Besluit 2001/51 - Programma in verband met de gemeenschappelijke strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001D0051

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001D0051

2001/51/EG: Beschikking van de Raad van 20 december 2000 betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005)

Publicatieblad Nr. L 017 van 19/01/2001 blz. 0022 - 0029

Beschikking van de Raad

van 20 december 2000

betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005)

(2001/51/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 13,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(4),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Het beginsel van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen is een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht en de richtlijnen en andere besluiten die zijn vastgesteld om dit beginsel na te leven hebben bij de verbetering van de positie van vrouwen een belangrijke rol gespeeld.
  • (2) 
    Uit de ervaringen met acties op communautair gebied is gebleken dat de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen een combinatie van maatregelen vereist, met name wetgeving en praktische actie, die zodanig zijn opgezet dat zij elkaar versterken. De ervaring heeft ook geleerd dat de inspanningen van de Gemeenschap op dit gebied moeten worden voortgezet door gendermainstreaming te combineren met specifieke acties. Bovendien heeft de ervaring het gewicht van de rol van de man om de gelijkheid van de geslachten te bereiken, aangetoond.
  • (3) 
    De nog bestaande structurele discriminatie op grond van geslacht, de dubbele - en vaak meervoudige - discriminatie van talrijke vrouwen, en de nog bestaande ongelijkheden tussen mannen en vrouwen rechtvaardigen de voortzetting en de uitbreiding van de communautaire maatregelen op dit gebied en het aanwenden van nieuwe methoden en een nieuwe aanpak.
  • (4) 
    Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie over het tussentijdse verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van het communautaire actieprogramma op middellange termijn inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen (1996-2000)(5) de Commissie opgeroepen een voorstel voor een vijfde actieprogramma in te dienen.
  • (5) 
    De Raad van de Europese Unie heeft in zijn conclusies van 22 oktober 1999 het belang beklemtoond van een nieuw actieprogramma ter bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen.
  • (6) 
    De vierde Wereldvrouwenconferentie, die op 15 september 1995 in Peking werd gehouden, heeft een verklaring en een actieprogramma aangenomen waarin de regeringen, de internationale gemeenschap en de civiele samenleving worden opgeroepen om strategische maatregelen te nemen ten einde de discriminatie van vrouwen op te heffen en de obstakels voor de gelijkheid van mannen en vrouwen uit de weg te ruimen. In het einddocument van de voortgangs- en evaluatievergadering die ter gelegenheid van de algemene vergadering van de Verenigde Naties van 5 tot en met 9 juni 2000 in New York (Peking + 5) is gehouden, worden de verklaring en het actieprogramma bevestigd en wordt het actieprogramma op een aantal terreinen uitgebreid. Tevens werd opnieuw bevestigd dat het actieprogramma volledig en snel moet worden uitgevoerd.
  • (7) 
    Alle lidstaten en kandidaat-lidstaten hebben het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) ondertekend en bekrachtigd.
  • (8) 
    De Europese Raad heeft tijdens de zittingen van 23 en 24 maart 2000 in Lissabon en van 19 en 20 juni 2000 te Santa Maria da Feira de Commissie en de lidstaten verzocht alle aspecten van gelijke kansen bij het werkgelegenheidsbeleid te bevorderen, bijvoorbeeld door het verminderen van de segregatie op de arbeidsmarkt en door de combinatie van werk en gezin te vergemakkelijken, met name door een nieuwe benchmark vast te stellen voor betere kinderopvang. De Europese Raad heeft tevens kwantitatieve doelstellingen bepaald, die er onder meer toe strekken de arbeidsparticipatie van vrouwen, die thans 51 % bedraagt, vóór 2010 tot 60 % te verhogen.
  • (9) 
    De Raad van de Europese Unie heeft in zijn resolutie van 29 juni 2000(6) het belang beklemtoond van een evenwichtige deelneming van mannen en vrouwen aan het beroeps- en gezinsleven.
  • (10) 
    De nieuwe communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen bestrijkt alle maatregelen van de Gemeenschap die er overeenkomstig artikel 3, lid 2, van het Verdrag toe strekken de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen. Deze beschikking verschaft de structuur voor de horizontale en coördinerende activiteiten die nodig zijn om voor samenhang te zorgen en om synergieën te ontwikkelen in het kader van de uitvoering van de raamstrategie.
  • (11) 
    Ter versterking van de meerwaarde van de communautaire actie moet de Commissie in samenwerking met de lidstaten in alle opzichten zorgen voor de samenhang en de complementariteit van de in het kader van deze beschikking uitgevoerde acties en van andere betrokken communautaire beleidsmaatregelen, instrumenten en acties, met name die welke betrekking hebben op een gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie, de sociale politiek, het Europees Sociaal Fonds, onderwijs, beroepsopleiding en jeugd.
  • (12) 
    De acties ter versterking van de capaciteit van de sleutelactoren die bij de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen betrokken zijn, moeten onder meer de uitwisseling omvatten van informatie, ervaringen en goede praktijken tussen de netwerken, met inbegrip van het netwerk van parlementaire commissies voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen van de lidstaten en van het Europees Parlement, alsmede van het netwerk van deskundigen van de Commissie. Er moet voorrang worden verleend aan de bevordering van synergie tussen de leden van de netwerken.
  • (13) 
    De Commissie en de lidstaten zullen zich beijveren om een duidelijke, eenvoudige en begrijpelijke taal te gebruiken in alle teksten, richtsnoeren en uitnodigingen tot het indienen van voorstellen die in het kader van dit programma worden bekendgemaakt.
  • (14) 
    Voor het welslagen van elke communautaire actie is het nodig dat de resultaten aan de doelstellingen worden getoetst en worden beoordeeld.
  • (15) 
    De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7).
  • (16) 
    De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-Overeenkomst) voorziet in ruimere samenwerking op sociaal gebied tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds, en de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die deelnemen aan de Europese Economische Ruimte (EVA/EER) anderzijds; dit programma moet worden opengesteld voor de kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europa-overeenkomsten, in de aanvullende protocollen en in de besluiten van de respectieve Associatieraden, voor Cyprus, Malta en Turkije, op basis van aanvullende kredieten overeenkomstig de met deze landen overeen te komen procedures.
  • (17) 
    Bij de uitvoering van dit programma zal in het bijzonder belang worden gehecht aan de werkzaamheden die worden verricht in andere internationale organisaties, met name in de Verenigde Naties, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de Internationale Arbeidsorganisatie en de Raad van Europa.
  • (18) 
    In deze beschikking is voor de volledige looptijd van het programma een referentiebedrag opgenomen, in de zin van punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(8), dat de in het Verdrag vastgelegde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet laat.
  • (19) 
    Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag, kunnen de doelstellingen van het overwogen optreden van de Gemeenschap, namelijk de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen, wegens, onder meer, de noodzaak van multilaterale partnerschappen, transnationale uitwisseling van informatie en verspreiding van goede praktijken in de gehele Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen zij derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Deze beschikking beperkt zich tot het vereiste minimum om deze doelstellingen te bereiken en gaat niet verder dan hiertoe nodig is,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Vaststelling van een programma

Deze beschikking stelt voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005 een communautair actieprogramma vast betreffende de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen, hierna "het programma" genoemd, dat ertoe strekt de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen, met name door bijstand en ondersteuning te verlenen aan de communautaire strategie.

Artikel 2

Beginselen

  • 1. 
    Het programma is een van de noodzakelijke instrumenten voor de uitvoering van de algehele communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen, die alle communautaire beleidsmaatregelen en acties gericht op de totstandbrenging van de gelijkheid van mannen en vrouwen omvat, waaronder beleidsmaatregelen inzake gendermainstreaming en specifieke acties gericht op vrouwen.
  • 2. 
    Het programma coördineert, ondersteunt en financiert de uitvoering van de horizontale activiteiten op de werkterreinen van de communautaire raamstrategie inzake gelijkheid van mannen en vrouwen. Het gaat hierbij om: economisch leven; gelijke deelname en vertegenwoordiging; sociale rechten; maatschappelijk leven; rolpatronen en stereotypen. Het beginsel van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in het uitbreidingsproces van de Unie alsook de man/vrouw-dimensie in de communautaire externe betrekkingen en het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid dienen een rol te spelen op alle werkterreinen van de raamstrategie.

Artikel 3

Doelstellingen

Met inachtneming van de in artikel 2 genoemde beginselen en rekening houdend, waar nodig, met de ontwikkelingen op wetgevingsgebied, heeft het programma de volgende doelstellingen:

  • a) 
    bevordering en verspreiding van waarden en praktijken die aan de gelijkheid van mannen en vrouwen ten grondslag liggen;
  • b) 
    verbetering van het begrip van kwesties die met de gelijkheid van mannen en vrouwen verband houden, met inbegrip van directe of indirecte discriminatie op grond van geslacht, waaronder meervoudige discriminatie van vrouwen, door onderzoek van de doeltreffendheid van de beleidsmaatregelen en praktijken middels voorafgaande analyse, controle van de uitvoering en beoordeling van de gevolgen;
  • c) 
    ontwikkeling van de capaciteit van actoren om de gelijkheid van mannen en vrouwen daadwerkelijk te bevorderen, in het bijzonder door het ondersteunen van de uitwisseling van informatie en goede praktijken en het oprichten van netwerken op communautair niveau.

Artikel 4

Communautaire acties

  • 1. 
    Met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde doelstellingen zullen de volgende acties in een transnationaal raam worden uitgevoerd:
  • a) 
    bewustmaking, in de eerste plaats door de beklemtoning van de communautaire dimensie van de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen en door het openbaar maken van de resultaten van het programma, met name door publicaties, campagnes en evenementen;
  • b) 
    analyse van factoren en beleidsmaatregelen in verband met de gelijkheid van mannen en vrouwen, waaronder de verzameling van statistieken, studies, gender-effectevaluatie, instrumenten en mechanismen, ontwikkeling van indicatoren en standaarden en doeltreffende verspreiding van resultaten. Dit zal ook het toezicht op de uitvoering en toepassing van het Gemeenschapsrecht inzake gelijkheid omvatten door de beoordeling van de wetgeving en de praktijken om het effect en de doeltreffendheid daarvan te bepalen;
  • c) 
    transnationale samenwerking tussen actoren, door de bevordering van de oprichting van netwerken en de uitwisseling van ervaringen op communautair niveau.
  • 2. 
    De bepalingen ter uitvoering van de in lid 1 bedoelde acties zijn opgenomen in de bijlage.

Artikel 5

Uitvoering van het programma en samenwerking met de lidstaten

  • 1. 
    De Commissie:
  • a) 
    zorgt voor de uitvoering van de onder dit programma vallende communautaire acties;
  • b) 
    wisselt geregeld van gedachten met de leden van het in artikel 7 bedoelde comité, met vertegenwoordigers van de sociale partners op Gemeenschapsvlak en niet-gouvernementele organisaties over de uitvoering van en het toezicht op het programma en over daarmee verband houdende beleidsoriëntaties. Daartoe stelt de Commissie dienstige informatie ter beschikking van de niet-gouvernementele organisaties en de sociale partners. De Commissie brengt het bij artikel 7 opgerichte comité op de hoogte van haar standpunten;
  • c) 
    bevordert het actieve partnerschap en de dialoog tussen alle bij het programma betrokken partners, onder meer ter aanmoediging van een geïntegreerde en gecoördineerde aanpak van de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen.
  • 2. 
    De Commissie neemt in samenwerking met de lidstaten de nodige maatregelen om:
  • a) 
    de deelname van alle betrokken partijen aan het programma te bevorderen;
  • b) 
    te zorgen voor de verspreiding van de resultaten van de in het bestek van dit programma uitgevoerde acties;
  • c) 
    begrijpelijke informatie te verstrekken en te zorgen voor de nodige publiciteit en toezicht ten aanzien van de door dit programma gesteunde acties.

Artikel 6

Uitvoeringsmaatregelen

  • 1. 
    De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen met betrekking tot de hieronder genoemde onderwerpen worden vastgesteld volgens de beheersprocedure van artikel 7, lid 2:
  • a) 
    de algemene richtsnoeren voor de uitvoering van het programma;
  • b) 
    het jaarlijkse werkprogramma voor de uitvoering van de acties van het programma;
  • c) 
    de door de Gemeenschap te leveren financiële steun;
  • d) 
    de jaarlijkse begroting en de verdeling van de middelen over de verschillende acties van het programma;
  • e) 
    de wijze waarop de door de Gemeenschap gesteunde acties worden geselecteerd, alsmede de door de Commissie voorgestelde ontwerplijst van acties die deze steun ontvangen;
  • f) 
    de criteria voor het uitoefenen van toezicht op en het evalueren van het programma, en in het bijzonder de kosteneffectiviteit, alsook de wijze waarop de resultaten worden verspreid.
  • 2. 
    De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen met betrekking tot alle overige onderwerpen worden vastgesteld volgens de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 7, lid 3.

Artikel 7

Comité

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité (hierna "het comité" te noemen).
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG genoemde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

  • 3. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
  • 4. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 8

Samenwerking met andere comités

Ter waarborging van de samenhang en complementariteit van dit programma met andere maatregelen als bedoeld in artikel 9, houdt de Commissie het comité regelmatig op de hoogte van andere communautaire acties die bijdragen aan de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen. Zo nodig zal de Commissie een regelmatige en gestructureerde samenwerking tot stand brengen tussen dit comité en de voor andere betrokken beleidsmaatregelen, instrumenten en acties ingestelde toezichthoudende comités.

Artikel 9

Samenhang en complementariteit

  • 1. 
    De Commissie draagt, in samenwerking met de lidstaten, zorg voor de algehele samenhang met de andere beleidsmaatregelen, instrumenten en acties van de Unie en de Gemeenschap, met name door de vaststelling van passende mechanismen en instrumenten, zoals gender-effectevaluatie, toezichtinstrumenten en benchmarking, voor de coördinatie van de activiteiten van dit programma met activiteiten die van bijzonder belang zijn voor de vooruitgang van vrouwen, met name op het gebied van onderzoek, werkgelegenheid, discriminatieverbod, armoedebestrijding en sociale uitsluiting, gezondheid, onderwijs, opleiding en jeugdzaken, cultuur, justitie en binnenlandse zaken en op het gebied van de uitbreiding en de externe betrekkingen van de Gemeenschap (met inbegrip van de externe communautaire acties op het gebied van mensenrechten).
  • 2. 
    De Commissie en de lidstaten dragen zorg voor de samenhang en complementariteit tussen de acties die uit hoofde van dit programma worden uitgevoerd en andere relevante acties van de Unie en de Gemeenschap, zoals die welke ondersteund worden door de programma's Daphne, STOP, Phare en Meda, het kaderprogramma voor onderzoek, het programma ter bestrijding van de sociale uitsluiting, de sociale agenda en door het actieprogramma ter bestrijding van discriminatie (2001-2006).

Dit programma moet rekening houden met de specifieke acties die gericht zijn op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van werkgelegenheid en werk die door de Gemeenschap kunnen worden uitgevoerd uit hoofde van de Structuurfondsen, het communautair initiatief EQUAL of in het kader van de maatregelen ter stimulering van de samenwerking met het oog op een versterking van de werkgelegenheidsstrategie.

  • 3. 
    De lidstaten bevorderen alle inspanningen en stellen alles in het werk om te zorgen voor samenhang en complementariteit tussen de activiteiten in het kader van dit programma en die op nationaal, gewestelijk en plaatselijk vlak.

Artikel 10

Deelname van de EVA/EER-landen, de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, Cyprus, Malta en Turkije

Dit programma staat open voor deelname van:

  • a) 
    de EVA/EER-landen overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de EER-Overeenkomst;
  • b) 
    de kandidaat-landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE's) overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europa-Overeenkomsten, in de aanvullende protocollen en in de besluiten van de respectieve Associatieraden;
  • c) 
    Cyprus, Malta en Turkije, op basis van aanvullende kredieten volgens met die landen overeen te komen procedures.

Artikel 11

Financiering

  • 1. 
    Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma voor de periode van 2001 tot en met 2005 beloopt 50 miljoen EUR.
  • 2. 
    De begrotingsautoriteit kent de jaarlijkse kredieten toe binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 12

Toezicht en beoordeling

  • 1. 
    De Commissie oefent, in samenwerking met het in artikel 7 bedoelde comité, regelmatig toezicht op het programma uit.
  • 2. 
    De Commissie evalueert het programma met de hulp van onafhankelijke deskundigen. Bij deze evaluatie worden de relevantie, de doeltreffendheid en de kosteneffectiviteit van de uitgevoerde acties beoordeeld ten aanzien van de in artikel 3 genoemde doelstellingen. Ook wordt het effect van het programma als geheel beoordeeld.

Deze evaluatie betreft tevens de complementariteit van de acties in het kader van dit programma en die welke worden uitgevoerd in het kader van andere communautaire beleidsmaatregelen, instrumenten en acties.

  • 3. 
    De Commissie legt het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's uiterlijk op 31 december 2003 een tussentijds beoordelingsverslag voor.
  • 4. 
    De Commissie legt het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's uiterlijk op 31 december 2006 een eindbeoordelingsverslag over de communautaire raamstrategie en het programma voor.
  • 5. 
    De in de leden 3 en 4 bedoelde beoordelingsverslagen geven telkens aan welk gedeelte van de fondsen ter beschikking is gesteld van, enerzijds, de Commissie, de lidstaten en overheidsinstanties en, anderzijds, de NGO's.

Artikel 13

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 december 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

É. Guigou

  • (1) 
    PB C 337 E van 28.11.2000, blz. 196.
  • (2) 
    Advies bekendgemaakt op 15 november 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Advies bekendgemaakt op 28 november 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (4) 
    Advies bekendgemaakt op 23 oktober 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (5) 
    PB C 279 van 1.10.1999, blz. 88.
  • (6) 
    PB C 218 van 31.7.2000, blz. 5.
  • (7) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
  • (8) 
    PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

BIJLAGE

  • I. 
    ACTIEGEBIEDEN

Met inachtneming van de in artikel 2 bedoelde beginselen kan het programma betrekking hebben op een of meer van de volgende werkterreinen, zulks binnen de grenzen van de bevoegdheden die het Verdrag de Gemeenschap verleent:

  • 1. 
    Economisch leven

Dit gebied betreft de nog resterende genderkloven op de arbeidsmarkt en de wijze waarop deze worden aangepakt. Het doel is de vergroting van de arbeidsparticipatie van vrouwen en de vermindering van de werkloosheid onder vrouwen, en de bevordering van een betere aansluiting tussen het beroeps- en het gezinsleven van mannen en vrouwen.

De thema's van de gendersegregatie op de arbeidsmarkt, met inbegrip van de verticale segregatie (het "glazen plafond"), en de loonverschillen tussen mannen en vrouwen, die vooral aan bod komen in de communautaire programma's welke in artikel 9, lid 2, worden bedoeld, kunnen door dit programma worden behandeld, voorzover het erom gaat tot een geïntegreerde benadering te komen van de verschillende gebieden waarop het programma betrekking heeft of voorzover het gaat om bepaalde soorten acties die niet worden gefinancierd door de genoemde programma's.

  • 2. 
    Gelijke deelname en vertegenwoordiging

Dit gebied betreft het gebrek aan deelname van vrouwen in besluitvormingsorganen. De acties houden verband met strategieën en instrumenten ter bevordering van de deelname van vrouwen aan de politieke, economische en sociale besluitvorming op alle niveaus, en omvatten tevens activiteiten op het gebied van externe betrekkingen en ontwikkelingssamenwerking (zoals de rol van vrouwen in en hun deelname aan internationale missies).

  • 3. 
    Sociale rechten

Er moet een effectieve gendermainstreaming worden toegepast op alle beleidsterreinen die van invloed zijn op het dagelijkse leven van vrouwen, zoals vervoer, gezondheidszorg en bestrijding van discriminatie op andere gronden. De acties worden gecoördineerd met die van het communautaire actieprogramma ter bestrijding van discriminatie, en andere relevante actieprogramma's. De acties beogen de verbetering van de toepassing van de communautaire wetgeving, met name inzake sociale bescherming en op het gebied van ouderschapsverlof, bescherming van het moederschap en arbeidstijd, alsmede het vinden van manieren om het beroepsleven en het gezinsleven gemakkelijker op elkaar te laten aansluiten, met name door een benchmark vast te stellen voor betere kinderopvang en bejaardenzorg.

  • 4. 
    Maatschappelijk leven

Dit gebied betreft de eerbiediging van de mensenrechten van vrouwen. De acties beogen de bevordering van de erkenning van de mensenrechten van vrouwen, de eerbiediging van de rechten in verband met gelijke kansen en de versterking van de bestrijding van gender-gerelateerd geweld en de handel in vrouwen.

  • 5. 
    Rolpatronen en stereotypen

Dit gebied betreft de stereotiepe beeldvorming van mannen en vrouwen en de noodzaak van de verandering van gedrag, attitudes, normen en waarden om rekening te houden met de evoluerende rol van mannen en vrouwen in de maatschappij. De acties hebben betrekking op gendermainstreaming, met name in de beleidsmaatregelen op het gebied van onderwijs, opleiding, cultuur, wetenschappen, media, jeugd en sport.

II. TOEGANG TOT HET PROGRAMMA

Dit programma is, onder de in deze bijlage uiteengezette voorwaarden en met inachtneming van de daarin bepaalde uitvoeringsregelingen, toegankelijk voor overheids- en privé-instanties die betrokken zijn bij de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen, in het bijzonder:

  • a) 
    de lidstaten;
  • b) 
    de plaatselijke en regionale autoriteiten;
  • c) 
    de instanties voor de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen;
  • d) 
    de sociale partners;
  • e) 
    de niet-gouvernementele organisaties;
  • f) 
    de universiteiten en andere onderzoekinstellingen;
  • g) 
    de nationale bureaus voor de statistiek;
  • h) 
    de media.

III. TYPES ACTIES

De volgende maatregelen kunnen door het programma worden gesteund in een transnationaal kader:

Deel 1 - Bewustmaking

  • 1. 
    De organisatie van conferenties, seminars en evenementen op Europees niveau.
  • 2. 
    De organisatie in de lidstaten en, overeenkomstig artikel 10, in de kandidaat-lidstaten, van een jaarlijks weerkerend, groot Europees evenement rond een prioritair thema van het programma.
  • 3. 
    De organisatie van Europese mediacampagnes en evenementen ter ondersteuning van de transnationale uitwisseling van informatie en de identificatie en verspreiding van goede praktijken, waaronder de toekenning van een jaarlijkse prijs aan bedrijven die succesvol zijn bij de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen en met het oog op de versterking van de zichtbaarheid van de genderkwesties.
  • 4. 
    De publicatie van materiaal ter verspreiding van de resultaten van het programma, waaronder het opzetten van een internetsite met voorbeelden van goede praktijken, een forum voor de uitwisseling van ideeën en een gegevensbank met potentiële partners voor transnationale uitwisselingsacties, alsook e-links met de bestaande relevante websites in de lidstaten.
  • 5. 
    De uitvoering van transnationale initiatieven, zoals vergaderingen, seminars, campagnes, enz., over jaarlijks goedgekeurde bijzondere thema's, na discussie met het comité van artikel 7. Het doel van deze activiteiten is de ondersteuning en de verbetering van de synergie tussen de nationale beleidsmaatregelen inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen en de ontwikkeling van een communautaire meerwaarde.
  • 6. 
    De organisatie van seminars en de verspreiding van informatie betreffende en ter ondersteuning van de toepassing van het Gemeenschapsrecht op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de behoeften en de eisen van de kandidaat-lidstaten.

Deel 2 - Analyse en evaluatie

  • 1. 
    De ontwikkeling en verspreiding van vergelijkbare statistieken, opgesplitst naar geslacht en, indien mogelijk, naar leeftijd, statistische series over de situatie van mannen en vrouwen op verschillende beleidsterreinen.
  • 2. 
    De ontwikkeling en verspreiding van methodologieën en indicatoren voor de evaluatie van de doeltreffendheid van beleidsmaatregelen en praktijken inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (benchmarking).
  • 3. 
    Er zal een analyse van de situatie van vrouwen op de arbeidsmarkt, de uitvoering van de gelijkheidswetgeving in de lidstaten, de invloed en het effect van de sociale bescherming en het belastingstelsel op mannen en vrouwen en de bevordering van vrouwen in het besluitvormingsproces worden uitgevoerd en de resultaten en de getrokken lessen zullen worden verspreid.
  • 4. 
    De verzameling, de evaluatie en de verspreiding van bijgewerkte informatie en ervaringen inzake succesvolle initiatieven, methoden en technieken in verband met vrouwen en de media, waaronder de bestrijding van stereotypen over de rol van mannen en vrouwen en de bevordering van de positieve en gediversifieerde beeldvorming van mannen en vrouwen in de media.
  • 5. 
    De publicatie van een jaarverslag over de gelijkheid van mannen en vrouwen in de Europese Unie, waaronder de geboekte vooruitgang bij het bereiken van de benchmarks en de evaluatie van de behaalde resultaten.
  • 6. 
    De uitvoering en de verspreiding van thematische studies op de doelgebieden, waarbij de overeenkomsten en de verschillen in de aanpak in de afzonderlijke lidstaten en tussen de lidstaten en de kandidaat-landen worden vergeleken.
  • 7. 
    Een uitvoerbaarheidsstudie waarbij de voorwaarden voor de instelling van een Europees genderinstituut worden geanalyseerd.

Bij de uitvoering van dit deel moet de Commissie met name zorg dragen voor de samenhang en complementariteit met de activiteiten die worden uitgevoerd door de andere diensten van de Commissie of door Europese agentschappen, met name de Europese Stichting tot verbetering van de arbeids- en levensomstandigheden en het Vijfde Kaderprogramma voor OTO van de Gemeenschap, alsmede het Cedefop.

Deel 3 - Capaciteitsopbouw

Om de capaciteiten en de doeltreffendheid van de bij de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen betrokken sleutelactoren te verbeteren kunnen de volgende maatregelen worden gesteund:

Transnationale uitwisselingsacties waarbij een ruime verscheidenheid aan actoren van ten minste drie lidstaten zijn betrokken, bestaande in de overdracht van informatie, ervaringen en goede praktijken. Deze activiteiten kunnen worden geleid door NGO's of sociale partners op Europees niveau en transnationale netwerken van regionale of lokale autoriteiten en van organisaties die de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen nastreven.

Deze activiteiten kunnen omvatten: vergelijking van de doeltreffendheid van processen, methoden en instrumenten in verband met de gekozen thema's, wederzijdse overdracht en toepassing van goede praktijken, uitwisselingen van personeel, gezamenlijke ontwikkeling van producten, processen, strategie en methodologie, aanpassing aan verschillende contexten van als goede praktijk geïdentificeerde methoden, instrumenten en processen, en/of verspreiding van resultaten, materiaal ter verhoging van het profiel en evenementen.

IV. METHODE VOOR HET INDIENEN VAN DE AANVRAGEN OM STEUN

Deel 1 De acties (2), (3) en (4) van dit deel zullen worden uitgevoerd na het houden van een openbare aanbesteding. De acties (5) en (6), die moeten worden uitgevoerd onder het gezag van de lidstaten of door de organen die voor gelijkberechtiging zijn, kunnen worden gesubsidieerd na de publicatie van tot de lidstaten gerichte beperkte oproepen tot het indienen van voorstellen.

Deel 2 Acties in het kader van dit deel zullen via de Commissie worden uitgevoerd, normaliter na het houden van aanbestedingen. Actie (1) zal worden uitgevoerd volgens de relevante procedures van Eurostat.

Deel 3 Deel 3 zal worden uitgevoerd na de publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen door de Commissie die de voorstellen zal onderzoeken. De acties kunnen worden uitgevoerd door NGO's of sociale partners op Europees niveau, transnationale netwerken van regionale of lokale autoriteiten of transnationale netwerken van organisaties die de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen nastreven.

  • V. 
    UITVOERING VAN DE ACTIES
  • 1. 
    De te ondernemen acties kunnen worden gefinancierd op basis van dienstverleningscontracten na aanbesteding of door subsidies voor gezamenlijke financiering uit andere bronnen. In het laatste geval bedraagt de financiële steun van de Commissie in de regel niet meer dan 80 % van de feitelijk door de ontvanger gedane uitgaven.
  • 2. 
    Bij de uitvoering van het programma kan de Commissie extra middelen nodig hebben, onder meer voor het inschakelen van deskundigen. Hierover wordt besloten in het kader van de continue beoordeling van de toewijzing van de middelen die de Commissie uitvoert.
  • 3. 
    Bij de uitvoering van het programma kan de Commissie een beroep doen op technische en/of administratieve bijstand, in het wederzijds belang van de Commissie en de begunstigden, in verband met identificatie, voorbereiding, management, monitoring, audit en controle.
  • 4. 
    De Commissie kan tevens activiteiten op het gebied van informatie, publicatie en verspreiding ontplooien. Ook kan zij evaluatiestudies verrichten en seminars, colloquia of andere bijeenkomsten van deskundigen organiseren.
  • 5. 
    De Commissie stelt jaarlijkse werkprogramma's op waarin de prioriteiten en de te ondernemen acties worden aangegeven. Ook staan hierin de regelingen en criteria voor de selectie en financiering van acties uit hoofde van dit programma vermeld. Daarbij wint de Commissie het advies in van het in artikel 7 genoemde comité.
  • 6. 
    Bij de ondernomen acties worden de beginselen inzake gegevensbescherming volledig geëerbiedigd.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.