Verordening 2000/1150 - Toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de EG

1.

Wettekst

31.5.2000   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 130/1

 

VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 1150/2000 VAN DE RAAD

van 22 mei 2000

houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 279,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 183,

Gelet op Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (1), inzonderheid op artikel 8, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van de Rekenkamer (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 van de Raad van 29 mei 1989 houdende toepassing van Besluit 88/376/EEG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (4) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (5). Derhalve dient om redenen van zowel rationele ordening als duidelijkheid van de tekst genoemde verordening te worden gecodificeerd.

 

(2)

De Gemeenschap moet onder optimale voorwaarden kunnen beschikken over de in artikel 2 van Besluit 94/728/EG, Euratom bedoelde eigen middelen en met het oog daarop dient de wijze te worden vastgesteld waarop de lidstaten de aan de Gemeenschappen toegekende eigen middelen ter beschikking stellen van de Commissie.

 

(3)

De traditionele eigen middelen worden door de lidstaten geïnd overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die, waar nodig, aan de voorschriften van de communautaire reglementering worden aangepast, en de Commissie moet op deze aanpassing toezien en, waar nodig, voorstellen doen.

 

(4)

De Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in de Raad bijeen, hebben de resolutie van 13 november 1991 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen aangenomen (6).

 

(5)

Het is noodzakelijk het begrip „vaststelling” alsmede de voorwaarden waaronder wordt voldaan aan de vaststellingsverplichting met betrekking tot de in artikel 2, lid 1, onder a) en b), van Besluit 94/728/EG, Euratom genoemde eigen middelen, nader te omschrijven.

 

(6)

Wat betreft de eigen middelen die afkomstig zijn uit de heffingen en bijdragen in de sector suiker, ten aanzien waarvan ervoor moet worden gezorgd dat de inning van deze ontvangsten en het begrotingsjaar enerzijds, en de uitgaven betreffende hetzelfde jaar anderzijds samenvallen, moeten maatregelen worden genomen opdat de lidstaten de uit de heffingen en bijdragen in de sector suiker afkomstige middelen ter beschikking van de Commissie stellen in de loop van het begrotingsjaar waarin zij werden vastgesteld.

 

(7)

Het is van belang de doorzichtigheid van het stelsel van de eigen middelen en de informatie van de Begrotingsautoriteit te verbeteren.

 

(8)

De lidstaten moeten de bescheiden en inlichtingen die nodig zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Commissie ten aanzien van de eigen middelen ter beschikking van de Commissie houden en eventueel aan haar doen toekomen.

 

(9)

De met de heffing van de eigen middelen belaste nationale overheidsdiensten moeten te allen tijde de bewijsstukken van deze heffing ter beschikking van de Commissie houden.

 

(10)

Het mechanisme voor informatie van de Commissie door de lidstaten moet het toezicht mogelijk maken op het optreden van deze laatste op het gebied van de inning van de eigen middelen en met name die welke door fraude en onregelmatigheden onzeker zijn geworden.

 

(11)

Vooral met het oog op de niet geïnde rechten dient in een afzonderlijke boekhouding te worden voorzien. Deze boekhouding en de verstrekking van een kwartaaloverzicht daarvan moeten de Commissie in staat stellen het optreden van de lidstaten in verband met de inning van deze eigen middelen, en in het bijzonder van die welke als gevolg van fraude of onregelmatigheden onzeker zijn geworden, van meer nabij te volgen.

 

(12)

Het is belangrijk een verjaringstermijn in de betrekkingen tussen de lidstaten en de Commissie vast te stellen, met dien verstande dat de nieuwe vaststellingen van de lidstaten betreffende hun belastingschuldigen uit hoofde van vorige boekjaren moeten worden beschouwd als vaststellingen van het lopende boekjaar.

 

(13)

Wat de in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 94/728/EG, Euratom bedoelde eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde betreft, hierna „BTW-middelen” genoemd, dient te worden bepaald dat de lidstaten de in de begroting geraamde eigen middelen in de vorm van vaste maandelijkse twaalfden ter beschikking van de Gemeenschap stellen, om de aldus ter beschikking gestelde bedragen later te regulariseren aan de hand van de werkelijke grondslag van de BTW-middelen.

 

(14)

Deze procedure is eveneens van toepassing op de aanvullende middelen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onder d), van voornoemd besluit, hierna „aanvullende middelen” genoemd, vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de harmonisatie van de opstelling van het bruto nationaal product tegen marktprijzen (7).

 

(15)

De eigen middelen moeten ter beschikking worden gesteld in de vorm van een boeking van de verschuldigde bedragen op het credit van een rekening die daartoe op naam van de Commissie is geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aanwijst. De Gemeenschap, dient, teneinde het geldverkeer te beperken tot hetgeen nodig is voor de uitvoering van de begroting, van de genoemde rekeningen, slechts de sommen op te nemen die nodig zijn ter dekking van de kasbehoeften van de Commissie.

 

(16)

De betaling van de steun die voortvloeit uit de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (8) geschiedt voornamelijk in de eerste maanden van het begrotingsjaar en de Commissie dient voor deze betalingen over adequate kasmiddelen te beschikken.

 

(17)

Beschikking 94/729/EG van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende de begrotingsdiscipline (9) voorziet in de opneming in de algemene begroting van de Europese Unie van een reserve met betrekking tot leningen en garanties van leningen van de Gemeenschap aan en in derde landen en van een reserve voor noodhulp. Met het oog op de boeking van de met deze reserves overeenstemmende eigen middelen dienen bepalingen te worden vastgesteld.

 

(18)

Om de financiering van de communautaire begroting in alle omstandigheden te waarborgen, dient te worden bepaald op welke wijze de op het bruto nationaal product gebaseerde bijdragen, hierna „BNP-bijdragen” genoemd, zoals bedoeld in artikel 2, lid 7, van Besluit 88/376/EEG, Euratom, ter beschikking worden gesteld.

 

(19)

Het naar het volgende begrotingsjaar over te dragen saldo van een begrotingsjaar dient te worden bepaald.

 

(20)

De lidstaten dienen de nodige verificaties en onderzoeken met betrekking tot de vaststelling en de terbeschikkingstelling van de eigen middelen te verrichten. De Commissie dient haar bevoegdheden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening uit te oefenen. De bevoegdheden van de Commissie inzake de controle van de aanvullende middelen moeten worden gepreciseerd.

 

(21)

Een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie kan de juiste toepassing van de financiële voorschriften betreffende de eigen middelen in de hand werken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

Algemene bepalingen

Artikel 1

De bij Besluit 94/728/EG, Euratom vastgestelde eigen middelen van de Gemeenschappen, hierna „eigen middelen” genoemd, worden ter beschikking van de Commissie gesteld en gecontroleerd op de in deze verordening vastgestelde wijze, onverminderd Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 (10) en Richtlijn 89/130/EEG, Euratom.

Artikel 2

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze verordening geldt een recht van de Gemeenschappen op de in artikel 2, lid 1, onder a) en b), van Besluit 94/728/EG, Euratom genoemde eigen middelen als vastgesteld, zodra is voldaan aan de voorwaarden van de douanevoorschriften voor wat betreft de boeking van het bedrag van het recht en de kennisgeving daarvan aan de belastingschuldige.
  • 2. 
    Het voor de in lid 1 bedoelde vaststelling in aanmerking te nemen tijdstip is het tijdstip van de boeking, bedoeld in de douanevoorschriften.

Met betrekking tot de in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker bepaalde heffingen, bijdragen en andere rechten is het voor de in lid 1 bedoelde vaststelling in aanmerking te nemen tijdstip het tijdstip van de in de regeling voor de sector suiker voorgeschreven mededeling.

Wanneer deze mededeling niet uitdrukkelijk is voorzien, geldt het tijdstip van de vaststelling door de lidstaten van de door de belastingschuldigen verschuldigde bedragen, in voorkomend geval, als voorschot of vereffening.

  • 3. 
    In geval van een geschil worden de bevoegde overheidsorganen geacht het bedrag van het verschuldigde recht uiterlijk wanneer de eerste administratieve beslissing wordt genomen waarbij de schuld aan de belastingschuldige wordt meegedeeld, of wanner het geschil bij de rechter aanhangig wordt gemaakt, indien zulks eerder plaatsvindt, met het oog op de in lid 1 bedoelde vaststelling te kunnen berekenen.

Het voor de in lid 1 bedoelde vaststelling in aanmerking te nemen tijdstip is het tijdstip van de beslissing of dat van de berekening die moet worden gemaakt nadat het geschil overeenkomstig de eerste alinea aanhangig is gemaakt.

  • 4. 
    Lid 1 is van toepassing wanneer de kennisgeving moet worden gecorrigeerd.

Artikel 3

De lidstaten nemen alle dienstige maatregelen teneinde te verzekeren dat de bewijsstukken betreffende de vaststelling en de terbeschikkingstelling van de eigen middelen gedurende ten minste drie kalenderjaren, te rekenen vanaf het einde van het jaar waarop zij betrekking hebben worden bewaard.

De bewijsstukken die betrekking hebben op de in de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom bedoelde methoden en statistische grondslagen, moeten door de lidstaten worden bewaard tot en met 30 september van het vierde jaar volgende op het betrokken begrotingsjaar. De bewijsstukken die betrekking hebben op de grondslag van de BTW-middelen moeten gedurende dezelfde periode worden bewaard.

Indien bij een overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van deze verordening of artikel 11 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 verricht onderzoek van de in de eerste en tweede alinea bedoelde bewijsstukken een rectificatie noodzakelijk mocht blijken, worden deze bewijsstukken zolang na het verstrijken van de in de eerste alinea genoemde termijn bewaard als nodig is voor het aanbrengen van de rectificatie en voor de controle daarop.

Artikel 4

  • 1. 
    Elke lidstaat doet de Commissie mededeling van:
 

a)

de naam van de diensten of instellingen die verantwoordelijk zijn voor de vaststelling, de inning, de terbeschikkingstelling en de controle van de eigen middelen, alsmede de belangrijkste bepalingen met betrekking tot de rol en het functioneren van deze diensten en instellingen;

 

b)

de wettelijke, bestuursrechtelijke en comptabiliteitsbepalingen van algemene aard betreffende de vaststelling, de inning, de terbeschikkingstelling en de controle van de eigen middelen;

 

c)

de exacte benaming van alle administratieve en boekhoudkundige staten waarin de vastgestelde rechten zoals nader omschreven in artikel 2 worden geregistreerd, met name de staten die worden gebruikt bij de boekingen als bedoeld in artikel 6.

Elke wijziging van deze namen of bepalingen wordt onverwijld aan de Commissie meegedeeld.

  • 2. 
    De commissie deelt de in lid 1 bedoelde gegevens op hun verzoek aan de andere lidstaten mede.

Artikel 5

Het in artikel 2, lid 1, onder d), van Besluit 94/728/EG, Euratom bedoelde percentage dat in het kader van de begrotingsprocedure wordt vastgesteld, wordt op basis van de som van de geraamde bruto nationale producten (hierna „BNP” genoemd) van de lidstaten zodanig berekend, dat het gedeelte van de begroting dat niet wordt gefinancierd met douanerechten, landbouwheffingen, in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker bepaalde heffingen, bijdragen en andere rechten, BTW-middelen, financiële bijdragen ten behoeve van de aanvullende programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling, overige ontvangsten, en, in voorkomend geval, financiële BNP-bijdragen, er volledig door wordt gedekt.

Dit percentage wordt in de begroting uitgedrukt door een getal dat zoveel decimalen bevat als nodig is om de middelen op BNP-basis integraal over de lidstaten te kunnen verdelen.

TITEL II

Boekhouding van de eigen middelen

Artikel 6

  • 1. 
    Bij de schatkist van iedere lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aanwijst, wordt een boekhouding van de eigen middelen gevoerd, gespecificeerd naar de aard van de middelen.
  • 2. 
    Ten behoeve van de boekhouding van de eigen middelen eindigt de boekmaand niet eerder dan om 13.00 uur op de laatste werkdag van de maand van de vaststelling.
 

3.

a)

De overeenkomstig artikel 2 vastgestelde rechten worden, onder voorbehoud van het bepaalde onder b), uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin de vaststelling heeft plaatsgehad, in de boekhouding opgenomen.

b)

Vastgestelde rechten die niet in de onder a) bedoelde boekhouding zijn opgenomen omdat zij nog niet zijn geïnd en geen zekerheid is gesteld, worden binnen de onder a) vastgestelde termijn in een specifieke boekhouding opgenomen. De lidstaten kunnen de vastgestelde rechten waarvoor een zekerheid is gesteld, echter eveneens in een specifieke boekhouding opnemen indien deze rechten worden betwist, waardoor de waarde ervan wijzigingen kan ondergaan als de uitslag van de geschillen bekend is.

c)

De BTW-middelen en de aanvullende middelen worden evenwel in de onder a) genoemde boekhouding opgenomen:

 

op de eerste werkdag van elke werkdag van elke maand, ten belope van één twaalfde zoals in artikel 10, lid 3, aangegeven;

 

jaarlijks, voor wat betreft de in artikel 10, leden 4 en 7, bedoelde saldi en de in artikel 10, leden 6 en 8, bedoelde aanpassingen, met uitzondering van de in artikel 10, lid 6, eerste streepje, bedoelde bijzondere aanpassingen, die op de eerste werkdag van de maand na die waarin tussen de betrokken lidstaat en de Commissie overeenstemming is bereikt in de boekhouding worden opgenomen.

d)

De vastgestelde rechten betreffende de in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker bepaalde heffingen, bijdragen en andere rechten worden in de onder a) bedoelde boekhouding opgenomen. Indien deze rechten vervolgens niet binnen de gestelde termijnen zijn geïnd, kunnen de lidstaten de opneming corrigeren en bij wijze van uitzondering de rechten opnemen in de specifieke boekhouding.

  • 4. 
    Elke lidstaat zendt de Commissie, binnen de in lid 3 gestelde termijn toe:
 

a)

een maandoverzicht van zijn boekhouding betreffende de in lid 3, onder a), bedoelde rechten.

De betrokken lidstaten doen de betrokken maandoverzichten vergezeld gaan van de gegevens of overzichten betreffende de op grond van bepalingen betreffende de grondgebieden met een bijzondere status op de eigen middelen in mindering gebrachte bedragen;

 

b)

een kwartaaloverzicht van de in lid 3, onder b), bedoelde specifieke boekhouding.

De nadere voorschriften betreffende de in dit lid bedoelde maand- en kwartaaloverzichten, alsmede de naar behoren gemotiveerde wijzigingen ervan, worden door de Commissie vastgesteld na raadpleging van het in artikel 20 bedoelde comité. In voorkomend geval worden passende termijnen voor de toepassing ervan vastgesteld.

  • 5. 
    Elke lidstaat zendt de Commissie in de periode van twee maanden die volgt op het einde van elk kwartaal een beschrijving toe van reeds ontdekte fraudegevallen en onregelmatigheden waarmee rechten ten bedragen van meer dan 10 000 EUR zijn gemoeid.

Daarbij verstrekt elke lidstaat voorzover mogelijk de volgende gegevens:

 

de aard van de fraude en/of onregelmatigheid (omschrijving, betrokken douaneregeling);

 

het bedrag of de veronderstelde orde van grootte van de gederfde eigen middelen;

 

de betrokken goederen (tariefpost, oorsprong, herkomst);

 

de beknopte beschrijving van het fraudemechanisme;

 

de aard van de controle waardoor de fraude of onregelmatigheid werd ontdekt;

 

de nationale diensten of organen die de fraude of onregelmatigheid hebben geconstateerd;

 

het stadium van de procedure, inclusief het inningsstadium, onder vermelding van de vaststelling indien deze reeds heeft plaatsgevonden;

 

de vermelding van de eventuele kennisgeving van het geval uit hoofde van Verordening (EG) nr. 515/97 (11);

 

in voorkomend geval, de betrokken lidstaten;

 

de ter voorkoming van een herhaling van het reeds ontdekte fraudegeval of de ontdekte onregelmatigheid getroffen of in overweging genomen maatregelen.

Elke lidstaat voegt bij het in de eerste alinea bedoelde kwartaaloverzicht de stand van zaken met betrekking tot de reeds aan de Commissie medegedeelde fraudegevallen en onregelmatigheden waarvoor niet eerder is aangegeven dat de betrokken rechten zijn geïnd, vervallen of niet zijn geïnd.

Met het oog daarop verstrekt elke lidstaat voor elk van de in de eerste alinea bedoelde gevallen de volgende gegevens:

 

de verwijzing naar de oorspronkelijke mededeling,

 

het saldo dat in het vorige kwartaal nog moest worden geïnd,

 

het tijdstip van de vaststelling,

 

het tijdstip van opneming in de in lid 3, onder b), bedoelde specifieke boekhouding,

 

de tijdens het betrokken kwartaal geïnde bedragen,

 

rectificaties van de grondslag (rectificaties/annuleringen) tijdens het betrokken kwartaal,

 

de geschrapte bedragen,

 

het stadium van de administratieve of gerechtelijke procedure,

 

het aan het eind van het betrokken kwartaal nog te innen saldo.

De nadere voorschriften betreffende de bovenbedoelde overzichten, alsmede de naar behoren gemotiveerde wijzigingen ervan, worden door de Commissie vastgesteld na raadpleging van het in artikel 20 bedoelde comité. In voorkomend geval worden passende termijnen voor de toepassing ervan vastgesteld.

Artikel 7

  • 1. 
    Elke lidstaat stelt jaarlijks een samenvattende rekening op van de in zijn in artikel 6, lid 3, onder a), bedoelde boekhouding opgenomen vastgestelde rechten en zendt die vóór 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar, aan de commissie toe. Elk verschil tussen het totaalbedrag van de samenvattende rekening en de som van de door de lidstaat toegezonden maandoverzichten van januari tot en met december van het jaar wordt toegelicht. De commissie verifieert de overeenstemming van de samenvattende rekening met het bedrag van de in het jaar aan haar ter beschikking gestelde rechten; zij beschikt over een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de samenvattende rekening, om eventueel haar opmerkingen aan de betrokken lidstaat mede te delen.
  • 2. 
    Na 31 december van het derde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar wordt de in lid 1 bedoelde jaarlijkse samenvattende rekening niet meer gecorrigeerd, behoudens op punten waarvan vóór het verstrijken van deze termijn door de Commissie of door de betrokken lidstaat kennis werd gegeven.

Artikel 8

Het totaalbedrag van de vastgestelde rechten, wordt krachtens de in artikel 2, lid 4, bedoelde correcties verhoogd of verlaagd. Deze correcties worden naar gelang van de datum waarop zij zijn aangebracht in de in artikel 6, lid 3, onder a) en b), genoemde boekhoudingen alsmede in de in artikel 6, lid 4, genoemde overzichten opgenomen.

Zij vormen het voorwerp van een bijzondere vermelding wanneer zij betrekking hebben op fraudes en onregelmatigheden waarvan de Commissie reeds in kennis is gesteld.

TITEL III

Terbeschikkingstelling van de eigen middelen

Artikel 9

  • 1. 
    Op de in artikel 10 aangegeven wijze boekt iedere lidstaat de eigen middelen op het credit van de rekening welke daartoe op naam van de Commissie bij zijn schatkist of bij het orgaan dat de lidstaat aanwijst, is geopend.

Deze rekening wordt zonder kosten bijgehouden.

  • 2. 
    De geboekte bedragen worden door de Commissie, omgerekend en in haar boekhouding opgenomen in euro, overeenkomstig Verordening (Euratom, EGKS, EG) nr. 3418/93 (12).

Artikel 10

  • 1. 
    Na aftrek van 10 % als inningskosten krachtens artikel 2, lid 3, van Besluit 94/728/EG, Euratom, geschiedt de boeking van de eigen middelen, bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a) en b), van dat besluit, uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht overeenkomstig artikel 2 van deze verordening is vastgesteld.

Voor de volgens artikel 6, lid 3, onder b), in een specifieke boekhouding opgenomen rechten moet de boeking echter uiterlijk geschieden op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de inning van de rechten.

  • 2. 
    Zo nodig kan de Commissie de lidstaten verzoeken de boeking van andere middelen van de BTW-middelen en de aanvullende middelen met een maand te vervroegen op basis van de gegevens waarover zij op de 15e van die maand beschikken.

Elke vervroegde boeking wordt in de maand volgende op de in lid 1 genoemde boeking geregulariseerd. Dit geschiedt in de vorm van een negatieve boeking voor eenzelfde bedrag als dat van de vervroegde boeking.

  • 3. 
    De BTW-middelen, de aanvullende middelen, met uitsluiting van een bedrag dat overeenstemt met de monetaire reserve van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), met de reserve met betrekking tot leningen en garanties van leningen en met de reserve voor noodhulp, en, in voorkomend geval, de financiële BNP-bijdragen, worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt voor één twaalfde van de uit dien hoofde uit de begroting voortvloeiende bedragen, omgerekend in nationale valuta's tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, serie C.

Voor de specifieke behoeften van de betaling van de uitgaven van het EOGFL, afdeling Garantie, kunnen de lidstaten, uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 1765/92 en afhankelijk van de kassituatie van de Gemeenschap, door de Commissie worden verzocht de boeking van één twaalfde of van een deel van één twaalfde van de in de begroting uit hoofde van de BTW-middelen en/of de aanvullende middelen opgenomen bedragen, met uitzondering van de eigen middelen die bestemd zijn voor de financiering van de monetaire reserve van het EOGFL, voor de reserve voor de garantie van leningen en voor de reserve voor noodhulp, in de loop van het eerste kwartaal van een begrotingsjaar met één of twee maanden te vervroegen.

Na het eerste kwartaal mag de gevraagde maandelijkse boeking niet meer zijn dan één twaalfde van de BTW- en BNP-middelen, steeds binnen de grenzen van de uit dien hoofde in de begroting opgenomen bedragen.

De Commissie stelt de lidstaten vooraf, uiterlijk twee weken vóór de gevraagde boeking, hiervan in kennis.

Het in de elfde alinea bepaalde betreffende de boeking in de maand januari van elk begrotingsjaar en de bepalingen van de twaalfde alinea die van toepassing zijn wanneer de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn van toepassing op de vervroegde boekingen.

De boeking in verband met de in artikel 6 van Besluit 94/728/EG, Euratom bedoelde monetaire EOGFL-reserve, de reserve met betrekking tot leningen en garanties van leningen en voor de reserve voor noodhulp, welke reserves bij Beschikking 94/729/EG zijn ingesteld, geschiedt op de eerste werkdag van de maand die volgt op die waarin de betrokken uitgaven ten laste van de begroting zijn gebracht en tot het bedrag van deze uitgaven, indien de toerekening aan de begroting vóór de 16e van de maand heeft plaatsgevonden. In de andere gevallen geschiedt de boeking op de eerste werkdag van de tweede maand na de toerekening aan de begroting.

In afwijking van artikel 6 van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (13), hierna „Financieel Reglement” genoemd, worden deze boekingen verantwoord in de rekening van het betrokken begrotingsjaar.

Indien de stand van de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar echter zodanig is, dat de boekingen in verband met de monetaire EOGFL-reserve en de reserve voor noodhulp niet nodig zijn om het evenwicht tussen de ontvangsten en de uitgaven van het begrotingsjaar te garanderen, ziet de Commissie af van deze boekingen of van een gedeelte van deze boekingen.

Iedere wijziging van het uniforme percentage voor de BTW-middelen, van de in artikel 5 van Besluit 94/728/EG, Euratom bedoelde correctie ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk en de financiering daarvan, alsmede van het percentage voor de aanvullende middelen of, in voorkomend geval, van de financiële BNP-bijdragen wordt gerechtvaardigd door de definitieve vaststelling van een gewijzigde of aanvullende begroting; de sedert het begin van het begrotingsjaar geboekte twaalfden worden dienovereenkomstig aangepast.

Deze aanpassingen geschieden bij de eerste boeking na de definitieve vaststelling van de gewijzigde of aanvullende begroting, indien deze vaststelling vóór de 16e van de maand plaatsvindt, en anders bij de tweede boeking na de voornoemde definitieve vaststelling. In afwijking van artikel 6 van het Financieel Reglement worden deze aanpassingen in de rekening van het begrotingsjaar van de hier bedoelde gewijzigde of aanvullende begroting verantwoord.

De twaalfden betreffende de boeking van de maand januari van elk begrotingsjaar worden berekend op basis van de in de ontwerp-begroting, zoals bedoeld in artikel 78, lid 3, van het EGKS-Verdrag, artikel 272, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 177, lid 3, van het EGA-Verdrag, opgenomen bedragen, de bedragen bestemd voor de financiering van de monetaire EOGFL-reserve daaronder niet begrepen, en in nationale valuta's omgerekend tegen de wisselkoersen van de eerste noteringsdag na 15 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar; deze bedragen worden bij de boeking van de volgende maand geregulariseerd.

Wanneer de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, boeken de lidstaten op de eerste werkdag van elke maand, met inbegrip van de maand januari, één twaalfde van de in de laatste definitief vastgestelde begroting uit hoofde van de BTW-middelen en de aanvullende middelen, behalve die bestemd voor de financiering van de monetaire EOGFL-reserve en, in voorkomend geval, van de financiële BNP-bijdragen opgenomen bedragen; de regularisatie geschiedt dan op de eerste vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting, indien deze vóór de 16e van de maand plaatsvindt, en anders op de tweede vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting.

  • 4. 
    Aan de hand van het in artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 bedoelde jaaroverzicht betreffende de grondslag van de BTW-middelen wordt iedere lidstaat gedebiteerd voor het bedrag dat uit de in dit overzicht opgenomen gegevens voortvloeit bij toepassing van het voor het voorafgaande begrotingsjaar bepaalde uniforme percentage, en gecrediteerd voor de twaalf boekingen die in de loop van dat begrotingsjaar zijn verricht. De grondslag van de BTW-middelen van een lidstaat waarop het voornoemde percentage wordt toegepast mag echter niet meer bedragen dan de percentages bepaald in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 94/728/EG, Euratom, zoals bedoeld in lid 7, eerste volzin, van het onderhavige artikel. De Commissie bepaalt het saldo en deelt het tijdig aan de lidstaten mede, zodat deze het op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, van deze verordening genoemde rekening kunnen boeken.
  • 5. 
    Vervolgens berekent de Commissie de aanpassingen van de financiële bijdragen, en wel zodanig dat, met inachtneming van de werkelijke opbrengst aan BTW-middelen, de oorspronkelijke verdeling in de begroting tussen deze laatste en de financiële BNP-bijdragen wordt hersteld. Voor het berekenen van deze aanpassingen worden de in lid 4 bedoelde saldi in euro omgerekend tegen de wisselkoersen van de eerste werkdag na de 15e november vóór de boekingen overeenkomstig lid 4. Op het bedrag van de saldi van de BTW-middelen wordt, voor iedere betrokken lidstaat, de verhouding tussen de volgens de begroting over te maken financiële bijdragen en de BTW-middelen toegepast. De resultaten van deze berekening worden door de Commissie medegedeeld aan de lidstaten die in het voorafgaande begrotingsjaar financiële BNP-bijdragen hebben geboekt, zodat zij deze op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op het credit of het debet van de in artikel 9, lid 1, genoemde rekening kunnen boeken.
  • 6. 
    Eventuele rectificaties van de grondslag van de BTW-middelen in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 geven, voor iedere betrokken lidstaat waarvan de grondslag, rekening gehouden met die rectificaties, niet meer dan de percentages bepaald in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 94/728/EG, Euratom bedraagt, aanleiding tot een aanpassing van het overeenkomstig lid 4 van het onderhavige artikel bepaalde saldo zoals hierna aangegeven:
 

tot en met 31 juli aangebrachte rectificaties in de zin van artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 geven aanleiding tot een globale aanpassing, welke op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, van de onderhavige verordening genoemde rekening dient te worden geboekt. In overeenstemming tussen de betrokken lidstaat en de Commissie kan evenwel vóór voornoemde datum een bijzondere aanpassing worden geboekt;

 

wanneer door de Commissie voor het rectificeren van de grondslag getroffen maatregelen in de zin van artikel 9, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 tot een aanpassing van de boekingen op de in artikel 9, lid 1, van de onderhavige verordening genoemde rekening leiden, vindt deze aanpassing plaats op de vervaldag welke de Commissie in het kader van de toepassing van die maatregelen heeft vastgesteld.

Wijzigingen van het BNP zoals bedoeld in lid 8 van dit artikel, geven ook aanleiding tot een aanpassing van het saldo van iedere lidstaat waarvan de grondslag, rekening gehouden met rectificaties, op de percentages bepaald in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 94/728/EG, Euratom wordt afgetopt. De krachtens de eerste alinea van dit lid tot de eerste werkdag van de maand december van elk jaar te verrichten aanpassingen van de BTW-saldi vormen voor de Commissie eveneens aanleiding nadere aanpassingen van de financiële BNP-bijdragen te bepalen. Bij de berekening van deze nadere aanpassingen dienen dezelfde wisselkoersen te worden aangehouden als die welke bij de oorspronkelijke berekening overeenkomstig lid 5 werden gebruikt.

De Commissie deelt de aanpassingen tijdig aan de lidstaten mede, zodat zij deze op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, van deze verordening genoemde rekening kunnen boeken.

In overeenstemming tussen de betrokken lidstaten en de Commissie kan evenwel op elk gewenst moment een bijzondere aanpassing worden geboekt.

  • 7. 
    Aan de hand van de op grond van artikel 3, lid 2, van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom door de lidstaten verstrekte cijfers betreffende de BNP-tegen-marktprijzen-grootheid en de elementen daarvan voor het voorgaande begrotingsjaar, wordt iedere lidstaat gedebiteerd voor het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van het voor het voorafgaande begrotingsjaar bepaalde percentage op het BNP, eventueel gewijzigd wegens het gebruik van de monetaire EOGFL-reserve, de reserve met betrekking tot leningen en garanties van leningen en de reserve voor noodhulp, en gecrediteerd voor de boekingen die in de loop van dat begrotingsjaar zijn verricht. De Commissie bepaalt het saldo en deelt het tijdig aan de lidstaten mede, zodat deze het op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, genoemde rekening kunnen boeken.
  • 8. 
    Eventuele wijzigingen die krachtens artikel 3, lid 2, van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom en behoudens artikel 6 van die richtlijn in het BNP van de voorafgaande begrotingsjaren worden aangebracht, geven voor iedere betrokken lidstaat aanleiding tot een aanpassing van het overeenskomstig lid 7 bepaalde saldo. Deze aanpassing komt tot stand onder de voorwaarden als bedoeld in lid 6, eerste aliena. De Commissie deelt de aanpassingen van de saldi aan de lidstaten mede, zodat zij deze op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, genoemde rekening kunnen boeken. Na 30 september ban het vierde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden eventuele wijzigingen van het BNP niet meer in aanmerking genomen, behalve op vóór het verstrijken van deze termijn hetzij door de Commissie, hetzij door de lidstaat ter kennis gebrachte punten.
  • 9. 
    De in de leden 4 tot en met 8 genoemde verrichtingen vormen wijzigingen van de ontvangsten van het begrotingsjaar waarin zij plaatsvinden.

Artikel 11

Elke te late boeking op de in artikel 9, lid 1, bedoelde rekening verplicht de betrokken lidstaat tot het betalen van rente tegen de op de vervaldag op de geldmarkt van deze lidstaat geldende rentevoet voor kortetermijnfinanciering, vermeerderd met twee punten. Deze rente wordt met 0,25 punt per maand vertraging verhoogd. De aldus verhoogde rente geldt voor de gehele periode van de vertraging.

TITEL IV

Beheer van de kasmiddelen

Artikel 12

  • 1. 
    De Commissie beschikt over de op het credit van de in artikel 9, lid 1, bedoelde rekeningen geboekte bedragen, voorzover dat nodig is ter dekking van haar behoeften aan kasmiddelen ingevolge de uitvoering van de begroting.
  • 2. 
    Indien de behoeften aan kasmiddelen groter zijn dan de activa van de rekeningen, kan de Commissie hogere bedragen opnemen dan het totaal van deze activa, voorzover kredieten op de begroting beschikbaar zijn en binnen de grenzen van de in de begroting geraamde eigen middelen. In dat geval stelt zij de lidstaten vooraf in kennis van de te verwachten overschrijdingen.
  • 3. 
    Uitsluitend in geval van wanbetaling met betrekking tot een lening aangegaan of gegarandeerd overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad, en wanneer de Commissie niet tijdig andere maatregelen, waarin wordt voorzien door de op deze leningen toepasselijke financiële regelingen, kan treffen om te zorgen voor de nakoming van de juridische verplichtingen van de Gemeenschap jegens de leninggevers, kan het bepaalde in de leden 2 en 4 voorlopig, onafhankelijk van de in lid 2 gestelde voorwaarden, toepassing vinden voor rentebetaling en aflossing van schulden van de Gemeenschap.
  • 4. 
    Het verschil tussen de totale activa en de behoeften aan kasmiddelen wordt over de lidstaten omgeslagen, zoveel mogelijk naar verhouding tot de op grond van de begroting geraamde ontvangsten van elk hunner.
  • 5. 
    De lidstaten of de door de lidstaten overeenkomstig artikel 9, lid 1, aangewezen organen zijn ertoe gehouden de betalingsopdrachten van de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen zeven werkdagen na ontvangst van de opdrachten uit te voeren en uiterlijk binnen zeven werkdagen na elke verrichting aan de Commissie een rekeningafschrift te doen toekomen.

Voor verrichtingen die op het middelenverkeer betrekking hebben zijn de lidstaten echter verplicht de opdrachten binnen de door de Commissie gestelde termijnen uit te voeren.

TITEL V

Voorschriften voor de toepassing van artikel 2, lid 7, van Besluit 88/376/EEG, Euratom

Artikel 13

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing voorzover tijdelijke afwijkingen als bedoeld in artikel 2, lid 7, van Besluit 88/376/EEG, Euratom noodzakelijk zijn.
  • 2. 
    Het BNP tegen marktprijzen wordt door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen berekend op basis van volgens het Europese stelsel van geïntegreerde economische rekeningen (ESER) opgestelde statistieken, welke voor iedere lidstaat betrekking hebben op het rekenkundige gemiddelde van de eerste drie jaren van de vijfjarige periode die voorafgaat aan het begrotingsjaar waarvoor artikel 2, lid 7, van Besluit 88/376/EEG, Euratom wordt toegepast. Geen rekening wordt gehouden met eventuele wijzigingen van de statistische gegevens die na de definitieve vaststelling van de begroting worden aangebracht.
  • 3. 
    Het BNP van elk referentiejaar wordt in euro vastgesteld aan de hand van de gemiddelde koers van de euro in het in aanmerking genomen jaar.
  • 4. 
    Zolang voor één of meer lidstaten afwijkingen als bedoeld in artikel 2, lid 7, van Besluit 88/376/EEG, Euratom gelden, bepaalt de Commissie, in haar voorontwerp van begroting, het met de financiële bijdragen van deze lidstaten overeenkomende percentage op grond van het aandeel van hun BNP in het totaal van de BNP's van de lidstaten, en stelt zij het bedrag vast van het met de BTW-middelen tegen het uniforme percentage en de financiële BNP-bijdragen te financieren deel van de begroting.

Deze gegevens worden in het kader van de begrotingsprocedure goedgekeurd.

Artikel 14

  • 1. 
    De definitie van het BNP tegen marktprijzen is die welke in de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom is opgenomen.
  • 2. 
    Het percentage van de financiële bijdragen BNP wordt berekend aan de hand van de op grond van artikel 3, lid 2, van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom verstrekte cijfers, behoudens artikel 6 van die richtlijn. Bij het ontbreken van deze cijfers gebruikt het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen de gegevens waarover het beschikt.

TITEL VI

Voorschriften voor de toepassing van artikel 7 van Besluit 94/728/EG, Euratom

Artikel 15

Voor de toepassing van artikel 7 van Besluit 94/728/EG, Euratom wordt het saldo van een begrotingsjaar gevormd door het verschil tussen:

 

de totale ontvangsten die uit hoofde van dat begrotingsjaar zijn geïnd

en

 

het bedrag van de uit de kredieten van dat begrotingsjaar verrichte betalingen, vermeerderd met het bedrag van de volgens artikel 7, lid 1, en lid 2, onder b), van het Financieel Reglement overgedragen kredieten van hetzelfde begrotingsjaar.

Dit verschil wordt verhoogd of verlaagd met, enerzijds, het nettobedrag voortvloeiende uit het vervallen van van vroegere begrotingsjaren overgedragen kredieten en, anderzijds, en in afwijking van artikel 5, lid 1, van het Financieel Reglement,

 

de overschrijdingen, als gevolg van veranderingen van de eurokoersen, bij het verrichten van betalingen uit de volgens artikel 7, lid 1, van het Financieel Reglement van het voorafgaande begrotingsjaar overgedragen niet-gesplitste kredieten,

alsmede

 

het saldo van de tijdens het begrotingsjaar behaalde koerswinsten en geleden koersverliezen.

Artikel 16

Vóór het einde van de maand oktober van elk begrotingsjaar stelt de Commissie, aan de hand van de gegevens waarover zij op dat tijdstip beschikt, een raming op van de ontvangsten aan eigen middelen van het gehele jaar.

Indien daarbij belangrijke verschillen ten opzichte van de oorspronkelijke ramingen naar voren komen, kunnen deze het voorwerp zijn van een nota van wijzigingen bij de ontwerpbegroting voor het volgende jaar of van een aanvullende en gewijzigde begroting voor het lopende jaar.

Bij de in artikel 10, leden 4 tot en met 8, bedoelde verrichtingen kan het bedrag van de ontvangsten dat in de begroting van het lopende jaar is vermeld, bij een gewijzigde begroting worden verhoogd of verlaagd met de bedragen die uit deze verrichtingen voortvloeien.

TITEL VII

Bepalingen betreffende de controle

Artikel 17

  • 1. 
    De lidstaten zijn verplicht alle nodige maatregelen te treffen opdat de bedragen van de overeenkomstig artikel 2 vastgestelde rechten ter beschikking van de Commissie worden gesteld op de in deze verordening vastgestelde wijze.
  • 2. 
    De lidstaten behoeven de bedragen van de vastgestelde rechten slechts dan niet ter beschikking van de Commissie te stellen, indien door overmacht geen inning heeft kunnen plaatsvinden. Bovendien is het de lidstaten in bijzondere gevallen toegestaan deze bedragen niet ter beschikking van de Commissie te stellen wanneer na een diepgaand onderzoek van alle relevante gegevens van het betrokken geval blijkt dat de inning om redenen onafhankelijk van hun wil definitief onmogelijk is. Deze gevallen moeten, voorzover de bedragen meer dan 10 000 euro belopen, worden vermeld in het in lid 3 bedoelde verslag, omgerekend in de nationale munteenheid tegen de wisselkoers van de eerste werkdag van oktober van het voorbije kalenderjaar; in dit verslag moeten de redenen worden vermeld waarom de lidstaat de betrokken bedragen niet ter beschikking heeft kunnen stellen. De Commissie beschikt over een termijn van zes maanden om, in voorkomend geval, haar opmerkingen aan de betrokken lidstaat te doen toekomen.
  • 3. 
    De lidstaten stellen door middel van een jaarverslag de Commissie in kennis van de resultaten van hun controles, alsmede van de algemene en principiële aspecten van de belangrijkste bij de toepassing van deze verordening gerezen problemen, vooral die welke aanleiding hebben gegeven tot geschillen. Dit verslag wordt vóór 30 april van het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar aan de Commissie toegezonden.

Het model van dit verslag, alsmede de naar behoren gemotiveerde wijzigingen ervan, worden door de Commissie opgesteld na raadpleging van het in artikel 20 bedoelde comité. In voorkomend geval worden passende termijnen voor de toepassing ervan vastgesteld.

Vóór 30 juni van het jaar dat volgt op het begrotingsjaar bedoeld in de eerste alinea, tweede volzin, legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor met een overzicht van de mededelingen van de lidstaten uit hoofde van dit artikel en artikel 6, lid 5.

Artikel 18

  • 1. 
    De lidstaten verrichten de verificaties en onderzoeken betreffende de vaststelling en de terbeschikkingstelling van de eigen middelen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a) en b), van Besluit 94/728/EG, Euratom. De Commissie oefent haar bevoegdheden uit overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
  • 2. 
    In het kader van lid 1:
 

a)

zijn de lidstaten verplicht op verzoek van de Commissie aanvullende controles te verrichten; in haar verzoek moet de Commissie aangeven waarom een aanvullende controle gerechtvaardigd is;

 

b)

betrekken de lidstaten de Commissie, op haar verzoek, bij de door hen verrichte controles.

De lidstaten nemen alle maatregelen waardoor deze controles kunnen worden vergemakkelijkt. Wanneer de Commissie bij deze controles wordt betrokken, houden de lidstaten de in artikel 3 bedoelde bewijsstukken te harer beschikking.

Teneinde de aanvullende controles zoveel mogelijk te beperken:

 

a)

kan de Commissie, in specifieke gevallen, om de toezending van bepaalde stukken verzoeken;

 

b)

dienen in het in artikel 6, lid 4, genoemde maandoverzicht van de boekhouding de bedragen welke zijn geboekt in verband met tijdens de hiervoor bedoelde controles aan het licht gekomen onregelmatigheden of vertragingen bij de vaststelling, boeking en terbeschikkingstelling van eigen middelen door middel van passende aantekeningen te worden geïdentificeerd.

  • 3. 
    Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 2, kan de Commissie zelf verificaties ter plaatse verrichten. De door de Commissie hiertoe gemachtigde functionarissen hebben, voorzover dit voor de correcte toepassing van deze verordening vereist is, toegang tot de in artikel 3 bedoelde bewijsstukken, en tot alle andere documenten die op deze bewijsstukken betrekking hebben. De Commissie stelt in een naar behoren gemotiveerde mededeling de lidstaten waar de verificatie zal plaatsvinden, daarvan tijdig in kennis. Functionarissen van de betrokken lidstaat kunnen aan deze verificaties deelnemen.
  • 4. 
    De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde controles laten onverlet:
 

a)

de controles die door de lidstaten worden uitgevoerd overeenkomstig hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen;

 

b)

de maatregelen genoemd in de artikelen 246, 247, 248 en 276 van het EG-Verdrag en de artikelen 160 A, 160 B, 160 C en 180 ter van het EGA-Verdrag;

 

c)

de controles welke worden georganiseerd op grond van artikel 279, onder c), van het EG-Verdrag en artikel 183, onder c), van het EGA-Verdrag.

  • 5. 
    De Commissie brengt om de drie jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van het controlestelsel.

Artikel 19

Samen met de betrokken lidstaat controleert de Commissie ieder jaar, met name in de in het kader van het BNP-beheerscomité gesignaleerde gevallen, of de toegezonden grootheden geen fouten vertonen. Indien het haar onmogelijk is op een andere wijze tot een realistische en billijke beoordeling te komen, kan zij in bijzondere gevallen ook inzake nemen in berekeningen en statistische grondslagen, met uitzondering van gegevens over specifieke natuurlijke of rechtspersonen. De Commissie dient de nationale bepalingen inzake geheimhouding van statistieken in acht te nemen.

TITEL VIII

Bepalingen betreffende het Raadgevende Comité voor de eigen middelen

Artikel 20

  • 1. 
    Er wordt een Raadgevend Comité voor de eigen middelen ingesteld, hierna „comité” genoemd.
  • 2. 
    Het comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie. Iedere lidstaat is in het comité met ten hoogste vijf ambtenaren vertegenwoordigd.

Het comité wordt door een vertegenwoordiger van de Commissie voorgezeten. De diensten van de Commissie dragen zorg voor het secretariaat van het comité.

  • 3. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 21

  • 1. 
    Het comité onderzoekt de aangelegenheden die door zijn voorzitter, uit eigen beweging of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat, aan de orde worden gesteld en betrekking hebben op de toepassing van deze verordening, met name op:
 

a)

de gegevens en mededelingen als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), de artikelen 6 en 7 en artikel 17, lid 3;

 

b)

de in artikel 17, lid 2, bedoelde gevallen van overmacht;

 

c)

de controles en onderzoeken als bedoeld in artikel 18, lid 2.

Voorts onderzoekt het comité de ramingen van de eigen middelen.

  • 2. 
    Op verzoek van zijn voorzitter brengt het comité binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit, zo nodig door middel van een stemming. Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

TITEL IX

Slotbepalingen

Artikel 22

Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar voornoemde verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de in de bijlage, deel A, opgenomen concordantietabel.

Artikel 23

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    GAMA
 

  • (2) 
    Advies uitgebracht op 18 januari 2000 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (5) 
    Zie de bijlage, deel B.
  • Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1026/1999 (PB L 126 van 20.5.1999, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).
  • Verordening (Euratom, EGKS, EG) nr. 3418/93 van de Commissie van 9 december 1993 houdende uitvoeringsvoorschriften betreffende een aantal bepalingen van het Financieel Reglement van 21 december 1977 (PB L 315 van 16.12.1993, blz. 1). Verordening gewijzigd bij Besluit 1999/537/EG, EGKS, Euratom (PB L 206 van 5.8.1999, blz. 24).
 

BIJLAGE

DEEL A

Concordantietabel

 

Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89

Onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1 bis

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 1 ter

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 4

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1 bis

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 2, onder a)

Artikel 6, lid 3, onder a)

Artikel 6, lid 2, onder b)

Artikel 6, lid 3, onder b)

Artikel 6, lid 2, onder c)

Artikel 6, lid 3, onder c)

Artikel 6, lid 2, onder d)

Artikel 6, lid 3, onder d)

Artikel 6, lid 3, onder a)

Artikel 6, lid 4, eerste alinea, onder a)

Artikel 6, lid 3, onder b), eerste alinea

Artikel 6, lid 4, eerste alinea, onder b)

Artikel 6, lid 3, onder b), tweede alinea

Artikel 6, lid 4, tweede alinea

Artikel 6, lid 4

Artikel 6, lid 5

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 17

Artikel 18, lid 1

Artikel 18, lid 1

Artikel 18, lid 2, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 18, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 18, lid 2, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 18, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 18, lid 2, tweede alinea

Artikel 18, lid 2, tweede alinea

Artikel 18, lid 2, derde alinea

Artikel 18, lid 2, derde alinea

Artikel 18, lid 3

Artikel 18, lid 3

Artikel 18, lid 4

Artikel 18, lid 4

Artikel 18, lid 5

Artikel 18, lid 5

Artikel 19

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 22

Artikel 23

Bijlage

DEEL B

Verordeningen welke Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 wijzigen

Verordening (Euratom, EG) nr. 3464/93 van de Raad (PB L 317 van 18.12.1993, blz. 1)

Verordening (EG, Euratom) nr. 2729/94 van de Raad (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 5)

Verordening (Euratom, EG) nr. 1355/96 van de Raad (PB L 175 van 13.7.1996, blz. 3)

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.