Verordening 2000/2007 - Uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de EU - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1763/1999 en (EG) nr. 6/2000
Publicatieblad Nr. L 240 van 23/09/2000 blz. 0001 - 0009
Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad
van 18 september 2000
tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1763/1999 en (EG) nr. 6/2000
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 133,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
-
(1)De Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 heeft besloten dat stabilisatie- en associatieovereenkomsten met de landen op de westelijke Balkan moeten worden voorafgegaan door asymmetrische handelsliberalisering.
-
(2)In zijn conclusies van 24 januari en 14 februari 2000 heeft de Raad de Commissie eveneens verzocht te onderzoeken hoe de handel met de Republiek Montenegro, binnen de Federale Republiek Joegoslavië, kan worden vergemakkelijkt.
-
(3)Krachtens Verordening (EG) nr. 6/2000 van de Raad van 17 december 1999 betreffende de invoer in de Gemeenschap van producten uit Bosnië-Herzegovina en Kroatië en de invoer van wijn uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en uit de Republiek Slovenië(1) zijn bepaalde industrieproducten binnen de grenzen van tariefplafonds van douanerechten vrijgesteld en gelden voor landbouwproducten beperkte concessies, waarvan vele in de vorm van een vrijstelling van douanerechten binnen de grenzen van tariefcontingenten. Verordening (EG) nr. 1763/1999 van de Raad van 29 juli 1999 inzake de regeling die van toepassing is op de invoer in de Gemeenschap van producten van oorsprong uit Albanië en tot wijziging, wat Albanië betreft, van Verordening (EG) nr. 2820/98 houdende toepassing, voor de periode van 1 juli 1999 tot en met 31 december 2001, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties(2) voorziet in een identieke regeling met dezelfde beperkingen.
-
(4)Het algemene niveau van de invoer uit de landen op de westelijke Balkan ligt zeer laag (onder de 0,6 % van de totale communautaire invoer). De verwachting is dat een grotere openstelling van de markt tot het proces van politieke en economische stabilisering in de regio zal bijdragen zonder dat dit nadelige gevolgen voor de Gemeenschap heeft.
-
(5)Het is derhalve dienstig de autonome handelspreferenties van de Gemeenschap verder te verbeteren door alle resterende tariefplafonds voor industrieproducten af te schaffen en de toegang tot de gemeenschappelijke markt voor landbouwproducten, waaronder verwerkte landbouwproducten en visserijproducten, verder te verbeteren.
-
(6)Deze maatregelen worden voorgesteld als onderdeel van het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie om tegemoet te komen aan de specifieke situatie op de westelijke Balkan. Zij zullen geen precedent vormen voor het communautaire handelsbeleid van de Gemeenschap met andere derde landen.
-
(7)Overeenkomstig het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, dat gebaseerd is op de Regionale Aanpak en de conclusies van de Raad van 29 april 1997, zijn aan de ontwikkeling van bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen op de westelijke Balkan bepaalde voorwaarden verbonden. De toekenning van autonome handelspreferenties is afhankelijk van de eerbiediging van democratische grondbeginselen en de rechten van de mens alsook de bereidheid van de betrokken landen om onderling economische betrekkingen te ontwikkelen. De toekenning van verbeterde autonome handelspreferenties aan landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, dient te worden gekoppeld aan hun bereidheid tot daadwerkelijke economische hervormingen en regionale samenwerking, met name door de totstandbrenging van vrijhandelzones in overeenstemming met de desbetreffende GATT/WTO-normen. Voorwaarde voor de toekenning van autonome handelspreferenties is dat de begunstigden een daadwerkelijke administratieve samenwerking met de Gemeenschap aangaan ter voorkoming van fraude.
-
(8)Handelspreferenties kunnen slechts worden toegekend aan landen of gebieden die een douaneadministratie hebben.
-
(9)Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Kosovo, dit laatste zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999 onder internationaal burgerlijk bestuur van de VN-missie in Kosovo (UNMIK), hierna "Kosovo" genoemd, voldoen aan deze voorwaarden en om ongelijke behandeling in de regio te vermijden, dienen aan al deze landen identieke handelspreferenties te worden toegekend.
-
(10)De Republiek Montenegro, binnen de Federale Republiek Joegoslavië beschikt niet over een afzonderlijke belastingadministratie. Het is derhalve niet mogelijk haar dezelfde preferenties toe te kennen. Er kunnen echter wel beperkte handelspreferenties worden toegekend voor bepaalde Montenegrijnse industrieproducten die niet elders in de Federale Republiek Joegoslavië worden vervaardigd, zonder daarbij afbreuk te doen aan het beginsel dat de Federale Republiek Joegoslavië van de handelspreferenties als geheel is uitgesloten, en met volledige inachtneming van Verordening (EG) nr. 1294/1999 van de Raad van 15 juni 1999 inzake de bevriezing van middelen en een verbod op investeringen ten aanzien van de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ) en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1295/98 en (EG) nr. 1607/98(3).
-
(11)De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is al verbonden met de Gemeenschap door een samenwerkingsovereenkomst die handelspreferenties omvat. De Gemeenschap en de lidstaten hebben onderhandelingen voor een stabilisatie- en associatieovereenkomst geopend. Daarom dient aan het land het equivalent van verbeterde autonome handelspreferenties overeenkomstig de onderhavige verordening, op afzonderlijke grondslag te worden toegekend, met uitzondering van concessies voor wijn.
-
(12)De onderhavige verordening dient te voorzien in concessies voor wijn zoals toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 6/2000, die eveneens van toepassing moeten zijn op Slovenië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, in afwachting van de sluiting van specifieke wijnovereenkomsten met deze landen. Aangezien deze concessies opnieuw in de vorm van een algemeen tariefcontingent worden toegekend, is het dienstig deze bepalingen in één en dezelfde verordening onder te brengen.
-
(13)Het is derhalve dienstig de verbeterde autonome handelspreferenties toe te kennen aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië en ook Kosovo, alsook beperkte en specifieke handelspreferenties toe te kennen voor bepaalde industrieproducten van oorsprong uit de Federale Republiek Joegoslavië.
-
(14)Voor de vaststelling van de oorsprong en voor de administratieve samenwerking moeten de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 2454/93 van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautaire douanewetboek(4) worden toegepast.
-
(15)Ter wille van de doelmatigheid en vereenvoudiging is het dienstig te bepalen dat de Commissie, na raadpleging van het Comité Douanewetboek en onverminderd de in deze verordening vastgelegde bijzondere procedures, alle noodzakelijke veranderingen en technische wijzigingen in deze verordening mag aanbrengen.
-
(16)De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(5).
-
(17)De vaststelling van de onderhavige maatregelen voor landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit de republieken Albanië, Bosnië-Herzegovina en Kroatië maakt de opneming van deze republieken in het communautaire stelsel van algemene tariefpreferenties overbodig. Het is derhalve dienstig deze republieken te schrappen van de lijst van begunstigden in Verordening (EG) nr. 2820/98 van de Raad van 21 december 1998 houdende toepassing voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties(6).
-
(18)Een nieuwe verordening die alle autonome handelspreferenties bevat zou de communautaire handelsregelingen met de landen die deelnemen aan en verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces doorzichtiger maken. Verordeningen (EG) nr. 6/2000 en (EG) nr. 1763/1999 dienen derhalve te worden ingetrokken.
-
(19)De onderhavige invoerregelingen moeten worden hernieuwd op basis van de door de Raad vastgestelde voorwaarden en in het licht van de ervaringen bij de toekenning ervan op grond van deze verordening. De duur van deze regelingen dient derhalve tot 31 december 2002 te worden beperkt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Preferentiële regelingen
-
1.Onverminderd de bijzondere bepalingen in de artikelen 3 en 4 gelden voor producten van oorsprong uit de republieken Albanië, Bosnië-Herzegovina en Kroatië alsook Kosovo, dit laatste zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999, andere dan die welke onder de posten 0102, 0201, 0202 en 1604 van de gecombineerde nomenclatuur vallen, bij invoer in de Gemeenschap geen kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking noch douanerechten en heffingen van gelijke werking.
-
2.Voor de invoer van wijn van oorsprong uit de Republiek Slovenië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gelden de in artikel 4 vastgestelde concessies.
-
3.Voor bepaalde industrieproducten van oorsprong uit de Federale Republiek Joegoslavië gelden de in artikel 5 vastgestelde concessies.
Artikel 2
Voorwaarden voor preferentiële regelingen
-
1.Het recht op de in artikel 1 vastgestelde preferentiële regelingen is afhankelijk van de volgende voorwaarden:
-
a)de bepalingen betreffende de oorsprong in titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 moeten in acht zijn genomen, en
-
b)de in dit artikel genoemde landen en gebieden stellen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening geen nieuwe douanerechten of heffingen van gelijke werking dan wel nieuwe kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking vast voor de invoer van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, verhogen de bestaande douanerechten of heffingen niet en voeren geen andere beperkingen in,
-
c)de begunstigden gaan over tot een daadwerkelijke administratieve samenwerking ter voorkoming van fraude.
-
2.Voor Albanië, Bosnië-Herzegovina en Kroatië is het recht op de in artikel 1 vastgestelde preferenties eveneens afhankelijk van de bereidheid van deze landen tot daadwerkelijke economische hervormingen en regionale samenwerking met andere landen die bij het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie betrokken zijn, met name door de totstandbrenging van vrijhandelzones in overeenstemming met artikel XXIV van de GATT-overeenkomst van 1994 en andere toepasselijke WTO-bepalingen.
Bij niet-naleving hiervan kan de Raad bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie passende maatregelen nemen.
Artikel 3
Beperkte concessies voor bepaalde textielproducten
-
1.Ten aanzien van de in bijlage III B bij Verordening (EG) nr. 517/94 vermelde textielproducten van oorsprong uit de in artikel 1, lid 1, genoemde landen of gebieden wordt de vrijstelling van douanerechten en heffingen van gelijke werking beperkt tot de bij Verordening (EG) nr. 517/94(7) vastgestelde jaarlijkse hoeveelheden van de Gemeenschap.
-
2.Voor wederinvoer na passieve veredeling, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3036/94(8) wordt wanneer producten van oorsprong uit de in artikel 1, lid 1, van de onderhavige verordening genoemde landen of gebieden zijn, de vrijstelling van douanerechten beperkt tot de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 517/94 vastgestelde jaarlijkse hoeveelheden van de Gemeenschap.
Artikel 4
Landbouwproducten - tariefcontingenten
-
1.Voor bepaalde visserijproducten van oorsprong uit Albanië, Bosnië-Herzegovina en Kroatië en voor wijn van oorsprong uit de in de artikelen 1, leden 1 en 2, genoemde landen en gebieden, beide opgenomen in bijlage I, worden de bij invoer in de Gemeenschap douanerechten geschorst gedurende de perioden, op het niveau en binnen de grenzen van de voor ieder product in genoemde bijlage vermelde communautaire tariefcontingenten.
-
2.De bij invoer van de in bijlage II vermelde producten van de categorie "baby beef" van oorsprong uit de in artikel 1, lid 1, genoemde landen en gebieden toepasselijke douanerechten bedragen 20 % van het ad valoremrecht en 20 % van het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde specifieke recht, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 10900 ton geslacht gewicht.
Het tariefcontingent van 10900 ton wordt als volgt over de begunstigde republieken verdeeld:
-
a)1500 ton geslacht gewicht voor producten van de categorie "baby beef" van oorsprong uit Bosnië-Herzegovina;
-
b)9400 ton geslacht gewicht voor producten van de categorie "baby beef" van oorsprong uit Kroatië.
Voor de invoer in de Gemeenschap van de in bijlage II omschreven producten van de categorie "baby beef" van oorsprong uit Albanië en Kosovo, gelden geen tariefconcessies.
Verzoeken om invoer binnen deze contingenten moeten vergezeld gaan van een door de bevoegde instanties van het land van uitvoer afgegeven certificaat van echtheid, waarin wordt verklaard dat de goederen van oorsprong zijn uit het betrokken land of gebied en aan de omschrijving in bijlage II voldoen. Dit certificaat wordt volgens de in artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1254/1999(9) vastgestelde procedure door de Commissie vastgesteld.
Artikel 5
Tariefcontingenten voor aluminiumproducten van oorsprong uit de Federale Republiek Joegoslavië
Van 1 januari tot en met 31 december van elk jaar is de invoer in de Gemeenschap van de in bijlage III vermelde aluminiumproducten van oorsprong uit de Federale Republiek Joegoslavië vrijgesteld van douanerechten overeenkomstig de in die bijlage genoemde communautaire tariefcontingenten.
Artikel 6
Toepassing van de tariefcontingenten voor "baby-beef"
Nadere regels voor de toepassing van de tariefcontingenten voor producten van de categorie "baby beef" worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1254/1999.
Artikel 7
Beheer van de tariefcontingenten
De in de artikelen 4, lid 1, en 5 bedoelde tariefcontingenten worden door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EG) nr. 2454/93.
De verbindingen die daartoe tussen de lidstaten en de Commissie bestaan, geschieden zoveel mogelijk door middel van een telematicaverbinding.
Artikel 8
Toegang tot de tariefcontingenten
Elke lidstaat draagt ervoor zorg dat de importeurs zolang het saldo van de betrokken contingenten zulks toelaat in gelijke mate en zonder onderbreking toegang tot de tariefcontingenten hebben.
Artikel 9
Verlening van bevoegdheden
De Commissie stelt volgens de in artikel 10, lid 2, bedoelde procedure de voor de toepassing van deze verordening noodzakelijke bepalingen, andere dan die bedoeld in artikel 6, vast, en met name:
-
a)wijzigingen en technische aanpassingen naar aanleiding van wijzigingen in de codes van de gecombineerde nomenclatuur en de Taric-onderverdelingen,
-
b)de nodige aanpassingen als gevolg van de sluiting van andere overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de in artikel 1 genoemde landen en gebieden.
Artikel 10
Beheerscomité
-
1.De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 247 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad(10) ingestelde Comité Douanewetboek, hierna "Comité" genoemd.
-
2.In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op een maand vastgesteld.
-
3.Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 11
Samenwerking
De lidstaten en de Commissie werken nauw samen om te verzekeren dat deze verordening, en met name artikel 12, lid 1, wordt nageleefd.
Artikel 12
Tijdelijke schorsing
-
1.Wanneer de Commissie oordeelt dat er voldoende bewijs is van fraude, of dat de landen en gebieden waarop deze verordening betrekking heeft, niet de vereiste administratieve medewerking verlenen voor de verificatie van het bewijs van oorsprong, dat hun uitvoer naar de Gemeenschap een scherpe stijging vertoont die hun normale productieniveau en uitvoercapaciteit overstijgt, of dat zij in artikel 2, lid 1, van deze verordening overtreden, kan zij maatregelen nemen om de bij deze verordening vastgestelde regelingen voor een periode van drie maanden geheel of ten dele te schorsen, mits zij vooraf:
-
a)het Comité heeft ingelicht;
-
b)de lidstaten ertoe heeft opgeroepen de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om de financiële belangen van de Gemeenschap veilig te stellen en/of de begunstigde landen en gebieden ertoe te brengen artikel 2, lid 1, na te leven;
-
c)in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een bericht heeft bekendgemaakt waarin wordt medegedeeld dat er gegronde twijfel bestaat over de toepassing van de preferentiële regelingen en/of de naleving van de bepalingen in artikel 2, lid 1, van deze verordening door het betrokken begunstigde land of gebied, waardoor twijfel wordt opgeroepen over het recht van dit land of gebied verder voor de voordelen van deze verordening in aanmerking te komen.
-
2.Een lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen tien dagen naar de Raad doorverwijzen. De Raad kan binnen dertig dagen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.
-
3.Aan het einde van de schorsingsperiode besluit de Commissie, na overleg met het Comité, de voorlopige schorsing te beëindigen of de schorsing overeenkomstig de procedure van lid 1 te verlengen.
Artikel 13
Wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98
In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 2820/98 worden de volgende woorden geschrapt: AL Albanië (1), BA Bosnië-Herzegovina (1) en HR Kroatië (1).
Artikel 14
Intrekkingen
Verordeningen (EG) nr. 1763/1999 en (EG) nr. 6/2000 worden ingetrokken.
Artikel 15
Aanvankelijke toepassing naar verhouding
-
1.In afwijking van artikel 7 gelden voor het eerste kalenderjaar dat deze verordening van toepassing is, de leden 2, 3 en 4 van dit artikel.
-
2.De omvang van de tariefcontingenten wordt berekend naar verhouding van de in de bijlagen I en III vermelde basishoeveelheden, rekening houdend met het gedeelte van de termijn dat voor de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, is verstreken.
-
3.De hoeveelheden die in het kader van de tariefcontingenten met volgnummers 09.1515 en en 09.1561 uit hoofde van de Verordeningen (EG) nr. 6/2000 respectievelijk (EG) nr. 1763/1999 zijn ingevoerd, worden van de dienovereenkomstige in bijlage I bij deze verordening vermelde tariefcontingenten afgeboekt.
-
4.De hoeveelheden die in het kader van de tariefcontingenten voor "baby-beef" op grond van artikel 5, lid 3, van en bijlage F bij Verordening (EG) nr. 6/2000 zijn ingevoerd, worden van de dienovereenkomstige in artikel 4, lid 2, van en bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde tariefcontingenten afgeboekt.
Artikel 16
Overgangsmaatregelen
-
1.De bij Verordening (EG) nr. 2820/98 ingestelde algemene tariefpreferenties worden toegepast op goederen van oorsprong uit Albanië, Bosnië-Herzegovina en Kroatië die vóór 1 januari 2001 in de Gemeenschap in het vrije verkeer zijn gebracht, op voorwaarde dat:
-
a)deze goederen door een koopcontract worden gedekt dat voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening is gesloten, en
-
b)ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt vastgesteld dat deze goederen het land van oorsprong voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening hebben verlaten.
-
2.De douaneautoriteiten kunnen aannemen dat aan de in lid 1, onder b), gestelde voorwaarde is voldaan indien hun een van de volgende documenten wordt voorgelegd:
-
a)bij vervoer over zee of de binnenwateren, het cognossement waaruit blijkt dat de goederen voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn geladen;
-
b)bij vervoer per spoor, de vrachtbrief die door de spoorwegen van het land van verzending voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening is aanvaard;
-
c)bij vervoer over de weg, het TIR-carnet (transport International routier) dat voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening door het douanekantoor van het land van oorsprong is afgegeven, of elk ander passend document dat voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening door de bevoegde douaneautoriteiten van het land van oorsprong is afgegeven;
-
d)bij vervoer door de lucht, de luchtvrachtbrief waaruit blijkt dat de vliegtuigmaatschappij de goederen voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening heeft ontvangen.
Artikel 17
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op haar inwerkingtreding tot en met 31 december 2002.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 september 2000.
Voor de Raad
De voorzitter
-
H.Védrine
-
(1)PB L 2 van 5.1.2000, blz. 1.
-
(2)PB L 211 van 11.8.1999, blz. 1.
-
(3)PB L 153 vam 19.6.1999, blz. 63, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1440/2000 van de Commissie (PB L 161 van 1.7.2000, blz. 68).
-
(4)PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1602/2000 (PB L 188 van 26.7.2000, blz. 1).
-
(5)PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
-
(6)PB L 357 van 30.12.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1763/1999.
-
(7)PB L 67 van 10.3.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2452/1999 van de Commissie (PB L 307 van 21.12.1999, blz. 14).
-
(8)PB L 322 van 15.12.1994, blz. 1.
-
(9)PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21.
-
(10)PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 955/1999 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 119 van 7.5.1999, blz. 1).
BIJLAGE I
betreffende de in artikel 4, lid 1, bedoelde tariefcontingenten
Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding "ex", wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE II
Omschrijving van de in artikel 4, lid 2, bedoelde "baby beef" producten
Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding "ex", wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE III
betreffende de in artikel 5 bedoelde jaarlijkse tariefcontingenten van toepassing voor bepaalde industrieproducten van oorsprong uit de Federale Republiek Joegoslavië
Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding "ex", wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.