Richtlijn 1999/38 - Tweede wijziging van Richtlijn 90/394/EEG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk en uitbreiding van die richtlijn tot mutagene agentia

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31999L0038

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31999L0038

Richtlijn 1999/38/EG van de Raad van 29 april 1999 tot tweede wijziging van Richtlijn 90/394/EEG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk en uitbreiding van die richtlijn tot mutagene agentia

Publicatieblad Nr. L 138 van 01/06/1999 blz. 0066 - 0069

RICHTLIJN 1999/38/EG VAN DE RAAD

van 29 april 1999

tot tweede wijziging van Richtlijn 90/394/EEG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk en uitbreiding van die richtlijn tot mutagene agentia

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 118 A,

Gelet op Richtlijn 90/394/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG(1),

Gezien het voorstel van de Commissie(2), opgesteld na raadpleging van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag(4),

  • (1) 
    Overwegende dat in artikel 118 A van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad, door middel van richtlijnen, de minimumvoorschriften vaststelt om de verbetering van met name het arbeidsmilieu te bevorderen, teneinde de veiligheid en de gezondheid van de werknemers beter te beschermen;
  • (2) 
    Overwegende dat, krachtens dat artikel, in deze richtlijnen wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat zij oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen zouden kunnen hinderen;
  • (3) 
    Overwegende dat kiemcelmutagene agentia stoffen zijn die een blijvende verandering in de hoeveelheid of de structuur van het genetisch materiaal van een cel kunnen veroorzaken, leidend tot een verandering van de fenotypische kenmerken van die cel, die op afstammende dochtercellen kan worden overgedragen;
  • (4) 
    Overwegende dat kiemcelmutagene agentia gezien hun werkingsmechanisme waarschijnlijk carcinogene effecten hebben;
  • (5) 
    Overwegende dat vinylchloridemonomeer krachtens Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen(5) als carcinogeen agens van categorie 1 is ingedeeld;
  • (6) 
    Overwegende dat, omwille van de consistentie en de duidelijkheid, de essentiële bepalingen van Richtlijn 78/610/EEG van de Raad van 29 juni 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de bescherming van de gezondheid van werknemers die aan vinylchloridemonomeer zijn blootgesteld(6), in deze richtlijn moeten worden opgenomen, waarbij het niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemers niet lager mag worden;
  • (7) 
    Overwegende dat Richtlijn 78/610/EEG na de implementatie van deze richtlijn kan worden ingetrokken;
  • (8) 
    Overwegende dat epidemiologisch onderzoek bij blootgestelde werknemers de carcinogeniteit van het stof van eiken- en beukenhout heeft aangetoond; dat het stof van andere soorten hardhout hoogstwaarschijnlijk ook kanker bij de mens kan verwekken; dat betrokken werknemers derhalve ernstig gevaar lopen om kanker te ontwikkelen;
  • (9) 
    Overwegende dat het zaak is het voorzorgsbeginsel toe te passen op de bescherming van de gezondheid van werknemers; dat Richtlijn 90/394/EEG daarom tot het stof van alle soorten hardhout moet worden uitgebreid;
  • (10) 
    Overwegende dat verder onderzoek naar de carcinogeniteit van stof van andere houtsoorten gewenst is; dat de Commissie bij de vaststelling van een risico voorstellen moet indienen om de gezondheid van de werknemers te beschermen;
  • (11) 
    Overwegende dat artikel 16 van Richtlijn 90/394/EEG bepaalt dat er op grond van de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische informatie daarbij inbegrepen, grenswaarden worden vastgesteld ten aanzien van deze carcinogene agentia waarvoor dit mogelijk is;
  • (12) 
    Overwegende dat het dienstig is dergelijke grenswaarden vast te stellen voor stoffen van hardhout; dat de huidige grenswaarden voor vinylchloridemonomeer verlaagd dienen te worden om deze in overeenstemming te brengen met de beste minimumnormen voor technologische praktijken, daarbij rekening houdend met de haalbaarheidsaspecten, maar er steeds naar strevend de bescherming van de gezondheid van de werknemers op de werkplek veilig te stellen;
  • (13) 
    Overwegende dat werknemers doeltreffend beschermd moeten worden tegen het risico op kanker ten gevolge van blootstelling aan stof van hardhout op het werk; dat het doel van deze richtlijn niet is het houtgebruik te verminderen door hout te vervangen door ander materiaal of door een bepaalde houtsoort te vervangen door andere houtsoorten;
  • (14) 
    Overwegende dat de naleving van de minimumvoorschriften inzake de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen bijzondere risico's in verband met carcinogene agentia niet slechts de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van iedere afzonderlijke werknemer beoogt, maar er tevens op is gericht alle werknemers in de Gemeenschap een niveau van minimale bescherming te bieden;
  • (15) 
    Overwegende dat er een consistent niveau van bescherming tegen de risico's in verband met carcinogene agentia voor de Gemeenschap als geheel moet worden verwezenlijkt en dat het bedoelde beschermingsniveau moet worden bereikt door een kader van algemene principes teneinde de lidstaten in staat te stellen de minimumvoorschriften op consistente wijze toe te passen;
  • (16) 
    Overwegende dat de wijzigingen vervat in deze richtlijn een concreet aspect zijn van de verwezenlijking van de sociale dimensie van de interne markt;
  • (17) 
    Overwegende dat het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats krachtens Besluit 74/325/EEG(7) door de Commissie moet worden geraadpleegd voor het uitwerken van voorstellen op dit gebied,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 90/394/EEG wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    artikel 1, lid 4, wordt vervangen door: "4. Wat asbest betreft, dat in Richtlijn 83/477/EEG(8) word behandeld, gelden de bepalingen van deze richtlijn wanneer zij voor de veiligheid en gezondheid op het werk gunstiger zijn.";
  • 2. 
    in artikel 2 wordt na punt a) het volgende punt aa) ingevoegd: "aa) 'mutageen agens':
  • i) 
    een stof die op grond van de criteria van bijlage VI van Richtlijn 67/548/EEG dient te worden ingedeeld als mutageen agens van categorie 1 of 2;
  • ii) 
    een uit een of meer van de onder i) bedoelde stoffen samengesteld preparaat, waarbij de concentratie van een of meer van de afzonderlijke stoffen voldoet aan de concentratiegrensvereisten voor de indeling van een preparaat als mutageen agens van categorie 1 of 2 zoals vermeld in
  • hetzij bijlage I van Richtlijn 67/548/EEG,
  • hetzij bijlage I van Richtlijn 88/379/EEG voorzover de stof of stoffen niet voorkomt of voorkomen in bijlage I van Richtlijn 67/548/EEG, ofwel erin voorkomt of voorkomen zonder vermelding van concentratiegrenzen;";
  • 3. 
    in artikel 1, lid 1, artikel 3, lid 1, lid 2, eerste en tweede streepje, en lid 4, artikel 5, lid 5, onder c), d), e en j), artikel 6, onder a) en b), artikel 10, lid 1, aanhef en onder a), artikel 11, lid 2, artikel 14, lid 3, artikel 16, lid 1, en artikel 17, lid 2, wordt "carcinogene agentia" vervangen door "carcinogene of mutagene agentia";
  • 4. 
    in artikel 2, onder b), artikel 4, lid 1, artikel 5, lid 2 en lid 5, aanhef en onder a), wordt "carcinogeen agens" vervangen door "carcinogeen of mutageen agens";
  • 5. 
    in bijlage I wordt het volgende punt 5 toegevoegd: "5. Werkzaamheden waarbij men wordt blootgesteld aan stof van hardhout(9).";
  • 6. 
    bijlage III, deel A, wordt vervangen door het volgende: "A. GRENSWAARDEN VOOR BEROEPSMATIGE BLOOTSTELLING

>RUIMTE VOOR DE TABEL>"

Artikel 2

Richtlijn 78/610/EEG wordt ingetrokken met ingang van 29 april 2003.

Artikel 3

Binnen twee jaar na de vaststelling van deze richtlijn kan de Commissie overeenkomstig artikel 118 A van het Verdrag op basis van de meest recente wetenschappelijke gegevens bij de Raad een voorstel indienen voor de vaststelling van herziene grenswaarden voor vinylchloridemonomeer en stof van hardhout.

Artikel 4

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 29 april 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

In de bepalingen die de lidstaten aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 5

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

  • W. 
    MÜLLER
  • (1) 
    PB L 196 van 26.7.1990, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/42/EG (PB L 179 van 8.7.1997, blz. 4).
  • (2) 
    PB C 123 van 22.4.1998, blz. 22.
  • (3) 
    PB C 284 van 14.9.1998, blz. 111.
  • (4) 
    Advies van het Europees Parlement van 22 oktober 1998 (PB C 341 van 9.11.1998, blz. 134), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 22 december 1998 (PB C 55 van 25.2.1999, blz. 39) en besluit van het Europees Parlement van 13 april 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (5) 
    PB L 196 van 16.8.1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/69/EG (PB L 343 van 13.12.1997, blz. 19).
  • (6) 
    PB L 197 van 22.7.1978, blz. 12.
  • (7) 
    PB L 185 van 9.7.1974, blz. 15. Besluit laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
  • (8) 
    PB L 263 van 24.9.1983, blz. 25. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/24/EG (PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11).
  • (9) 
    Een lijst van enkele soorten hardhout staat in deel 62 van de Monographs on the Evaluation of Carcinogenic Risks to Humans ('Wood Dust and Formaldehyde') (Monografieën over de evaluatie van carcinogene risico's voor de mens ('Houtstof en formaldehyde'), gepubliceerd door het Internationaal Instituut voor kankeronderzoek (Lyon, 1995).

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.