Besluit 1998/253 - Aanneming van een gemeenschappelijk meerjarenprogramma om de totstandbrenging van de informatiemaatschappij in Europa te stimuleren "Informatiemaatschappij"

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31998D0253

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31998D0253

98/253/EG: Beschikking van de Raad van 30 maart 1998 tot aanneming van een communautair meerjarenprogramma om de totstandbrenging van de informatiemaatschappij in Europa te stimuleren "Informatiemaatschappij"

Publicatieblad Nr. L 107 van 07/04/1998 blz. 0010 - 0015

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 30 maart 1998 tot aanneming van een communautair meerjarenprogramma om de totstandbrenging van de informatiemaatschappij in Europa te stimuleren "Informatiemaatschappij"

(98/253/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

  • (1) 
    Overwegende dat door de totstandbrenging van de informatiemaatschappij, met name door de invoering van nieuwe vormen van economische, politieke en sociale betrekkingen, de Gemeenschap kan worden geholpen om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van de volgende eeuw, met name het scheppen van werkgelegenheid, zoals aangegeven in het Witboek "Groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid - naar de 21e eeuw: wegen en uitdagingen";
  • (2) 
    Overwegende dat de Europese Raad van 24 en 25 juni 1994 op Korfoe nota heeft genomen van de aanbevelingen van de groep van vooraanstaanden met betrekking tot de informatiemaatschappij zoals neergelegd in het verslag "Europa en de wereldwijde informatiemaatschappij" en de Commissie een actieplan heeft opgesteld met concrete maatregelen op het niveau van de Gemeenschap en de lidstaten;
  • (3) 
    Overwegende dat de Europese Raad van 21 en 22 juni 1996 te Florence gewezen heeft op het potentieel van de informatiemaatschappij voor onderwijs en opleiding, werkorganisatie en werkgelegenheid;
  • (4) 
    Overwegende dat het tempo van de vooruitgang die wordt geboekt bij de ontwikkeling van de informatiemaatschappij in grote mate afhangt van het feit of burgers en publieke en particuliere organisaties de toepassingsmogelijkheden van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën om aan de behoeften van particulieren en het bedrijfsleven tegemoet te komen, kennen, begrijpen en steunen;
  • (5) 
    Overwegende dat het voor de totstandbrenging van de informatiemaatschappij nodig is dat alle burgers, ondernemingen of openbare organisaties, overal in de Gemeenschap, kunnen beschikken over de informatie waaraan zij behoefte hebben;
  • (6) 
    Overwegende dat door de totstandbrenging van de informatiemaatschappij de aard en de inhoud van menselijke activiteiten op alle gebieden geleidelijk zullen veranderen en er over de sectoren heen belangrijke effecten zullen zijn op werkgebieden die tot nu toe los van elkaar stonden;
  • (7) 
    Overwegende dat bij het vaststellen van de maatregelen die nodig zijn om de informatiemaatschappij tot stand te brengen, rekening dient te worden gehouden met de economische en sociale samenhang van de Gemeenschap en met de continuïteit van de werking van de interne markt;
  • (8) 
    Overwegende dat de omschrijving van deze maatregelen voorbereidende analyses vereist om meer inzicht te verkrijgen in de verschillende gebieden die door de activiteiten van de Gemeenschap met betrekking tot de informatiemaatschappij kunnen worden beïnvloed;
  • (9) 
    Overwegende dat het eerste interimverslag van de werkgroep van deskundigen op hoog niveau betreffende de sociale en maatschappelijke aspecten van de informatiemaatschappij, daterend van januari 1996, een reeks van eerste overwegingen bevatte met het oog op de voorbereiding van een definitief beleidsverslag;
  • (10) 
    Overwegende dat in het eerste jaarrapport dat het Forum Informatiemaatschappij in juni 1996 bij de Europese Commissie indiende, wordt aanbevolen dat de Commissie in de gehele Europese Unie bewustmakingsinitiatieven neemt, activiteiten stimuleert die het meest geschikt zijn ter bevordering van de beste praktijk, het gebruik van nieuwe technologieën bevordert, extra aandacht geeft aan het verkennen van de economische en sociale implicaties van de informatiemaatschappij en aan de zorg dat mensen met handicaps gelijke toegang krijgen tot de informatiemaatschappij;
  • (11) 
    Overwegende dat de Commissie op 24 juli 1996 een groenboek "Leven en werken in de informatiemaatschappij : de mens centraal" goedkeurde, dat bedoeld is om de politieke, sociale en maatschappelijke dialoog over de belangrijkste sociale en maatschappelijke aspecten van de informatiemaatschappij te verdiepen; aan de hand van de ontvangen reacties zal de Commissie in 1997 actievoorstellen presenteren;
  • (12) 
    Overwegende dat bij de maatregelen die nodig zijn om de informatiemaatschappij tot stand te brengen, rekening dient te worden gehouden met de wereldwijde dimensie van de informatiemaatschappij;
  • (13) 
    Overwegende dat op de Ministeriële Conferentie van de G7 over informatiemaatschappij en ontwikkeling in Midrand, Zuid-Afrika, van 13 tot 15 mei 1996 is erkend dat het "informatiemaatschappijmodel" moet worden nagestreefd ten behoeve van de ontwikkelingslanden, teneinde in te gaan op hun unieke behoeften en uitdagingen, hun duurzame groei te ondersteunen en ervoor te zorgen dat zij effectief deelnemen aan de tot stand komende "elektronische" wereldeconomie;
  • (14) 
    Overwegende dat op de Conferentie van Rome op 30 en 31 mei 1996 is erkend dat een van de elementen van de politieke dialoog tussen de Gemeenschap en de twaalf landen die betrokken zijn bij het Euro-mediterrane partnerschap, dat in november 1995 van start ging met de Conferentie van Barcelona, inderdaad de constructie is van een werkelijk open informatiemaatschappij in de mediterrane regio, waarbij gebruikers, fabrikanten en aanbieders van informatie- en communicatietechnologieën in termen van groei, concurrentiekracht en werkgelegenheid baat zullen hebben;
  • (15) 
    Overwegende dat op het tweede Forum van de Europese Unie/Midden- en Oosteuropese landen over de informatiemaatschappij in Praag op 12 en 13 september 1996 bevestigd is dat de kwesties die bij de ontwikkeling van de informatiemaatschappij een rol spelen bijzonder belangrijk zijn voor Europese landen die hun economie hervormen en gewezen is op de noodzaak om discussie- en informatieplatformen ter beschikking te stellen;
  • (16) 
    Overwegende dat er geen doublures mogen komen van bestaande actiemogelijkheden, bijvoorbeeld op de gebieden onderzoek en ontwikkeling, transeuropese netwerken, informatie-inhoud, sociaal beleid en normalisatie;
  • (17) 
    Overwegende dat de voortgang van dit programma voortdurend en systematisch dient te worden gevolgd; dat aan het eind van dit programma een evaluatie van de verkregen resultaten dient te worden verricht in het licht van de in deze beschikking uiteengezette doelstellingen;
  • (18) 
    Overwegende dat de duur van het programma moet worden vastgesteld;
  • (19) 
    Overwegende dat in deze beschikking voor de gehele looptijd van het programma een financieel referentiebedrag wordt opgenomen in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995, waarbij de in het Verdrag vastgestelde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet worden gelaten;
  • (20) 
    Overwegende dat het Verdrag voor de vaststelling van deze beschikking in geen andere bevoegdheden voorziet dan die van artikel 235,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Hierbij wordt het programma "Informatiemaatschappij" vastgesteld met de volgende doelstellingen:

  • bewerkstelligen dat het publiek zich meer bewust wordt van de potentiële effecten van de informatiemaatschappij en haar nieuwe toepassingen overal in Europa en dat het deze beter begrijpt, zulks door de mensen meer te motiveren en beter in staat te stellen deel te nemen aan de omschakeling naar de informatiemaatschappij;
  • de sociaal-economische voordelen die de informatiemaatschappij in Europa biedt, optimaliseren door middel van een analyse van de technische, economische, sociale en regelgevingsaspecten ervan, door de uitdagingen die ontstaan door de overgang naar de informatiemaatschappij, onder meer met betrekking tot de werkgelegenheid, te evalueren en door synergie en samenwerking tussen Europese en nationale niveaus te bevorderen;
  • de rol en de aanwezigheid van Europa versterken in het kader van de mondiale dimensie van de informatiemaatschappij.

De geplande activiteiten zijn sectoroverschrijdende maatregelen die communautaire maatregelen op andere gebieden aanvullen. Zij mogen geen doublures vormen van werkzaamheden op deze gebieden die in het kader van andere communautaire programma's worden uitgevoerd. Om overlappingen te voorkomen, andere initiatieven aan te vullen en extra deskundigheid in dit programma te introduceren, worden de communautaire programma's die daarvoor in aanmerking komen, betrokken bij de te ontwikkelen activiteiten.

Het programma moet ook een gemeenschappelijk raamwerk bieden voor aanvullende en synergetische interactie op Europees niveau tussen de verschillende nationale/regionale/lokale initiatieven voor de totstandbrenging van de informatiemaatschappij, in het bijzonder middels de ondersteuning door het comité van artikel 5, lid 1, zodat, met volledige toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, gebruik wordt gemaakt van de beschikbare faciliteiten en de doorzichtigheid en samenwerking op Europees niveau worden verbeterd.

Artikel 2

Om de doelstellingen als bedoeld in artikel 1 te bereiken, worden de volgende categorieën maatregelen genomen:

  • a) 
    bewustmakingsmaatregelen in Europa:
  • waar nodig een meerwaarde toevoegen aan plaatselijke, nationale en grensoverschrijdende initiatieven ter bevordering van een beter begrip, bijvoorbeeld door de verspreiding van informatie, van de kansen, voordelen en mogelijke risico's van de informatiemaatschappij, ongeacht of die initiatieven nu gericht zijn op het grote publiek of op specifieke doelgroepen,
  • het verzamelen en verspreiden van informatie over de behoeften van burgers en gebruikers met betrekking tot de diensten en toepassingen van de informatiemaatschappij,
  • verdere profilering bij het grote publiek en andere belangstellende partijen van reële projecten die worden uitgevoerd om in hun behoeften te voorzien,
  • het volgen van de mate waarin de mensen zich bewust zijn van en vertrouwd raken met de diensten en toepassingen van de informatiemaatschappij, met name door het bevorderen van regelmatige onderzoeken en de opneming van de nationale onderzoeken in een Europees totaalbeeld,
  • stimulering van de belangstelling van het bedrijfsleven, met name van het midden- en kleinbedrijf (MKB), voor het aanbieden van diensten en toepassingen die aan de behoeften van burgers en gebruikers voldoen, door bijvoorbeeld te wijzen op activiteiten, netwerken en toepassingen van de informatiemaatschappij en op de concrete mogelijkheden die zij biedt,
  • demonstratie van de potentiële effecten van de informatiemaatschappij op regionaal niveau met inbegrip van haar grensoverschrijdende dimensie, bevordering van de uitwisseling van relevante informatie tussen steden en regio's,
  • de ondersteuning van het Forum Informatiemaatschappij, bestaande uit deskundigen die een breed scala aan belangen vertegenwoordigen en afkomstig zijn uit het bedrijfsleven, de universitaire wereld, de media, vakbonden, consumenten- en gebruikersgroepen en adviseren van de Commissie over de uitdagingen die moeten worden aangegaan ten behoeve van de ontwikkeling van de informatiemaatschappij;
  • b) 
    maatregelen om de sociaal-economische voordelen die de informatiemaatschappij in Europa biedt, te optimaliseren:
  • beoordeling van de kansen en belemmeringen waarmee achtergestelde sociale groepen en perifere en minder welvarende regio's te maken kunnen krijgen bij het verkrijgen van toegang tot producten en diensten van de informatiemaatschappij en het gebruik daarvan; aangeven van passende maatregelen om deze hindernissen te overwinnen en de daarmee gepaard gaande voordelen te benutten,
  • analyse van initiatieven die momenteel op Europees en nationaal niveau lopen betreffende de aanbieding van toepassingen, met name op basis van een permanente inventaris van projecten die de ontplooiing van de informatiemaatschappij vergemakkelijken,
  • zorg voor transparantie, op basis van met name een permanente inventaris betreffende lopende programma's en beleid op Europees en nationaal niveau,
  • bijdragen, op basis van erkende beste programma's en praktijken, tot het op Europese schaal ingang doen vinden van succesvolle voorbeelden van beleid, projecten en diensten op het gebied van de informatiemaatschappij,
  • bevordering van de uitwisseling van deskundigheid en ervaringen tussen lopende studies en activiteiten op Europees en nationaal niveau,
  • aanduiding en evaluatie van financieringsmechanismen die nodig zijn voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij, met name die welke kunnen helpen bij de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen voor de ontplooiing van toepassingen van algemeen belang,
  • aanduiding van hinderpalen voor de werking van de interne markt op het gebied van de informatiemaatschappij en overweging van maatregelen om te zorgen dat optimaal voordeel kan worden gehaald uit de ruimte zonder grenzen voor de ontwikkeling ervan, rekening houdend met de taalkundige verscheidenheid,
  • vaststelling van prioriteiten van het MKB en aandacht voor de hinderpalen waarmee het MKB geconfronteerd wordt bij het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT), zulks in nauwe coördinatie met de maatregelen van de Commissie om verschillende groepen van ICT-gebruikers bij de activiteiten te betrekken,
  • de bevordering van computeralfabetisme door de verspreiding van de relevante ervaring die is opgedaan op nationaal en Europees niveau;
  • c) 
    maatregelen ter versterking van de rol en de aanwezigheid van Europa binnen de mondiale dimensie van de informatiemaatschappij:
  • het opmaken van een inventaris van initiatieven die wereldwijd zijn genomen,
  • het uitwisselen van informatie met derde landen, inzonderheid met het oog op het bevorderen van de toegang van die landen tot de mogelijkheden van de informatiemaatschappij,
  • samenwerking bij de voorbereiding van demonstraties, zowel bilateraal als samen met internationale organisaties.

Voor de verschillende bovengenoemde categorieën moet in de jaarlijks vast te stellen werkprogramma's worden aangegeven welke werkterreinen en concrete acties prioritair zijn, waarbij moet worden gestreefd naar een zo hoog mogelijke toegevoegde waarde op Europees niveau.

Artikel 3

Bij het uitvoeren van de in artikel 1 aangegeven doelstellingen en de in artikel 2 omschreven maatregelen kan de Commissie gebruik maken van de passende en nodige middelen, met name:

  • het verlenen van contracten voor de uitvoering van taken met betrekking tot analyses, verkennende studies, uitvoerige studies van specifieke onderwerpen, demonstratieactiviteiten van beperkte omvang, alsmede de coördinatie, evaluatie en medefinanciering van activiteiten;
  • de organisatie van, de deelneming aan en steunverlening voor vergaderingen van deskundigen, conferenties, seminars, raadplegingen van personen of groepen met gezamenlijke belangen, met name met het oog op het bevorderen van de toegang van derde landen tot de mogelijkheden van de informatiemaatschappij;
  • de publicatie en verspreiding van informatie.

Artikel 4

  • 1. 
    Het programma loopt van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2002.
  • 2. 
    Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van bovengenoemd programma bedraagt 25 miljoen ECU. In de bijlage staat een indicatieve uitsplitsing van de uitgaven.
  • 3. 
    De begrotingsautoriteit staat de kredieten binnen het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure en overeenkomstig de financiële vooruitzichten toe.

Artikel 5

  • 1. 
    De Commissie is belast met de uitvoering van het programma en de afstemming ervan op andere communautaire programma's.

De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

  • 2. 
    De in artikel 6 vastgestelde procedure is van toepassing op:
  • de aanneming van het werkprogramma, met inbegrip van de omvang van de financiering;
  • de onderverdeling van de begrotingsuitgaven;
  • de criteria en de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen;
  • de beoordeling van de projecten die overeenkomstig de oproepen tot het indienen van voorstellen voor communautaire financiering zijn ingediend en het geraamde bedrag van de communautaire bijdrage voor elk project zo dit 100 000 ECU of meer bedraagt;
  • de maatregelen betreffende de evaluatie van het programma;
  • deelneming aan projecten door rechtspersonen uit derde landen en internationale organisaties.
  • 3. 
    Indien de in lid 2, vierde streepje, bedoelde communautaire bijdrage minder dan 100 000 ECU bedraagt, stelt de Commissie het comité in kennis van de projecten en van het resultaat van de beoordeling ervan.
  • 4. 
    De Commissie brengt het comité op gezette tijden op de hoogte van de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van het programma in zijn geheel.

Artikel 6

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Indien de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad, na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 7

Het in artikel 2, onder a), tweede streepje, genoemde Forum Informatiemaatschappij kan door het comité worden ingeschakeld voor advies of begeleiding.

Artikel 8

  • 1. 
    Om te waarborgen dat de communautaire steun doeltreffend wordt aangewend, zorgt de Commissie ervoor dat de maatregelen uit hoofde van deze beschikking onderworpen worden aan een doelmatige beoordeling vooraf, controle en een daaropvolgende evaluatie.
  • 2. 
    Tijdens de uitvoering van de maatregelen en na hun voltooiing evalueert de Commissie de wijze waarop ze zijn uitgevoerd en het effect van hun uitvoering om na te gaan of de oorspronkelijke doelstellingen zijn bereikt.
  • 3. 
    De geselecteerde begunstigden leggen aan de Commissie een jaarlijks verslag, of voor projecten van korte duur, een definitief verslag voor.
  • 4. 
    Na twee jaar en aan het eind van de looptijd van het programma dient de Commissie, na bestudering door het in artikel 5, lid 1, bedoelde comité, bij het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een evaluatierapport in over de beste resultaten van de uitvoering van de in artikel 2 bedoelde programmapunten. De Commissie kan op basis van deze resultaten voorstellen doen om het programma bij te sturen.

Artikel 9

Deelneming aan dit programma kan overeenkomstig de procedure van artikel 6 zonder financiële steun van de Gemeenschap uit hoofde van dit programma worden toegestaan aan in derde landen gevestigde rechtspersonen en aan internationale organisaties, op voorwaarde dat deze deelneming op doeltreffende wijze bijdraagt tot de uitvoering van het programma en het beginsel van het wederzijdse voordeel in acht wordt genomen.

Artikel 10

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 maart 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

LORD SIMON of HIGHBURY

  • (1) 
    PB C 51 van 21. 2. 1997, blz. 12.
  • (2) 
    PB C 222 van 21. 7. 1997, blz. 39.

BIJLAGE

MEERJARENPROGRAMMA "INFORMATIEMAATSCHAPPIJ"

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.