Richtlijn 1993/12 - Zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31993L0012

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31993L0012

Richtlijn 93/12/EEG van de Raad van 23 maart 1993 betreffende het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen

Publicatieblad Nr. L 074 van 27/03/1993 blz. 0081 - 0083

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 12 blz. 0090

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 12 blz. 0090

RICHTLIJN 93/12/EEG VAN DE RAAD van 23 maart 1993 betreffende het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

In samenwerking met het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de Gemeenschap, ten einde de luchtkwaliteit te verbeteren wat emissies van zwaveldioxide en andere verontreinigende stoffen betreft, maatregelen dient te nemen om het zwavelgehalte van gasolie voor de aandrijving van voertuigen, met inbegrip van luchtvaartuigen en schepen, verwarming en industrieel gebruik, alsmede van bunkergasolie geleidelijk te verlagen;

Overwegende dat op grond van artikel 2, lid 1, en artikel 5, lid 1, van Richtlijn 75/716/EEG (4) de in de Lid-Staten van kracht zijnde bepalingen voor het zwavelgehalte van vloeibare brandstoffen twee grenswaarden voorschrijven; dat deze bepalingen van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen;

Overwegende dat, gelet op deze verschillen, de aardoliemaatschappijen in de Gemeenschap het maximale zwavelgehalte van hun produkten moeten aanpassen naar gelang van de Lid-Staat van bestemming; dat de verschillen derhalve het handelsverkeer in de betrokken produkten belemmeren en dus een rechtstreekse invloed uitoefenen op de totstandkoming en de werking van de interne markt;

Overwegende dat voorts in artikel 6 van Richtlijn 75/716/EEG is bepaald dat de Commissie, in het licht van eventuele nieuwe beschikbare gegevens, aan de Raad een verslag moet voorleggen, alsmede een passend voorstel voor de vaststelling van één enkele waarde;

Overwegende dat in de opeenvolgende actieprogramma's van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu (5) wordt gewezen op het belang van het voorkomen en verminderen van luchtverontreiniging;

Overwegende dat de kwaliteit van de brandstof een belangrijke rol speelt bij de vermindering van de luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen;

Overwegende tevens dat de Gemeenschap bij Besluit 81/462/EEG (6) verdragsluitende partij is geworden bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, dat met name de ontwikkeling van strategieën en beleidsmaatregelen omvat die erop gericht zijn de luchtverontreiniging te beperken en, zoveel mogelijk, in toenemende mate te verminderen en te voorkomen;

Overwegende dat de vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen de verwezenlijking bevordert van een van de doelstellingen van de Gemeenschap, namelijk de instandhouding, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, en een bijdrage levert tot de bescherming van de volksgezondheid door milieuschade bij de bron aan te pakken;

Overwegende dat overeenkomstig Richtlijn 75/716/EEG verscheidene Lid-Staten reeds een grenswaarde van 0,2 gewichtsprocent hebben vastgesteld;

Overwegende dat de Lid-Staten erop moeten toezien dat dieselbrandstoffen met een zwavelgehalte van 0,05 gewichtsprocent geleidelijk beschikbaar komen;

Overwegende dat, ten einde de in specifieke communautaire richtlijnen vastgestelde niveaus van deeltjesemissies te bereiken, het zwavelgehalte van dieselbrandstoffen die in de Gemeenschap op de markt worden gebracht, met ingang van 1 oktober 1994 niet hoger mag zijn dan 0,2 gewichtsprocent, en met ingang van 1 oktober 1996 niet hoger dan 0,05 gewichtsprocent; dat de Lid-Staten passende maatregelen moeten nemen om deze doelstelling te verwezenlijken;

Overwegende dat, gezien het toenemende gebruik van gasolie voor motorvoertuigen, ten aanzien van de kwaliteit van deze brandstof verdere inspanningen moeten worden gedaan om het nadelige effect van deze toeneming op de luchtkwaliteit te beperken; dat de vaststelling van een maximumzwavelgehalte van 0,05 gewichtsprocent voor dieselbrandstof per 1 oktober 1996 de betrokken industrieën voldoende tijd geeft om de nodige technische aanpassingen uit te voeren;

Overwegende dat met betrekking tot de andere vormen van gebruik van gasolie en halfzware oliën inspanningen ter vermindering van de luchtverontreiniging moeten worden geleverd die zullen worden beoordeeld op de mate waarin zij de luchtkwaliteit verbeteren, alsmede op de kosten en de baten ervan voor het milieu; dat de Commissie bij de Raad, die uiterlijk op 31 juli 1994 hierover een besluit zal nemen, een voorstel moet indienen waarin bepaald wordt dat vanaf uiterlijk 1 oktober 1999 een lagere waarde voor het zwavelgehalte geldt en waarin nieuwe grenswaarden voor kerosine voor luchtvaartuigen worden vastgesteld;

Overwegende dat een plotselinge verandering in de ruwe-aardolievoorziening die tot een verhoging van het gemiddelde zwavelgehalte leidt, de bevoorrading van de verbruikers in een Lid-Staat gezien de beschikbare ontzwavelingscapaciteit in gevaar kan brengen; dat het derhalve wenselijk is deze Lid-Staat onder bepaalde voorwaarden toe te staan van de voor zijn eigen markt vastgestelde maximumzwavelgehalten af te wijken;

Overwegende dat invoering van een lage grenswaarde voor het zwavelgehalte van bunkergasolie voor zeeschepen Griekenland voor specifieke technische en economische problemen plaatst; dat, als aan Griekenland voor een bepaalde tijd een ontheffing wordt verleend, dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor het handelsverkeer in bunkergasolie omdat de Griekse raffinaderijen op het ogenblik alleen maar aan de binnenlandse vraag naar gasolie en halfzware oliën kunnen voldoen; dat de uitvoer van Griekenland naar een andere Lid-Staat met als doel definitieve verbranding moet voldoen aan de bepalingen van de richtlijn die in die Lid-Staat van toepassing is; dat aan Griekenland een extra termijn van vijf jaar kan worden toegestaan voordat het voor bunkergasolie het vereiste zwavelgehalte moet invoeren; dat deze termijn op 30 september 1999 zal verstrijken;

Overwegende dat door middel van steekproeven het zwavelgehalte van in de handel gebrachte gasoliën en halfzware oliën moet worden gecontroleerd; dat daartoe een uniforme methode moet worden vastgesteld die gebaseerd is op de beste beschikbare technologie,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    In deze richtlijn wordt verstaan onder:
  • a) 
    gasolie: elk aardolieprodukt dat omschreven is in GN-code 2710 00 69 of op grond van zijn distillatiegrenzen behoort tot de middeldistillaten die bestemd zijn om als brandstof te worden gebruikt en die, distillatieverliezen inbegrepen, voor ten minste 85 % van hun volume overdistilleren bij 350 °C;
  • b) 
    dieselbrandstoffen: gasolie die gebruikt wordt voor het aandrijven van de voertuigen bedoeld in de Richtlijnen 70/220/EEG (7) en 88/77/EEG (8).
  • 2. 
    Deze richtlijn is niet van toepassing op gasolie die
  • zich bevindt in de brandstoftanks van schepen, luchtvaartuigen of motorvoertuigen wanneer zij een grens tussen een derde land en een Lid-Staat overschrijden;
  • bestemd is om vóór haar definitieve verbranding te worden verwerkt.

Artikel 2

  • 1. 
    Ten einde de in specifieke communautaire richtlijnen vastgestelde emissieniveaus voor deeltjes te bereiken, verbieden de Lid-Staten de handel in dieselbrandstoffen binnen de Gemeenschap indien het gehalte aan zwavelverbindingen, uitgedrukt in zwavel (hierna "zwavelgehalte" te noemen), niet meer bedraagt dan:
  • 0,2 gewichtsprocent met ingang van 1 oktober 1994,
  • 0,05 gewichtsprocent met ingang van 1 oktober 1996.

De Lid-Staten zorgen ervoor dat bovenbedoelde dieselbrandstoffen met een zwavelgehalte van ten hoogste 0,05 gewichtsprocent geleidelijk beschikbaar komen.

  • 2. 
    De Lid-Staten verbieden met ingang van 1 oktober 1994 de handel in andere gasolie of gasolie die gebruikt wordt voor andere toepassingen dan die bedoeld in lid 1, met uitzondering van kerosine voor luchtvaartuigen, binnen de Gemeenschap, indien het zwavelgehalte meer bedraagt dan 0,2 gewichtsprocent.

Vóór 1 januari 1994 brengt de Commissie aan de Raad verslag uit over de bij de bestrijding van zwaveldioxide-emissies gemaakte vorderingen. Tegelijkertijd dient zij, in het meer algemene kader van het beleid ter verbetering van de luchtkwaliteit, bij de Raad een voorstel in om over te gaan naar een tweede fase, waarin uiterlijk op 1 oktober 1999 een lagere waarde van toepassing wordt, en om nieuwe grenswaarden vast te stellen voor kerosine voor luchtvaartuigen.

De Raad neemt, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, uiterlijk op 31 juli 1994 een besluit.

  • 3. 
    Indien een Lid-Staat ten gevolge van een plotselinge verandering in de voorziening met ruwe aardolie of aardolieprodukten moeilijkheden ondervindt om de grenswaarden voor het zwavelgehalte van gasolie in acht te nemen, stelt hij de Commissie daarvan in kennis. De Commissie mag op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat gedurende ten hoogste zes maanden een hogere grenswaarde toestaan, in welk geval zij de Raad in kennis stelt van haar besluit. Iedere Lid-Staat kan het besluit van de Commissie binnen een maand bij de Raad betwisten. De Raad kan binnen twee maanden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Tot en met 30 september 1999 mag de Regering van Griekenland bij wijze van afwijking toestaan dat gasolie voor de scheepvaart met een zwavelgehalte van meer dan 0,2 gewichtsprocent in de handel wordt gebracht.

Artikel 3

De Lid-Staten mogen vanaf de in artikel 2, leden 1 en 2, vastgestelde data van toepassing het op de markt brengen van gasolie niet verbieden, beperken of belemmeren op grond van het zwavelgehalte, indien deze gasolie aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet.

Artikel 4

  • 1. 
    De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om door middel van steekproeven het zwavelgehalte van de op de markt gebrachte gasolie te controleren.
  • 2. 
    De referentiemethode voor het bepalen van het zwavelgehalte van de op de markt gebrachte gasolie is methode ISO 8754. De statistische interpretatie van de resultaten van de controles ter bepaling van het zwavelgehalte van op de markt gebrachte gasolie dient volgens ISO-norm 4259 (editie 1979) te geschieden.

Artikel 5

Met ingang van 1 oktober 1994 wordt Richtlijn 75/716/EEG vervangen door deze richtlijn.

Artikel 6

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 oktober 1994 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 23 maart 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • S. 
    AUKEN
  • (1) 
    PB nr. C 174 van 5. 7. 1991, blz. 18, en PB nr. C 120 van 12. 5. 1992, blz. 12.
  • (2) 
    PB nr. C 94 van 13. 4. 1992, blz. 209, en PB nr. C 337 van 21. 12. 1992.
  • (3) 
    PB nr. C 14 van 20. 1. 1992, blz. 17.
  • (4) 
    PB nr. L 307 van 27. 11. 1975, blz. 22. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 87/219/EEG (PB nr. L 91 van 3. 4. 1987, blz. 19).
  • (5) 
    PB nr. C 112 van 20. 12. 1973, blz. 1, PB nr. C 139 van 13. 6. 1977, blz. 1, en PB nr. C 46 van 17. 2. 1983, blz. 1.
  • (6) 
    PB nr. L 171 van 27. 6. 1981, blz. 11.
  • (7) 
    PB nr. L 76 van 6. 4. 1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/441/EEG (PB nr. L 242 van 30. 8. 1991, blz. 1).
  • (8) 
    PB nr. L 36 van 9. 2. 1988, blz. 33. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/542/EEG (PB nr. L 295 van 25. 10. 1991, blz. 1).

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.