Besluit 2000/819 - Meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) (2001-2005)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32000D0819

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32000D0819

2000/819/EG: Beschikking van de Raad van 20 december 2000 betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) (2001-2005)

Publicatieblad Nr. L 333 van 29/12/2000 blz. 0084 - 0091

Beschikking van de Raad

van 20 december 2000

betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) (2001-2005)

(2000/819/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name artikel 157, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(4),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Het belang van de ondernemingen en het ondernemerschap voor de verwezenlijking van de doelen van de Gemeenschap en de moeilijkheden waarmee ondernemingen en ondernemers worden geconfronteerd, werden reeds behandeld in een aantal mededelingen, besluiten en verslagen, voor het laatst in de mededeling "Uitdagingen voor het ondernemingenbeleid in de kenniseconomie" van de Commissie van 26 april 2000. Daarin werden de belangrijkste gebieden voor communautaire actie geïdentificeerd.
  • (2) 
    Het midden- en kleinbedrijf (MKB) levert een significante bijdrage op het gebied van concurrentievermogen, onderzoek, innovatie, kwalificatie en werkgelegenheid en heeft met specifieke problemen te kampen.
  • (3) 
    Er moet actie worden ondernomen om deze moeilijkheden te helpen overwinnen. Een aantal programma's, waaronder met name het 3e meerjarenprogramma voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) in de Europese Unie (1997-2000), vastgesteld bij Besluit 97/15/EG van de Raad(5), dat op 31 december 2000 afloopt, heeft een kader voor een dergelijke actie gecreëerd.
  • (4) 
    Op 29 juni 1999 heeft de Commissie in haar mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's verslag uitgebracht over de externe evaluatie van het genoemde meerjarenprogramma.
  • (5) 
    Het is noodzakelijk een nieuw programma voor de periode vanaf 1 januari 2001 vast te stellen en ervoor te zorgen dat het ondernemingenbeleid voldoende middelen heeft om zijn doelen te kunnen bereiken.
  • (6) 
    Op 9 november 1999 heeft de Raad een verslag goedgekeurd over de integratie van duurzame ontwikkeling in het ondernemingenbeleid van de Europese Unie. Het is noodzakelijk dat rekening wordt gehouden met duurzame ontwikkeling bij de vaststelling en uitvoering van de in het kader van dit programma te treffen maatregelen.
  • (7) 
    Op 20 juni 2000 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het Europees Handvest voor kleine ondernemingen en verzocht dat het volledig wordt uitgevoerd, met name als onderdeel van de voorstellen over het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap. Bij de activiteiten die de Unie ten behoeve van het MKB ontplooit, moet rekening worden gehouden met de doelstellingen van het Handvest.
  • (8) 
    Soortgelijke acties zijn ingeleid in het kader van de OESO, met name met het Handvest betreffende het beleid inzake het MKB, dat de ministers van Industrie van de OESO op 15 juni 2000 in Bologna hebben aangenomen.
  • (9) 
    De Raad heeft op 7 november 2000 de nadruk gelegd op het belang van een betere financiering van innovatieve bedrijven en om de financiële instrumenten te richten op startende ondernemingen, hoogtechnologische bedrijven en microbedrijven.
  • (10) 
    De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6).
  • (11) 
    Deze beschikking is de rechtsgrondslag voor specifieke aanvullende maatregelen die geen deel uitmaken van andere communautaire beleidsterreinen en die niet beter kunnen worden uitgevoerd op het niveau van de lidstaten.
  • (12) 
    De met de EVA/EER-landen gesloten EER-Overeenkomst en de aanvullende protocollen bij de met de landen van Midden- en Oost-Europa gesloten associatieovereenkomsten voorzien in de deelname van deze landen aan communautaire programma's. Ook moet worden voorzien in de deelname van Cyprus, Malta en Turkije in het kader van de met deze landen gesloten associatieovereenkomsten. Deelneming van andere landen kan worden overwogen indien de overeenkomsten en procedures daartoe de mogelijkheid bieden.
  • (13) 
    In deze beschikking wordt voor de gehele looptijd van het programma een financieel referentiebedrag in de zin van punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(7) opgenomen, zulks zonder afbreuk te doen aan de in het Verdrag vastgelegde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 januari 2001 wordt een communautair vijfjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap vastgesteld, dat voornamelijk gericht is op het midden- en kleinbedrijf (MKB).

Artikel 2

  • 1. 
    Het in artikel 1 beoogde programma heeft de volgende doelstellingen:
  • a) 
    de groei en het concurrentievermogen van ondernemingen versterken in een internationaal geworden, op kennis gebaseerde economie;
  • b) 
    het ondernemerschap bevorderen;
  • c) 
    het bestuursrechtelijke klimaat voor ondernemingen vereenvoudigen en verbeteren, met name om onderzoek, innovatie en ondernemerschap te bevorderen;
  • d) 
    het financiële klimaat voor ondernemingen, en met name voor het MKB, verbeteren;
  • e) 
    de toegang van ondernemingen tot bedrijfsondersteunende diensten en communautaire programma's en netwerken vergemakkelijken en de coördinatie daartussen verbeteren.
  • 2. 
    Deze doelstellingen worden hoofdzakelijk verwezenlijkt door middel van de in bijlage I omschreven actiegebieden.
  • 3. 
    Het programma zal eveneens worden gebruikt om vorderingen te maken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees Handvest voor kleine ondernemingen.

Artikel 3

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het Comité van beheer van het ondernemingenprogramma, hierna "comité".
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt gesteld op drie maanden.

  • 3. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 4

  • 1. 
    De voor de uitvoering van dit programma benodigde maatregelen en acties op de hierna genoemde gebieden worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 3, lid 2, bedoelde beheersprocedure:
  • het jaarlijkse werkprogramma en de overeenkomstige begrotingsmiddelen;
  • de criteria en de inhoud van aanbestedingen voor een bedrag van méér dan EUR 100000;
  • de prestatie-indicatoren ter evaluatie van de activiteiten die nodig zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelstellingen.
  • 2. 
    Voorts wordt het comité regelmatig geïnformeerd over elk ander vraagstuk in verband met het programma, met name over het jaarlijkse uitvoeringsverslag en de in artikel 5 bedoelde evaluatieverslagen.

Artikel 5

  • 1. 
    De Commissie evalueert de uitvoering van het programma en legt het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's de volgende verslagen voor:
  • om de twee jaar een evaluatieverslag van de vorderingen, met als doel op gecoördineerde wijze rekening te houden met:
  • het ondernemingenbeleid binnen het geheel van communautaire beleidsgebieden en programma's,
  • de uitvoering van het Europees Handvest voor kleine ondernemingen;
  • een extern evaluatieverslag vóór eind december 2004.
  • 2. 
    In deze verslagen wordt aangegeven of de doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt. Zij bevatten een kosten-batenanalyse van de uitgevoerde maatregelen en acties, met name op basis van de in artikel 4, lid 1, derde streepje, bedoelde prestatie-indicatoren.

Artikel 6

Dit programma staat open voor deelneming van:

  • de EVA/EER-landen volgens de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden,
  • de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE) volgens de voorwaarden die in de Europa-overeenkomsten, de aanvullende protocollen daarbij en de besluiten van de respectieve associatieraden zijn vastgesteld,
  • Cyprus, op basis van aanvullende kredieten volgens de met dat land overeen te komen procedures,
  • Malta en Turkije, op basis van aanvullende kredieten, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag,
  • andere landen indien de overeenkomsten en procedures daartoe de mogelijkheid bieden.

Artikel 7

  • 1. 
    Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma bedraagt 450 miljoen EUR.
  • 2. 
    De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 8

Deze beschikking treedt in werking op 1 januari 2001 en geldt tot en met 31 december 2005.

Artikel 9

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 december 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-C. Gayssot

  • (1) 
    PB C 311 van 31.10.2000, blz. 180.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 26.10.2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Advies uitgebracht op 29.11.2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (4) 
    Advies uitgebracht op 21.9.2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (5) 
    PB L 6 van 10.1.1997, blz. 25.
  • (6) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
  • (7) 
    PB L 172 van 18.6.1999, blz. 1.

BIJLAGE I

BESCHRIJVING VAN DE ACTIEGEBIEDEN

Deze actiegebieden stoelen hoofdzakelijk op vaststelling en uitwisseling van de beste praktijken overeenkomstig de nieuwe BEST-procedure als beschreven in de mededeling van de Commissie van 26 april 2000, die rekening houden met de behoeften van het MKB, en dienen de volgende doelen:

  • 1. 
    Versterking van de groei en van het concurrentievermogen van ondernemingen in een internationaal geworden, op kennis gebaseerde economie:

Dit programma zal met name maatregelen met de volgende strekking bevorderen:

  • versterking van concurrentievermogen en innovatie,
  • vergemakkelijking van het vrije verkeer van goederen en markttoegang,
  • toerusting van ondernemingen voor de mondialisering door met name het MKB aan te moedigen deel te nemen aan het standaardiseringsproces en de uitvoering ervan,
  • het bieden van een adequaat pakket van vaardigheden die zijn toegesneden op de behoeften van kleine ondernemingen,
  • ontwikkeling van het gebruik van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën,
  • aanmoediging van innovatieve praktijken,
  • bevordering van de integratie van duurzame ontwikkeling.
  • 2. 
    Bevordering van ondernemerschap:

Dit programma strekt er met name toe om:

  • het starten en overdragen van ondernemingen te vergemakkelijken,
  • de opleiding tot ondernemerschap te ontwikkelen,
  • de ondernemerscultuur in de hele samenleving te stimuleren,
  • specifieke beleidsmaatregelen ten behoeve van het MKB aan te geven en te bevorderen.
  • 3. 
    Vereenvoudiging en verbetering van het bestuursrechtelijk klimaat voor ondernemingen, met name ter bevordering van onderzoek, innovatie en ondernemerschap:

Met name de volgende doelstellingen worden nagestreefd:

  • uitbouw van het systeem voor de beoordeling van het effect op het bedrijfsleven van voorgestelde communautaire wetgeving,
  • verbetering van de regelgeving en vereenvoudiging van de administratieve belasting in het algemeen.
  • 4. 
    Verbetering van het financieel klimaat voor ondernemingen, met name voor het MKB:

Ingevolge de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 zal dit programma met name maatregelen met de volgende strekking bevorderen:

  • a) 
    maatregelen ter verbetering van het financieel klimaat voor ondernemingen, met name voor het MKB. Deze maatregelen, waarvan de toepassing in bijlage II indicatief is geschetst, zijn de volgende:
  • i) 
    de ETF-startersregeling (beheerd door het EIF)

De ETF-startersregeling maakt het mogelijk MKB-ondernemingen op te richten en in de startfase te financieren:

  • met deelnemingen in gespecialiseerde risicokapitaalfondsen, met name startfondsen, fondsen van beperkte omvang, regionaal werkzame fondsen of fondsen die zich op specifieke bedrijfstakken of technologieën concentreren, of risicokapitaalfondsen die de exploitatie van O & O-resultaten financieren, bijvoorbeeld fondsen die aan onderzoekcentra en wetenschapsparken (science parks) zijn verbonden, die op hun beurt risicokapitaal voor het MKB verschaffen. De regeling zal de door de EIB in samenwerking met het EIF ingestelde Europese Technologiefaciliteit in de aanloopfase versterken, door een gedurfder investeringsbeleid wat betreft zowel de intermediairs als hun beleggingen.

Het EIF belast zich met de selectie, de uitvoering en het beheer van de investeringen in de risicokapitaalfondsen, in voorkomend geval in samenwerking met de nationale programma's. De gedetailleerde uitvoeringsmodaliteiten van de EIF-startersregeling, met inbegrip van het toezicht en de controle daarop, worden omschreven in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en het EIF waarin rekening wordt gehouden met de indicatieve schets in bijlage II.

  • door de oprichting en ontwikkeling te steunen van starterscentra en daarmee verband houdende begeleidingsprogramma's ("mentoring schemes").
  • ii) 
    de MKB-garantiefaciliteit (beheerd door het EIF)

De garantiefaciliteit voor het MKB zal tegengaranties of, in voorkomend geval, medegaranties verstrekken voor in de lidstaten functionerende garantiestelsels, en directe garanties in het geval van de EIB of andere geschikte financiële intermediairs, terwijl uit die garanties voortvloeiende verliezen door de algemene begroting van de Europese Unie zullen worden gedekt.

Aldus zal de regeling de onvoldoende marktwerking kunnen ondervangen op de volgende gebieden:

  • kredietverlening aan MKB-bedrijven met groeipotentieel, ter verlichting van de bijzondere moeilijkheden die zij ondervinden vanwege het hoge risico dat zij vertegenwoordigen (zoals in het geval van kleine of recent opgerichte ondernemingen).
  • microkredietverlening om financiële instellingen aan te moedigen op dit gebied actiever te zijn en aan leningnemers die onvoldoende garanties kunnen bieden, leningen van een geringer bedrag met proportioneel hogere behandelingskosten per eenheid aan te bieden.
  • deelnemingen met eigen middelen in MKB-bedrijven met groeipotentieel, met inbegrip van deelnemingen door lokale of regionale startkapitaalfondsen en/of aanloopkapitaalfondsen, ter verlichting van de bijzondere moeilijkheden die MKB-bedrijven ondervinden ten gevolge van hun zwakke financiële structuur.
  • benutting door kleine bedrijven van de nieuwe mogelijkheden die worden geboden door internet en elektronische handel; de gegarandeerde leningen kunnen worden verstrekt voor informatica-uitrusting, software en opleiding, om kleine ondernemingen te helpen zich op deze gebieden te moderniseren en om hun concurrentievermogen te versterken.

In aanvulling op de garanties of tegengaranties, kan een aanvullende steun voor de financiële intermediairs worden overwogen, in het bijzonder voor microkredieten. Die steun is bestemd ter gedeeltelijke dekking van de hoge beheerskosten die aan deze transacties verbonden zijn.

De begrotingstoewijzing dekt alle kosten van de faciliteit, waaronder alle EIF-garantieverliezen alsmede alle andere in aanmerking komende kosten of uitgaven. De kosten van de faciliteit voor de algemene begroting van de Europese Unie mogen niet meer bedragen dan de begrotingsmiddelen die in het kader van de onderhavige actie ter beschikking van het EIF zijn gesteld. Een voorwaardelijke begrotingsverplichting is niet mogelijk.

De uitvoeringsmodaliteiten van de garantiefaciliteit voor het MKB, waaronder het toezicht en de controle, worden gedetailleerd omschreven in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en het EIF waarin rekening wordt gehouden met de indicatieve schets in bijlage II.

  • iii) 
    de startkapitaalactie (beheerd door het EIF)

Het doel van de startkapitaalactie is, de verstrekking te bevorderen van eigen of semi-eigen middelen voor de oprichting van nieuwe, innovatieve ondernemingen met groei- en banenpotentieel, ook in de traditionele economie, door middel van ondersteuning van startkapitaalfondsen, starterscentra en dergelijke organisaties waaraan het EIF hetzij uit eigen middelen, hetzij in opdracht, steun verleent in de eerste jaren dat zij actief zijn.

  • iv) 
    Joint European Venture

Met dit programma wordt beoogd de tot 31 december 2000 verrichte vastleggingen te gebruiken voor ondernemingen die overwegen een transnationaal partnerschap aan te gaan. De maximumbijdrage per project is 100000 EUR.

Deze financiële maatregelen zullen eventueel in het licht van de toekomstige besluiten van de Raad worden aangepast. Deze verschillende financieringsmechanismen zullen in nauwe samenwerking met de lidstaten moeten worden uitgevoerd;

  • b) 
    gebruik van de euro door ondernemingen;
  • c) 
    maatregelen ter aanmoediging van nabije financiering, met name voor de ontwikkeling van netwerken van "business angels";
  • d) 
    de oprichting van een communautair netwerk van startkapitaalfondsen en hun beheerders waarmee de vorming en de uitwisseling van beste praktijken wordt bevorderd;
  • e) 
    organisatie van rondetafels van banken en het MKB.
  • 5. 
    Vergemakkelijking van de toegang van ondernemingen tot ondersteunende diensten, tot de communautaire programma's en netwerken, en verbetering van de coördinatie daartussen:

In het kader van dit programma zullen met name acties worden ontwikkeld om:

  • de toegang van ondernemingen tot de communautaire programma's te bevorderen en een betere coördinatie met vooral het kaderprogramma inzake onderzoek en ontwikkeling tot stand te brengen;
  • het functioneren van en de samenwerking en de coördinatie tussen de communautaire netwerken te verbeteren, met name wat betreft de Euro Info Centres en het Euro Info Correspondence Centre. Door de uitvoering van deze activiteiten kan de Commissie een beroep blijven doen op organisaties of deskundigen die technische ondersteuning bieden; de financiering zou gevonden kunnen worden binnen het algemene financiële kader van dit programma;
  • de organisatie te bevorderen van evenementen die gericht zijn op samenwerking tussen bedrijven, zoals Europartnerschappen;
  • het verslag "Europese waarnemingspost voor het MKB" te benutten.

BIJLAGE II

FINANCIËLE INSTRUMENTEN VAN DE GEMEENSCHAP

  • I. 
    Indicatieve schets voor de toepassing van de ETF-startersregeling
  • A. 
    Inleiding

De ETF-startersregeling zal door het EIF op trustbasis worden beheerd.

  • B. 
    Intermediairs

Wat betreft risicokapitaalactiviteiten, zullen de intermediairs volgens de beste zakelijke en marktpraktijk op eerlijke en doorzichtige wijze worden geselecteerd om concurrentieverstoringen te voorkomen, met inachtneming van het doel via een groot aantal gespecialiseerde fondsen te werken.

Voor de uitvoering van de aanvullende actie ten behoeve van starterscentra, zal het EIF steunen op de door de lidstaten terzake opgedane ervaring.

  • C. 
    Maximuminvestering

De maximale totale investering in een intermediair risicokapitaalfonds bedraagt 25 % van het totale aandelenkapitaal dat door het betrokken fonds wordt gehouden, of 50 % in uitzonderlijke gevallen, zoals nieuwe fondsen die waarschijnlijk een bijzonder krachtige katalytische rol bij de ontwikkeling van risicokapitaalmarkten voor een specifieke technologie of in een specifieke regio zullen vervullen. Per risicokapitaalfonds mag niet meer dan 10 miljoen euro worden geïnvesteerd, behalve in naar behoren gerechtvaardigde uitzonderingsgevallen, waarvoor in geen geval de limiet van 15 miljoen euro mag worden overschreden. De intermediaire risicokapitaalfondsen moeten met betrekking tot de diversificatie van hun portefeuille de gevestigde marktpraktijk volgen.

  • D. 
    Investeringen op gelijke voet

De investeringen van de ETF-startersregeling in bemiddelende fondsen zullen op gelijke voet staan met die van de andere investeringen in aandelen. Voor elke afwijking van deze regel is een advies van het Comité van artikel 3 nodig.

  • E. 
    Looptijd van de faciliteit

De ETF-startersregeling wordt opgezet als een langlopende faciliteit in het kader waarvan gewoonlijk posities van vijf tot twaalf jaar in risicokapitaalfondsen zullen worden genomen. In elk geval zal de looptijd van de investeringen niet langer bedragen dan 16 jaar vanaf de datum van ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en het EIF als bedoeld in bijlage I.

  • F. 
    Realisatie van investeringen

Aangezien de meeste van de investeringen in het kader van de ETF-startersregeling in niet-beursgenoteerde, illiquide entiteiten zullen worden gedaan, zal de realisatie van die investeringen gebaseerd zijn op de uitkering van de opbrengsten die de intermediaire fondsen ontvangen uit de verkoop van hun investeringen in MKB-bedrijven.

  • G. 
    Herinvestering van opbrengsten uit gerealiseerde investeringen

Opbrengsten uit door de fondsen aan het EIF verrichte terugbetalingen mogen gedurende de eerste vier jaar na 20 december 2000 worden geherinvesteerd. De herinvesteringsperiode kan met ten hoogste drie jaar worden verlengd indien de faciliteit 48 maanden na de instelling ervan een gunstige beoordeling krijgt.

  • H. 
    Rekening voor gelden van derden (trustrekening)

Bij het EIF wordt voor de begrotingsmiddelen die voor de regeling zijn bestemd een afzonderlijke rekening voor gelden van derden (trustrekening) geopend. Deze rekening is rentedragend; ontvangen rente wordt aan de middelen van de faciliteit toegevoegd. De door het EIF in het kader van de ETF-startersregeling verrichte investeringen en de beheerskosten van het EIF en andere in aanmerking komende uitgaven worden van deze rekening voor gelden van derden afgeschreven en de opbrengsten uit gerealiseerde investeringen worden daarop bijgeschreven. Aan het eind van het vierde jaar na 20 december 2000 of, indien de herinvesteringsperiode wordt verlengd, na afloop van de verlengde herinvesteringsperiode, worden andere saldi op deze trustrekening dan gelden waarvoor verplichtingen zijn aangegaan en die nog niet zijn opgenomen/geïnvesteerd en gelden die redelijkerwijs voor de dekking van in aanmerking komende kosten en uitgaven nodig zijn, zoals beheerskosten van het EIF, in de algemene begroting van de Europese Unie teruggestort.

  • I. 
    Rekenkamer

De nodige regelingen worden getroffen om de Rekenkamer van de Europese Unie in staat te stellen zijn taak te vervullen teneinde de regelmatigheid van het gebruik van de fondsen te verifiëren.

II. Indicatieve schets van de toepassing van de MKB-garantiefaciliteit

  • A. 
    Inleiding

De MKB-garantiefaciliteit zal door het EIF op trustbasis worden beheerd.

  • B. 
    Intermediairs

De intermediairs worden gekozen onder de garantiestelsels die in de openbare of de privé-sector in de lidstaten functioneren, met inbegrip van onderlinge garantiestelsels, de EIB of andere passende financiële instellingen. De intermediairs zullen worden geselecteerd volgens de beste zakelijke en marktpraktijk op een eerlijke en doorzichtige wijze, met inachtneming van

  • a) 
    het voorzienbare effect op het volume van de financieringen (leningen, deelnemingen) ten behoeve van het MKB en/of
  • b) 
    het effect op de toegang tot de financieringen van het MKB en/of
  • c) 
    het effect op de risico's die de betrokken intermediair bij financieringen van het MKB op zich neemt.
  • C. 
    In aanmerking komende leningen aan het MKB

De financiële criteria voor het in aanmerking komen van financieringen van het MKB voor garanties in het kader van de MKB-garantiefaciliteit worden afzonderlijk voor elke intermediair vastgesteld in het licht van zijn activiteiten, met het doel zoveel mogelijk MKB-bedrijven te bereiken. Deze criteria dienen de marktvoorwaarden en -praktijken in het betrokken gebied te weerspiegelen.

De garanties en tegengaranties zullen hoofdzakelijk financieringen steunen van MKB-bedrijven tot 100 werknemers (bij voorrang tot 50 werknemers wat betreft de specifieke actie voor de ontwikkeling van het gebruik van internet en elektronische handel door kleine bedrijven). Bijzondere aandacht zal worden besteed aan financieringen van immateriële activa.

  • D. 
    EIF-garanties

De garanties van het EIF hebben betrekking op afzonderlijke financieringen in een specifieke transactiesportefeuille. De garanties van het EIF dekken een deel van het door de betrokken financiële intermediair aangegane risico in verband met de onderliggende financieringenportefeuille.

  • E. 
    Gelimiteerde gecumuleerde verliezen van het EIF

De verplichting van het EIF om zijn aandeel in de verliezen op financieringen aan de intermediair te betalen, blijft bestaan totdat het gecumuleerde bedrag van de betalingen tot dekking van de verliezen op een specifieke financieringenportefeuille, in voorkomend geval verminderd met het gecumuleerde bedrag van de overeenkomstige alsnog geïnde bedragen die aanvankelijk als verliezen waren geboekt, en met andere opbrengsten, een tevoren overeengekomen bedrag bereikt, waarna de garantie van het EIF automatisch wordt geannuleerd.

  • F. 
    EIF op gelijke voet met de intermediair

De garanties van het EIF staan gewoonlijk op gelijke voet met de garanties of, in voorkomend geval, met de financieringen die door de intermediair worden verstrekt.

  • G. 
    Rekening voor gelden van derden (trustrekening)

Bij het EIF wordt een rekening voor gelden van derden (trustrekening) geopend voor de begrotingsmiddelen voor de regeling. Deze regeling is rentedragend; de ontvangen rente wordt aan de middelen van de faciliteit toegevoegd.

  • H. 
    Recht van het EIF om gelden aan de trustrekening te onttrekken

Het EIF heeft het recht de rekening voor gelden van derden (trustrekening) te debiteren voor betalingen om aan zijn verplichtingen voor de gelimiteerde gecumuleerde verliezen uit hoofde van de garantiefaciliteit te voldoen, en, met goedkeuring van de Commissie, voor andere in aanmerking komende kosten, bijvoorbeeld zijn beheerskosten, honoraria van juristen en promotiekosten van de regeling.

  • I. 
    Bijschrijving op de trustrekening van geïnde bedragen en andere opbrengsten

Alsnog geïnde bedragen die aanvankelijk waren geboekt als verliezen waarvoor garanties zijn betaald alsmede eventuele andere opbrengsten, moeten op de rekening voor gelden van derden (trustrekening) worden bijgeschreven.

  • J. 
    Looptijd van de regeling

Het is de bedoeling dat de afzonderlijke MKB-garanties een looptijd tot tien jaar hebben. Bedragen die bij het verstrijken van de uitstaande garanties op de trustrekening staan, worden in de Gemeenschapsbegroting teruggestort.

  • K. 
    Rekenkamer

De nodige regelingen worden getroffen om de Rekenkamer in staat te stellen zijn taak te vervullen teneinde de regelmatigheid van het gebruik van de fondsen te verifiëren.

III. Indicatieve schets voor de toepassing van de startkapitaalactie

  • A. 
    Inleiding

De startkapitaalactie wordt beheerd door het EIF.

  • B. 
    Rekenkamer

De nodige regelingen worden getroffen om de Rekenkamer in staat te stellen zijn taak te vervullen teneinde de regelmatigheid van het gebruik van de fondsen te verifiëren.

IV. Joint European Ventures

De ervaring heeft uitgewezen dat deze regeling moet worden vereenvoudigd opdat verzoeken om financiële bijdragen van MKB-bedrijven snel door de financiële intermediairs en de Commissiediensten worden behandeld en om ervoor te zorgen dat de communautaire middelen correct worden gebruikt. Bovendien onderzoekt de Commissie momenteel de mogelijkheden om de criteria voor steunverlening aan te passen teneinde die beter af te stemmen op de behoeften van het MKB op het gebied van grensoverschrijdende investeringen, onder meer ook in de kandidaat-lidstaten.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.