Besluit 1993/540 - Goedkeuring van bepaalde wijzigingen van de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Overeenkomst van Bonn)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31993D0540

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31993D0540

93/540/EEG: Besluit van de Raad van 18 oktober 1993 inzake de goedkeuring van bepaalde wijzigingen van de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Overeenkomst van Bonn)

Publicatieblad Nr. L 263 van 22/10/1993 blz. 0051 - 0051

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 13 blz. 0049

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 13 blz. 0049

BESLUIT VAN DE RAAD van 18 oktober 1993 inzake de goedkeuring van bepaalde wijzigingen van de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Overeenkomst van Bonn)

(93/540/EEG)DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de Raad van de Europese Gemeenschappen bij Besluit 84/358/EEG (4) op 28 juni 1984 de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Overeenkomst van Bonn), ondertekend op 13 september 1983 te Bonn, heeft goedgekeurd;

Overwegende dat de bij genoemde Overeenkomst aangesloten partijen zich in hun eerste vergadering van 19 tot en met 22 september 1989 te Bonn hebben uitgesproken voor verschillende wijzigingen, welke tot doel hebben in de tekst van de Overeenkomst bepalingen inzake controle op de vervuiling op te nemen, ten einde uitvoering te kunnen geven aan de paragrafen 46 tot en met 50 van de Ministeriële Verklaring die op de Tweede Internationale Conferentie over de bescherming van de Noordzee, welke op 24 en 25 november 1987 te Londen plaatsvond, was aangenomen;

Overwegende dat de Overeenkomstsluitende Partijen tevens zijn overeengekomen de begrenzing van het Skagerrak, als vermeld in artikel 2, onder a), van de Overeenkomst, te wijzigen;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 16, lid 2, de goedkeuring van alle Overeenkomstsluitende Partijen vereist is voor de inwerkingtreding van de wijzigingen van de Overeenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1

De wijzigingen van de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Overeenkomst van Bonn) die door de Overeenkomstsluitende Partijen in hun eerste vergadering van 19 tot en met 22 september 1989 te Bonn zijn aangenomen, worden namens de Europese Economische Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van het besluit betreffende die wijzigingen is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De Voorzitter van de Raad geeft namens de Europese Economische Gemeenschap kennis van de akte van goedkeuring bij de depotregering overeenkomstig artikel 16, lid 2, van de Overeenkomst.

Gedaan te Luxemburg, 18 oktober 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • A. 
    BOURGEOIS
  • (1) 
    PB nr. C 114 van 5. 5. 1992, blz. 13.
  • (2) 
    PB nr. C 42 van 15. 2. 1993, blz. 36.
  • (3) 
    PB nr. C 287 van 4. 11. 1992, blz. 1.
  • (4) 
    PB nr. L 188 van 16. 7. 1984, blz. 7.

BESLUIT van 22 september 1989 betreffende wijzigingen op de Overeenkomst

DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN bij de Overeenkomst inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen, ondertekend te Bonn op 13 september 1983 (hierna te noemen "de Overeenkomst");

HERINNEREND aan artikel 1 van de Overeenkomst inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen, ondertekend te Bonn op 13 september 1983, volgens welk artikel de Overeenkomst van toepassing is zodra verontreiniging of dreigende verontreiniging van de zee door olie of andere schadelijke stoffen binnen het Noordzeegebied een ernstig en onmiddellijk gevaar betekent voor de kust of daarmede samenhangende belangen van een of meer Overeenkomstsluitende Partijen;

HERINNERD aan hoofdstuk XVI, paragrafen 46 tot en met 50 van de Ministeriële Verklaring van de Tweede Internationale Conferentie inzake de bescherming van de Noordzee, gehouden te Londen op 24 en 25 november 1987;

ERKENNEND dat de Overeenkomst geen bepalingen bevat betreffende het uitoefenen van toezichtactiviteiten als hulpmiddel bij de opsporing van verontreinigingen en bij het voorkomen van schendingen van de verontreinigingsvoorschriften;

GELEID door de wens de werkingssfeer van de Overeenkomst uit te breiden tot zulke activiteiten;

VOORTS ERKENNEND dat het nodig is de zuidelijke geografische begrenzing van het Skagerrak, zoals omschreven in artikel 2 van de Overeenkomst, aan te passen;

ZIJN OVEREENGEKOMEN de Overeenkomst als volgt te wijzigen:

Artikel I

Artikel 1

van de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

"Deze Overeenkomst is van toepassing:

  • a) 
    zodra verontreiniging of dreigende verontreiniging van de zee door olie of andere schadelijke stoffen binnen het Noordzeegebied zoals omschreven in artikel 2 van deze Overeenkomst een ernstig en onmiddellijk gevaar betekent voor de kust of daarmee samenhangende belangen van een of meer Overeenkomstsluitende Partijen; en
  • b) 
    op in het Noordzeegebied uitgeoefende toezichtactiviteiten als hulpmiddel bij de opsporing en bestrijding van zodanige verontreinigingen en bij het voorkomen van schendingen van de verontreinigingsvoorschriften.".

Artikel II

Artikel 2

van de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

"Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt onder het Noordzeegebied verstaan de eigenlijke Noordzee, ten zuiden van de 61e Noorderbreedtegraad, met inbegrip van:

  • a) 
    het Skagerrak, waarvan de zuidelijke begrenzing wordt bepaald ten oosten van Skagen door de breedtegraad 57°44& prime; 43& Prime; Noorderbreedte;
  • b) 
    het Kanaal en zijn toegangen ten oosten van een lijn getrokken op vijftig zeemijl ten westen van de lijn die de Scilly-eilanden verbindt met Ouessant.".

Artikel III

Artikel 3

van de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

"1. De Overeenkomstsluitende Partijen zijn van oordeel dat de aangelegenheden bedoeld in artikel 1 van deze Overeenkomst een actieve onderlinge samenwerking nodig maken.

  • 2. 
    De Overeenkomstsluitende Partijen werken gezamenlijk richtlijnen uit, en stellen deze vast, met betrekking tot de praktische, operationele en technische aspecten van een gezamenlijk optreden en gecooerdineerde toezichtactiviteiten zoals bedoeld in artikel 6A.".

Artikel IV

Artikel 4

van de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

"De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich tot het verstrekken van inlichtingen aan de andere Overeenkomstsluitende Partijen betreffende:

  • a) 
    hun nationale organisatie die verantwoordelijk is voor de bestrijding van verontreiniging bedoeld in artikel 1 van deze Overeenkomst, en voor het doen naleven van verontreinigingsvoorschriften;
  • b) 
    de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de inontvangstneming en het doen uitgaan van rapporten over zulke verontreinigingen, alsook voor de behandeling van aangelegenheden inzake onderlinge hulpverlening en tussen Overeenkomstsluitende Partijen gecooerdineerde toezichtactiviteiten;
  • c) 
    hun nationale hulpmiddelen ter voorkoming of bestrijding van zulke verontreiniging, die ter beschikking zouden kunnen worden gesteld voor internationale hulpverlening;
  • d) 
    nieuwe methoden ter voorkoming van zulke verontreiniging en nieuwe doeltreffende maatregelen ter bestrijding daarvan;
  • e) 
    de belangrijkste gevallen van verontreiniging die zich hebben voorgedaan;
  • f) 
    nieuwe ontwikkelingen in de technische aspecten van toezichtactiviteiten;
  • g) 
    hun ervaring bij het gebruik van hulpmiddelen en technieken bij toezichtactiviteiten gericht op het opsporen van verontreiniging en het voorkomen van schendingen van verontreinigingsvoorschriften, met inbegrip van het gebruik daarvan in samenwerking met andere Overeenkomstsluitende partijen;
  • h) 
    informatie van wederzijds belang die tijdens de uitoefening van hun toezichtactiviteiten werd verkregen;
  • i) 
    hun nationale programma's voor het uitoefenen van toezichtactiviteiten, met inbegrip van regelingen voor samenwerking met andere Overeenkomstsluitende Partijen.".

Artikel V

Er wordt in de Overeenkomst een nieuw artikel 6A ingevoegd, dat als volgt luidt:

"De Overeenkomstsluitende Partijen ondernemen in passende gevallen bewakingsactiviteiten in de onder hun verantwoordelijkheid vallende zone of in de onder gezamenlijke verantwoordelijkheid vallende zones bedoeld in artikel 6 van deze Overeenkomst. De Overeenkomstsluitende Partijen kunnen bilateraal of multilateraal overeenkomsten sluiten of regelingen treffen inzake samenwerking bij de organisatie van de toezichtactiviteiten in de zones van de betrokken Partijen of een gedeelte daarvan.".

Artikel VI

Artikel 8

van de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

"1. De bepalingen van deze Overeenkomst mogen niet zo worden uitgelegd dat daardoor op enigerlei wijze afbreuk wordt gedaan aan de rechten en verplichtingen van de Overeenkomstsluitende Partijen krachtens het internationale recht, met name op het gebied van het voorkomen en bestrijden van verontreiniging van de zee.

  • 2. 
    In geen geval mag de indeling in zones, bedoeld in artikel 6 van deze Overeenkomst, worden aangevoerd als precedent of argument in enige aangelegenheid betreffende soevereiniteit of rechtsmacht.
  • 3. 
    De indeling in zones, bedoeld in artikel 6 van deze Overeenkomst, beperkt op generlei wijze de rechten van de Overeenkomstsluitende Partijen om in overeenstemming met het internationale recht toezichtactiviteiten te verrichten buiten de grenzen van hun zones.".

Artikel VII

Artikel 9

van de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

"1. Bij het ontbreken van een overeenkomst aangaande de financiële regeling van acties van Overeenkomstsluitende Partijen ter bestrijding van verontreiniging, die hetzij bilateraal hetzij multilateraal dan wel naar aanleiding van een gezamenlijke bestrijdingsactie zou kunnen worden afgesloten, dragen de Overeenkomstsluitende Partijen de kosten van hun onderscheiden optreden bij de bestrijding van verontreiniging overeenkomstig letter a) of letter b) hieronder:

  • a) 
    indien het optreden door een Overeenkomstsluitende Partij geschiedde op uitsluitend verzoek van een andere Overeenkomstsluitende Partij, vergoedt de hulpverzoekende Overeenkomstsluitende Partij de hulpverlenende Overeenkomstsluitende Partij de kosten van haar optreden;
  • b) 
    indien het optreden door een Overeenkomstsluitende Partij geschiedde uit eigen beweging, draagt deze Overeenkomstsluitende Partij de kosten van haar optreden.
  • 2. 
    De hulpverzoekende Overeenkomstsluitende Partij kan haar verzoek te allen tijde intrekken, doch dient in dat geval de kosten te dragen die door de hulpverlenende Overeenkomstsluitende Partij reeds zijn gemaakt, of waartoe deze zich reeds heeft verbonden.
  • 3. 
    Tenzij in de bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen anderszins is bepaald, draagt elke Overeenkomstsluitende Partij de kosten van haar bewakingsactiviteiten verricht in overeenstemming met artikel 6A.".

Artikel VIII

De Overeenkomstsluitende Partijen stellen de depot-Regering in kennis van hun goedkeuring van deze wijzigingen in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, van de Overeenkomst.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.