Verordening 2001/257 - Maatregelen ter bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van Turkije

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001R0257

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001R0257

Verordening (EG) nr. 257/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 januari 2001 betreffende maatregelen ter bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van Turkije

Publicatieblad Nr. L 039 van 09/02/2001 blz. 0001 - 0004

Verordening (EG) nr. 257/2001 van het Europees Parlement en de Raad

van 22 januari 2001

betreffende maatregelen ter bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van Turkije

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 179,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije zijn in hoofdzaak gegrondvest op de Associatieovereenkomst van 12 september 1963(3) en op de besluiten van de daarbij ingestelde Associatieraad.
  • (2) 
    Turkije voert ingrijpende hervormingen door om zijn economische situatie te verbeteren, de overheidssector te herstructureren en efficiënter te maken, de economische en sociale infrastructuur te moderniseren en de productiesector te versterken.
  • (3) 
    De Europese Raad van Cardiff van 15 en 16 juni 1998 heeft te kennen gegeven de uitvoering van de Europese strategie voor Turkije van groot belang te achten en heeft de Commissie verzocht voorstellen te doen inzake onder meer de financiële aspecten.
  • (4) 
    Er bestaat een inkomensongelijkheid tussen de diverse provincies van Turkije, en overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Cardiff moet een oplossing worden gevonden voor deze situatie door de ontwikkeling van de regio's met een ontwikkelingsachterstand te bevorderen en de economische en sociale cohesie te versterken.
  • (5) 
    De conclusies van de Raad van 13 september 1999 verwijzen naar de financiële steun aan Turkije.
  • (6) 
    De Europese Raad van Helsinki van 10 en 11 december 1999 heeft verklaard dat Turkije een kandidaat-lidstaat is die tot de Unie kan toetreden op basis van dezelfde criteria als die welke voor andere kandidaat-lidstaten gelden.
  • (7) 
    Het bepaalde in deze verordening is gegrondvest op eerbiediging van de democratische beginselen, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, alsmede op de eerbiediging van het internationaal recht, hetgeen wezenlijke elementen zijn van het beleid van de Europese Unie en haar lidstaten, en op de in het kader van diverse hiermee verband houdende overeenkomsten aangegane verplichtingen.
  • (8) 
    De Gemeenschap hecht er groot belang aan dat Turkije overgaat tot bevordering en verbetering van de democratische praktijk en de eerbiediging van de fundamentele mensenrechten, en tot vergroting van de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de ontwikkeling van dit proces.
  • (9) 
    Het Europees Parlement heeft de volgende resoluties aangenomen: resolutie van 13 december 1995 over de mensenrechtensituatie in Turkije, resolutie van 17 september 1998 over de verslagen van de Commissie over de ontwikkeling van de betrekkingen met Turkije sinds de inwerkingtreding van de douane-unie, resolutie van 3 december 1998 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de verdere ontwikkeling van de betrekkingen met Turkije en de mededeling van de Commissie aan de Raad, getiteld "Europese strategie voor Turkije - Eerste operationele voorstellen van de Commissie", en resolutie van 6 oktober 1999 over de stand van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije met name betreffende het belang van de eerbiediging van de mensenrechten in Turkije voor de ontwikkeling van nauwe banden tussen dit land en de Europese Unie(4).
  • (10) 
    De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden die gelden voor de uitoefening van aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(5).
  • (11) 
    In deze verordening worden voor de gehele looptijd van het programma financiële middelen vastgesteld die voor de begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 33 van het interinstitutioneel akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 mei 1999(6).
  • (12) 
    De projecten en programma's die met deze financiële steun worden uitgevoerd moeten bijdragen tot de economische en sociale ontwikkeling van Turkije, de bescherming van de mensenrechten, de eerbiediging en bescherming van de bestaande minderheden, de hervorming van het Turkse ontwikkelingsbeleid en tot de herstructurering van het institutionele en juridische kader, teneinde deze beginselen te verzekeren.
  • (13) 
    De projecten en programma's die met deze financiële steun worden uitgevoerd moeten met name ten goede komen aan alle Turkse bevolkingsgroepen met een ontwikkelingsachterstand,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Gemeenschap levert een bijdrage aan de inspanningen die Turkije zich getroost in het kader van zijn economische en sociale ontwikkeling.

Artikel 2

De financiële middelen voor de uitvoering van dit programma voor het tijdvak 2000-2002 worden vastgesteld op 135 miljoen euro. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 3

  • 1. 
    Voor de samenwerkingsprojecten en -maatregelen komen niet alleen de Turkse staat en de regio's in aanmerking, maar ook plaatselijke autoriteiten, regionale organisaties, overheidsinstanties met inbegrip van de douanediensten, plaatselijke of traditionele gemeenschappen, organisaties voor steun aan het bedrijfsleven, coöperaties en het maatschappelijk middenveld in het bijzonder verenigingen, stichtingen en niet-gouvernementele organisaties.
  • 2. 
    Indien een essentieel element voor de voortzetting van deze steunmaatregelen voor Turkije ontbreekt, in het bijzonder in geval van schending van de democratische beginselen, de rechtsstaat, de mensenrechten, de fundamentele vrijheden alsmede het internationaal recht kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen tot passende maatregelen besluiten.
  • 3. 
    De Commissie deelt haar indicatieve programma mede aan het comité bedoeld in artikel 7 (MED-comité), alsmede aan de Gemengde Parlementaire Commissie en het Gemengd Economisch en Sociaal Comité EU-Turkije.

Artikel 4

  • 1. 
    De projecten en maatregelen voor ontwikkelingssamenwerking hebben betrekking op gebieden als:
  • a) 
    modernisering van het productiestelsel, verbetering van de institutionele capaciteit en de infrastructuur, met name op het gebied van het milieu, energie en vervoer, met uitzondering van de ontwikkeling van kernenergie, met name in aardbevingsgebieden;
  • b) 
    bevordering van de industriële samenwerking, met name door ondersteuning van de industriële diversiteit en de oprichting van kleine en middelgrote ondernemingen;
  • c) 
    samenwerking op het gebied van telecommunicatie, infrastructuur, plattelandsontwikkeling en sociale dienstverlening;
  • d) 
    versterking van de capaciteit van de Turkse economie, met name door maatregelen ter bevordering van de herstructurering van de openbare sector en het particulier initiatief;
  • e) 
    samenwerking op het gebied van de bescherming van de gezondheid;
  • f) 
    samenwerking met betrekking tot onderwijs en opleiding;
  • g) 
    regionale en grensoverschrijdende samenwerking;
  • h) 
    alle vormen van samenwerking die verdediging en bevordering beogen van de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten, de eerbiediging van minderheden en de bescherming en erkenning van hun culturele identiteit alsook steun voor initiatieven tot afschaffing van de doodstraf;
  • i) 
    alle vormen van samenwerking met het oog op de oplossing van het Koerdenvraagstuk;
  • j) 
    samenwerking ten aanzien van humanitaire vraagstukken;
  • k) 
    bevordering van de ontwikkeling van de sociale dialoog binnen Turkije en tussen Turkije en de Europese Unie;
  • l) 
    alle vormen van steun die de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije beogen;
  • m) 
    bevordering van de samenwerking tussen de overheidsdiensten van beide partijen met het oog op de harmonisatie van de wetgevingen en de opleiding van het personeel, ook in de douanediensten.
  • 2. 
    Waar passend kunnen maatregelen betreffende ondersteuning van programma's voor structurele aanpassing worden uitgevoerd met inachtneming van de volgende beginselen:
  • a) 
    de steunprogramma's zijn zoveel mogelijk aangepast aan de bijzondere situatie van Turkije en rekening houden met de economische en sociale omstandigheden;
  • b) 
    de steunprogramma's voorzien in maatregelen om eventuele negatieve maatschappelijke effecten en gevolgen voor de werkgelegenheid, met name voor minder bevoorrechte bevolkingsgroepen, te ondervangen;
  • c) 
    er wordt rekening gehouden met de economische situatie van Turkije, met name de onevenwichtige regionale economische situatie, de staatsschuld en de schuldenlast, de betalingsbalans en de deviezensituatie, de monetaire situatie, het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking en de werkloosheid.

Artikel 5

  • 1. 
    De financiële bijstand op grond van deze verordening wordt verleend in de vorm van niet-terugvorderbare steun.
  • 2. 
    De middelen die in het kader van de bij deze verordening bedoelde maatregelen kunnen worden ingezet zijn, binnen de grenzen die de begrotingsautoriteit tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure vaststelt, onder meer technische bijstand, opleiding of andere vormen van dienstverlening, leveringen en werkzaamheden; voorts worden audits verricht, alsmede evaluatie- en controlemissies.
  • 3. 
    Financiering door de Gemeenschap is mogelijk voor onder meer uitgaven voor investeringen, met uitzondering van de aankoop van onroerende goederen, en terugkerende kosten (onder meer administratie-, onderhouds- en exploitatiekosten), met dien verstande dat het project erop gericht moet zijn dat de begunstigden de terugkerende kosten zelf op zich kunnen nemen.
  • 4. 
    Voor alle samenwerkingsmaatregelen geldt dat de in artikel 3 genoemde partners een financiële bijdrage moeten leveren. Deze bijdrage is vereist met inachtneming van de mogelijkheden van de betrokken partners en afhankelijk van de aard van de maatregel. In specifieke gevallen kan, wanneer de partner een niet-gouvernementele organisatie of een op een gemeenschap gebaseerde Gemeenschap gevestigde organisatie is, een bijdrage in natura worden geleverd.
  • 5. 
    Mogelijkheden voor cofinanciering met andere kapitaalverschaffers, met name de lidstaten, kunnen worden onderzocht.
  • 6. 
    Maatregelen worden genomen om de communautaire aard van de op grond van deze verordening verleende bijstand tot uiting te doen komen.
  • 7. 
    Met het oog op coherentie en complementariteit, doelstellingen die in het Verdrag zijn neergelegd, en versterking van de effectiviteit van de maatregelen, kan de Commissie alle noodzakelijke coördinatiemaatregelen nemen, zoals met name:
  • a) 
    instelling van een mechanisme voor systematische uitwisseling en analyse van gegevens over de programmering van de uit te voeren maatregelen, de goedkeuring van de afzonderlijke maatregelen waarvan financiering door de Gemeenschap en de lidstaten wordt overwogen, en het verloop van de reeds goedgekeurde maatregelen;
  • b) 
    coördinatie op de plaats waar de maatregelen worden uitgevoerd door regelmatige bijeenkomsten en gegevensuitwisseling tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten, in het begunstigde land.
  • 8. 
    De Commissie kan in overleg met de lidstaten alle noodzakelijke initiatieven nemen om zorg te dragen voor goede coördinatie met de andere betrokken kapitaalverschaffers.

Artikel 6

  • 1. 
    De Commissie verricht onderzoek naar, neemt besluiten over en verzorgt het beheer van de bij deze verordening bedoelde maatregelen overeenkomstig de geldende budgettaire procedures, met name die welke zijn vastgesteld bij het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(7).
  • 2. 
    Bij de evaluatie van de projecten en programma's worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    doeltreffendheid en de economische haalbaarheid van de maatregelen;
  • b) 
    culturele en sociale aspecten, gendereffecten;
  • c) 
    het behoud en de bescherming van het milieu op basis van de beginselen van duurzame ontwikkeling;
  • d) 
    voor de verwezenlijking van de doelstelling van de maatregel vereiste institutionele ontwikkeling;
  • e) 
    ervaring opgedaan met soortgelijke maatregelen.
  • 3. 
    Besluiten inzake maatregelen waarvan de financiering op grond van deze verordening meer bedraagt dan 2 miljoen euro per maatregel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 7, lid 2.

De Commissie stelt het MED-comité in beknopte vorm op de hoogte van financieringsbesluiten die zij voornemens is te nemen inzake projecten en programma's waarvan de kosten 2 miljoen euro of minder bedragen. Deze inlichtingen worden verstrekt uiterlijk één week voordat het besluit genomen wordt.

De Commissie neemt maatregelen opdat kleine NGO's zonder winstoogmerk de steun gemakkelijker kunnen absorberen.

  • 4. 
    De Commissie mag, zonder het MED-comité om advies te vragen, haar goedkeuring verlenen aan aanvullende vastleggingskredieten ter dekking van kostenoverschrijdingen die ten aanzien van deze maatregelen hebben plaatsgevonden of worden verwacht, mits de overschrijding of de aanvullende financieringsbehoefte niet meer bedraagt dan 20 % van de bij het financieringsbesluit oorspronkelijk vastgelegde middelen.

Indien de in de eerste alinea bedoelde aanvullende kredieten minder bedragen dan 4 miljoen euro, wordt het MED-comité ingelicht over het door de Commissie genomen besluit. Bedragen de aanvullende kredieten meer dan 4 miljoen euro, doch minder dan 20 %, dan is het advies van het comité vereist.

  • 5. 
    In alle uit hoofde van deze verordening gesloten financieringsovereenkomsten wordt bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer ter plaatse controles kunnen verrichten volgens de gebruikelijke modaliteiten die de door de Commissie zijn vastgesteld overeenkomstig de geldende bepalingen, met name die van het Financieel Reglement.
  • 6. 
    Indien voor een maatregel een financieringsovereenkomst wordt gesloten tussen de Gemeenschap en Turkije, bepaalt deze overeenkomst dat de betaling van belastingen, rechten en heffingen niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.
  • 7. 
    De deelname aan aanbestedingen staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen uit de lidstaten en Turkije.
  • 8. 
    Leveringen zijn van oorsprong uit de lidstaten of uit Turkije.

Artikel 7

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het Comité dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1488/96, MED-Comité(8).
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de in de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op 3 maanden.

  • 3. 
    Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 8

Eenmaal per jaar vindt een gedachtewisseling plaats in het kader van een vergadering van het MED-comité, op basis van een presentatie door de vertegenwoordiger van de Commissie van het indicatieve programma voor de maatregelen die het daaropvolgende jaar zullen worden uitgevoerd.

Het Europees Parlement wordt in kennis gesteld van de voorstellen en van het resultaat van de discussies.

Artikel 9

De Commissie legt in de loop van het eerste trimester een jaarverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad. Daarin worden ten minste de volgende gegevens opgenomen:

  • a) 
    een gedetailleerd overzicht van de in de loop van het vorige begrotingsjaar gefinancierde acties;
  • b) 
    de indicatieve programmering voor het lopende begrotingsjaar en de stand van uitvoering van de hierin opgenomen acties;
  • c) 
    de vooruitzichten met betrekking tot de programmering en de te voeren acties voor het volgende begrotingsjaar;
  • d) 
    een samenvatting van de verrichte evaluaties, eventueel in samenhang met specifieke acties;
  • e) 
    informatie over de organisaties waarmee de akkoorden of contracten zijn gesloten.

Artikel 10

De Commissie verricht geregelde evaluaties van de door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen, teneinde vast te stellen of de doelstellingen van deze maatregelen zijn bereikt en richtsnoeren op te stellen voor verbetering van de doeltreffendheid van toekomstige maatregelen.

De Commissie verstrekt een overzicht van de verrichte evaluaties aan het MED-comité, dat deze desgewenst kan onderzoeken.

De evaluatierapporten worden desgevraagd aan de lidstaten ter beschikking gesteld.

Artikel 11

Zes maanden vóór de afloop van het driejarig financieringskader verstrekt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een algehele evaluatie van alle door de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening gefinancierde maatregelen, en doet zij voorstellen betreffende de verdere ontwikkeling met betrekking tot deze verordening, vergezeld van eventuele wijzigingsvoorstellen.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 januari 2001.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

  • N. 
    Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    Lindh
  • (1) 
    PB C 408 van 29.12.1998, blz. 18 en

PB C 311 E van 31.10.2000, blz. 125.

  • (2) 
    Advies van het Europees Parlement van 2 december 1999 (PB C 194 van 11.7.2000, blz. 48), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 13 juni 2000 (PB C 240 van 23.8.2000, blz. 25) en besluit van het Europees Parlement van 6 september 2000 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 28 december 2000.
  • (3) 
    PB 217 van 29.12.1964, blz. 1.
  • (4) 
    PB C 17 van 22.1.1996, blz. 46, PB C 313 van 12.10.1998, blz. 176, PB C 398 van 21.12.1998, blz. 57 en PB C 107 van 3.4.2000, blz. 78.
  • (5) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
  • (6) 
    PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.
  • (7) 
    PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2673/1999 (PB L 326 van 18.12.1999, blz. 1).
  • (8) 
    Verordening (EG) nr. 1488/96 van de Raad van 23 juli 1996 inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (MEDA) (PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 780/98 (PB L 113 van 15.4.1998, blz. 3).

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.