Richtlijn 1993/74 - Diervoeders met bijzonder voedingsdoel

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31993L0074

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31993L0074

Richtlijn 93/74/EEG van de Raad van 13 september 1993 betreffende diervoeders met bijzonder voedingsdoel

Publicatieblad Nr. L 237 van 22/09/1993 blz. 0023 - 0027

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 52 blz. 0145

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 52 blz. 0145

RICHTLIJN 93/74/EEG VAN DE RAAD van 13 september 1993 betreffende diervoeders met bijzonder voedingsdoel

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat diervoeders met bijzonder voedingsdoel een steeds belangrijker plaats gaan innemen in de voeding van huisdieren; dat die produkten ook aan gebruiksdieren worden toegediend;

Overwegende dat bij de verkoop van in deze richtlijn bedoelde voeders in enkele Lid-Staten reeds de aandacht van de gebruikers wordt gevestigd op de bijzondere samenstelling van het produkt;

Overwegende dat een gemeenschappelijke definitie van de betrokken produkten moet worden vastgesteld; dat in die definitie moet worden bepaald dat produkten die worden aangeboden als produkten om in bijzondere voedingsbehoeften te voorzien, een bijzondere samenstelling moeten hebben of volgens een speciaal procédé moeten zijn vervaardigd; dat het van essentieel belang is het principe vast te leggen dat de bedoelde voeders zich door hun eigenschappen en hun doel duidelijk moeten onderscheiden zowel van gewone diervoeders als van diervoeders met medicinale werking;

Overwegende dat de samenstelling en de vervaardiging van diervoeders met bijzonder voedingsdoel speciaal moeten zijn afgestemd op de specifieke voedingsbehoeften van de categorieën huisdieren of gebruiksdieren waarvan het spijsverterings- of het absorptiemechanisme dan wel het metabolisme verstoord dreigt te worden of tijdelijk of onherstelbaar verstoord is;

Overwegende dat er, bij de vaststelling van regels voor het in de handel brengen van diervoeders met bijzonder voedingsdoel, voor moet worden gezorgd dat die voeders werkelijk heilzaam zijn voor de betrokken dieren; dat de voeders daarom altijd van goede handelskwaliteit moeten zijn; dat zij geen enkel gevaar voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu mogen opleveren en niet op een misleidende manier in de handel mogen worden gebracht;

Overwegende dat deze richtlijn van toepassing is onverminderd de andere communautaire bepalingen inzake diervoeding, en met name de voorschriften die voor mengvoeders gelden;

Overwegende dat aan de gebruiker een juiste en relevante informatie moet worden verstrekt over de beschikbare diervoeders met bijzonder voedingsdoel;

Overwegende dat, om voeders die aan de bij deze richtlijn vastgestelde criteria voldoen te onderscheiden van andere voeders, het woord "voeder" moet worden vervangen door het woord "dieetvoeder";

Overwegende dat, zoals voor gewone voeders, ten minste het gehalte aan analytische bestanddelen die in aanzienlijke mate bepalend zijn voor de kwaliteit van het voeder, moet worden vermeld; dat moet worden bepaald dat ook het gehalte aan sommige aanvullende analytische bestanddelen die aan het voeder zijn hoedanigheid van dieetvoeder geven, moet worden vermeld;

Overwegende dat voorts alle producenten van diervoeder met bijzonder voedingsdoel een aantal nuttige inlichtingen voor de gebruiker op het etiket moeten kunnen vermelden;

Overwegende dat het niet noodzakelijk is te bepalen dat diervoeders met bijzonder voedingsdoel slechts op voorschrift van de dierenarts mogen worden geleverd, aangezien deze produkten geen geneesmiddelen in de zin van Richtlijn 65/65/EEG van de Raad van 26 januari 1965 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake farmaceutische specialiteiten (4) bevatten, maar dat met het oog op een juist gebruik van de voeders met een zeer specifiek karakter de gebruiker gewaarschuwd dient te worden dat het wenselijk is vóór het gebruik een specialist te raadplegen;

Overwegende dat ten aanzien van voeders bestemd voor de voedingsbehoeften van dieren waarvan het spijsverterings- of absorptiemechanisme dan wel het metabolisme onherstelbaar verstoord is, of die zich in een pathologische toestand bevinden welke medisch toezicht noodzakelijk maakt, moet worden voorzien in de mogelijkheid aanvullende etiketteringsvoorschriften vast te stellen waarin wordt bepaald dat de gebruiker moet worden aangeraden om vooraf het advies van een dierenarts in te winnen, in plaats van de algemene aanbeveling om een specialist te raadplegen;

Overwegende dat voorts op communautair niveau een positieve lijst moet worden opgesteld van de beoogde bestemmingen van diervoeders met bijzonder voedingsdoel, onder vermelding van het precieze gebruik, de essentiële voedingskenmerken, de verplichte dan wel facultatieve vermeldingen, alsmede bijzondere etiketteringsvoorschriften; dat deze lijst, gezien haar belang voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, tijdig moet worden vastgesteld;

Overwegende dat bij het in de handel brengen van diervoeders met bijzonder voedingsdoel die aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen, geen enkele beperking mag gelden inzake samenstelling, produktieprocédé, aanbiedingsvorm of etikettering;

Overwegende dat ingeval een produkt een gevaar inhoudt voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, een Lid-Staat zich, op basis van een uitvoerige motivering, tot de Commissie moet kunnen wenden opdat passende maatregelen worden genomen;

Overwegende dat voor alle gevallen waarin de Raad aan de Commissie bevoegdheden verleent voor de uitvoering van de voorschriften inzake diervoeders met bijzonder voedingsdoel, moet worden voorzien in een procedure waarbij in het kader van het bij Besluit 70/372/EEG (5) ingestelde Permanent Comité voor veevoeders een nauwe samenwerking tot stand wordt gebracht tussen de Lid-Staten en de Commissie;

Overwegende dat moet worden gezorgd voor een doeltreffende controle op diervoeders met bijzonder voedingsdoel; dat de gebruikelijke middelen van de controlediensten in bepaalde gevallen ontoereikend kunnen zijn om na te gaan of het betrokken voeder werkelijk de bijzondere voedingskenmerken heeft die eraan worden toegeschreven; dat derhalve moet worden bepaald dat de persoon die voor het op de markt brengen van het betrokken voeder verantwoordelijk is, in gevallen waarin er aanleiding tot wantrouwen bestaat, de controledienst zo nodig bij de uitvoering van zijn werkzaamheden moet bijstaan,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Deze richtlijn heeft betrekking op diervoeders met bijzonder voedingsdoel.
  • 2. 
    De Lid-Staten schrijven voor dat diervoeders met bijzonder voedingsdoel alleen in de handel mogen worden gebracht indien
  • zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 3,
  • zij voldoen aan de etiketteringsvoorschriften van artikel 5, en
  • hun bestemming voorkomt op de overeenkomstig artikel 6 vastgestelde lijst en indien zij voldoen aan de overige voorschriften van deze lijst.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

  • a) 
    diervoeders: produkten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, en de afgeleide produkten van hun industriële verwerking, alsmede organische of anorganische stoffen, enkelvoudig of gemengd, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg;
  • b) 
    mengvoeders: mengsels van produkten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, of van afgeleide produkten van hun industriële verwerking, dan wel van organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg in de vorm van volledige diervoeders of aanvullende diervoeders;
  • c) 
    diervoeders met bijzonder voedingsdoel: mengvoeders die zich, op grond van hun bijzondere samenstelling of het bijzondere bij hun vervaardiging toegepaste procédé, duidelijk onderscheiden van zowel gewone diervoeders als van de produkten die zijn gedefinieerd in Richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking (6), en die als geschikt voor specifieke voedingsbehoeften worden aangeboden;
  • d) 
    bijzonder voedingsdoel: het voldoen aan de specifieke voedingsbehoeften van bepaalde categorieën huisdieren of gebruiksdieren waarvan het spijsverterings- of het absorptiemechanisme dan wel het metabolisme verstoord dreigt te worden of tijdelijk of onherstelbaar verstoord is, welke dieren bijgevolg baat kunnen hebben bij de opneming van aan hun toestand aangepast voeder.

Artikel 3

De Lid-Staten schrijven voor dat de in artikel 1, lid 1, bedoelde voeders door hun aard of hun samenstelling geschikt moeten zijn voor het bijzondere voedingsdoel waarvoor zij bestemd zijn.

Artikel 4

Deze richtlijn is, onder voorbehoud van haar specifieke bepalingen, van toepassing onverminderd de communautaire bepalingen inzake:

  • a) 
    mengvoeders;
  • b) 
    toevoegingsmiddelen in de veevoeding;
  • c) 
    ongewenste stoffen en produkten in diervoeders;
  • d) 
    bepaalde in diervoeding gebruikte produkten.

Artikel 5

Naast de etiketteringsvoorschriften als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad van 2 april 1979 betreffende de handel in mengvoeders (7) schrijven de Lid-Staten het volgende voor:

  • 1. 
    de volgende aanvullende vermeldingen moeten op de daarvoor gereserveerde plaats op de verpakking, de recipiënt of het etiket van de in artikel 1, lid 1, bedoelde voeders voorkomen:
  • a) 
    de kwalificatie "dieetvoeder" te zamen met de benaming van het voeder;
  • b) 
    de precieze bestemming, dat wil zeggen het bijzondere voedingsdoel;
  • c) 
    de essentiële voedingskenmerken van het voeder;
  • d) 
    de in kolom 4 van de bijlage voorgeschreven vermeldingen betreffende het bijzondere voedingsdoel;
  • e) 
    de aanbevolen gebruiksduur van het voeder.

Bovenstaande gegevens moeten overeenkomen met de inhoud van de in de bijlage bedoelde lijst van bestemmingen en met de overeenkomstig artikel 6, onder b), vast te stellen algemene bepalingen;

  • 2. 
    andere dan de in punt 1 bedoelde gegevens mogen op de daartoe bestemde plaats worden vermeld mits hierin wordt voorzien overeenkomstig artikel 6, onder a);
  • 3. 
    onverminderd artikel 5 sexies van Richtlijn 79/373/EEG mag op de etikettering van de in artikel 1, lid 1, bedoelde voeders worden verwezen naar een specifieke pathologische toestand indien deze overeenkomt met het voedingsdoel als omschreven in de uit hoofde van artikel 6, onder a), opgestelde lijst van bestemmingen;
  • 4. 
    het etiket of de gebruiksaanwijzing van de in artikel 1, lid 1, bedoelde voeders dient de vermelding te dragen "Aangeraden wordt om vóór gebruik een specialist te raadplegen.".

In de in de bijlage bedoelde lijst van bestemmingen kan evenwel worden bepaald dat deze vermelding voor specifieke dieetvoeders moet worden vervangen door een aanbeveling om vooraf het advies van een dierenarts in te winnen;

  • 5. 
    de bepalingen van artikel 5 quater, lid 5, van Richtlijn 79/373/EEG zij eveneens van toepassing op de in artikel 1, lid 1, bedoelde voeders bestemd voor andere dieren dan huisdieren;
  • 6. 
    voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde voeders mag in de etikettering tevens de aandacht worden gevestigd op de aanwezigheid of het lage gehalte van een of meer analytische bestanddelen die kenmerkend zijn voor het voeder. In dat geval moet het minimum- dan wel het maximumgehalte van het analytische bestanddeel of de analytische bestanddelen, uitgedrukt in gewichtspercenten van het voeder, duidelijk worden aangegeven in de lijst van vermelde analytische bestanddelen;
  • 7. 
    de kwalificatie "dieetvoeder" mag uitsluitend worden gebruikt voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde voeders.

In de etikettering en de aanbiedingsvorm van die voeders zijn andere kwalificaties dan "dieetvoeder" verboden;

  • 8. 
    niettegenstaande de bepalingen van artikel 5 quater, lid 3, van Richtlijn 79/373/EEG mogen de ingrediënten worden vermeld als categorieën waarin verscheidene ingrediënten worden gegroepeerd, zelfs wanneer de vermelding van bepaalde ingrediënten met hun specifieke naam vereist is ter staving van de voedingskenmerken van het voeder.

Artikel 6

Volgens de procedure van artikel 9

  • a) 
    wordt uiterlijk op 30 juni 1994 overeenkomstig de bijlage een lijst van bestemmingen opgesteld. Deze lijst bevat
  • de in artikel 5, punt 1, onder b), c), d) en e), bedoelde vermeldingen, en
  • zo nodig, de in artikel 5, punt 2, en artikel 5, punt 4, tweede alinea, bedoelde vermeldingen;
  • b) 
    kunnen algemene bepalingen in verband met de onder a) bedoelde vermeldingen, waaronder toepasselijke toleranties, worden vastgesteld;
  • c) 
    kunnen de overeenkomstig a) en b) aangenomen maatregelen ten gevolge van wetenschappelijke en technische ontwikkelingen worden gewijzigd.

Artikel 7

De Lid-Staten zien erop toe dat de in artikel 1, lid 1, bedoelde voeders niet, om redenen die verband houden met de bepalingen van deze richtlijn, aan andere beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen worden onderworpen dan die welke bij deze richtlijn zijn voorgeschreven.

Artikel 8

  • 1. 
    Als een Lid-Staat constateert dat het gebruik van in artikel 1, lid 1, bedoelde voeders of het gebruik ervan overeenkomstig de eventueel vastgestelde voorschriften een gevaar oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, deelt hij dat met een omstandige motivering aan de Commissie mee.
  • 2. 
    De Commissie leidt zo spoedig mogelijk de in artikel 9 vastgestelde procedure in om, indien nodig, passende maatregelen te nemen.

Artikel 9

  • 1. 
    In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter van het Permanent Comité voor veevoeders, hierna "Comité" genoemd, deze procedure bij het Comité in, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een Lid-Staat.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig voornoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
  • 3. 
    De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld, behalve wanneer de Raad zich met gewone meerderheid van stemmen tegen genoemde maatregelen heeft uitgesproken.

Artikel 10

Met het oog op een doeltreffende officiële controle op de in artikel 1, lid 1, bedoelde voeders gelden de volgende specifieke bepalingen:

  • 1. 
    de Lid-Staten treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de fabricage of het in de handel brengen de officiële controle van de naleving van de in deze richtlijn vervatte voorwaarden ten minste steekproefsgewijze wordt uitgevoerd;
  • 2. 
    de bevoegde instantie is gemachtigd om zo nodig de persoon die verantwoordelijk is voor het op de markt brengen van het produkt te vragen de gegevens en informatie mede te delen waaruit de conformiteit van de voeders met deze richtlijn blijkt.

Voor zover deze gegevens in een gemakkelijk te raadplegen publikatie vermeld staan, volstaat een verwijzing naar die publikatie.

Artikel 11

De hieronder genoemde richtlijnen worden als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    in Richtlijn 74/63/EEG van de Raad van 17 december 1973 tot vaststelling van maximumgehalten aan ongewenste stoffen en produkten in diervoeders (8) wordt aan artikel 1, lid 2, het volgende punt toegevoegd:

"f) diervoeders met bijzonder voedingsdoel;";

  • 2. 
    in Richtlijn 79/373/EEG wordt:
  • a) 
    aan artikel 1, lid 2, het volgende punt toegevoegd:

"h) diervoeders met bijzonder voedingsdoel;";

  • b) 
    artikel 5 sexies, tweede alinea, eerste streepje, vervangen door:

"- mogen er niet toe strekken dat de aanwezigheid of het gehalte wordt vermeld van andere analytische bestanddelen dan die welke worden vermeld overeenkomstig artikel 5 van deze richtlijn of artikel 5, lid 2, van Richtlijn 93/74/EEG van de Raad van 13 september 1993 betreffende diervoeders met bijzonder voedingsdoel (*)

(*) PB nr. L 237 van 22. 9. 1993, blz. 23.";

  • 3. 
    in Richtlijn 82/471/EEG van de Raad van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte produkten (9) aan artikel 1, lid 2, het volgende punt toegevoegd:

"f) diervoeders met bijzonder voedingsdoel.".

Artikel 12

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 1995 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Artikel 13

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 13 september 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

Ph. MAYSTADT

  • (1) 
    PB nr. C 231 van 9. 9. 1992, blz. 6.
  • (2) 
    PB nr. C 21 van 25. 1. 1993, blz. 73.
  • (3) 
    PB nr. C 73 van 15. 3. 1993, blz. 25.
  • (4) 
    PB nr. 22 van 9. 2. 1965, blz. 369/65.
  • (5) 
    PB nr. L 170 van 3. 8. 1970, blz. 1.
  • (6) 
    PB nr. L 92 van 7. 4. 1990, blz. 42.
  • (7) 
    PB nr. L 86 van 6. 4. 1979, blz. 30.
  • (8) 
    PB nr. L 38 van 11. 2. 1974, blz. 31.
  • (9) 
    PB nr. L 213 van 21. 7. 1982, blz. 8.

BIJLAGE

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.