Richtlijn 1994/35 - Zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt
Publicatieblad Nr. L 237 van 10/09/1994 blz. 0003 - 0012
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 27 blz. 0005
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 27 blz. 0005
RICHTLIJN 94/35/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 30 juni 1994 inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,
Gelet op Richtlijn 89/107/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake levensmiddelenadditieven die in voor menselijke voeding bestemde waren mogen worden gebruikt (1), inzonderheid op artikel 3, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding,
Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (4),
Overwegende dat de verschillen tussen de nationale wetgevingen inzake zoetstoffen en de gebruiksvoorwaarden daarvan een belemmering vormen voor het vrije verkeer van levensmiddelen; dat deze verschillen ongelijke concurrentievoorwaarden kunnen scheppen;
Overwegende dat bij alle voorschriften betreffende zoetstoffen en de gebruiksvoorwaarden daarvan in de eerste plaats moet worden uitgegaan van de noodzaak om de consument te beschermen en voor te lichten;
Overwegende dat het gebruik van deze stoffen, gelet op de meest recente wetenschappelijke en toxicologische informatie die daarover beschikbaar is, alleen in bepaalde levensmiddelen en onder bepaalde gebruiksvoorwaarden mag worden toegelaten;
Overwegende dat deze richtlijn geen afbreuk doet aan de voorschriften met betrekking tot andere functies dan de zoetkracht van de stoffen die onder deze richtlijn vallen;
Overwegende dat het gebruik van zoetstoffen ter vervanging van suiker verantwoord is bij de produktie van levensmiddelen met verminderde verbrandingswaarde, niet-tandbederf-verwekkende levensmiddelen of levensmiddelen zonder toegevoegde suiker, wanneer de houdbaarheid door vervanging van suiker wordt verlengd, en bij de produktie van dieetvoeding,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
-
1.Deze richtlijn is een bijzondere richtlijn in het kader van de algemene richtlijn in de zin van artikel 3 van Richtlijn 89/107/EEG.
-
2.Deze richtlijn is van toepassing op levensmiddelenadditieven, hierna "zoetstoffen" genoemd, die worden gebruikt
-
-om aan levensmiddelen een zoete smaak te geven,
-
-als tafelzoetstoffen.
-
3.In de zin van deze richtlijn worden de vermeldingen "zonder toegevoegde suikers" en "met verminderde verbrandingswaarde" in de derde kolom van de bijlage als volgt gedefinieerd:
-
-"zonder toegevoegde suikers": waaraan geen mono- of disacchariden of een om zijn zoetkracht gebruikt levensmiddel zijn toegevoegd;
-
-"met verminderde verbrandingswaarde": met een verbrandingswaarde waarvan de vermindering in vergelijking met het oorspronkelijke levensmiddel of een soortgelijk produkt ten minste 30 % bedraagt.
-
4.Deze richtlijn is niet van toepassing op levensmiddelen met zoetkracht.
Artikel 2
-
1.Alleen de in de bijlage opgenomen zoetstoffen mogen met het oog op
-
-de verkoop ervan aan de eindverbruiker of
-
-het gebruik ervan voor de vervaardiging van levensmiddelen
in de handel worden gebracht.
-
2.De in lid 1, tweede streepje, bedoelde zoetstoffen mogen alleen worden gebruikt voor de vervaardiging van de in de bijlage genoemde levensmiddelen, en wel onder de aldaar gespecificeerde voorwaarden.
-
3.Behoudens bijzondere bepalingen mogen zoetstoffen overeenkomstig Richtlijn 89/398/EEG (5) niet worden gebruikt in levensmiddelen die voor zuigelingen en peuters of kleuters zijn bestemd.
-
4.De in de bijlage aangegeven maximale gebruiksdoses hebben betrekking op gebruiksklare levensmiddelen die volgens de gebruiksaanwijzing bereid zijn.
Artikel 3
-
1.Deze richtlijn is van toepassing onverminderd de bijzondere richtlijnen waarbij het gebruik van de in de bijlage genoemde additieven voor een ander doel dan zoetkracht wordt toegestaan.
-
2.Deze richtlijn is eveneens van toepassing onverminderd de communautaire bepalingen betreffende de samenstelling en de omschrijving van levensmiddelen.
Artikel 4
Wanneer er twijfel bestaat over de vraag of er in het kader van deze richtlijn in een bepaald levensmiddel zoetstoffen mogen worden gebruikt, kan volgens de procedure van artikel 7 worden besloten of dat levensmiddel moet worden beschouwd als een levensmiddel dat in een van de in de derde kolom van de bijlage bedoelde categorieën is ingedeeld.
Artikel 5
-
1.De verkoopbenaming van tafelzoetstoffen moet de vermelding "tafelzoetstof op basis van . . ." bevatten, gevolgd door de naam of de namen van de zoetstoffen die voor de samenstelling ervan zijn gebruikt.
-
2.Op de etikettering van tafelzoetstoffen die polyolen en/of aspartaam bevatten, moeten de volgende waarschuwingen voorkomen:
-
-polyolen: "een overmatig gebruik kan een laxerend effect hebben";
-
-aspartaam: "bevat een bron van fenylalanine".
Artikel 6
Vóór het verstrijken van de in artikel 9, lid 1, eerste streepje, bedoelde termijn worden volgens de procedure van artikel 7 bepalingen vastgesteld die betrekking hebben op:
-
-de vermeldingen die moeten voorkomen in de etikettering van levensmiddelen die zoetstoffen bevatten, teneinde op dit kenmerk de aandacht te vestigen,
-
-de waarschuwingen in verband met de aanwezigheid van bepaalde zoetstoffen in levensmiddelen.
Artikel 7
-
1.In de gevallen waarin de in dit artikel omschreven procedure moet worden toegepast, leidt de voorzitter van het Permanent Comité voor levensmiddelen, hierna het Comité genoemd, deze procedure bij het Comité in, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat.
-
2.De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
-
3.a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.
-
b)Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
Indien de Raad, na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.
Artikel 8
-
1.Binnen drie jaar na de aanneming van deze richtlijn voeren de Lid-Staten, op grond van de algemene criteria voor het gebruik van levensmiddelenadditieven van punt 4 van bijlage II van Richtlijn 89/107/EEG, een systeem in voor geregeld toezicht op de consumptie van zoetstoffen door de consument.
De regels in verband met dit toezichtsysteem worden volgens de procedure van artikel 7 gecoördineerd.
-
2.Binnen vijf jaar na de aanneming van deze richtlijn dient de Commissie, aan de hand van de informatie die zij dank zij dit toezichtsysteem heeft verkregen, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de veranderingen die op de zoetstoffenmarkt hebben plaatsgevonden, over de hoeveelheden die worden gebruikt en over eventueel noodzakelijke extra beperkingen van de gebruiksvoorwaarden, ook door middel van passende waarschuwingen voor de consument, teneinde een eventuele overschrijding van de aanvaardbare dagelijkse dosis te voorkomen. Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze richtlijn.
Artikel 9
-
1.De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 31 december 1995 aan deze richtlijn te voldoen. Deze bepalingen moeten
-
-de handel in en het gebruik van produkten die aan deze richtlijn voldoen, uiterlijk op 31 december 1995 toestaan,
-
-de handel in en het gebruik van produkten die niet aan deze richtlijn voldoen, uiterlijk op 30 juni 1996 verbieden. Produkten die vóór deze datum in de handel gebracht of geëtiketteerd zijn en die niet aan deze richtlijn voldoen, mogen echter worden verhandeld totdat de voorraden zijn uitgeput.
De Lid-Staten stellen de Commissie van de vastgestelde bepalingen in kennis.
-
2.Wanneer de Lid-Staten de in lid 1 bedoelde bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.
Artikel 10
Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 11
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Brussel, 30 juni 1994.
Voor het Europees Parlement
De Voorzitter
-
E.KLEPSCH
Voor de Raad
De Voorzitter
-
A.BALTAS
-
(1)PB nr. L 40 van 11. 2. 1989, blz. 27. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 94/34/EG (zie bladzijde 1 van dit Publikatieblad).
-
(2)PB nr. C 206 van 13. 8. 1992, blz. 3.
-
(3)PB nr. C 332 van 16. 12. 1992, blz. 10.
-
(4)Advies van het Europees Parlement van 29 oktober 1993 (PB nr. C 305 van 23. 11. 1993), bevestigd op 2 december 1993 (PB nr. C 342 van 20. 12. 1993), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 11 november 1993 (nog niet in het Publikatieblad verschenen) en besluit van het Europees Parlement van 9 maart 1994 (PB nr. C 91 van 28. 3. 1994, blz. 81).
-
(5)PB nr. L 186 van 30. 6. 1989, blz. 27.
BIJLAGE
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.