Besluit 1998/2179 - Herziening van het beleidsplan en actieprogramma van de EG inzake het milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling"

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31998D2179

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31998D2179

Besluit Nr. 2179/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 betreffende de herziening van het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling"

Publicatieblad Nr. L 275 van 10/10/1998 blz. 0001 - 0013

BESLUIT Nr. 2179/98/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 24 september 1998 betreffende de herziening van het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling"

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (4), en gezien de op 29 juni 1998 door het Bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerp-tekst,

  • (1) 
    Overwegende dat de Commissie op 18 maart 1992 het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling" (hierna "programma" genoemd) heeft vastgesteld;
  • (2) 
    Overwegende dat het Europees Parlement zich in zijn resolutie van 17 november 1992 (5) gunstig heeft uitgesproken over de in het programma opgenomen richtsnoeren;
  • (3) 
    Overwegende dat het Economisch en Sociaal Comité in zijn advies van 1 juli 1992 de uitgangspunten en de reikwijdte van het programma heeft goedgekeurd;
  • (4) 
    Overwegende dat de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, in hun resolutie van 1 februari 1993 (6) hun instemming hebben betuigd met de algemene benadering en strategie van het programma;
  • (5) 
    Overwegende dat in het programma is bepaald dat vóór eind 1995 een herziening moet plaatsvinden, al loopt een groot aantal maatregelen en acties in het kader van het programma tot het jaar 2000;
  • (6) 
    Overwegende dat sinds de goedkeuring van het programma een aantal voor duurzame ontwikkeling relevante gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, met name de vaststelling van Agenda 21, als resultaat van de Conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling, en de vaststelling door de Commissie van het Witboek Groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid;
  • (7) 
    Overwegende dat bij de herziening ook rekening gehouden moet worden met de verplichtingen en conclusies die uit verscheidene internationale processen voortgevloeid zijn;
  • (8) 
    Overwegende dat het milieubeleid van de Gemeenschap uit hoofde van artikel 130 R van het Verdrag tevens de bescherming van de volksgezondheid tot doel heeft;
  • (9) 
    Overwegende dat de uitbreiding van de Europese Unie met drie nieuwe lidstaten, Oostenrijk, Finland en Zweden, de Unie voor nieuwe uitdagingen op milieugebied plaatst; dat de Gemeenschap zich ertoe heeft verbonden een aantal bepalingen van haar milieuwetgeving te herzien tegen het einde van de overgangsperiode, in overeenstemming met de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, in het licht van de strengere normen die kunnen worden gehandhaafd in de nieuwe lidstaten overeenkomstig het Verdrag, en met nadruk op het grote belang van de bevordering van een hoog niveau van gezondheid, veiligheid en milieubescherming als onderdeel van het optreden van de Gemeenschap;
  • (10) 
    Overwegende dat tijdens de door de Commissie uitgevoerde herziening uitgebreid overleg heeft plaatsgevonden om de gemaakte voortgang te bepalen en na te gaan welke obstakels de uitvoering van het programma belemmeren;
  • (11) 
    Overwegende dat het Europees Milieuagentschap op 10 november 1995 een geactualiseerd verslag over de toestand van het milieu heeft ingediend als bijdrage aan de herziening, waarin duidelijk is gemaakt dat zonder extra maatregelen de in 1992 gestelde streefcijfers voor het jaar 2000 niet zullen worden bereikt in bepaalde sectoren;
  • (12) 
    Overwegende dat de Commissie in januari 1996 een voortgangsverslag over de uitvoering van het programma heeft voorgelegd;
  • (13) 
    Overwegende dat de algemene strategie, de doelstellingen en de voorgestelde maatregelen van het oorspronkelijke programma geldig blijven en dat het programma een passend uitgangspunt vormt voor de tenuitvoerlegging van Agenda 21 door de Gemeenschap en de lidstaten;
  • (14) 
    Overwegende dat de basisstrategie van het programma erin bestaat tot een volledige integratie van het milieubeleid en ander relevant beleid te komen door een actieve deelneming van alle belangrijke actoren binnen de samenleving aan een verbreding en verdieping van het instrumentarium voor gedragswijziging;
  • (15) 
    Overwegende dat uit het voortgangsverslag blijkt dat op een aantal punten vooruitgang is geboekt, maar dat er nog veel werk moet worden verricht om tot duurzame ontwikkeling te komen;
  • (16) 
    Overwegende dat in het voortgangsverslag hoofdprioriteiten worden vastgesteld die het proces van duurzame ontwikkeling een krachtiger impuls moeten geven; dat de Gemeenschap haar inspanningen moet toespitsen op vijf hoofdprioriteiten en vijf andere aangelegenheden, teneinde de tenuitvoerlegging van het programma te ondersteunen;
  • (17) 
    Overwegende dat de in het programma aangegeven doelstellingen, streefdoelen, maatregelen en tijdschema's een nuttige aanzet vormen voor de overgang naar duurzame ontwikkeling; dat de activiteiten moeten worden opgevoerd om ervoor te zorgen dat de in het programma aangegeven prioriteiten op doeltreffender wijze in praktijk worden gebracht; dat duurzaamheid van bedrijvigheid en ontwikkeling niet binnen de looptijd van dit programma zal worden verwezenlijkt en dat er derhalve ook na het jaar 2000 nog meer en nog verdergaande prioritaire doelstellingen en maatregelen nodig zijn om het momentum van het optreden van de Gemeenschap te behouden;
  • (18) 
    Overwegende dat de Gemeenschap bij de tenuitvoerlegging van haar algemeen actieprogramma zal optreden op de gebieden waarvoor zij bevoegd is; dat de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten de Commissie in hun resolutie van 1 februari 1993 verzocht hebben met voorstellen te komen om uitvoering te geven aan het programma wat betreft daarin genoemde communautaire maatregelen;
  • (19) 
    Overwegende dat dit besluit niet van invloed is op de rechtsgrondslag voor maatregelen die weliswaar voldoen aan de doelstellingen van de in dit besluit bedoelde acties, maar in het kader van het milieubeleid en ander Gemeenschapsbeleid worden vastgesteld;
  • (20) 
    Overwegende dat de verdere integratie van milieubeschermingseisen in andere beleidsgebieden beschouwd wordt als een sleutelelement om tot duurzame ontwikkeling te komen; dat bij de concrete tenuitvoerlegging van de in het programma aangegeven benadering de noodzaak milieuoverwegingen in het beleid en het optreden van de Gemeenschap te integreren dient te worden vertaald in een meer operationele aanpak; dat daartoe een aantal prioriteiten ten aanzien van de doelgroepen landbouw, vervoer, energie, industrie en toerisme zijn vastgesteld waar op communautair niveau zo doeltreffend mogelijk kan worden opgetreden;
  • (21) 
    Overwegende dat de verbreding van het instrumentarium moeilijker gebleken is dan verwacht; dat de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van andere instrumenten ter aanvulling van de wetgeving noodzakelijk zijn om, rekening houdend met het subsidiariteitsbeginsel, de huidige trends en gedragspatronen werkelijk om te buigen in de richting van duurzame ontwikkeling; dat dit de verdere ontwikkeling op het juiste niveau van doeltreffende marktgerichte en andere economische instrumenten en horizontale instrumenten vereist, alsook een verbeterd gebruik van de financiële mechanismen van de Gemeenschap als middel om duurzame ontwikkeling te bevorderen; dat de Commissie voorstellen heeft ingediend voor een herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid waarin met name wordt voorzien in meer financiële stimulansen voor landbouwmilieumaatregelen en de mogelijkheid voor de lidstaten om met passende middelen te zorgen voor de naleving van de milieubepalingen in de gemeenschappelijke marktordeningen;
  • (22) 
    Overwegende dat op een betere tenuitvoerlegging en handhaving van milieumaatregelen moet worden toegezien, hetgeen vereist dat op alle niveaus van het regelgevingsproces maatregelen moeten worden getroffen;
  • (23) 
    Overwegende dat communicatie, informatie, onderwijs en opleiding van essentieel belang zijn voor de stimulering van het milieubewustzijn en de bevordering van gedragswijzigingen in alle geledingen van de samenleving;
  • (24) 
    Overwegende dat de Gemeenschap een belangrijke rol te vervullen heeft bij internationale initiatieven op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling; dat een aantal internationale uitdagingen moet worden aangegaan, met name de mogelijke toetreding van de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa en Cyprus, de noodzaak de samenwerking met de Middellandse-Zeelanden en de landen in het Oostzeegebied op te voeren, de noodzaak het door de Conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling op gang gebrachte proces voort te zetten en besprekingen over handel en milieu te voeren;
  • (25) 
    Overwegende dat verdere inspanningen ter verbetering van de grondslag van het milieubeleid nodig zijn in de vorm van betrouwbare en vergelijkbare gegevens, statistieken en indicatoren, alsook van methoden ter beoordeling van de kosten en baten van maatregelen of het achterwege laten daarvan;
  • (26) 
    Overwegende dat verdere voortgang moet worden gemaakt met de ontwikkeling van benaderingen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen; dat een optimaal gebruik van nieuwe technieken en technologieën moet worden bevorderd;
  • (27) 
    Overwegende dat het begrip gezamenlijke verantwoordelijkheid verder moet worden ontwikkeld, met name door de dialoog met en de participatie van de deelnemers aan de voorbereiding van communautaire beleidsinitiatieven en maatregelen te intensiveren;
  • (28) 
    Overwegende dat er mogelijkheden voorhanden zijn om door middel van steun van de Gemeenschap te komen tot meer samenhangende en beter gecoördineerde benaderingen ten aanzien van activiteiten op lokaal en regionaal niveau met betrekking tot aspecten die essentieel zijn voor de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling, en om de uitwisseling van informatie en ervaring te stimuleren;
  • (29) 
    Overwegende dat de Gemeenschap haar beleid ten aanzien van de door het programma bestreken thema's verder zal ontwikkelen op basis van hoge milieubeschermingsnormen; dat bijzondere aandacht zal worden besteed aan de acties die het meest doeltreffend op het niveau van de Gemeenschap uitgevoerd kunnen worden,

BESLUITEN:

Artikel 1

De Gemeenschap blijft zich inzetten voor de algemene benadering en de strategie neergelegd in het programma "Op weg naar duurzame ontwikkeling", dat op 18 maart 1992 door de Commissie is aangenomen, waarover het Europees Parlement zich in zijn resolutie van 17 november 1992 gunstig heeft uitgesproken en waarmee de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, in hun resolutie van 1 februari 1993 hun instemming hebben betuigd. De instellingen van de Gemeenschap, de lidstaten, het bedrijfsleven en de burgers worden aangespoord hun verantwoordelijkheid te aanvaarden voor het volledig vervullen van hun taak bij de verdere uitvoering van het programma en te pogen het proces te versnellen.

Met het oog op een snellere verwezenlijking van de doelstellingen van het programma en een efficiëntere toepassing van de daarin aangegeven benadering en rekening houdend met het voortgangsverslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van het programma en het verslag van het Europees Milieuagentschap over de toestand van het milieu, zal de Gemeenschap, in een streven naar een hoog beschermingsniveau en rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Gemeenschap haar inspanningen opvoeren op vijf prioritaire gebieden, alsook op vijf andere gebieden die een extra impuls aan de uitvoering van het programma zullen geven.

Behalve voor deze specifieke prioriteiten zal de Gemeenschap zich ook actief blijven inzetten voor alle andere in het kader van het programma geïnitieerde acties.

Bij de tenuitvoerlegging van dit programma zal de Gemeenschap optreden op de gebieden waarvoor zij bevoegd is. Dit besluit loopt niet vooruit op de rechtsgrondslag van maatregelen die wel aan de doelstellingen van de in dit besluit bedoelde acties voldoen, maar in het kader van het milieubeleid en van andere communautaire beleidssectoren worden vastgesteld.

Aan het einde van de looptijd van het programma zal de Commissie het Europees Parlement en de Raad een algemene evaluatie voorleggen van de tenuitvoerlegging van het programma, waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan elke eventueel noodzakelijke herziening en actualisering van de doelstellingen en prioriteiten, zo nodig vergezeld van voorstellen voor prioritaire doelstellingen en maatregelen na het jaar 2000.

DEEL 1

PRIORITEITEN

Artikel 2

Integratie van het milieu in het beleid op andere gebieden

De Gemeenschap zal betere en meer consistente methodes ontwikkelen voor de integratie van milieubeschermingseisen in het beleid op andere gebieden met het doel de overgang naar duurzame ontwikkeling te vergemakkelijken.

Daartoe zal de Gemeenschap ten aanzien van de doelgroepen van het programma zich concentreren op de volgende prioriteiten waarvoor communautaire initiatieven het meest efficiënte instrument zijn.

  • 1. 
    Wat de landbouw betreft, zijn de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap:
  • a) 
    betere integratie van het marktbeleid, het beleid inzake plattelandsontwikkeling en het milieubeleid met het oog op het bewerkstelligen van een duurzame landbouw, met name in het kader van het hervormingsproces dat met de voorstellen in Agenda 2000 van de Commissie in gang is gezet, door
  • milieuoverwegingen in de besluitvorming op landbouwgebied op te nemen en passende maatregelen te nemen met het oog op het nastreven van specifieke milieudoelstellingen overeenkomstig het hervormingsproces van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
  • bezinning op de mogelijkheden om aanvullende milieuoverwegingen te integreren in landbouwbeleidsmaatregelen.

De verplichting tot passend toezicht, rapportering en evaluatie zal deel uitmaken van alle maatregelen;

  • b) 
    voorzien in regelmatige rapportering en de productie van vergelijkbare gegevens over de belasting van en de effecten op het milieu, met inbegrip van de biodiversiteit, die worden veroorzaakt door bepaalde landbouwtechnieken, waaronder het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, en gegevens over waterkwaliteit en -verbruik en grondgebruik;
  • c) 
    bevordering van duurzame landbouwmethoden, met inbegrip van geïntegreerde landbouwtechnologieën, biologische landbouw en, waar nodig, extensieve teelten (waarbij onder andere de biodiversiteit wordt gerespecteerd) in nauwe samenwerking met de betrokkenen. De Gemeenschap zal de ontwikkeling van plaatselijke initiatieven blijven aanmoedigen en daarover informatie verspreiden;
  • d) 
    verdere ontwikkeling van een geïntegreerde strategie ter beperking van de risico's voor gezondheid en milieu van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en bestrijdingsmiddelen, inclusief de vaststelling van nadere voorschriften voor de distributie en de verkoop van deze stoffen, alsook beperking van het gebruik en, waar nodig, de vervanging van de gevaarlijkste gewasbeschermingsmiddelen en bestrijdingsmiddelen;
  • e) 
    nadere uitwerking van allesomvattende benaderingen voor plattelandsontwikkeling, met inachtneming van milieuoverwegingen, met inbegrip van behoud van de biologische diversiteit door, onder andere, bewaking en coördinatie van de diverse betrokken beleidsinstrumenten;
  • f) 
    bezinning op maatregelen voor het doorberekenen van milieukosten in de kosten van landbouwproducten en -productieprocessen.

De Gemeenschap zal zorgen voor een betere coördinatie en onderlinge samenhang van maatregelen en beleidsinitiatieven met gevolgen voor de bosbouw, teneinde beheer (met inbegrip van bebossing en bescherming tegen bosbranden), behoud en duurzame ontwikkeling te bevorderen en in te spelen op internationale ontwikkelingen op het gebied van bossen.

  • 2. 
    Wat het vervoer betreft, zijn de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap:
  • a) 
    verdere verscherping van de bepalingen inzake emissies en geluidshinder van weg- en terreinvoertuigen en, naar behoren rekening houdend met de ontwikkelingen in de relevante internationale fora, van luchtvaartuigen alsmede van de bepalingen inzake brandstofkwaliteit; acties om de CO2- uitstoot van wegvoertuigen terug te dringen, met name door bevordering van het gebruik van zuinige voertuigen en schone technologieën en versterking van de communautaire wetgeving inzake keuring en onderhoud van voertuigen;
  • b) 
    meer aandacht voor factoren die bepalend zijn voor de vraag naar vervoer, met inachtneming van de uiteenlopende situaties in de diverse regio's van de Gemeenschap, door
  • uitwerking en bevordering van maatregelen om externe kosten beter door te berekenen in de vervoerprijzen, vooral voor minder milieuvriendelijke vervoerwijzen, aangezien dit een voorwaarde is om de keuze van de gebruikers zodanig te beïnvloeden dat de omvang van de vervoersvraag op een duurzamer niveau wordt gebracht;
  • bevordering van een beter geïntegreerd vervoersbeleid, inclusief verbeteringen in de economische doelmatigheid van de vervoerssector en verbeteringen in de milieu-, veiligheids- en toegankelijkheidsaspecten, onder andere door bevordering van een betere integratie van ruimtelijke ordening en vervoersplanning, alsmede van maatregelen voor het beheer van de vraag, zoals het gebruik van telematica;
  • c) 
    verder werken aan een beter evenwicht tussen de verschillende vervoerwijzen en bevordering van de milieuvriendelijker vervoerwijzen, met name door
  • ontwikkeling van mogelijke analysemethoden voor een strategische milieutoetsing van het trans-Europese vervoersnet, alsmede mogelijke methoden voor corridoranalyse die alle betrokken vervoerwijzen bestrijken, rekening houdend met de noodzaak om alle lidstaten en regio's te verbinden in het trans-Europees vervoersnet en in het bijzonder met de noodzaak om insulaire, niet aan zee grenzende en perifere regio's met de centraal gelegen regio's van de Gemeenschap te verbinden;
  • verkenning van de mogelijkheden voor het gebruik van communautaire middelen ter bevordering van een beter evenwicht tussen de vervoerwijzen door het vergemakkelijken van intermodaliteit tussen de vervoerstakken en passende verschuivingen tussen de vervoerwijzen;
  • scheppen van een kader voor het oplossen van de door het vrachtverkeer veroorzaakte milieuproblemen;
  • bevordering van het gebruik van milieuvriendelijker vervoerwijzen, bijvoorbeeld door het openbaar en/of collectief vervoer en het gebruik van voertuigen met een geringe uitstoot te stimuleren.
  • 3. 
    Wat energie betreft, zijn de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap:
  • a) 
    bevordering van energie-efficiëntie en rationeel energieverbruik en ondersteuning van de ontwikkeling en toepassing van energiebesparende technologieën en praktijken, inclusief het gebruik van duurzame energiebronnen en warmtekrachtkoppeling, door middel van passende programma's en maatregelen, bewustmaking en informatie, en opstelling van criteria voor toetsing van subsidieregelingen teneinde de ongewenste effecten van bepaalde stimuleringsmaatregelen te ondervangen;
  • b) 
    bevordering van de toepassing van energiebeheersmaatregelen aan de vraagzijde, inclusief energiebesparingsmaatregelen, doorberekening van externe kosten en baten, door middel van economische instrumenten en andere middelen en verbetering van de coördinatie van initiatieven voor bewustmaking van de consument in het kader van communautaire energiebesparingsprogramma's;
  • c) 
    verscherping van de energie-efficiëntienormen voor apparaten en invoering van energie-efficiëntie-etikettering van apparaten.
  • 4. 
    Wat de industrie betreft, zijn de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap:
  • a) 
    bevordering van de huidige ontwikkeling van milieubeheersplannen door de industriële sector en ontwikkeling van programma's voor het verder bevorderen van het milieubewustzijn van de industrie, inclusief met name het midden- en kleinbedrijf, alsook voor beroepsopleiding en technische ondersteuning; herziening van het communautair milieubeheer en milieuauditsysteem;
  • b) 
    ontwikkeling van een kader voor een geïntegreerd, op de levenscyclus gericht productiebeleid, waarbij onder andere de analyse van de levenscyclus nader zal worden uitgewerkt, inclusief de beperking van de afvalproductie, en rekening zal worden gehouden met de mogelijke implicaties voor de interne markt teneinde de ontwikkeling van schonere producten door rekening te houden met milieuoverwegingen te bevorderen en het gebruik van moeilijk afbreekbare organische stoffen, zware metalen en stoffen met onomkeerbare gevolgen voor de gezondheid zo ver mogelijk terug te dringen;
  • c) 
    verbetering van de wetgeving en andere instrumenten met het oog op een samenhangende en alomvattende bestrijding van door industriële installaties veroorzaakte verontreiniging, ontwikkeling van opties voor een aanvullend kader voor geïntegreerde bestrijding van verontreiniging voor kleinere installaties waarbij rekening wordt gehouden met hun specifieke problemen, en bevordering van een betere doorberekening van externe kosten;
  • d) 
    kennisneming van de resolutie van het Europees Parlement van 14 mei 1997 (7) en van de resolutie van de Raad van 7 oktober 1997 (8) over de tenuitvoerlegging en handhaving van de communautaire milieuwetgeving, met het oog op een verbetering van de uitvoering en handhaving van alle regelingen die gericht zijn op vermindering van de emissies en verontreinigingen door de industrie door betere inpassing van het beginsel "de vervuiler betaalt" in de communautaire wetgeving; in dit verband nemen het Europees Parlement en de Raad nota van het door de Commissie in te dienen Witboek over milieuaansprakelijkheid;
  • e) 
    ontwikkeling van maatregelen ter verhoging van het milieubewustzijn binnen de industrie, zoals instrumenten voor een betere informatieverstrekking aan het bedrijfsleven, inclusief informatie over de beste beschikbare technieken, onder andere door gebruikmaking van EuroBAT-documenten, een betere verspreiding van schonere technologieën en bevordering van de beste milieupraktijk;
  • f) 
    verduidelijking van de definitie van milieu-industrie en vergemakkelijking van de ontwikkeling daarvan;
  • g) 
    voorrang voor de door het midden- en kleinbedrijf ondervonden problemen in verband met technische en financiële belemmeringen voor de ontwikkeling en het gebruik van schone technologie ten behoeve van het milieu;
  • h) 
    bevordering van daadwerkelijke controle en indien er levensvatbare milieuvriendelijke alternatieven voorhanden zijn, geleidelijke terugdringing of een verbod op persistent organic pollutants (POP's) die schadelijk zijn voor milieu of volksgezondheid, rekening houdend met de vooruitgang in de internationale onderhandelingen op dit gebied;
  • i) 
    uitwerking en tenuitvoerlegging van op duurzame industriële ontwikkeling gerichte beleidsinitiatieven, die de formulering van het begrip milieuefficiëntie en bijzondere aandacht voor partnerschappen tussen regeringen en het bedrijfsleven impliceren, met gebruikmaking van het vermogen van het bedrijfsleven tot innovatie en van passende prikkels en stimulerende voorwaarden aan zowel de vraag- als de aanbodzijde.
  • 5. 
    Wat toerisme betreft, zijn de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap:
  • a) 
    regelmatige uitwisseling van informatie over de invloed op het milieu van toeristische activiteiten;
  • b) 
    ondersteuning van bewustmakingscampagnes ter bevordering van een milieuvriendelijk gebruik van de toeristische mogelijkheden;
  • c) 
    bevordering van de toepassing van innoverende goede praktijken op het gebied van de duurzame ontwikkeling van het toerisme, inclusief door middel van proefprojecten in het kader van de bestaande financiële instrumenten en door middel van de toepassing van het beginsel "de vervuiler betaalt";
  • d) 
    bijdrage uit de Structuurfondsen voor duurzame vormen van toerisme in overeenstemming met
  • de vereisten van de Structuurfondsenverordeningen, met inbegrip van bepalingen inzake de evaluatie van de milieugevolgen van activiteiten, en
  • andere relevante communautaire wetgeving, zoals maatregelen met betrekking tot milieu-effectrapportages (MER);
  • e) 
    bevordering van de integratie van "milieu en toerisme" in internationale overeenkomsten, waar nodig.

Artikel 3

Verbreding van het instrumentarium

De Gemeenschap zal een bredere combinatie van instrumenten ontwikkelen, toepassen of anderszins aanmoedigen om ingrijpende wijzigingen te bewerkstelligen in de huidige trends en praktijken op het gebied van duurzame ontwikkeling, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

  • 1. 
    Bij de ontwikkeling op een passend niveau van doeltreffende marktgerichte en andere economische instrumenten voor de uitvoering van het beleid zal bijzondere aandacht worden besteed aan:
  • a) 
    milieuboekhouding;
  • b) 
    bestudering van de belemmeringen voor de invoering van economische instrumenten en het aanwijzen van mogelijke oplossingen;
  • c) 
    het gebruik van milieuheffingen;
  • d) 
    aanwijzing van de subsidieregelingen die de praktijken op het gebied van duurzame productie en consumptie nadelig beïnvloeden, met het oog op de hervorming daarvan;
  • e) 
    aanmoediging van de toepassing van het begrip milieuaansprakelijkheid op het niveau van de lidstaten;
  • f) 
    vrijwillige overeenkomsten op milieugebied met inachtneming van de mededingingsregels;
  • g) 
    aanmoediging van het gebruik van fiscale instrumenten om milieudoelstellingen te bereiken, onder andere door eventueel wetgevingsinitiatieven te overwegen in de loop van het programma en de studie naar de potentieel gunstige neveneffecten van dergelijke instrumenten voort te zetten, met name in de context van de algemene economische doelstellingen van de Gemeenschap zoals werkgelegenheid, concurrentievermogen en groei.
  • 2. 
    Wat de horizontale instrumenten betreft, zijn de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap:
  • a) 
    bestudering van de vraag, onder andere in het licht van het voorstel van de Commissie van 25 maart 1997 voor een richtlijn van de Raad betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (9), hoe de milieugevolgen van beleid, plannen en programma's van de Gemeenschap en van voorstellen van de Commissie voor programma's en communautaire wetgeving, voorzover zulks relevant is, kunnen worden getoetst;
  • b) 
    ontwikkeling van benaderingen voor milieueffectrapportering over plannen en programma's en bevordering van de ontwikkeling van methodologieën, opleidingen en richtsnoeren voor de beoordeling van zowel projecten als plannen en programma's;
  • c) 
    overweging van de uitbreiding van het milieubeheer en milieuauditsysteem tot andere sectoren dan de productiesector;
  • d) 
    waar nodig bevordering van normalisatie ten aanzien van milieukwesties en versterking van de integratie van milieuaspecten bij de opstelling van industrienormen;
  • e) 
    ontwikkeling van criteria voor toetsing van bestaand Gemeenschapsbeleid en -instrumenten, ook van financiering, aan de eisen inzake duurzame ontwikkeling;
  • f) 
    herziening van de communautaire voorschriften voor overheidsopdrachten, zodat milieuoverwegingen beter tot hun recht komen bij de toepassing ervan, met de nodige garanties voor eerlijke mededinging.
  • 3. 
    Voorrang zal worden gegeven aan een beter gebruik van de eigen financiële steunregelingen van de Gemeenschap om een duurzame ontwikkeling te bevorderen. Dit betekent een betere integratie van milieuoverwegingen, met inbegrip van natuurbescherming, en toetsing van de invloed van deze regelingen op het milieu om de kwaliteit van de steunverlening uit milieu- en economisch oogpunt te verbeteren.
  • 4. 
    De Gemeenschap zal haar inspanningen voortzetten om ten volle profijt te trekken van de door nieuwe technieken en technologieën geboden mogelijkheden voor een duurzame aanpak in sectoren zoals de landbouw, de voedingssector, de chemische en de farmaceutische sector, milieusanering en de ontwikkeling van nieuwe materialen en energiebronnen.

Artikel 4

Toepassing en handhaving van wetgeving

De Commissie zal op alle niveaus haar inspanningen opvoeren om een betere toepassing en handhaving van de milieuwetgeving te waarborgen.

De prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap zijn:

  • a) 
    verbetering van het wettelijke kader voor het milieubeleid door voor specifieke sectoren beter samenhangende, meer omvattende en geïntegreerde benaderingen vast te stellen, waar nodig de wetgevings- en bestuursrechtelijke procedures te vereenvoudigen en gebruik te maken van kaderrichtlijnen en bijzondere aandacht te besteden aan de omzetbaarheid en de handhaafbaarheid van de vast te stellen maatregelen;
  • b) 
    nauwlettender toezicht met het oog op een betere naleving door de lidstaten van de in de Gemeenschapswetgeving opgenomen rapporteringsvoorschriften, onder andere door betere stroomlijning en standaardisatie van dergelijke voorschriften, en frequenter gebruik van deze verslagen als instrument bij het besluitvormingsproces en intensivering van de werkzaamheden in de beheerscomités in verband met deze onderwerpen;
  • c) 
    streven naar effectievere samenwerking tussen de voor de toepassing en handhaving van de communautaire milieuwetgeving verantwoordelijke instanties in de lidstaten, onder andere via het netwerk van milieu-inspecteurs; in deze context streven naar grotere doorzichtigheid ten aanzien van de toezicht- en handhavingsactiviteiten in de lidstaten en via hetzelfde netwerk de samenwerkingsinspanningen intensiveren door middel van proefprojecten en veldwerk;
  • d) 
    onderzoeken van mogelijke opties om de effectiviteit van de milieu-inspectie in Europa te verbeteren op basis van een door de Commissie vóór het einde van het programma in te dienen verslag waarin met name wordt beoordeeld of het haalbaar is om gemeenschappelijke inspectiecriteria op te stellen aan de hand van minimuminspectienormen; de Commissie zal jaarlijks een verslag uitbrengen over het milieu, waarin onder andere wordt ingegaan op de prestaties van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging en handhaving van de communautaire milieuwetgeving;
  • e) 
    nagaan hoe kan worden gezorgd voor grotere betrokkenheid van het publiek bij de toepassing en handhaving van het milieubeleid, en onderzoeken of een betere toegang tot de rechter nodig is, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en rekening houdend met de verschillende rechtsstelsels in de lidstaten;
  • f) 
    aanmoediging, in verband met de herziening van bestaande wetgeving en in voorstellen voor nieuwe wetgeving op milieugebied, van bepalingen die voor de lidstaten de verplichting inhouden om regelingen te treffen voor de handhaving van de milieuvoorschriften, vergezeld van sancties voor overtreding van die voorschriften;
  • g) 
    verhoogde inspanningen, op het niveau van de Gemeenschap en de lidstaten, om schendingen van de communautaire milieuwetgeving effectief aan te pakken in overeenstemming met het Verdrag, inzonderheid de artikelen 155 en 171.

Artikel 5

Bewustmaking

De Gemeenschap beklemtoont het belang van communicatie, informatie, onderwijs en opleiding, als een middel ter stimulering van het bewustzijn van duurzame ontwikkeling en ter bevordering van gedragswijzigingen in alle geledingen van de maatschappij. Zij zal haar inspanningen opvoeren om de burgers van de Gemeenschap meer bewust te maken van en beter te informeren over vraagstukken op het gebied van duurzame ontwikkeling.

De prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap zijn:

  • a) 
    toegankelijkmaking van informatie over de toestand van het milieu en over de uitvoering van de communautaire milieuwetgeving;
  • b) 
    bevordering van de integratie van het begrip duurzame ontwikkeling in de onderwijs- en opleidingsprogramma's van de Gemeenschap;
  • c) 
    aanmoediging van milieuonderwijs en -opleiding op alle relevante niveaus, onder andere om ertoe bij te dragen dat individueel gedrag een duurzamer patroon gaat vertonen;
  • d) 
    optimale benutting van het stelsel voor de beoordeling en adequate verspreiding op duurzame grondslag van de resultaten van LIFE-projecten, zowel op het gebied van natuurbescherming als op andere terreinen van het milieubeleid;
  • e) 
    het verzamelen en de wijdere verbreiding van informatie en kennis over de samenhang tussen de toestand van het milieu en de menselijke gezondheid;
  • f) 
    verdere bevordering van een interne milieuzorg door de instellingen van de Gemeenschap, vergemakkelijking van de uitwisseling van de beste praktijken en een zo breed mogelijke toegang tot en verspreiding van de op dit gebied beschikbare informatie;
  • g) 
    bevordering van nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten op het gebied van communicatie en informatie op milieugebied; uitwerking van een communautaire communicatiestrategie in samenwerking met de lidstaten, onder andere door te profiteren van bestaande samenwerkingsinitiatieven;
  • h) 
    vergemakkelijking van de mogelijkheid voor de consument om rekening te houden met milieuoverwegingen door middel van milieulabels en de verstrekking van milieu-informatie op producten, inclusief chemische stoffen;
  • i) 
    aanmoediging van verleners van financiële diensten zoals banken en verzekeringsmaatschappijen om bij hun transacties milieuoverwegingen te laten meespelen.

Artikel 6

Internationale samenwerking

Gelet op het grensoverschrijdende karakter van de ernstige milieuproblemen en in het besef dat de Gemeenschap over goede mogelijkheden beschikt om de drijvende kracht te zijn bij de uitbouw van de internationale milieuregelgeving, zal de Gemeenschap ernaar streven haar inzet te vergroten en een leidende rol te spelen, in het bijzonder met betrekking tot de internationale verplichtingen van de Gemeenschap in het kader van verdragen en protocollen.

Dit houdt met name in, dat zij haar aanpak van de samenwerking met de landen van Midden- en Oost-Europa en het Middellandse-Zeegebied zal intensiveren, en haar bemoeienis met milieukwesties zoals opgenomen in Agenda 21 en met bilaterale en multilaterale samenwerking ten aanzien van vraagstukken van duurzame ontwikkeling zal opvoeren.

De Gemeenschap dient ervoor te zorgen dat zij de stuwende kracht is bij de vervolgwerkzaamheden in het kader van het Biodiversiteitsverdrag en het Klimaatverdrag en dat de Gemeenschap eveneens het voortouw neemt bij de internationale samenwerking die moet leiden tot een wereldwijde juridisch bindende regeling voor persistent organic pollutants (POP's).

  • 1. 
    Wat Midden- en Oost-Europa betreft, zijn de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap:
  • a) 
    verdere ontwikkeling van een allesomvattende benadering op milieugebied in het kader van de strategie om de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa voor te bereiden op hun toetreding met hulp van de Gemeenschap in de vorm van technische en bestuurlijke samenwerking en financiële steun, waarbij de Gemeenschap zich ertoe verplicht de kandidaat-landen te helpen om het vereiste milieubeschermingsniveau op het tijdstip van de toetreding te bereiken; in dit verband wordt hogere prioriteit verleend aan de opstelling en uitvoering van milieuactieplannen voor elk land in verband met eventuele toetreding;
  • b) 
    voortzetting van de samenwerking met en bevordering van de samenwerking tussen de landen van Midden- en Oost-Europa op dit gebied binnen het raam van de Europa-overeenkomsten. Dit betekent de versterking van de samenwerking op het gebied van capaciteitsopbouw, de voortzetting van de financiële samenwerking, die ook technische bijstand voor met name de harmonisatie van milieuwetgeving en de uitvoering en handhaving daarvan omvat, het verschaffen van investeringssteun voor milieu-infrastructuur en samenwerking ter bevordering van de beste milieupraktijk, onder meer door middel van technologieoverdracht.
  • 2. 
    Wat de Middellandse-Zeelanden en het Middellandse-Zeegebied betreft, zijn de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap:
  • a) 
    ontwikkeling, binnen het kader van de Verklaring van Barcelona van november 1995, van een regionale aanpak door regelmatig overleg, onder meer via ministeriële conferenties, en nauwere en betere samenwerking, met name ten aanzien van financiële en technische bijstand;
  • b) 
    vaststelling van een prioritair actieprogramma voor het Middellandse-Zeegebied voor de korte en middellange termijn en uitwerking van een regeling voor toezicht op de uitvoering daarvan.
  • 3. 
    Wat het Oostzeegebied betreft, zijn de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap: versterking van de samenwerking op milieugebied in de regio binnen de bestaande regionale kaders en betere coördinatie van de betrokken financiële middelen teneinde de Helcom-activiteiten en, vooral, de tenuitvoerlegging van het gezamenlijk allesomvattend milieuactieprogramma te ondersteunen.
  • 4. 
    Wat het proces van Rio betreft, zijn de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap: het waarborgen van actieve deelname van de Gemeenschap aan het proces en aan de follow-up van de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1997, en onder meer bijdragen tot
  • a) 
    de versterking van het Raamverdrag inzake klimaatverandering, conform het mandaat van Berlijn en de erop volgende besluiten;
  • b) 
    de nadere uitwerking van het Verdrag inzake biologische diversiteit, met inbegrip van de bevordering van nationale uitvoeringsstrategieën en de tijdige opstelling van een protocol betreffende bioveiligheid;
  • c) 
    de versterking van de internationale samenwerking in de context van het Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming.
  • 5. 
    Wat de andere internationale milieuvraagstukken betreft, zijn de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap:
  • a) 
    bijsturing van het beleid om het aspect duurzame ontwikkeling in de uitvoering van de Vierde ACS-EG-overeenkomst te integreren; algehele evaluatie van de communautaire ontwikkelingshulp om te verzekeren dat daarbij milieueffectrapportage wordt toegepast;
  • b) 
    versterking van de milieucomponent in de samenwerking met de Nieuwe Onafhankelijke Staten, met name geconcentreerd op capaciteitsopbouw en technische bijstand binnen het Tacis-programma;
  • c) 
    versterking van de milieucomponent in de samenwerking met landen in Azië en Latijns-Amerika overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad van 25 februari 1992 inzake financiële en technische hulp en economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië (10) en de algemene beleidslijnen voor samenwerking tussen de Gemeenschap en de betrokken regio's;
  • d) 
    bevordering van actieve deelname aan regionale conferenties en verdragen in Europa en het proces "Milieu voor Europa";
  • e) 
    ondersteuning van de internationale werkzaamheden op het gebied van indicatoren voor duurzame ontwikkeling;
  • f) 
    streven naar de opneming van strengere bepalingen inzake handhaving en geschillenbeslechting bij de herziening van internationale overeenkomsten;
  • g) 
    actieve deelneming aan onderhandelingen met het oog op aanneming van een wettelijk bindend instrument voor een procedure voor voorafgaande geïnformeerde toestemming voor de handel in bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en bestrijdingsmiddelen.
  • 6. 
    Wat de handel en het milieu betreft, zijn de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap:
  • a) 
    streven naar garanties dat de WTO-regels, -voorschriften en -procedures volledig rekening houden met de noodzaak van bevordering van een hoog milieubeschermingsniveau, vooral wat de algemene bepalingen betreft;
  • b) 
    actieve deelneming aan internationale besprekingen over handel en milieu, met name in de WTO, waarbij de Gemeenschap, in lijn met het algemene streven naar duurzame ontwikkeling, zich zal inzetten voor een evenwichtige benadering van de respectieve milieu- en handelsbelangen, en haar aandacht zal toespitsen op de integratie van milieueisen in het multilaterale handelssysteem;
  • c) 
    voorrang voor multilaterale oplossingen voor handels- en milieuproblemen, waarbij de beginselen van het milieu en de handel worden geëerbiedigd en wordt gestreefd naar doorzichtigheid bij de vaststelling en uitvoering van milieumaatregelen, met inbegrip van nieuwe milieubeleidsinstrumenten.

DEEL 2

ANDERE VRAAGSTUKKEN WAARAAN BIJZONDERE AANDACHT ZAL WORDEN BESTEED

Artikel 7

Verbetering van de basis voor het milieubeleid

De Commissie zal ervoor zorgen dat het milieubeleid gebaseerd is op betrouwbare en vergelijkbare gegevens, statistieken en indicatoren, op gedegen wetenschappelijke informatie en op een beoordeling van de kosten en baten van maatregelen of het achterwege laten daarvan. Zij zal zorgen voor coördinatie tussen en samenwerking met de betrokken Gemeenschapsinstellingen en -organen en zal op internationaal niveau samenwerken met de terzake bevoegde instellingen. Het Europees Milieuagentschap speelt een sleutelrol bij het toezicht op en de rapportage over de toestand van het milieu.

Bijzondere aandacht zal worden besteed aan:

  • a) 
    inventarisering en opvulling van de leemten in de beschikbare statistische basisgegevens over het milieu, de integratie van milieuaspecten in de gegevens en statistieken met betrekking tot andere beleidstakken en het waarborgen van de toegankelijkheid van deze gegevens;
  • b) 
    bevordering van de ontwikkeling van milieu-indicatoren, voortgangsindicatoren voor alle betrokken beleidsonderdelen, alsook van indicatoren voor duurzame ontwikkeling als toetsstenen voor het meten van de terzake geboekte vooruitgang en als basis voor het vaststellen van algemene en operationele doelstellingen;
  • c) 
    verbetering van de coördinatie bij de ontwikkeling en instandhouding van onderlinge terugkoppeling tussen het beleid inzake wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling en het milieubeleid;
  • d) 
    verdere ontwikkeling van de toepassing van economische-evaluatietechnieken voor het milieu (kosteneffectiviteit, kosten/batenverhouding en effecten voor het bedrijfsleven);
  • e) 
    ontwikkeling van parallel- of satellietrekeningen bij de nationale rekeningen als een eerste stap naar de integratie van milieuaspecten in de theorie en de praktijk van de boekhoudsystemen van de lidstaten en de Gemeenschap, met het oog op de invoering van een allesomvattend groen nationaal boekhoudsysteem in 1999.

Artikel 8

Duurzame productie- en consumptiepatronen

De Gemeenschap zal doorgaan met het ontwikkelen van maatregelen om binnen de industrie innovatie ten aanzien van duurzame ontwikkeling te stimuleren en binnen de industrie en bij de consumenten een groter milieubewustzijn alsook gedragswijzigingen te bevorderen met het oog op de totstandbrenging van duurzamere productie- en consumptiepatronen.

Artikel 9

Gezamenlijke verantwoordelijkheid en partnerschap

De Gemeenschap zal praktische manieren bevorderen om de op gezamenlijk optreden en partnerschap gebaseerde benaderingen ter verwezenlijking van duurzame ontwikkeling te verbeteren. Zij zal een betere dialoogstructuur ontwikkelen en ervoor zorgen dat een adequaat samengestelde vertegenwoordiging van actoren bij de voorbereiding en de uitvoering van haar beleidsinitiatieven en acties wordt betrokken.

Artikel 10

Bevordering van lokale en regionale initiatieven

De Gemeenschap zal activiteiten op lokaal en regionaal vlak blijven bevorderen op gebieden die van wezenlijk belang zijn voor de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling.

Daartoe zal bijzondere aandacht worden besteed aan:

  • a) 
    verdere bevordering van de mogelijkheden van ruimtelijke ordening als een instrument ter vergemakkelijking van duurzame ontwikkeling, verdere uitbouw van Europa 2000+ en het leveren van een bijdrage aan de uitwerking van het Europees perspectief voor ruimtelijke ontwikkeling als een grondslag voor het bereiken van overeenstemming onder beleidsmakers, onder meer over de milieueffecten van een sectoraal ontwikkelingsbeleid;
  • b) 
    ontwikkeling van een allesomvattende benadering van de stedelijke problematiek, met speciale beklemtoning van de bijstand die vereist is voor de ondersteuning van door plaatselijke instanties ondernomen acties ter uitvoering van het programma en de lokale Agenda 21;
  • c) 
    bevordering van de uitwisseling van ervaringen tussen lokale autoriteiten met betrekking tot duurzame vervoersinitiatieven;
  • d) 
    ontwikkeling van een demonstratieprogramma voor geïntegreerd beheer van kustgebieden om het effect te tonen van betere informatie- en overlegmechanismen op de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling en om na te gaan welke verdere maatregelen op Gemeenschaps- en andere niveaus noodzakelijk zijn;
  • e) 
    ontwikkeling van een strategie ter bevordering van plaatselijke ontwikkelings- en werkgelegenheidsinitiatieven die moeten bijdragen tot de instandhouding van natuurgebieden, waar nodig met steun van de Structuurfondsen;
  • f) 
    aanmoediging van maatregelen in kwetsbare gebieden overeenkomstig het Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming, gericht op beperking van dit fenomeen door middel van een beheersbeleid en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en door een betere informatieverspreiding over en coördinatie van aan de gang zijnde acties.

Artikel 11

Milieuthema's

De Gemeenschap zal haar beleid betreffende de milieuthema's van het programma verder ontwikkelen op basis van hoge normen inzake milieubescherming en zal zich in verband met deze thema's concentreren op de maatregelen die het meest efficiënt door de Gemeenschap kunnen worden uitgevoerd.

  • 1. 
    In verband met de veranderingen van het klimaat en de aantasting van de ozonlaag, zal de Gemeenschap zich er in sterkere mate voor inzetten dat de doelstellingen van het Klimaatverdrag en het Protocol van Montreal worden gehaald.

Bijzondere aandacht zal worden besteed aan:

  • a) 
    beleidsinitiatieven en maatregelen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen inzake de vermindering, overeenkomstig het Mandaat van Berlijn, van de uitstoot van kooldioxide (CO2) en andere broeikasgassen die binnen bepaalde termijnen, zoals 2005, 2010 en 2020 moeten zijn bereikt;
  • b) 
    aanscherping van de maatregelen van de Gemeenschap ter beheersing van het gebruik van stoffen die de ozonlaag afbreken en intensivering van het onderzoek naar passende substituten voor deze stoffen.
  • 2. 
    Wat de verzuring en de luchtkwaliteit betreft, zal bijzondere aandacht worden besteed aan:
  • a) 
    ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een strategie met het doel ervoor te zorgen dat voor de blootstelling aan verzurende, eutrofiërende en fotochemische luchtverontreinigende stoffen de kritische belasting niet wordt overschreden;
  • b) 
    vaststelling of wijziging van kwaliteitsdoelstellingen ten aanzien van specifieke verontreinigende stoffen, met het doel ervoor te zorgen dat kritieke belastingniveaus voor het milieu niet worden overschreden, en ontwikkeling van gemeenschappelijke procedures voor beoordeling en bewaking van de luchtkwaliteit.
  • 3. 
    Wat de bescherming van waterbronnen betreft, zal bijzondere aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van een allesomvattend kader voor een geïntegreerde aanpak van de planning en het beheer van het grond- en oppervlaktewater, gericht op zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve aspecten, dat bovendien zal bijdragen tot een duurzaam gebruik van de zeeën rond Europa.
  • 4. 
    Wat het afvalbeheer betreft, neemt de Gemeenschap stappen om haar strategie inzake afvalbeheer te ontwikkelen en te actualiseren in het licht van de resolutie van het Europees Parlement van 14 november 1996 (11) en van de resolutie van de Raad van 24 februari 1997 (12), met inbegrip van de daarin voorgestelde hiërarchie, alsmede in de context van relevante wetgeving.
  • 5. 
    Wat de geluidshinder betreft, zal in het bijzonder de ontwikkeling van een programma voor geluidshinderbestrijding worden overwogen dat binnen één brede opzet zou kunnen voorzien in publieksvoorlichting, gemeenschappelijke indexen voor geluidsbelasting alsmede doelstellingen voor de bestrijding van geluidsoverlast en van geluidsuitstoot door producten.
  • 6. 
    Wat de natuurbescherming en de instandhouding van de biodiversiteit betreft, zal de Gemeenschap een strategie uitstippelen voor de instandhouding en duurzame exploitatie van de biodiversiteit in de vorm van relevante sectorplannen of sectoroverkoepelende plannen, programma's en beleidsmaatregelen en zorgen voor een volledige integratie van deze aspecten bij de uitvoering van haar overige beleid. Bij toekomstige hervormingen zal worden nagegaan wat de consequenties voor de biodiversiteit zullen zijn. Braaklegging zal worden overwogen met het oog op de herschepping van duurzame natuurgebieden. Aandacht zal worden besteed aan vogeltrekroutes en de rol van bufferzones in de context van het Europees netwerk van beschermde natuurgebieden (Natura 2000) alsmede in de context van de uitvoering van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (13).
  • 7. 
    Wat de beheersing van risico's en ongevallen betreft, zal bijzondere aandacht worden besteed aan:
  • a) 
    herziening van de bestaande wetgeving inzake de invoer en uitvoer van gevaarlijke chemicaliën, met name in het licht van het beginsel van voorafgaande toestemming na inkennisstelling;
  • b) 
    ontwikkeling van verdere maatregelen op het gebied van bestrijdingsmiddelen voor de landbouw en voor andere doeleinden om een duurzaam gebruik daarvan te waarborgen;
  • c) 
    ontwikkeling en presentatie van een strategie die onder meer zal leiden tot verdere uitwerking van beleidsinitiatieven met het oog op de integrale uitvoering van Agenda 21 wat betreft gevaarlijke chemische stoffen, met bijzondere aandacht voor het voorzorgsbeginsel, de voorlichting over de risico's aan gebruikers en het doeltreffender maken van de werkzaamheden in verband met de vervanging of de geleidelijke stopzetting van het gebruik van gevaarlijke chemische stoffen; het veilig beheer van alle gevaarlijke chemische stoffen moet verbeterd worden;
  • d) 
    opstelling van een actieplan ter bespoediging van het testen van gevaarlijke stoffen van de Einecs-lijst op risico's, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de meest gevaarlijke stoffen;
  • e) 
    verdere herziening van het regelgevingskader voor nieuwe technologieën.
  • 8. 
    De Gemeenschap zal overeenkomstig het programma ernaar streven dat er positieve stappen worden ondernomen om het aantal gewervelde diersoorten dat voor dierproeven gebruikt wordt tegen het jaar 2000 met 50 % te verminderen en statistische gegevens over dierproeven beschikbaar maken, vooral wat betreft het gebruik van apen en mensapen, waarbij op korte termijn de doelstelling moet zijn om het gebruik van in het wild gevangen primaten te verbieden.
  • 9. 
    Bijzondere aandacht zal worden gegeven aan de inachtneming van het vierde verslag van de Commissie aan de Raad over de stand van zaken bij en de vooruitzichten voor het beheer van radioactief afval in de Europese Unie.
  • 10. 
    Het Europees Parlement en de Raad nemen nota van het voornemen van de Commissie om na de herziening van de bestaande Gemeenschapswetgeving, die is voorzien voor het einde van de overgangsperiode, in overeenstemming met de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, inzonderheid de artikelen 69, 84 en 112, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in te dienen over de resultaten van die herziening alsmede over de maatregelen die zij noodzakelijk heeft geacht te treffen en de mogelijke implicaties voor andere wetgeving en voor het programma.

Gedaan te Brussel, 24 september 1998.

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

  • J. 
    M. GIL-ROBLES

Voor de Raad

De Voorzitter

  • J. 
    FARNLEITNER
  • (1) 
    PB C 140 van 11. 5. 1996, blz. 5, en

PB C 28 van 29. 1. 1997, blz. 18.

  • (2) 
    PB C 212 van 22. 7. 1996, blz. 1.
  • (3) 
    PB C 34 van 3. 2. 1997, blz. 12.
  • (4) 
    Advies van het Europees Parlement van 13 november 1996 (PB C 362 van 2. 12. 1996, blz. 112), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 17 april 1997 (PB C 157 van 24. 5. 1997, blz. 12) en besluit van het Europees Parlement van 17 juli 1997 (PB C 286 van 22. 9. 1997, blz. 208). Besluit van het Europees Parlement van 15 juli 1998 (PB C 292 van 21. 9. 1998) en besluit van de Raad van 20 juli 1998.
  • (5) 
    PB C 337 van 21. 12. 1992, blz. 34.
  • (6) 
    PB C 138 van 17. 5. 1993, blz. 1.
  • (7) 
    PB C 167 van 2. 6. 1997, blz. 92.
  • (8) 
    PB C 321 van 22. 10. 1997, blz. 1.
  • (9) 
    PB C 129 van 25. 4. 1997, blz. 14.
  • (10) 
    PB L 52 van 27. 2. 1992, blz. 1.
  • (11) 
    PB C 362 van 2. 12. 1996, blz. 241.
  • (12) 
    PB C 76 van 11. 3. 1997, blz. 1.
  • (13) 
    PB L 206 van 22. 7. 1992, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/62/EG (PB L 305 van 8. 11. 1997, blz. 42).
  • (1) 
    Verklaring van de Commissie ad artikel 2, punt 2.1, onder a) (landbouw), over haar voorstellen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)

In de voorstellen in Agenda 2000 stelt de Commissie dat het noodzakelijk is een nieuwe impuls te geven aan het GLB en de integratie van milieubeschermingsvoorschriften in andere beleidsterreinen tot uitdrukking te brengen. De voorstellen van de Commissie voor de herziening van het landbouwbeleid van de Europese Unie zijn dusdanig geformuleerd dat het Europees model voor de landbouw duurzaam is, hetgeen niet alleen goed is voor de landbouwindustrie, maar ook voor de consument, de werkgelegenheid, het milieu en de maatschappij als geheel.

De voorstellen van de Commissie behelzen een geïntegreerde aanpak, waaronder

  • versterking van de plattelandsontwikkeling door opname van meer verplichte landbouwmilieumaatregelen in de regionale programma's, areaalgebonden steun voor duurzame landbouw in achterstandsgebieden en bosbouwmaatregelen, met inbegrip van praktijken voor duurzaam beheer en scholing op het gebied van het milieu;
  • mogelijkheid om het budget voor landbouwmilieumaatregelen te verhogen, met name dankzij de middelen die beschikbaar komen door een verlaging van de steun in verband met milieuomstandigheden;
  • verdere verlaging van de prijssteun die wordt gecompenseerd door een verhoging van de rechtstreekse steun.

In lijn met deze voorstellen zullen de lidstaten worden verplicht milieumaatregelen te treffen, waaronder maatregelen met het oog op de bescherming van de biodiversiteit, het grondwater, het drinkwater en het landschap. Om aan deze verplichting te voldoen, beschikken de lidstaten over drie opties:

  • opname van landbouwmilieumaatregelen in plattelandsprogramma's;
  • bindende milieuwetgeving waarvan de eerbiediging kan worden afgedwongen door een verlaging van de rechtstreekse steun in het geval van niet-naleving;
  • specifieke milieuvoorschriften die moeten worden nageleefd om in aanmerking te komen voor rechtstreekse steun in het kader van de marktordeningen.

Voor de rundvlees- en zuivelmarkt worden er nationale fondsen ingesteld voor een deel van de betalingen die kunnen worden gekoppeld aan milieunormen. In aanvulling hierop zal de extensiveringspremie doelmatiger worden gemaakt en aan striktere voorwaarden worden verbonden.

De Commissie is ervan overtuigd dat deze hervorming, als zij wordt goedgekeurd, de basis zal leggen voor meer duurzame vormen van landbouw en plattelandsontwikkeling in de Europese Unie.

  • (2) 
    Verklaring van de Commissie ad artikel 2, punt 2.4, onder d), over milieuaansprakelijkheid

Overeenkomstig haar werkprogramma zal de Commissie binnenkort een Witboek indienen over milieuaansprakelijkheid. In dit Witboek zal worden ingegaan op de noodzaak om communautaire wetgeving op dit gebied op te stellen, met name in de vorm van een kaderrichtlijn.

  • (3) 
    Verklaring van de Commissie ad artikel 4, tweede alinea, onder d) t/m g), over controle op de naleving

De Commissie zal uitvoerige informatie verstrekken over de prestaties van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging en het toezicht op de naleving van de communautaire milieuwetgeving, zowel in het desbetreffende uitgebreide hoofdstuk als in de bijlagen van haar jaarlijks verslag over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht en in haar "annual survey" op milieugebied. De informatie zal onder andere betrekking hebben op het aantal ontvangen klachten, het aantal door de Commissie ingestelde onderzoeken, het aantal voor het Hof van Justitie gebrachte zaken, de bevindingen van het Hof en de eventuele follow-up acties van de Commissie.

  • (4) 
    Verklaring van de Commissie ad artikel 11, lid 4, over afvalbeheer

De Commissie zal waar nodig de communautaire hiërarchie in de beginselen voor het afvalbeheer verder ontwikkelen en bij de beoordeling van initiatieven het optimaal gebruik van deze hiërarchie in acht nemen.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.