Verordening 1999/1721 - Controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31999R1721

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31999R1721

Verordening (EG) nr. 1721/1999 van de Raad van 29 juli 1999 houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren

Publicatieblad Nr. L 203 van 03/08/1999 blz. 0014 - 0015

VERORDENING (EG) Nr. 1721/1999 VAN DE RAAD

van 29 juli 1999

houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

  • (1) 
    Overwegende dat de Europese Gemeenschap verdragsluitende partij is bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna "CCAMLR-Verdrag" genoemd(3);
  • (2) 
    Overwegende dat het CCAMLR-Verdrag een adequaat kader is voor regionale samenwerking voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee, onder andere omdat bij dat verdrag een Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna te noemen "CCAMLR", is ingesteld en omdat het voorziet in de aanneming van voorstellen inzake instandhoudings- en handhavingsmaatregelen met betrekking tot de levende rijkdommen in het verdragsgebied van de CCAMLR, die verbindend worden voor de verdragsluitende partijen;
  • (3) 
    Overwegende dat het exploiteren van vissersvaartuigen onder de vlag van niet-verdragsluitende partijen als middel om naleving van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de CCAMLR te vermijden, nog altijd een van de factoren is die de doeltreffendheid van die maatregelen ernstig ondermijnt en daarom moet worden tegengegaan;
  • (4) 
    Overwegende dat de CCAMLR de betrokken niet-verdragsluitende partijen consequent heeft gevraagd hetzij partij te worden bij het CCAMLR-Verdrag, hetzij ermee in te stemmen de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de CCAMLR toe te passen teneinde te bewerkstelligen dat zij hun verantwoordelijkheid ten aanzien van vissersvaartuigen die hun vlag voeren, opnemen;
  • (5) 
    Overwegende dat de CCAMLR tijdens haar XVIe jaarvergadering die is gehouden van 27 oktober tot en met 7 november 1997 een instandhoudingsmaatregel, de "Regeling om te bevorderen dat vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR toepassen" (Scheme to Promote Compliance by Non-Contracting Party Vessels with CCAMLR Conservation Measures) heeft aangenomen die ervoor moet zorgen dat de doeltreffendheid van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de CCAMLR niet wordt ondermijnd door de activiteit van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen;
  • (6) 
    Overwegende dat deze Regeling onder andere voorziet in verplichte inspectie van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die zich vrijwillig in de havens van verdragsluitende partijen bevinden, alsmede in een verbod op aanlanding en overlading als bij zo'n inspectie wordt geconstateerd dat de vangst afkomstig is van visserijactiviteit die in strijd is met de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de CCAMLR en met bepaalde andere daarmee samenhangende door de verdragsluitende partijen te nemen maatregelen;
  • (7) 
    Overwegende dat deze instandhoudingsmaatregel met ingang van 10 mei 1998 verbindend zal worden voor alle verdragsluitende partijen en dat deze maatregel daarom door de Gemeenschap ingevoerd moet worden;
  • (8) 
    Overwegende dat in het kader van het Verdrag het gezag over de binnenwateren en de havens bij de lidstaten ligt; dat echter met betrekking tot de toegang tot havenfaciliteiten in de Gemeenschap voor vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen waarvan is waargenomen dat ze visten in het verdragsgebied, op het niveau van de Gemeenschap additionele uniforme maatregelen moeten worden vastgesteld zodat voor de activiteiten van dergelijke vaartuigen in de havens van de Gemeenschap zodanige regels gelden dat de doeltreffendheid van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de CCAMLR wordt gewaarborgd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a) 
    "vaartuig van een niet-verdragsluitende partij": een vaartuig dat de vlag voert van een staat die geen partij bij het CCAMLR-Verdrag is (NVP) en dat is waargenomen terwijl het viste in het verdragsgebied;
  • b) 
    "waarneming": waarneming van een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij door:
  • een vaartuig dat de vlag voert van een staat die verdragsluitende partij is bij het CCAMLR-Verdrag en dat actief is in het verdragsgebied, of
  • een vliegtuig dat is ingeschreven in een staat die verdragsluitende partij is bij het CCAMLR-Verdrag en dat boven het verdragsgebied vliegt of
  • een inspecteur van de visserijcontrolediensten van de verdragsluitende partijen die is toegevoegd aan de CCAMLR-inspectieregeling.

In het rapport over een waarneming moet met name informatie worden verstrekt over de identiteit van het vaartuig, de activiteit van het vaartuig en de geografische positie ervan;

  • c) 
    "verdragsgebied": het gebied bezuiden 60° zuiderbreedte en het gebied tussen die breedtegraad en de Antarctische convergentie. Onder de Antarctische convergentie wordt verstaan een lijn die de volgende punten verbindt langs breedte- en lengtecirkels: 50 °S, 0 °; 50 °S, 30 °E; 45 °S, 30 °E; 45 °S, 80 °E; 55 °S, 80 °E; 55 °S, 150 °E; 60 °S, 150 °E; 60 °S, 50 °W; 50 °S, 50 °W; 50 °S, 0 °.

Artikel 2

Na ontvangst van een rapport over een waarneming zendt de Commissie de daarin verstrekte informatie onverwijld door naar het CCAMLR-secretariaat en, zo mogelijk, naar het NVP-vaartuig met de mededeling dat de informatie wordt doorgegeven aan de vlaggenstaat van dat vaartuig.

Artikel 3

De Commissie stelt alle lidstaten onverwijld in kennis van elk rapport over een waarneming dat zij heeft ontvangen overeenkomstig artikel 2 of via een kennisgeving van het secretariaat van de CCAMLR of van een andere verdragsluitende partij.

Artikel 4

Communautaire vissersvaartuigen mogen geen vis aan boord laten overladen uit een NVP-vaartuig dat is waargenomen en dat volgens het desbetreffende verslag heeft gevist in het verdragsgebied en derhalve wordt geacht de doeltreffendheid van de instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR te hebben ondermijnd.

Artikel 5

  • 1. 
    De kapitein van een NVP-vaartuig die een haven in een lidstaat wil aandoen, stelt de bevoegde autoriteiten van die lidstaat ten minste 72 uur van tevoren in kennis van de vermoedelijke tijd van aankomst, de oorsprong van de vangst aan boord en, indien van toepassing, het vaartuig of de vaartuigen waarvan vangsten aan boord zijn overgeladen. Het vaartuig mag de haven niet binnenvaren zonder dat de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hebben gemeld dat zij de vereiste kennisgeving hebben ontvangen.
  • 2. 
    NVP-vaartuigen mogen, behalve in geval van overmacht of in geval van nood, alleen die havens aandoen die door de lidstaten in het kader van deze verordening zijn aangewezen.
  • 3. 
    Op de datum waarop deze verordening in werking treedt, zenden de lidstaten de Commissie een lijst van de in lid 2 bedoelde havens. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle latere wijzigingen in die lijst.

De Commissie maakt de lijst van de havens en de daarin aangebrachte wijzigingen bekend in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 6

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat alle NVP-vaartuigen die een aangewezen haven binnenvaren, door hun bevoegde autoriteiten worden geïnspecteerd. De vaartuigen mogen geen vangsten aanlanden of overladen totdat deze inspectie is uitgevoerd.
  • 2. 
    Als bij een dergelijke inspectie de bevoegde autoriteiten constateren dat het NVP-vaartuig vangsten aan boord heeft van de soorten waarvoor instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR gelden, verbiedt de betrokken lidstaat de vangsten van deze soorten aan te landen en/of over te laden.
  • 3. 
    Dit verbod geldt echter niet als de kapitein van het geïnspecteerde NVP-vaartuig ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat aantoont dat
  • de vissoorten aan boord zijn gevangen buiten het verdragsgebied van de CCAMLR, of
  • de vissoorten aan boord zijn gevangen met inachtneming van de betrokken instandhoudingsmaatregelen van de CCAMLR en de bepalingen die gelden in het kader van het CCAMLR-Verdrag.

Artikel 7

De lidstaten melden de Commissie onverwijld de resultaten van iedere inspectie en, in voorkomend geval, ieder verbod tot aanlanding en/of overlading dat naar aanleiding van de inspectie is uitgevaardigd.

De Commissie geeft deze informatie onverwijld door aan het secretariaat van de CCAMLR en zo spoedig mogelijk aan de vlaggenstaat van het geïnspecteerde NVP-vaartuig.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

  • S. 
    HASSI
  • (1) 
    PB C 218 van 14.7.1998.
  • (2) 
    PB C 98 van 9.4.1999.
  • (3) 
    PB L 252 van 5.9.1981, blz. 26.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.