 1 april 1992 niet opnieuw met de melkproduktie zijn begonnen, te verzoeken om de in artikel 2 van genoemde verordening bedoelde vergoeding voor de beëindiging van de melkproduktie aan te vragen; dat lid 5 van dat artikel derhalve moet worden gewijzigd, zonder dat de consequenties van de nieuwe bepalingen evenwel kunnen worden opgelegd aan producenten die de vergoeding zouden willen ontvangen zoals oorspronkelijk was bepaald,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 1637/91 wordt als volgt aangevuld:

"Onverminderd het bepaalde in de vorige alinea mogen de Lid-Staten echter de beschikbare bedragen gebruiken om de in lid 1 bedoelde regeling tot en met uiterlijk 30 september 1992 te blijven toepassen. In dat geval verstrekken de Lid-Staten uiterlijk op 31 december 1992 aanvullende gegevens naast de op grond van artikel 4 aan de Commissie te verstrekken gegevens.

Voorts mogen de Lid-Staten de producenten die sinds 1 april 1992 geen melk hebben verkocht, verzoeken om vóór 1 juni 1992 een aanvraag in te dienen overeenkomstig het bepaalde in dit artikel. De op deze wijze vrijgekomen referentiehoeveelheden worden opnieuw toegewezen overeenkomstig lid 4, tenzij de betrokken producenten kiezen voor de vergoeding zoals die oorspronkelijk bij de eerste alinea is vastgesteld. In dat geval verstrekken de Lid-Staten de Commissie uiterlijk op 31 december 1992 aanvullende gegevens naast de volgens artikel 4 te verstrekken gegevens.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 28 april 1992. Voor de Raad

De Voorzitter

Arlindo MARQUES CUNHA

  • (1) 
    PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 816/92 (PB nr. L 86 van 1. 4. 1992, blz. 83). (2) PB nr. L 150 van 15. 6. 1991, blz. 30.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.